Posts tonen met het label Vandamme. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vandamme. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Boekvoorstelling en signeersessie op 4 december 2022


Met Geert Lecompte die het grootste deel van de research deed.

Met Griet Vanryckegem, schepen te Menen.


Op 4 december 2022 stelde ik tijdens een signeersessie  mijn boek "Verzet en collaboratie in de regio" voor in de oude raadzaal van Wevelgem.

Ik werd uitstekend en treffend ingeleid door een specialist in het vak, Philippe Haeyaert.

Mijn voorstelling luidde als volgt:

"Goede middag,

Welkom iedereen, familie, vrienden, ex-collega’s van de gemeenteraad, van de spoorweg, oud-klasgenoten, …

Ik zou willen beginnen met een dankwoord te richten aan:

·   Geert Lecompte, zonder wie dit boek er niet zou gekomen zijn, het kleinste hoekje van de diepste archieven ontsnapte niet aan zijn onderzoekersoog, hij bezorgde mij de duizenden documenten.

·     Marc en Benjamin Desmet van de uitgeverij MOA, die instonden voor de lay-out en de opmaak van het boek, de regie en de contacten met de drukker.

·     Het gemeentebestuur van wie ik deze oude raadzaal ter beschikking kreeg voor de voorstelling van mijn boek.

Deze plaats hier is belangrijk voor mij want hier ontstond de idee om het boek te schrijven. Ik herinner me nog goed de septembermaand in 2013 ter gelegenheid van de 25ste Open Monumentendag. 

Tijdens de receptie merkte iemand op dat er eigenlijk een foto ontbrak in het rijtje burgemeesters van Wevelgem, tussen Remi en Achiel Wallays: Michel Byttebier, oorlogsburgemeester van 1942 tot 1944, aangesteld in plaats van Remi Wallays, die opzij werd gezet door de bezetter. Zijn schepenen Gaston Gheysen, Jozef Masselis en Georges Busschaert bleven op post. Van toen af aan wilde ik zo veel mogelijk weten over de persoon Michel Byttebier.

Kwam daarbij dat mijn grootvader, langs moederszijde, Maurits Degroote, militair was op het Wevelgems vliegveld toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, en krijgsgevangene en inlichtings- en actieagent tijdens de bezetting. Na de oorlog werd hij aangeduid als adjunct-griffier en tolk bij het krijgsauditoraat te Kortrijk.

In 2018 kwam ik bij toeval in contact met Geert Lecompte. Bleek dat zijn grootvader, Carlos “Charles” Lecompte, weerstander was geweest tijdens WOII en tevens een politiek “nacht und nebel” gevangene.

Hoe grootvaders mensen kunnen samenbrengen.

Aan Carlos Lecompte heb ik een afzonderlijk hoofdstuk gewijd. Op 15 januari 1944 wordt hij samen met zijn neef Jules Bevernage opgepakt door de Geheime Feldpolizei onder verdenking clandestiene anti-Duitse vlugschriften verspreid te hebben, met name het sluikblad De Vlasser, waaraan een afzonderlijk hoofdstuk werd gewijd.

Tijdens het bombardement van 26 maart 1944 wordt de gevangenis te Kortrijk gedeeltelijk vernield en kunnen ze ontsnappen. Jules Bevernage blijft uit de handen van de Duitsers, echter niet Carlos Lecompte. Hij verblijft in verschillende gevangenissen en kampen en komt slechts thuis te Wevelgem op 23 juni 1945. In de Kortrijkstraat, waar hij woont, hangen de vlaggen uit.

Maar het boek start dus met de figuur Michel Byttebier.

In de jaren 20 is Michel Byttebier onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool in de Hoogstraat en is hij o.a. collega van Jan Cyriel Silverans, een toekomstig verzetsstrijder. Vooral tijdens en na de oorlog worden ze mekaars grootste vijand.

In het collectief geheugen van Wevelgem is de naam van Michel Byttebier onlosmakelijk verbonden met het vermeden bloedbad in de Nachtegaalstraat. De aanslag op twee Duitsers in de Nachtegaalstraat op 4 augustus 1944 had niets te maken met de aanslag op een Duits militair in de Moorselestraat, enkele maanden daarvoor, maar veel met het neerschieten van Maurice Pille, een Vlaamse gestapo, uit Moorsele.

De daders van de aanslag in de Nachtegaalstraat kunnen ontsnappen en de Duitsers dreigen de hele buurt te fusilleren.

Dankzij het krachtdadig optreden van Michel Byttebier ontsnappen de inwoners op het nippertje aan een ramp.

Als vergelding wordt de woning van de daders, de familie Denys, wel opgeblazen.

Als je goed toekijkt, zie je op de coverfoto van het boek, Oscar Vandamme, André en Valère Denys zitten op de puinen van hun ontplofte woning.

Vanaf het moment van zijn tussenkomst verwerft Michel Byttebier bijna eeuwig respect en het etiket van  “goede oorlogsburgemeester”, tot op heden zelfs, althans dat is mijn aanvoelen.

Na de oorlog wordt Michel Byttebier niettemin op verschillende plaatsen geïnterneerd en op 22 oktober 1945 door de krijgsraad te Kortrijk tot 3 jaar gevangenis en ontzetting uit zijn rechten veroordeeld. Na beroep wordt zijn straf herleid tot één jaar gevangenis. Hij komt diezelfde dag, 21 februari 1946, vrij.

In 1949 wordt hij hersteld in bepaalde rechten waarvan hij beroofd werd en in 1965 wordt hij in eer hersteld. Lang kan hij er niet van genieten, hij overlijdt hetzelfde jaar nog.

Het boek kent geen chronologisch verloop van de oorlog maar is onderverdeeld in rubrieken per deelgemeente, een goeie 60 Z-W-Vlaamse gemeenten van vóór de fusie in 1976, met uitgewerkte thema’s in de meeste gemeenten.

De grootste aandacht werd besteed aan Wevelgem, waar ik geboren ben en waar ik opgroeide als bakkerszoon, op de Wijnberghoek.

De Wijnberghoek is een van de drie parochies van Wevelgem met de Roeselarestraat (gedeeltelijk), Moorselestraat (gedeeltelijk), Wijnberg, Reutel- en Nachtegaalstraat als bijzonderste straten tijdens de bezetting.

De gebeurtenissen die er zich afspelen tijdens en na de oorlog komen zo in aanmerking voor het maken van een boeiende oorlogsdocumentaire of -film. Bijna alle mogelijke oorlogstoestanden zijn aanwezig: de reeds vermelde aanslag in de Nachtegaalstraat, inwoners die kiezen voor medewerking met de bezetter of kiezen voor het verzet en zowel een Engelsman als een Duitser die na de oorlog huwden met een Vlaams meisje, zich vestigden op de Wijnberghoek en als het ware buren werden. Hun relaas vind je in het boek.

Wie zich ook later vestigde in de Nachtegaalstraat was Frans Soenen, 20 jaar mijn politieke vader en medestander in de Wevelgemse gemeenteraad. Zijn vader, een bonder in hart en nieren, was tijdens de bezetting werkzaam op het arbeidsambt te Kortrijk en dat werd hem na de oorlog zwaar aangerekend, hij werd geïnterneerd.

Het eerste wat Frans doet, als hij in 1945 op het einde van het schooljaar gehuldigd wordt, is fier zijn zilveren medaille gaan tonen aan zijn vader die op dat ogenblik geïnterneerd is te Kortrijk.

Wat lezen we nog meer over Wevelgem?

Een Wevelgems gemeenteraadslid dat sneuvelt aan het oostfront. Pas in 1969 wordt zijn akte van overlijden ingeschreven, vermeldend dat hij overleden is in Rusland tussen 6 juni 1942 en 10 mei 1944 op een niet nader te bepalen plaats …

Het politie-, brandweer- en onderwijzerskorps en het gemeentepersoneel in Wevelgem krijgen een afzonderlijk hoofdstuk.

Een hoofdrol is weggelegd voor een aantal onderwijzers uit de Hoogstraat. Ik vermeldde al Jan Silverans, ook Maurice Vankeirsbilck was actief in het verzet. Na de oorlog kwamen ze in onverschil en in een slecht daglicht te staan. Ze meenden de plaats te moeten innemen van de rechterlijke macht en de politiemacht.

Twee onderwijzers die de kant van de bezetter kozen in 1942 mochten na de bevrijding niet hernemen en werden zwaar gestraft. In mijn boek spreek ik geen oordeel uit maar ik vind persoonlijk dat ze beiden te zwaar werden veroordeeld.

Op het gemeentehuis was Jules Dujardin secretaris vóór, tijdens en na de bezetting. Hij was gehuwd met de zuster van de echtgenote van Michel Byttebier. Na de oorlog werd zijn huis in de Lauwestraat beklad met hakenkruisen.

Onder de personeelsleden van toen heb ik het over o.a. het dossier van Denis Baert, die ik persoonlijk goed gekend heb en die actief was in het verzet, van toekomstig burgemeester Hector Duhamel, van architect Gaston Knockaert, die na de bevrijding aangehouden en geïnterneerd werd en ook van Gaston Herman, die later mijn klastitularis werd in het Sint-Pauluscollege.

Twee maal ter dood veroordeeld worden komt niet alle dagen voor. Toch heeft een Wevelgemnaar het meegemaakt, gelukkig voor hem werd de doodstraf twee maal omgezet in een andere straf, de eerste maal na WOI en de tweede maal na WOII.

Had onze plaatselijk nationale wielerheld en 3-voudig winnaar van Paris-Roubaix ook boter op het hoofd tijdens en na de oorlog? Hij ondervond in ieder geval moeilijkheden van verschillende aard en zat een tijd geïnterneerd in de Wikings te Kortrijk.

In het boek ook de nodige aandacht voor Marcel Laperre en Georgé Plets, die tragisch aan hun einde komen in de Duitse kampen en ook aandacht voor de verzetsstrijders die om het leven komen tijdens de bevrijdingsdagen.

Natuurlijk ging ik ook grondig een kijkje nemen in de andere deel- en buurgemeenten.

Jozef Ponseele bezorgde mij een getuigenis over zijn vader Marcel die in Gullegem burgemeester was vóór, tijdens en na de oorlog. Een grote uitzondering destijds in ons land.

In Moorsele komt oorlogsburgemeester Albert Herreman in de plaats van Oscar Pareit. Tot nog toe was Herreman enkel een voetnoot waard in de Moorseelse geschiedenis. Nu doet hij uit de doeken, in een brief vanuit de gevangenis, waarom hij het ambt van burgemeeester aanvaardde tijdens de oorlog.

Christine Vlaeminck bezorgde mij een eerlijke en pakkende getuigenis over haar vader, die na de oorlog opgepakt werd en levenslang vervallen werd verklaard van zijn burgerlijke en politieke rechten.

In 1950 wordt Adolf Vlaeminck hersteld in al zijn rechten.

In Lauwe blijft burgemeester Camiel Vandeplassche op post. Na de oorlog verschijnt hij voor de krijgsraad maar wordt vrijgesproken. Zijn eerste schepen Antoine Cosyns bleef ook op post. Was Cosyns werkelijk de verzetsstrijder voor wie hij doorging? Het antwoord vind je in het boek.

René Vandenbulcke aanvaardt op het einde van de bezetting de post van oorlogsschepen in Lauwe en dat komt hem duur te staan …

In Menen wordt burgemeester Armand Deweerdt vervangen door apotheker Aimé Maenhout en in Rekkem komt Joseph Poblome aan de macht.

Onderwijzer Camiel Mares wordt oorlogsburgemeester in Ledegem in vervanging van Pieter Denolf.

Het hoofdstuk over Gerard Ingelbeen, oorlogsburgemeester van Dadizele, heeft me een bijzonder goed gevoel bezorgd.

Zijn zoon, wijlen dokter Maurits Ingelbeen, kon het hoofdstuk vóór zijn overlijden in 2020, nog met veel interesse doornemen en gaf mij zijn volle goedkeuring.

Bissegem en oorlogsburgemeester Felix Laperre komen ook ruimschoots aan bod. Zijn schoonzonen Jozef Bachot en Joseph Vande Wiele waren zeker geen onbekenden in de wereld van de collaboratie.

Van Jan Dhaene ontving ik een getuigenis over zijn grootvader Alfons Ovaere, die oorlogsburgemeester was in Aalbeke.

We zetten een stapje naar de grote buur Kortrijk, waar Luciaan Ryckeboer oorlogsburgemeester wordt. Ryckeboer wordt aanvankelijk door de krijgsraad veroordeeld tot 8 jaar. In beroep wordt zijn celstraf verhoogd tot 12 jaar. In 1949 komt hij vrij en  in 1951 wijkt hij uit naar Bolivië.

Via professor emeritus Bruno Goddeeris kwam ik enkele jaren geleden in het bezit van een boekje “La perle du bagne”, “de parel van de gevangenis”, geschreven door kapelaan Edouard Froidure en dat handelt over Suzanne Van Durme, de tante van Bruno, de zuster van zijn moeder.

Haar tragisch verhaal, dat start in Kortrijk bij haar aanhouding, eindigt in het kamp Bergen-Belsen, waar ze laatst werd gezien. Bij de bevrijding treffen de Britten er massagraven aan en duizenden onbegraven lichamen …

Bij toeval botste ik ook op het dossier van de ouders van Hugo Claus. De internering van zijn vader en de brief van zijn moeder kon ik niet links laten liggen.

Op die manier kon ik tevens even verwijzen naar het “Verdriet van België”, één van mijn lievelingsboeken, met Louis Seynaeve als hoofdfiguur en Byttebier als zijn klasgenoot. Toeval bestaat niet.

Van de vele andere Z-W-VL gemeenten haal ik nog één rubriek aan, die betreffende Kaster, waar zich een drama afspeelt in de familie Algoet.

De ereburgemeester van Dilbeek heeft het drama van dichtbij meegemaakt en getuigt.

Om af te ronden kunnen we ons nog enkele vragen stellen.

Was het nodig om over dit onderwerp te schrijven en moest dat nu al?

Je hebt mensen die verkiezen die periode weg te cijferen en te verdringen en je hebt mensen die menen dat ook de kleine lokale geschiedenis recht heeft op een zo objectief mogelijke waarheid. Ik behoor tot die laatste categorie. Het werd tijd dat de mondelinge overlevering te boek werd gesteld.

Daarbij moet je geen tientallen jaren meer wachten. Ik voel dat de nieuwsgierigheid echt groot is, op een moment dat er nog veel mensen zijn die de oorlog, weliswaar op jonge leeftijd, hebben meegemaakt.

Het boek moet nog worden gelezen en nu al worden mij aanvullingen, verhalen en onderwerpen overgemaakt.

Had of heeft Michel Byttebier zijn plaats in de fotogalerij van de Wevelgemse burgemeesters?

Ook hier waarschijnlijk pro’s en contra’s.

In Anzegem, Deerlijk en Waregem was er wel plaats voor een foto van de oorlogsburgemeester in het rijtje van de burgemeesters.

Al die jaren had het Wevelgemse gemeentebestuur goede contacten met de familie Byttebier. Denken we maar aan de bedrijfsgebouwen Byttebier die de gemeente kon aankopen en aan de vele recepties en maaltijden die door de gemeente in de feestzaal Cortina in de Lauwestraat werden georganiseerd.

Wat denkt de familie Byttebier zelf en de bevolking?

In de gemeenteraad werd nog nooit het voorstel geformuleerd om de foto toe te voegen, noch door de meerderheid, noch door de oppositie.

Is de tijd misschien ondertussen rijp om het voorstel tot toevoeging alsnog te onderzoeken, vooral omdat de foto’s nu toch op een andere plaats zullen gehangen worden? Althans, dat hoop ik.

Beste geschiedenisliefhebbers, ik besluit. Vandaag is het 4 december, Sinte Barbara, patrones van o.a. de pompiers. 68 jaar geleden kwam ik, op een stormachtige zaterdagavond, ter wereld, een heel klein beetje ongelegen. Het was volop klaaskoekentijd en mijn moeder was die dag mijn vader nog aan het helpen in de bakkerij.

We gaan daar een op drinken!

Gezondheid en bedankt!"


Zeno Byttebier, zoon van oorlogsburgemeester Michel Byttebier, op 6 december 2022, enkele maanden vóór zijn overlijden, op 17 april 2023.


Wevelgem: gemeenteraadslid Remi Moerkerke sneuvelt aan het oostfront

 

Wevelgems gemeenteraadslid Remi Moerkerke sneuvelt aan het oostfront

 

Reeds vermeld gemeenteraadslid Remi Moerkerke is afwezig op de eerste gemeenteraad na de bevrijding. O.a. aan de hand van een paper opgesteld door Lionel Olieu tijdens zijn studies aan de universiteit van Gent[1], komen we de redenen van die afwezigheid te weten:

“De collaborateur in mijn familie, Remi Jeroom Moerkerke, mijn grootoom, is door de Krijgsraad van Kortrijk berecht bij verstek. In het verslag van de Krijgsraad komen maar liefst drie verschillende organisaties aan bod waar hij lid van was, zijnde het VNV, het NSKK en de Zwarte Brigade. In de interviews die ik had, vertelde men me dat hij lid was van het Vlaamsch Legioen. Remi Jeroom werd geboren op 5 juli 1908 in Wevelgem. Hij was de zoon van Mauritius Camillus Moerkerke en Maria Zenobia Olieu. Remi Jeroom was zelfstandig vlaswerker. Hij huwde op 14 februari 1931 met Germaine Marguerithe Vandamme in Wevelgem. Samen hadden ze een dochter. Hij overleed ergens tussen 15 januari 1943 en 31 december 1945. Hij werd pas dood verklaard in 1969 nadat hij voor een extreem lange tijd als vermist werd aangegeven.

Bij de collaborateurs in mijn familie was er geen materieel tekort. Ze hadden hun eigen zelfstandig vlasbedrijfje waarmee ze redelijk succes kenden. Ze behoorden tot de elite van Wevelgem. Wekelijks kwamen er mensen op bezoek bij mijn grootoom om discussies te voeren over het laatste nieuws en de politiek. Volgens zijn dochter waren dit hoogstwaarschijnlijk ook VNV’ers. Zelfs na de oorlog bleven diezelfde mensen wekelijks op bezoek komen om steun te bieden aan zijn vrouw, die na de oorlog achterbleef als weduwe. Velen van hen waren ook verbonden met het Vlaams Verbond van Oud-Oostfrontstrijders. In bijlage heb ik een foto gestopt van de familie Moerkerke-Duhamel. Hierop is duidelijk dat het niet gaat om een boerenfamilie in hun beste zondagse pak … Van de familie Moerkerke-Duhamel hebben maar liefst drie leden gecollaboreerd, waarvan twee zelfs over gingen tot militaire collaboratie.

Mijn grootoom was te jong om deel te nemen aan de Eerste Wereldoorlog, gezien hij geboren is in 1908. Zijn grootvader en vader maakten deze oorlog wel zeer actief mee. Zijn vader kwam in de oorlog in contact met de frontbeweging. In 1918 bracht hij zijn Vlaams-nationalistische ideeën mee naar huis. Dit zorgde ervoor dat de jonge Remi Jeroom de ideologie van zijn vader overnam. We kunnen het Activisme en de Frontbeweging niet over dezelfde kam scheren, maar het is geen geheim dat er in de frontbeweging ook individuen zaten die geneigd waren naar het rechts nationalisme. Het is mijn hypothese dat de participatie in Wereldoorlog I een mogelijke basis zou geweest zijn voor collaboratie in de Tweede Wereldoorlog. In het geval van mijn familie wordt dit min of meer bevestigd.

Mijn grootoom vertrok naar het Oostfront toen hij reeds 34 jaar was. Om op die leeftijd het besluit te nemen om naar het Oostfront te gaan, houdt in dat het hoogstwaarschijnlijk geen uiting is van jeugdige passie of een zoektocht naar avontuur. We zullen het nooit met perfecte zekerheid kunnen achterhalen, maar volgens de overlevende familieleden was mijn grootoom, Remi Jeroom Moerkerke, een overtuigde flamingant. Dit kan een reden geweest zijn voor zijn vertrek naar het Oostfront. Misschien geloofde hij dat de Duitse autoriteiten na de oorlog een onafhankelijk Vlaanderen zouden schenken als dankbaarheid.

Op 23 juni 1932 kreeg Remi Jeroom zijn eerste en enige dochter, Ida Godelieve Moerkerke. Ik had meerdere gesprekken met deze vrouw om mijn paper tot stand te brengen.

Toen ik mijn interview afnam met de dochter van Remi Jeroom vertelde ze me veel verschillende verhalen waarin zijzelf slachtoffer werd van epuratie. Het gaat hier om een kind dat slechts acht jaar oud was toen de oorlog begon en dus onmogelijk deel kon geweest zijn van de collaboratie, een kind dat zich verlaten voelde door haar vader en hem dat 75 jaar later nog steeds kwalijk neemt … Uit angst voor straatrepressie en om haar dochter te beschermen heeft de weduwe van Remi Jeroom al zijn persoonlijke spullen en brieven naar huis verbrand. Op die manier had de politie geen enkel bewijsmateriaal tegen haar en kon ze niet verantwoordelijk gesteld worden voor zijn daden. In de beginfase van de juridische repressie waren de  straffen bovenmatig zwaar. Sommigen werd de doodstraf opgelegd. Na verloop van tijd milderde zo’n straf vaak tot 20 jaar gevangenis om uiteindelijk neer te komen op vijf jaar. Remi Jeroom werd in 1946 veroordeeld tot een buitengewone hechtenis van vijftien jaar.”

Remi Moerkerke en Germaine Vandamme in 1941(foto: privé archief Franki Olieu)

Zijn akte van overlijden wordt in 1969 (Akte 19 overlijdens) ingeschreven[2]:

“De Rechtbank van 1e aanleg van het arrondissement Kortrijk, 1e kamer met drie rechters zitting houdende in burgerlijke zaken zegt voor recht dat Moerkerke Remi Jerome, geboren in Wevelgem op 5 juni 1908, … vroeger vlashandelaar, laatst gehuisvest te Wevelgem, Moorselestraat 97, overleden is in Rusland tussen 6 juni 1942 en 10 mei 1944 op een niet nader te bepalen plaats (zitting 6/12/1968).”

 

Volgens “Vlamingen in uniform 1940-1945[3](vanaf pagina 66) moet het overlijden van Remi Moerkerke (enkel de familienaam wordt vermeld) te situeren zijn op of kort na 15 januari 1943:

“15.1.43 ’s Morgens verschijnen Russische tanks van uit het Westen, dus uit richting Rossosch-stad. Het vliegveld werd omsingeld. De Stuka’s vallen ononderbroken de T 34-ers aan (een veertigtal tanks met opgezeten infanterie). Door deze onverwachte Russische doorbraak geraakten tientallen in gevangenschap. Men schat het aantal Vlamingen op dat ogenblik te Rossosch op ongeveer een 50-tal. Van de vermisten ontving men nadien nooit enig levensteken. Sneuvelden zij of kwamen ze in gevangenschap om? Groot vraagteken. Tal van Vlamingen konden ontkomen en vluchtten te voet met achterlating van al hun materieel. Enkelen te Rossosch zagen nog een kans en namen hun wagen mede, vol geladen met gekwesten en dode kameraden. Terugtocht te voet met andere troependelen, richting Charkow. Een deel  bereikte op 18.1.43 Wolschansk, waar ze opgewacht werden door SS-troepen.

Een ander deel trok door de velden en bossen, daar de wegen meestal door de Russen bezet waren. Ze werden bevoorraad door zweefvliegtuigen. De piloot verbrandde dan zijn toestel en ging te voet verder. Ook dezen werden reeds te Charkow opgevangen door SS-troepen.

In Charkow gebeurde de hergroepering. Ze deden er dienst als wachtposten daar ze geen wagens meer hadden.

23.1.43 vertrek naar Poltawa.

25.1.43 vertrek naar Kiev waar ze per spoor reisden naar Diest.

Enkele Vlamingen die verbleven in Rossosch

Door het ineenstorten van het Don-front op 15 januari 1943 werden de Kolonnen in de rug aangevallen en overrompeld door de Sowjets.

Verscheidene Vlaamse jongens die op het vliegveld vertoefden, sneuvelden of werden gevangen genomen tijdens de afweergevechten.

Hier een lijst van Vlamingen, die op dat ogenblik te Rossosch vertoefden:

… Moerkerke (gevallen) …

Het woord “gevallen” moet meer geïnterpreteerd worden als zijnde vermist, gezien niemand weet waar deze mensen gebleven zijn en niemand weet waar en hoe ze zouden gevallen zijn.

De meesten werden vermist tussen 15 en 18 januari te Rossosch op 20 km ten noorden van deze stad op de baan naar Ostrogozhsk.”

In de verhandeling van Lionel Olieu is sprake van meerdere leden van de familie Moerkerke-Duhamel die met de bezetter collaboreerden.

We verwijzen hierbij naar de rubriek “Het politiekorps”, waarin sprake is van twee broers van Remi Moerkerke, namelijk Michel (°14 augustus 1919) en Maurits (°8 juli 1922).

Vermelden we ook nog de schoonbroer van Remi Moerkerke, Théodule Duhamel, gehuwd met Sophie Maria Vandamme en broer van Hector Duhamel die later burgemeester wordt van Wevelgem.

Théodule Duhamel is ook actief aan het oostfront, als lid van de N.S.K.K. Hij heeft meer geluk.

Op 12 december 1945 wordt hij door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten vermeld in artikel 123sexies van het strafwetboek, uit hoofde van:

“te Wevelgem … en elders in België, namelijk te Antwerpen en andere plaatsen alsook buiten het grondgebied van het Koninkrijk, namelijk in Frankrijk, Duitschland, Rusland, Polen, Roemenië en andere landen, tusschen 1 April 1942 en 1 Mei 1945, militair in onbepaald verlof zijnde, de wapens opgenomen te hebben hetzij tegen België … door wetens voor den vijand taken van strijd, vervoer, werk of bewaking die normaal op de vijandelijke legers of hunnen diensten rusten te hebben vervuld, dit namelijk als lid van de N.S.K.K.”

Het Kortrijksch Handelsblad van 28 december 1945 doet verslag van zijn proces en laat ook zijn verdediger aan het woord:

“ … Meester Dousy betoogt dat zijn kliënt een persoon is zonder eenig politiek verleden. Het was onmogelijk met de bezetting nog verder het beroep van marktkramer uit te oefenen. Op een bureel te Boulogne is hij als bediende aangeworven geweest. Betichte stamt uit een anti-Duitsche familie en dit volgens een verklaring van den burgemeester van Wevelgem. Hij zelf is nooit Duitschgezind geweest.”

Op 10 mei 1946 richt Théodule Duhamel een genadeverzoek aan Prins Karel, Regent van België:

“Monseigneur,

Ik ondergeteekende, Duhamel Theodule-Noel, Marktkramer, geboren te Wevelgem den 13 April 1907, wonende te Wevelgem, Kruishoek, 127, werd in datum van 12 December 1945, door de Krijgsraad zetelende te Kortrijk, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, en levenslange ontzegging van burgerrechten, wegens het plegen van onvaderlandsche daden tusschen 1 April 1942 en 1Mei 1945.

Hierbij kom ik in alle nederigheid, Uwe Koninklijke Hoogheid om genade smeeken.

Ondanks mijn opgeloopen straf, blijft het voor mij, mijn grootste eer de zoon te zijn uit een zeer voorbeeldige en vaderlandslievende familie.

Het is met een gevoel van ware fierheid, bij Ued. Monseigneur te kunnen aanhalen, dat mijn thans oudgeworden vader in den loop van zijn levensjaren, tot tweemaal toe vereeremerkt werd voor daden van moed en zelfopoffering en maatschappelijk dienstbetoon. En dat ik daarbij een broeder heb die gedurende den oorlog in de weerstandsbeweging heeft gestaan tegenover den vijand.

Mijn oudsten broeder viel als burgerlijk oorlogsslachtoffer in den oorlog 1914-1918.

Wanneer ik dan gedurende den oorlog eenigzins gefaald heb en aan mijn vaderlandsche plicht te kort ben gekomen, dan verklaar ik in alle rechtzinnigheid, dat het nooit in mijn gedachte is opgekomen, zulksdanige handelwijze aan te nemen met kwaad inzicht tegenover ons vaderland. Mijn misstap werd begaan om den broode, daar ik ten dien tijde zonder de minste werkgelegenheid stond en als gevolg daarvan niet meer kon voorzien in de allernoodzakelijkste levensbehoeften van mijn gezin.

Ik geef U dan ook, Koninklijke Hoogheid, de volste verzekering, indien door Uw goedheid, mij het geluk wordt gegund genade te bekomen, over mijn verder uit te boeten gevangenisschap en de ontzegging mijner burgerrechten, dat ik mij van stonden af opnieuw zal weten te gedragen als een voorbeeldige Belgische staatsburger, in de samenleving.

Hopende, Monseigneur, dat U mijn bede zult aanhooren en mij daardoor de gelegenheid zal gegund worden, mij terug verdienstelijk te maken voor mijn gezin, mijn familie en ten bate van ons geliefd vaderland, gelief te willen aanvaarden de betuiging mijner groote verkleefdheid aan Uw Koninklijke Hoogheid, en de zeer eerbiedige groeten van Uw nederige dienaar.”

Naar aanleiding van het genadeverzoek dat Théodule Duhamel indient, zet de substituut op 17 juni 1946 nog eens de feiten uiteen die tot zijn veroordeling hebben geleid:

“Duhamel Theodule is marktkramer van beroep en soldaat militiaan van de klas 1927. Daar zijn taak niet voordeelig genoeg was ging hij in 1941 naar Frankrijk werken. Hij verklaart in April 1942 opgeladen te zijn geweest en naar Duitschland vervoerd alwaar hij verplicht werd bij het NSKK toe te treden. Hij droeg het uniform dezer formatie en bleef erbij tot April 1945. Zijn vrouw ontving ongeveer 1800 fr per maand en hij zelf trok een mark en half soldij per dag. Hij bekent transport gedaan te hebben op het Russisch front en voornamelijk in de sectors van Stalino en Kersch. Hij was ook lid van het VNV en geabonneerd op Volk en Staat, dit blijkt uit stukken in het bundel.”

Théodule Duhamel komt voorwaardelijk vrij op 4 januari 1947 en wordt hersteld in al zijn rechten bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 15 december 1949.


 

Het politiekorps in Wevelgem

 

Het politiekorps in Wevelgem

 

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is Gerard Vandenbroeke politiecommissaris te Wevelgem.

Gerard Vandenbroeke

Gerard Vandenbroeke wordt geboren te Geluwe op 29 mei 1908. Hij treedt in het huwelijk te Dadizele op 26 november 1930 met Irène Vanyssacker.

Vóór zijn aanstelling als commissaris op 1 april 1938 te Wevelgem, was hij adjunct-politiecommissaris te Wervik, van 1 november 1935 tot 31 maart 1938.

Op 1 juni 1973 wordt hij gepensioneerd op de leeftijd van 65 jaar en op 9 februari 1982 wordt hij gemachtigd om de eretitel van zijn ambt te voeren.

Op 25 april 1982 schrijft hij een dankbrief aan het gemeentebestuur van Wevelgem:

“Wij danken u ten zeerste om de hartelijke gelukwensen welke wij in ontvangst mochten nemen ter gelegenheid der toekenning van de titel van Ere-politiecommissaris door de heer Minister van Binnenlandse Zaken.

Spijts allerhande tegenkantingen werd na zoveel jaren (31-5-1973) het onrecht ongedaan gemaakt en mocht het recht zegevieren.

Het is voor mij een moeilijke periode geweest doch mijn wensen zijn thans vervuld en kan ik verder in vrede leven in de herfst van mijn leven tot het einde, nogmaals hartelijken dank.”

Hij overlijdt te Kortrijk op 23 november 1985.

De moeilijke periode waarover hij schrijft in de brief aan het gemeentebestuur heeft ongetwijfeld te maken met de oorlogsperiode. Dit leiden we af uit een schrijven dat hij op 21 april 1950 richt aan de Staatscommissaris:

“Als gevolg van uw geëerd schrijven nr. 730.768/C.119, in datum van 29-3-1950, hebben wij de eer Ued. te laten kennen dat enkele dagen na de bevrijding door de Weerstandsgroepering O.F. ene klacht tegen mijnen persoon werd neergelegd bij de Heer Krijgsauditeur te Kortrijk en dit om reden dat ik mij strikt aan de wettelijkheid hield en geen onwettelijkheden wilde laten geschieden.

Deze klacht werd zonder gevolg geklasseerd doch op het administratief onderzoek dat volgde, werd mij in 1947 ene schorsing van 3 maand opgelegd wat ik hoegenaamd niet had verdiend, gezien ik gedurende de bezetting ene ongeneesbare ziekte heb opgedaan wat mijn leven onvermijdelijk veel zal verkorten. Dit alles komt voort uit doorstane angst tijdens het uitvoeren van mijn ambtsbezigheden wanneer ik door de Duitsers bedreigd werd met bajonet en revolver.

Onlangs heb ik een actie ingespannen ten einde herziening van mijn bundel te verkrijgen en gebeurlijk eerherstel te bekomen.

Om deze reden vraag ik eerbiedig het onderzoek van mijn bundel te willen uitstellen tot mijn geval zal geregeld zijn.

Ik meen te mogen zeggen in geweten dat ik mij hoegenaamd niets te verwijten heb inzake burgertrouw en ik gedurende de bezetting veel personen bijgestaan heb met raad en daad en ook andere aan deportatie heb onttrokken.

Wil aanvaarden, Waarde Heer Staatscommissaris, de verzekering mijner gevoelens van bijzondere hoogachting en dienstbaarheid.”

Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog telt het politiekorps, naast de politiecommissaris, nog drie leden:

  • veldwachter Maurits Supply
  • politieagenten Henri Deneckere en Remi Penet

Maurits Supply, geboren op 22 juli 1891, verlaat in 1928 de rijkswacht en treedt hetzelfde jaar in dienst als veldwachter in vervanging van Maurits Vandevelde, die ontslag had genomen. Supply woonde in de Kozakstraat en bleef op post tot aan de leeftijd van 65 jaar, tot 1 augustus 1956.

Henri Deneckere wordt geboren te Wevelgem op 1 september 1894.

Zijn zuster Adrienne (1889-1974) huwt in 1920 met toekomstig burgemeester Remi Wallays.

Hij treedt in dienst als agent op 26 juli 1934.

Henri Deneckere

 

Vanaf 1 juli 1943 wordt Henri Deneckere bevorderd tot politiebrigadier 2°klasse.

Het statuut van gewapend weerstander wordt hem toegekend voor de periode van 1 april 1944 tot 14 september 1944.

Aan zijn dochter Agnes (°12 juni 1921) wordt hetzelfde statuut toegekend voor de periode van 1 april 1944 tot 18 november 1944, alsook aan Odiel Donckels, de man van Agnes Deneckere, voor de periode van 8 maart 1944 tot 14 oktober 1944.

Henri Deneckere wordt gepensioneerd op 1 oktober 1959 en overlijdt te Wevelgem op 3 februari 1980.

De vierde man van het korps in mei 1940 is politieagent Remi Penet[1], geboren te Geluwe op 22 september 1897.

Remi Penet

Hij treedt in dienst op 1 januari 1938 en wordt bevorderd tot agent 1ste klasse en politiebrigadier 2de klasse, respectievelijk vanaf 1 juli en 1 augustus 1943.

Na de bevrijding vraagt het O.F. de schorsing van Remi Penet, zich baserend op een klacht van tijdelijk politieagent Germain Decock, die op 26 september 1944 schriftelijk verklaart dat Penet “twintig revolverkogels verkocht had aan Gestapo Salembier André, welke moesten dienen voor de Zwarte Brigade en SS-mannen”.

Remi Penet wordt geschorst zonder wedde vanaf 11 december 1944 en daarna, ingevolge een beslissing van de gemeenteraad op 27 april 1945, uit zijn ambt ontzet. Bovendien wordt hij levenslang vervallen verklaard van de rechten voorzien in het artikel 1 van de Besluitwet van 19 september 1945. Op 27 april 1945 richt hij een schrijven aan de leden van de gemeenteraad:

“Ik beken vijftien slechte kogels voor revolver kaliber 6.35 te hebben verkocht aan Salembier André.

Op zekere dag in het politiebureel vroeg Salembier aan de agenten die er tegenwoordig waren of er iemand hem revolverkogels kon bezorgen waarop ik antwoordde dat ik er misschien wel enige had thuis. Aan agent Descheemaeker heeft hij ook gevraagd om kogels te verwisselen. Buiten dit heb ik nooit omgang gehad met Salembier André.

Deze kogels die bijna vier jaar in den grond geborgen waren heb ik een voor een geprobeerd op mijn eigen dienstrevolver die van hetzelfde kaliber was en alle kogels waren onbruikbaar.

Aangezien ik er van overtuigd was dat de kogels geen nut meer konden hebben, heb ik ze overhandigd aan Salembier, dit met het inzicht sabotage te plegen als wanneer hij van deze kogels gebruik zou willen maken.

Heytens Odiel kan getuigen dat het wel slechte kogels waren daar hij er bij toeval aanwezig was wanneer ik de kogels probeerde.

Later heeft Descheemaeker Michel mij eens gezegd dat Salembier hem eens verteld heeft dat hij slechte kogels gekocht had maar niet wist aan wie hij deze gekocht had.

De revolver die ik in dienstgebruik had was de eigendom van Vandoorne Achiel en de revolver heb ik afgegeven aan leden van de witte brigade te Wevelgem op 3 september 1944.”

Odiel Heytens verklaart dezelfde dag dat

“hij op zekeren dag Remi Penet kogels heeft zien kuisen die vuil en vochtig waren en vermoedelijk uit den grond kwamen. R. Penet heeft in zijn bijzijn drie of vier van deze kogels beproefd en geen enkele ervan was bruikbaar.”

Door een vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg van 14 oktober 1948 wordt Remi Penet in al zijn rechten hersteld maar hij treedt niet terug in dienst bij het politiekorps.

Tijdens de oorlogsjaren worden zowel tijdelijke politieagenten als hulppolitieagenten aangesteld.

“Overwegende dat het politiekorps slechts bestaat uit een kommissaris, een veldwachter en twee politieagenten, wat volstrekt onvoldoende is in de huidige tijdsomstandigheden, voor een gemeente van 12.000 inwoners”[2] worden onder burgemeester Remi Wallays, Peter Claus (°29 juni 1904) en Germain Decock (°6 juni 1911) op 1 oktober 1940 aangesteld als tijdelijk politieagent, “voor den duur van den oorlog”.

Na de bevrijding wordt Peter Claus beschuldigd door het O.F., dat op 10 oktober 1944 een schrijven richt aan de gemeenteraad:

“In het begin van augustus 1943, toen de pressers afgehaald werden, was het Claus Peter die op de achtergebouwen van de huizen kroop met zijn revolver in de hand om zo te beletten dat deze mensen de vlucht zouden nemen, en alzo rechtstreeks is hij de Feldgendarmen behulpzaam geweest (getuigen: Vancraeynest Gabriel, Planckaert Jerome, Soenen Odiel, Gaston Debusschere, …).

Bij het afhalen van Albert Deman door de Feldgendarmen, was het ook Peter Claus die het laatst achter Deman liep en schoot.

Als wanneer de Feldgendarmen op het politiebureel kwamen was het altijd met Claus dat zij spraken en de hand gaven, en de andere politieagenten werden niet bezien.

Doet tegenwoordig aan gesprekken om de Witte bende te beknibbelen.

Wevelgem, 10-10-1944

Namens het O.F.

(get.) Remi Schrurs”

De gemeenteraad aanhoort op 23 oktober 1945 Peter Claus in zijn middelen van verdediging, die het volgende verklaart:

“De aangehaalde feiten zijn zuivere verzinsels. Uit het ontvangstbewijs gevoegd bij de klacht van het O.F. blijkt klaar dat mij slechts op 23 januari 1944 een dienstrevolver overhandigd werd door de toenmalige burgemeester. Hoe zou ik dan – begin augustus 1943, toen de pressers en Deman werden afgehaald – kunnen gezien geweest zijn met de revolver in de hand en geschoten hebben op voornoemde Albert Deman? Ten andere de kogels die ons destijds overhandigd werden bij het aanvatten, en teruggegeven werden bij het eindigen van onze dag- of nachtdienst werden telkens nauwkeurig geteld door de heer politiecommissaris, en nooit heeft er bij mij een enkele kogel ontbroken.

Met de Feldgendarmen heb ik nooit geen bijzondere betrekkingen gehad. Zij kwamen meestal rechtstreeks op het bureel van de heer politiecommissaris voor hun dienstzaken, in plaats van in het rechtover gelegen bureel van de agenten, en daar ik gelast was met het bureelwerk van de heer politiecommissaris was het bijna altijd mij dat ze er aantroffen. Dit is de enige reden waarom de andere agenten meer met rust werden gelaten. Wanneer ik de Feldgendarmen moest vergezellen om de woonst aan te duiden van de personen die op hun lijsten voorkwamen dan heb ik dit slechts gedaan omdat ik ertoe verplicht was, juist zoals al de andere agenten van de gemeente en al de veldwachters van gans het arrondissement. Alle getuigen in de zaak, die mij ten laste wordt gelegd, werden door de heer Krijgsauditeur grondig onderhoord, en zonder waarde bevonden want op 18 september werd mijn bundel zonder gevolg geklasseerd.”

De gemeenteraad beslist geen tuchtstraf uit te spreken tegen Peter Claus omdat inderdaad, na grondig en uitgebreid onderzoek, de Krijgsauditeur een bevel tot niet-vervolging had afgeleverd.

Te noteren evenwel dat Peter Claus toch geschorst werd bij ordemaatregel vanaf 10 oktober 1944 tot na verloop van drie maanden volgend op de voormelde beslissing tot niet-vervolging, tot 19 december 1945.

Peter Claus wordt nog in dienst gehouden tot 31 december 1947 omdat moest overgegaan worden tot benoemingen binnen het vast kader van het politiepersoneel.

Germain Decock, de tweede tijdelijk agent die op 1 oktober 1940 in dienst treedt, biedt zijn ontslag aan op 1 juli 1947.

Zoals we al lazen was het na een klacht van Decock dat Remi Penet uit zijn ambt werd ontzet.

Na onderzoek blijkt dat tussen de twee laatstgenoemden reeds wrijvingen te bespeuren vielen tijdens de oorlog.

Kort voor de bevrijding wordt Germain Decock beschuldigd van herhaald dienstverzuim na verklaringen van Remi Penet en burgemeester Byttebier.

Remi Penet:

“Op 28 juli 1944 moest den agent Decock op dienst zijn vanaf 17 uur. Om 18 uur was hij er nog niet en was ik verplicht zelf een dringende boodschap naar de Kreiskommandantur te Kortrijk over te brengen.

Op dezelfde dag moesten wij ’s nachts samen op dienst. Decock kwam gans de tijd al fluitend ongeveer 25 meters achter gereden. Het is een agent waarmede ik geen weg kan en die zich niet wil schikken.”

Burgemeester Byttebier:

 “Tengevolge van het vermenigvuldigen der aanslagen, gepleegd door terroristen, had ik aan de politie bevel gegeven regelmatig dienst te doen in de Lauwestraat, in de omgeving van mijn woning, en vooral in de morgen- en middaguren, wanneer ik naar en van het gemeentehuis ga. Op 10 augustus, rond de middag, heb ik bestatigd dat Decock, die dan van dienst moest zijn, nergens te zien was in de omgeving van het gemeentehuis.

Ik heb daarop aan de politiecommissaris opdracht gegeven, Decock met plantondienst te gelasten, tot 11 augustus 1944, 9 uur ’s morgens. Hij heeft ook die dienst verlaten. Destijds heb ik het kaartspelen in het politiebureel verboden en onlangs bestatigd dat Decock ook dit bevel overtreden heeft.”

We zetten een stapje terug naar 1942. Ondertussen zijn alle werkzaamheden van de gemeenteraden verboden voor de duur van de oorlog krachtens een beslissing van de bezettende overheid, omgezet in een schrijven van secretaris-generaal G. Romsée van 18 april 1941. Alle besluiten worden genomen door het college van burgemeester en schepenen.

Ingevolge een beslissing van 31 december 1942 gaat dit College over tot de aanstelling van 4 politieagenten op proef. De aanstelling van 2 politieagenten[3] wordt van hogerhand nietig verklaard en ingetrokken. De indienstneming van Michel Descheemaeker[4] (°7 januari 1920) en van Michel Moerkerke (°14 augustus 1919) gaat wel door, respectievelijk op 1 maart 1943 en op 1 juli 1943.

In de notulen van het CBS van 22 juni 1943 lezen we dat Michel Moerkerke slechts in dienst kan treden op 1 juli 1943 “… daar hij werkzaam was voor de bezettende macht, maar thans zijn definitief ontslag bekomen heeft.

Na de oorlog, op 17 oktober 1944, wordt Michel Moerkerke aangehouden en korte tijd daarop geïnterneerd te Kortrijk, van 28 oktober 1944 tot 7 januari 1945. Daarna wordt hij “ten huize” geïnterneerd.

Bij beslissing van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk van 17 januari 1946 wordt Michel Moerkerke levenslang vervallen verklaard van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het Strafwetboek “uit hoofde van beschermend lid ‘Algemeene SS Vlaanderen’”.

In 1943 worden ook zes hulppolitieagenten aangeworven, met “geleidelijke opzegging naarmate het gemeentebestuur over het toegelaten effectief van het politiepersoneel van lageren rang zal kunnen beschikken”:

  • Raymond Boury (°23 maart 1908)
  • Jerome Callewaert (°29 januari 1909)
  • Lucien Hespel (°24 augustus 1919)
  • Maurits Moerkerke (°8 juli 1922)
  • Andreas Pynaert (°7 september 1920)
  • Honoré Vandamme (°5 december 1920)

In een brief gericht aan de provinciegouverneur op 4 november 1942 geeft burgemeester Byttebier volgende redenen op voor deze aanwervingen:

“Uit oorzaak der huidige omstandigheden, zijn de normale politiewachten in mijn gemeente onvoldoende om in te staan voor de handhaving der rust en goede orde alsook voor de veiligheid van de personen en eigendommen:

Deze politie is voor het oogenblik samengesteld uit de hierna aangeduide krachten: 1 politiecommissaris, 1 veldwachter, 2 politieagenten en 2 hulppolitieagenten. Dit is volstrekt onvoldoende gebleken om de volgende redenen:

1° De huidige sterkte van ons politiepersoneel is reeds in normale omstandigheden veel te gering voor een belangrijke nijverheidsgemeente die 12.000 inwoners telt, waaronder een groote werkersbevolking, en die slechts op enkele kilometers van de fransche grens verwijderd ligt. Ingevolge het besluit van 31.3.1942 zou de getalsterkte van ons lager politiepersoneel immers twaalf man mogen bedragen.

2° Onze gemeente is tengevolge van den oorlog zwaarder getroffen dan veel andere gemeenten van het land om reden van het bestaan van een militair vliegveld op haar grondgebied. Op last van de bezettende macht moet aan gezegd vliegplein het verkeer bestendig geregeld worden, waardoor alleen reeds twee agenten volledig in beslag genomen worden. Een ander agent moet zich omzeggens uitsluitend bezig houden met allerhande dienstverstrekkingen en opeisching van vervoermiddelen, opgelegd door de militaire overheid. De veldwachter heeft de handen vol met het bewaken der veldvruchten en de samenwerking met de boerenwacht. Er blijft bijgevolg maar één agent beschikbaar voor al het overige werk dat vervierdubbeld is sedert den oorlog. Daarbij komt nu nog het bewaken van alle stapelplaatsen en fabrieken van eenig belang, op bevel van de Kreiskommandantur, dat zonder aanwerving van hulppolitie niet degelijk kan geschieden.”

Drie hulppolitieagenten, Lucien Hespel, Maurits Moerkerke en Honoré Vandamme worden enkele maanden later te Wevelgem benoemd tot politieagent op proef.

De bevrijding heeft belangrijke politieke gevolgen.

Alle beraadslagingen van het schepencollege genomen krachtens het besluit van 28 mei 1941, worden nietig verklaard ingevolge de bepalingen van de Besluitwet van 5 mei 1944.

Hierdoor worden de benoeming van de politieagenten op proef en de aanstelling van de hulppolitieagenten nietig verklaard.

Ook voor nog andere leden van het politiekorps heeft het einde van de oorlog persoonlijke gevolgen.

Raymond Boury wordt na de bevrijding geïnterneerd te Kortrijk maar komt op 10 januari 1945 vrij.

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 7 juli 1949 wordt Boury hersteld in zijn burgerlijke en politieke rechten waarvan hij beroofd was door een vroegere beslissing van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk wegens lidmaatschap van het V.N.V.

Lucien Hespel wordt op 25 juni 1945 door de Krijgsraad Kortrijk veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, de militaire degradatie en 20 jaar beroving van zijn burgerrechten omdat hij zich liet inlijven bij de Vlaamsche Wacht.

Het Kortrijksch Handelsblad van 11 juli 1945 doet verslag van zijn veroordeling:

“Hespel Lucien, 26 jaar, vlaswerker, Kleine Papenstraat, 36, te Wevelgem, trad begin Aug. 1941 bij de Vlaamsche Wacht, teekende er een formulier en werd naar Maria-ter-Heide gestuurd, doet er aan turnoefeningen, verblijft wegens ziekte een maand in het hospitaal, doet dienst in de keuken als kok, te Brugge, komt opnieuw voor een drietal weken terecht in het hospitaal, neemt ontslag en op 20 April 1942 keert hij terug naar Wevelgem, waar hij verder den stiel van vlaswerker uitoefent, tot hij in Maart 1943 bij het plaatselijk politiekorps van Wevelgem benoemd werd.

Mr. Halsberghe, uit Meenen, schetst de vlascrisis welke zich in het begin van den oorlog deed gevoelen en zegt dat zijn kliënt steeds het plan opgevat had om bij de rijkswacht te gaan, daar de vlasnijverheid volkomen stil lag. Nooit heeft hij gefaald om zijn vaderlandsche plichten te doen. Tal van getuigschriften bevestigen zijn goed gedrag; hij was op de hoogte van de ondergrondsche beweging en de ondergrondsche pers en nooit heeft hij deze verklikt. Tal van dienstweigeraars heeft hij verwittigd, die nog konden de vlucht nemen bij het naderen der feldgendarmen. Het is een jongen op zijn plaats die zijn medeburgers ten zeerste is behulpzaam geweest, en aktief aan den weerstand heeft deelgenomen.

Veroordeeld tot 1 jaar, de militaire degradatie en 20 jaar berooving zijner burgerrechten.”

Op 31 maart 1949 wordt Lucien Hespel door de burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg van Kortrijk in al zijn rechten hersteld waarvan hij beroofd was.

Maurits Moerkerke wordt, zoals zijn broer Michel, na de bevrijding van 10 oktober 1944 tot 24 december 1944 geïnterneerd te Kortrijk en bij beslissing van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk van 19 januari 1946 voor 20 jaar vervallen verklaard van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek, “uit hoofde van propaganda, abonnement op S.S.-man en bijwonen vergadering DeVlag”.

Op 30 juni 1949 wordt hij door de burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg van Kortrijk in al zijn rechten hersteld.


 



[1] Als bakkerszoon bracht ik brood aan huis bij Remi Penet in de Roeselarestraat, ingang via zijn vlasschuurtje en een binnenkoer. Stille, innemende mensen.

[2] CBS van 27 augustus 1940.

[3] De aanstelling als politieagent op proef van Germain Decock, reeds tijdelijk politieagent sedert 1 oktober 1940, en Honoré Vandamme wordt nietig verklaard.

[4] Michel Descheemaeker zal op 1 oktober 1944 overstappen naar de Rijkswacht.