Twee
gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht
De
aanslag in de Nachtegaalstraat kent in 1947 nog een vervolg, dit keer op de
krijgsraad te Kortrijk.
Een
krantenartikel uit het archief “Loontjens” doet verslag
over de veroordeling van twee Wevelgemse collaborateurs :
“Krijgsraad te Kortrijk -
Twee gevreesde partisanenjagers uit Wevelgem staan terecht
Voor de Krijgsraad wordt
de ophefmakende zaak opgeroepen ten laste van Maurice Gheysen uit Wevelgem en André
Salembier, eveneens uit Wevelgem, twee gehate nazikerels en geduchte
bestrijders van de Weerstand.
Maurice Gheysen werd
leider van de Kabelwacht op 1 december 1941 te Wevelgem opgericht, die
sabotagedaden moest voorkomen.
Weinige tijd nadat de
Duitsers het vliegplein van Wevelgem hadden bezet stelde Gheysen zich volledig
ten dienst der Luftwaffe.
Hij wordt er verder van
beticht in het lokaal weekblad “De Waarheid” in september 1940 eene lijst te
hebben gepubliceerd met de namen der anglofielen uit Wevelgem, o.m. Maréchel
Marcel, vlashandelaar, Loontjens Arthur, gepensioneerde schoolopziener,
Vansteenkiste Abel, Defrancq, enz.
Verschillende dezer
personen werden door de Duitsers lastig gevallen. Vansteenkiste werd
veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf.
Gheysen verklikte
eveneens Grégoire Vuylsteke, Godelieve Denys, uit Wevelgem, en de heer
Vandenbroeke, politiecommissaris van Wevelgem, wier laksheid in het optreden
tegen sabotagedaden werd aangewreven.
Gheysen werd in 1941 lid
van het V.N.V. en dan De Vlag, hij was aanwerver voor de Algemene SS en de
Waffen SS; hij werd beschermlid van de Algemene SS en van het Veiligheidskorps
der De Vlag.
André Salembier
deserteerde op 28 mei 1940; hij trad toe tot de Kabelwacht, werd leider van het
V.N.V. te Wevelgem en propagandaleider van De Vlag; was beschermend lid van de
algemene SS; wierf voor de Zwarte Brigade, had nauwe betrekkingen met Duitse
officieren, nam zelfs deel aan razzia’s, kocht wapens en munitie op voor de
Gestapo.
Op 24 juni werd de
Gestapo Pille, op aanraden van de partisanenleider Vankeirsbilck gedood. De
daders van de aanslag waren Henri Denys, zijn zoon André, Oscar Vandamme en
Maurice Buyck uit Wevelgem. Gheysen en Salembier stelden alle pogingen in om de
daders te ontdekken.
Twee Duitsers neergekogeld.
Henri Denys,
suikerbakker, wonende Nachtegaalstraat, was rond 10.45 uur ’s avonds ten
zijnent bezig wapens gereed te maken om ze bij politieagent Michel
Descheemaecker te dragen, toen twee Duitsers zijn woning binnenvielen. Gheysen
die de Duitsers vergezeld had, had post gevat aan de voordeur. De Duitsers die
Henri Denys bedreigden, werden door de partisaan neergekogeld. Denys nam de
vlucht en dook onder. Het huis van Denys werd op 5 augustus 1944 door de
Duitsers met dynamiet opgeblazen.
Talrijke personen werden
na dit gebeuren aangehouden en moeilijkheden berokkend.
Beide beklaagden hebben
gans de duur der bezetting herhaaldelijk de weerstanders bestreden en partisanen
nagejaagd.
Gheysen verklaart een
dubbele rol gespeeld te hebben en een belangrijke uitvinding gedaan te hebben
op wapengebied, die hij niet aan Duitsers heeft overgemaakt.
De ondervraging
Tijdens de ondervraging
beweert Gheysen nimmer zijn volk noch zijn land te hebben willen verraden. Hij
verklaart vele personen die op het punt stonden verontrust te worden, tijdig op
de hoogte te hebben gebracht.
Salembier beweert dat hij
volstrekt niet heeft willen deserteren in mei 1940. Nooit zou hij iets te maken
hebben gehad met de zaak Denys, wel heeft hij getracht wapens te kopen, doch
hij heeft dit niet gedaan omdat ze te duur waren.
In verband met zijn
uitvinding zei Gheysen nog “Het is delikaat er in het openbaar over te
spreken”.
De debatten worden
zaterdag voortgezet met het getuigeverhoor (E.D.).”
Maurice
Gheysen wordt op 23 juni 1945 in hechtenis genomen en geïnterneerd te Kortrijk.
Op 20 mei 1947 veroordeelt de Krijgsraad te Kortrijk hem tot vijftien jaar
buitengewone hechtenis, uit hoofde van[1]:
“1° a) kwaadwillig,
vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 10 mei 1940 en 29 januari 1943;
b) wetens, vijandelijke
propaganda gevoerd, tussen 29 januari 1943 en 1 september 1944;
2° wapendracht tegen
België, tussen 10 mei 1940 en 8 mei 1945;
3° in 1941, in de loop
van 1943, in maart 1944, en in de nacht van 4 op 5 augustus 1944, met kwaad
opzet en wetens verschillende personen aan de vijand te hebben verklikt met de
verzwarende omstandigheid dat de aangifte voor enige personen een ongeneesbaar
blijkende ziekte[2]
tot gevolg heeft gehad …
… heeft hem veroordeeld,
solidair met een medeveroordeelde[3]
, te betalen aan Henri Denys, de som van tweehonderd vijftig duizend frank, aan
Emma Salembier, de som van tien duizend driehonderd frank, aan Denys André, de
som van zestien duizend honderd frank, aan Oscar Vandamme, de som van tien
duizend frank, voor alle met de gerechtelijk interesten en de kosten …”
Op
het ogenblik van de veroordeling zijn de ouders van Maurice Gheysen overleden.
Volgens het “Bulletijn van Inlichtingen” van juni 1947 is hij ongehuwd
en werkte hij voor eigen rekening als vlaskoper. Hij oefent al een tijdje zijn
beroep niet meer uit wegens vrijwillige “lediggang” en is niet
onbemiddeld wegens de nalatenschap van zijn ouders. Onroerende goederen moet
hij delen met verschillende broers en zusters.
Hij
gaat door als een geheimzinnig persoon en heeft geen grote neiging tot werken.
Moest
hij in vrijheid worden gesteld, zal hij waarschijnlijk, nog steeds volgens het
“Bulletijn”, naar het ouderlijk en geboortehuis terugkeren in de
Kortrijkstraat 19, op een kamer die hij vroeger betrok. In dit huis wonen ook
twee ongehuwde zusters die er een winkel uitbaten en met wie hij in onmin
leefde. De kans is groot dat hij, zonder werk, er opnieuw een kluizenaarsleven
zal herbeginnen. De enige kans op werk is bij zijn broer die vlashandelaar is.
Elders aan het werk gaan te Wevelgem zou zeker moeilijk zijn gezien hij
ongunstig aangeschreven staat bij de bevolking.
Een
ander interessant stuk uit zijn dossier is de “Uiteenzetting der feiten”
door de substituut opgesteld te Gent op 13 november 1950:
“Op
bevel der Duitsers werd te Wevelgem in december 1940 een gemeentelijke
kabelwacht gesticht ten einde de sabotage betreffende de kabels van het
vliegplein tegen te gaan. Veroordeelde GHEYSEN werd aangesteld als leider der
kabelwacht en bleef dit tot het einde der bezetting. Hij deed die wacht met
zeer veel ijver en initiatief om, zoals hij zegt: “de bevolking van
represailles wegens sabotage te vrijwaren, en de Duitsers te helpen ter
overwinning”. In zijn bureel hing de foto van Hitler. Hij beperkte zich niet
tot de kabelwacht, maar vatte de strijd aan tegen de saboteurs en de weerstand
te Wevelgem. Hij werd de schrik der bevolking en aanzien als gestapo. Zulks
blijkt voldoende uit onderstaande twee gevallen:
- Tegen
MARECHAL, LOONTJENS, DEFRANCQ en VANSTEENKISTE schreef hij in september
1940, hatelijke artikels in ’t lokale weekblad “De Waarheid”. Betrokken
personen waren hem bekend als anglofielen. Voor de publicatie vroeg hij de
toelating aan de Kreiskommandantuur te Kortrijk. MARECHAL en DEFRANCQ
werden in januari 1944 aangehouden, verdacht van clandestiene sluikhandel
te hebben verspreid. VANSTEENKISTE werd einde 1942 veroordeeld tot 4
maanden gevangenisstraf voor wapenbezit. LOONTJENS werd verschillende
malen lastig gevallen vanaf 1941, echter nooit aangehouden. De
moeilijkheden, veel later door deze personen opgelopen, kunnen niet als
rechtstreeks gevolg van deze verdachtmakingen aangezien worden, gezien de
tijdsomstandigheden. Veroordeelde bekende deze verdachtmakingen ten laste
van bovengenoemde vier personen.
- In
1941 vroeg veroordeelde aan BEKAERT inlichtingen over de gebroeders
SEYNHAEVE die door anderen verklikt waren, erbij voegende dat ze zouden
afgehaald worden. De SEYNHAEVE’s werden door landbouwer BEKAERT verwittigd
en zijn gaan vluchten.
Veroordeelde was lid van
het V.N.V. en de DeVlag, en propagandist voor de DeVlag. Hij was ook lid van de
Algemene SS in oktober 1941 en van dan af werd hij B.L.SS. Hij was tevens lid
van het Veiligheidskorps der DeVlag.
In 1941 zegde VUYLSTEKE
Grégoire, een zijner kabelwachters, dat hij zogezegd naar Engeland zou
oversteken. Veroordeelde verklikte hem bij de Duitsers. De broeder van
VUYLSTEKE werd aangehouden doch na een paar uren, de Duitsers hun vergissing
inziende, vrijgelaten. De betrokkene zelf werd door de Duitsers ondervraagd
maar met rust gelaten. Veroordeelde beweert die verklikking gedaan te hebben om
VUYLSTEKE last te berokkenen en de Duitsers te tonen hoe genegen hij hen was om
alzo verder hun vertrouwen te hebben.
Rond maart 1944 werd een
velo te Wevelgem gestolen ten nadele van CASIER Henri. DENYS Godelieve werd
verdacht den dief geherbergd te hebben en door de politie aangehouden.
Veroordeelde telefoneerde naar de feldgendarmerie, welke DENYS kwam onderhoren
en aanhielden. Na negen dagen werd ze vrijgelaten. Hij zou het onderhoor,
hetwelke afgenomen werd door de politie afgeluisterd hebben en gezien er sprake
was dat de velodief in het bezit was van een revolver, heeft hij de
feldgendarmerie te Menen tot tweemaal toe opgebeld.
In 1943 werd VANDENBROEKE
Gerard, politiecommissaris te Wevelgem, bij de Duitsers op het vliegplein
geroepen. Hij had te verantwoorden nopens zijn laksheid in het beletten van
sabotagedaden. Volgens de Duitse officier, dewelke hem onderhoorde, zou veroordeelde
hem beschuldigd hebben. De zaak had geen verdere gevolgen.
Op 24 juni 1944 werd te
Gullegem de fahnder PILLE Maurits neergekogeld door de weerstand (P.A.),
waaronder vader en zoon DENYS, VAN DAMME Oscar en BUYCK Maurice. Veroordeelde
heeft samen met SALEMBIER André, medeveroordeelde in zake, actief deelgenomen
aan het opzoeken van de daders. Veroordeelde bekent door de volksmond vernomen
te hebben dat de daders van Wevelgem waren en verder getracht te hebben onder
de bevolking te weten te komen wie bepaaldelijk de daders waren. Van de
feldgendarmerie wist hij dat een gekwetste dader van Wevelgem was (zoon DENYS
was gekwetst aan de wang door een kogel van PILLE). Van een SS-man uit Brussel
ontving hij een lijst vermeldende de namen van 10 personen dewelke uit
weerwraak dienden gefusilleerd te worden en wier adressen door hem zouden
dienen nagegaan. Hij stelde zich in betrekking met de feldgendarmerie van Menen
die zich onbevoegd verklaarde en die hem verzond naar oberleutnant HEYBER van
het vliegveld te Wevelgem.
Hij heeft samen met
SALEMBIER, politieagent DESCHEEMAECKER om inlichtingen gevraagd over de familie
DENYS, namelijk of deze voortvluchtig waren en of hij ze nog gezien had. In de
avond van 4 augustus 1944 werd GHEYSEN door oberleutnant HEYBER en een
obergefreiter aangesproken en vergezeld zogezegd voor een kabelwachtcontrole,
zo beweert hij. In de Nachtegaalstraat, alwaar nochtans geen kabels te bewaken
waren, zouden ze SALEMBIER ontmoet hebben en aangesproken. Ondertussen gingen
de Duitsers het huis van DENYS binnen en werden daar neergekogeld. Vader DENYS
beweert veroordeelde aan de deur gezien te hebben met een revolver in de hand.
GHEYSEN verwittigde een Duitse patrouille die het huis kwam omsingelen. Een der
daders van de aanslag, BUYCK Maurice was in het huis van DECOENE Polydoor
gevlucht. GHEYSEN had dit gezien en gaf er kennis van aan de Duitse patrouille.
De familie DECOENE werd uit hun woning gehaald en naar het huis DENYS geleid
waar ze tegen een muur moesten staan. Hierdoor deed DECOENE Medard een
longontsteking op, waardoor hij 2 jaar onder doktersbehandeling gesteld werd en
liep 3 maanden werkonbekwaamheid op. Ook vrouw en dochter DECOENE moesten onder
doktersbehandeling gesteld worden. De Duitsers samen met veroordeelde gingen
dan verder over tot verschillende aanhoudingen (7 personen werden verontrust,
waarvan 2 na 6 dagen werden vrijgelaten en de andere door geallieerde troepen
bevrijd werden te Beverlo).
Op 8 augustus 1944 heeft veroordeelde de G.F.P. opnieuw vergezeld om verschillende personen aan te houden, drie ervan werden na drie dagen vrijgelaten.”
Tijdens
zijn gevangenschap weigert Maurice Gheysen het valorisatieformulier te
ondertekenen waardoor zijn arbeid het karakter van schuldboete zou bekomen.
Hij
bekent zekere fouten bedreven te hebben maar beweert dat hij nooit iemand
vrijwillig verklikt had.
Maurice
Gheysen wordt onder voogdij voorwaardelijk in vrijheid gesteld op 23 juni 1951.
Even
terug naar het voorjaar van 1945.
In
Wevelgem, op dat ogenblik al een half jaar bevrijd zijn, de oorlog is officieel
nog niet ten einde, blijft Maurice Gheysen in het nieuws en wordt hij een
onderwerp van discussie in een pamflettenoorlog tussen de lokale politieke
partijen, de katholieken en de socialisten.
De
socialistische partij brengt beschuldigingen uit tegen het wettelijk
schepencollege van 1940 tot 31 augustus 1942, tegen de aanstelling van Gheysen
als hoofd van de kabelwacht en tegen de maatregelen getroffen om sabotagedaden
te verhinderen.
In
een bericht aan de bevolking verdedigt burgemeester Remi Wallays zich en heeft
hij het o.a. over kabelwachter “Beer Bakkers”, hij bedoelt Maurice
Gheysen.
Nadat
reeds tweemaal tijdens de bezetting, schrijft hij, een kabel was doorgesneden
en er ernstige bedreigingen vanwege de Duitse Overheid bestonden tegenover de
burgers van Wevelgem moest het schepencollege, op bevel der Duitsers de
Kabelwacht aanstellen. Beer Bakkers werd door het schepencollege
aangesteld in zitting van 26 november 1940. Beer Bakkers, nog steeds
aldus de burgemeester, was toen volstrekt niet de Gestapo-man die hij naderhand
geworden is, het schepencollege heeft dus met deze latere Gestapo-daden niets
te maken. In de gemeenteraadszitting die volgde op de aanstelling van Beer
Bakkers, werd er door de vertegenwoordigers van de socialistische partij
met geen woord van protest opgekomen tegen deze aanstelling. De socialisten
hadden toen niets te zeggen en zwegen, nu de Duitsers weg zijn is het
gemakkelijk om kritiek te leveren.
De
tweede partizanenjager uit Wevelgem, aldus het reeds vermelde
krantenartikel, is André Salembier, geboren te Wevelgem op 2 juni 1912 en er
wonende in de Kortrijkstraat 246.
De krijgsraad te
Kortrijk veroordeelt hem op 20 mei 1947 tot acht jaar gewone hechtenis, de
militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij
artikel 123sexies van het strafwetboek.
Ten gevolge van een
genadeverzoek dat hij indient op 16 oktober 1947, gesteund door een brief van
senator Remi Wallays uit Wevelgem, zet Substituut Maenhout de feiten uiteen en
de omstandigheden waarin deze hebben plaats gehad:
“Veroordeelde, gemobiliseerd
zijnde, tijdens de veldtocht van Mei 1940 heeft op 22.5.1940 de compagnie tot
dewelke hij behoorde en dewelke in aftocht was, te Kortrijk verlaten en heeft
zich alsdan huiswaarts begeven.
Veroordeelde is toegetreden
tot het V.N.V. in October 1941; hij werd aangesteld als propagandaleider voor
de afdeling Wevelgem en vervulde deze functie tot op einde 1942; datum zijner
toetreding tot de De Vlag.
Hij is eveneens lid geweest
van de DM/ZB van November 1942 tot April 1943 en heeft bewust uniform gedragen.
Hij is actief lid geweest
der De Vlag vanaf October-November 1942 tot aan de bevrijding; vanaf einde 1943
was hij dienstdoende en daarna effectief celleider. Hij was gekend als hevige
propagandist voor de De Vlag en wierf nieuwe leden aan; hij heeft nog
gecolporteerd met “Balming” en was geabonneerd op verscheidene onvaderlandse
dagbladen en tijdschriften. Veroordeelde werd gevreesd door zijn medeburgers en
aanzien als een element der gestapo. In December 1943 heeft hij te Schoten
wapenonderricht gehad en schietoefeningen gevolgd. In Mei 1944 is hij toegetreden
tot het Veiligheidskorps der De Vlag; hij heeft ook anderen er toe aangezet om
toe te treden tot bewuste formatie, onder meer Callewaert Georges.
Samen met zijn overste uit
de kabelwacht Gheysen Maurice, heeft veroordeelde medegeholpen met de Duitse
politiediensten in het opzoeken van de daders dewelke een actief deel genomen
hadden in het neerschieten te Gullegem op 24.6.1944 van den zivilfahnder Pille
Maurice van Moorsele. Deze werd neergeschoten door de P.A. mannen Denys Henri,
Denys André, Van Damme Oscar en Buyck Maurice.”
Substituut Maenhout
onderzoekt ook de weerlegging van de beschuldiging van verklikking in het
verzoekschrift van André Salembier. Salembier was niet aanwezig op het moment
van de aanslag en vernam het gebeurde pas de dag nadien. Dit werd zelfs
bevestigd door Maurice Gheysen op de krijgsraad. Het verslag van de Substituut:
“… Hij werd niet veroordeeld
wegens verklikking van de P.A. mannen dewelke Pille hadden neergeschoten, maar
wel om ter zake taken van werk en bewaking te hebben uitgevoerd dewelke normaal
op de vijandelijke legers zelf berustten, onder meer om verklaard te hebben dat
hij hielp zoeken naar de daders van bewusten aanslag daar een premie ten
bedrage van 500.000 Fr. uitgeloofd werd alsmede om inlichtingen gevraagd te
hebben aan de plaatselijke politie nopens het mogelijk verblijf van de
voortvluchtige daders.”
Op 27 februari 1948
komt senator Remi Wallays nogmaals tussen ten gunste van André Salembier. Een
jaar later, op 26 februari 1950, komt Salembier voorwaardelijk vrij onder
strenge voogdij met verbod zich met politiek in te laten en omgang te hebben
met andere vrijgestelden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten