Rollegem: oorlogsburgemeester Maurice Castelain en oorlogsschepen
Sylvain Versteele
De casus Rollegem
komt uitvoerig en grondig aan bod in de thesis van Ruben Mayeur waarnaar
verwezen wordt in de rubriek “Kortrijk”.
Rollegem gaat de
bezetting in onder leiding van landbouwer Maurice Everaert, geboren te Bellegem
op 24 december 1888 en overleden te Rollegem op 21 oktober 1963. Hij is
burgemeester sedert 1939 en wordt bijgestaan door eerste schepen Jozef
Vandeghinste, geboren te Rollegem op 15 oktober 1875 en er overleden op 13
november 1946, en tweede schepen Camille Vandaele, eveneens een landbouwer.
In het Belgisch
Staatsblad van 23 augustus verschijnt bij besluit van 20 augustus 1941 zowel
het ontslag, wegens de ouderdomsverordening, van Jozef Vandeghinste als de
aanduiding van zijn vervanger, aannemer-schrijnwerker Maurice Castelain,
geboren te Rollegem op 1 augustus 1909 en er overleden op 19 mei 1992.
Bij besluit van 23
januari 1942, verschenen in het B.S. van 6 februari 1942, wordt Everaert uit
zijn ambt van burgemeester ontzet. Dir besluit is als volgt gemotiveerd:
“Overwegende dat de heer
Everaert, M., burgemeester der gemeente Rollegem, met het oog op een
wederrechtelijke verhooging van de hem toe te wijzen vergoeding, een valsche
verklaring heeft afgelegd; dat hij, anderdeels, door de nalatigheid en den
onwil waarvan hij in de uitoefening van zijn ambt heeft laten blijken,
grootelijks aan zijn ambtsplichten is tekort gekomen;”
Maurice Castelain,
reeds aangeduid om schepen Vandeghinste te vervangen, klimt een trapje hoger op
de ladder en wordt bij besluit van 2 april 1942 (B.S. van 5 april 1942)
aangeduid om de functie van burgemeester waar te nemen.
De post van schepen
die door de “promotie” van Castelain opnieuw vacant komt, wordt na enige tijd
aangevuld door de aanduiding van onderwijzer op rust Sylvain Versteele, geboren
te Wingene op 16 mei 1894, bij besluit van 20 juni 1942 (B.S. van 21 juni
1942).
Camille Vandaele,
de enig overblijvende schepen van voor de oorlog, wordt zestig eind 1943 en
verdwijnt eveneens uit het college wegens de ouderdomsverordening. Hij wordt
niet meer vervangen gedurende het laatste bezettingsjaar.
Na de bevrijding
wordt Castelain geïnterneerd en veroordeeld door de Krijgsraad.
In de editie van 28
mei 1946 geeft het Kortrijksch Handelsblad verslag
van zijn proces voor de krijgsraad te Kortrijk op 18 mei 1946:
“Voor
den Krijgsraad van Kortrijk werd de zaak opgeroepen ten laste van Castelain
Maurice, geboren te Rollegem den 1 Augustus 1909, houtbewerker van beroep,
wonende Kerkstraat, 11, te Rollegem.
Castelain
wordt beticht verschillige personen te hebben verklikt, namelijk Albert
D’Hooghe, Georges Desceux en Cyrille Degroote, Vanassche en Dejans.
(…)
Meester
Dejaegere, uit Kortrijk, betoogt dat verdachte vóór den oorlog meubelmaker van
beroep was. Op een bepaald oogenblik valt hij zonder werk. Op de gemeente komt
intusschen een plaats van bediende open en verdachte ziet de kans zijn
kandidatuur te stellen, doch hij werd niet benoemd. Hij verneemt dat de nieuwe
bedienden moeten VNV-ers zijn en om een plaats te kunnen bemachtigen laat hij
zich VNV maken en blijft daarvan lid tot het einde 1942 en geeft dan zijn
ontslag.
In
het VNV heeft hij nooit een vooraanstaande funktie bekleed. Nooit heeft hij het
trouw-kenteeken gedragen …
In
1942 komt de plaats van burgemeester open … Hij werd bij den
arrondissementskommissaris Verkinderen geroepen en dit tot driemaal toe, tot
hij ten slotte, op aandringen, het burgemeesterschap aanvaardt. Hij heeft dit
aanvaard omwille van de vergoeding die er aan vast was. Op de 2600 inwoners der
gemeente zijn er slechts tien menschen die iets tegen hem hebben ingebracht.
Veel verplichte tewerkgestelden in Duitschland heeft hij geholpen; hij is in
betrekking gekomen met de weerstanders, die hij geholpen heeft.
Op
de gemeente heeft hij zeer veel goed gedaan, vooral op gebied van
rantsoeneering. Hij heeft zich ingespannen om tal van aardappelkontrakten bij
de landbouwers te ronselen voor zijn medeburgers; ieder gezin van Rollegem werd
bedacht met 120 kgr. tarwe tijdens de bezetting; veel vrijstellingen heeft hij
bekomen van de verplichte tewerkstelling voor Duitschland. Onpartijdig heeft
hij de gemeente bestuurd. Er werden op de gemeente niet veel vergaderingen
gehouden, doch deze heeft hij bijgewoond; met tegenzin heeft hij met dagbladen
gecolporteerd.
Bij
hem heeft men aangedrongen om lid te worden van de Zwarte Brigade en de
Vlaamsche Wacht; nooit heeft hij een uniform gedragen.
De
plakbrieven welke uitgehangen werden, betreffende het overmaken van neergekomen
vliegers, werd niet alleen in Rollegem, maar in alle gemeenten uitgehangen.
De
arrondissementskommissaris heeft hem laten weten, dat de officieele scholen
vrijaf hadden op den begrafenisdag van Staf Declercq. Op zijn algemeene houding
als burgemeester is er niet veel te zeggen: het is een persoon met een zeer
primaire ontwikkeling.
Daar
hij bij het begin van zijn burgemeesterschap niet over genoegzaam gezag
beschikte nam hij zijn toevlucht tot de Duitschers.
Hierna
weerlegt pleiter de verklikking der beide boerenwachters, die werden gestraft
omdat ze niet op hun post waren. Degroote kreeg in 1941 twee à driemaal per
week bezoek van de Duitschers en zelfs nog tweemaal per dag. Er was opgemerkt
geworden dat hij met pakken in zijn huis trok en daarop werd er een klacht
neergelegd wegens smokkelhandel door zijn medeburgers. Hij werd van de
Duitschers verdacht van smokkelhandel en hij heeft dan ook de Belgische
controlediensten gehad. Bij het volgend bezoek heeft Degroote de feldgendarmen
naar den burgemeester gezonden. Ze keerden terug om te zeggen dat den
burgemeester hem moest gerust laten.
Castelain
heeft tegen de feldgendarmen van Tourcoing klacht neergelegd te Kortrijk;
Castelain werd geroepen op de G.F.P. om over deze gebeurtenissen te spreken en
natuurlijk moest hij Degroote in het gedrang brengen.
Ten
slotte legt pleiter nogmaals nadruk op zijne algemeene gedragingen als
burgemeester van Rollegem en vraagt de straf te minimaliseeren.
De
oorlogsburgemeester werd veroordeeld tot 5 jaar gevang en levenslange
ontzegging van alle rechten.
De
Burgerlijke Partij bekomt voor den Staat de gevraagde schadevergoeding zijnde
100.000 fr.”
Substituut-Krijgsauditeur
Lebbe geeft op 4 juni 1946 de daden op die aanleiding gaven tot de
veroordeling:
“Castelain Maurice werd door
den Krijgsraad van Kortrijk op 18 mei 1946 tot 5 jaar gevangenis veroordeeld.
Hij was lid van het VNV, heeft pro-duitsche dagbladen gecolporteerd, is in
April 1942 burgemeester van Rollegem geworden. Heeft meermalen zijn nieuwe-orde
gedachten geuit. Bovendien heeft hij verschillende personen verklikt, namelijk
in Juni 1943: D’Hooghe Albert en Desmet Georges omdat ze zoogezegd dreigkaarten
toegestuurd hadden (zonder gevolg). In September 1943 Meester Degroote Cyriel,
dien hij bij de duitschers beschilderd heeft als anglofiel (zonder gevolg). In
1943 Dejaegere Dyon en Coussement Camiel twee boerenwachters die de wacht
verzuimd hadden (gevolg: 500,-Fr. boete). In 1943 Vancauwenberghe Jules dien
hij als werkweigeraar gesignaleerd heeft (zonder gevolg).”
Castelain komt
voorwaardelijk vrij onder voogdij op 5 september 1947.
Ook Sylvain
Versteele wordt geïnterneerd na de bevrijding. De Krijgsraad van
Kortrijk veroordeelt hem op 13 februari 1946 tot achttien maanden
gevangenisstraf om volgende redenen, aldus de Krijgsauditeur op 7 juni 1946:
“In 1942 is verdachte lid
geworden van het VNV. Werd in Juni 1942 benoemd tot schepen in Rollegem. Heeft
één maal gecolporteerd met Volk en Staat en één maal met de Nationaal
Socialist.”
Versteele komt vrij
op 27 februari 1946.