Posts tonen met het label Vandermeiren. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vandermeiren. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Het verzet in Wevelgem

 

Het verzet in Wevelgem

 

Na de oorlog heeft de Belgische wetgeving verschillende statuten uitgewerkt voor de mensen die op een of andere manier actief waren in het verzet of die slachtoffer van de oorlog waren geworden, waaronder de belangrijkste voor ons onderzoek:

  • het statuut van gewapend weerstander voor weerstanders die hoofdzakelijk aanslagen tegen Duitsers en collaborateurs hebben gepleegd alsook sabotagedaden, met focus op de wegen- en spoorweginfrastructuur en energievoorzieningen;
  • het statuut van inlichtings- en actieagent voor de personen die politieke, economische en militaire informatie hebben verzameld en doorgestuurd naar Londen;
  • het statuut van gedeporteerde of weggevoerde tot de verplichte tewerkstelling voor de personen die werden weggevoerd naar Duitsland of een door Duitsland bezet gebied, met uitzondering van België en Noord-Frankrijk, en tot arbeid gedwongen werden in uitvoering van een formeel en schriftelijk bevel of nadat ze door de bezetter werden aangehouden;
  • het statuut van burgerlijk weerstander voor de weerstanders die tijdens de bezetting een risicovolle activiteit ontwikkeld hebben in het kader van de geheime strijd tegen de bezetter;
  • het statuut van werkweigeraar voor personen die zich, door het treffen van voldoende onderduikingsmaatregelen, onttrokken hebben aan de hen door de bezetter opgelegde arbeidsverplichting;
  • het statuut van krijgsgevangene voor Belgische militairen die tijdens de oorlog door de Duitsers werden gevangen genomen;
  • het statuut van weerstander door de sluikpers voor de weerstanders die een onbaatzuchtige, vaderlandslievende bedrijvigheid hebben uitgeoefend tegen de vijand, via persorganen, vlugschriften, plakbrieven of communiqués, waardoor ze bloot stonden aan weerwraakmaatregelen vanwege de vijand;
  • het statuut van politiek gevangene en zijn rechthebbenden voor de personen die onder bepaalde voorwaarden een door de vijand opgelegd regime van hechtenis of internering hebben gekend in gevangenissen of concentratiekampen of voor hen die door de vijand ter dood veroordeeld werden en voor hen die na aanhouding door de vijand of tijdens hun opsluiting door de vijand ter dood werden gebracht. Sommige nabestaanden van politieke gevangenen die de oorlog niet overleefd hebben konden erkend worden als rechthebbenden van politieke gevangenen.

Het grootst aantal leden werd geteld bij het gewapend verzet, dat op zijn beurt nog eens onderverdeeld was in een aantal verzetsorganisaties, waaronder het Onafhankelijkheidsfront.

Het Onafhankelijkheidsfront was een van de belangrijkste Belgische verzetsorganisatie voor gewapend verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en werd gesticht op initiatief van de Kommunistische Partij van België (KPB).

Het front functioneerde als een koepel van verschillende verzetsorganisaties en politieke gezindheden. Enkele organisaties en diensten die er in Wevelgem deel vanuit maakten:

  • het Partizanenleger (P.L./P.A.), dat aanslagen en sabotage pleegde en dagelijks gewapend liep;
  • de “Reserve” met de personen die het P.L./P.A. aanvulden en vervingen en die later de Patriottische Milities (P.M.) werden genoemd;
  • de dienst “Solidariteit” die hulp en huisvesting verleenden aan gezinnen, die slachtoffer waren geworden van de bezetter;
  • de Sluikpers met o.a. het sluikblad “De Vlasser” in Wevelgem.

In Wevelgem leidde onderwijzer Silverans de burgerlijke activiteiten terwijl onderwijzer Vankeirsbilck de militaire tak voor hem nam en gewestleider was van het partizanenleger.

Tussen de twee afdelingen ontstond grote twist en beiden eisten het leiderschap op. Het gedrag van vele verzetslieden liet na de bevrijding bovendien veel te wensen over.

“De geschiedenis van Wevelgem”[1] is niet mals voor deze Wevelgemse verzetslieden:

“Onmiddellijk na de aftocht van de Duitsers kwamen verzetslieden tevoorschijn met bruikbare en onbruikbare wapens. Hun aantal groeide zienderogen aan met mannen van het elfde uur. Zij lokten de reeds gemelde schermutselingen uit, maar na een paar dagen was die strijd ten einde. Na de aankomst van de Britse eenheden konden de wapens neergelegd worden, maar dit was niet naar de zin van de aanvoerders der verzetslieden. Die wilden hun actie verderzetten, naar zij beweerden om de orde te herstellen en de collaborateurs te straffen. Zij gingen illegale wegen op, en leidden de gemeente naar de anarchie. Met of zonder reden werden veel personen, in oneerlijke omstandigheden door ongure elementen aangehouden en geïnterneerd in de weverij Franco-Belge of in het kasteel en later in de Wikings in Kortrijk. De aangehoudenen moesten zich eerst verantwoorden voor de onzinnige rechtbank van het OF en, indien zij zich niet onderwierpen aan de oekazen van de verwaande rechters, werden zij bedreigd of mishandeld. Een aantal werd beschuldigd of vervolgd wegens economische collaboratie of handeldrijven gedurende de bezetting.

De OF-mannen die zich aanstelden als de behoeders van de orde en het recht, aarzelden niet tal van medeburgers aan te klagen op grond van futiliteiten, gissingen, verzonnen kwaad en leugens. Zij spoorden bovendien de bevolking aan op te treden als aanklagers en verklikkers. Zij bekladden een aantal woningen met hakenkruisen en verspreidden opruiende mededelingen en andere druksels. Wie gezonde kritiek uitbracht op de ongewone gedragingen werd voor hun fameuze rechterstoel gedaagd. Minstens 150 personen werden door de verzetslieden gevangen gezet. Velen onder hen werden later door de auditeur van Kortrijk naar huis gestuurd, zonder dat er een klacht tegen hen weerhouden werd (…)

Toen de procureur des Konings in Kortrijk in november 1944 de bevolking meedeelde dat aanhoudingen en interneringen alleen mochten gebeuren door de wettelijke politiediensten en de minister van Landsverdediging de ontbinding van de verzetsgroepen beval, antwoordden onze OF’ers met een aanplakbiljet ‘De handen af van de weerstand’ en de Patriottische Milities (PM) verklaarden ‘Wij ontwapenen niet’. We leefden in de anarchie. Binnen het Onafhankelijkheidsfront werden aan het einde van de oorlog de Patriottische Milities (PM) opgericht ter ondersteuning van de geallieerden bij de bevrijding. Leden van deze milities kwamen vooral uit socialistische families. Een fractie van de weerstanders kwam terecht in communistisch vaarwater. Enkele Wevelgemse leden waren zelfs kandidaat op de eerstvolgende gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Maar toch brokkelde het aantal leden van het verzet af. Intussen besloot de regering niet in te gaan op de eis van de verzetslieden om in blok opgenomen te worden in het leger, de rijkswacht of de gewone politie. Daar de overheid gesteund werd door de Amerikaanse legeroverheid konden de verzetsgroepen niets anders doen dan zich tenslotte neer te leggen bij de beslissingen van het wettelijk gezag. Zo kwam geleidelijk een einde aan de activiteiten van het verzet.”

Na de bevrijding maakt Jan Cyriel Silverans, volgend verslag:

“Al de réfractairen, P.M.- en P.A.-leden hebben samen gewerkt tijdens de bevrijding, op Zondag 3 September ’44.

Opstelling op vier verschillende plaatsen op de groote markt te Wevelgem.

Om 10 uur aanval op alleenloopende Duitschers. Tegen de middag hadden we reeds 19 (negentien) krijgsgevangenen alsook een Duitsch aannemer met zijn dochter en al zijn bezittingen.

Tengevolge het verraad werden deze 19 krijgsgevangenen terug verlost door een kolom komende uit de richting van Meenen. Versterking werd gevraagd bij A.B.[2] Lauwe om de kolom aan te vallen, welke de krijgsgevangenen wilden verlossen. Geen hulp van A.B. werd verleend. Beroep werd gedaan op F.F.I.[3] van Roncq uit Frankrijk, die een aanval voorbereidde op een kolom S.S.-troepen die op rust lag. De F.F.I. kwamen ons onmiddellijk ter hulp met hun mannen alsook met een kanon. Dit laatste dreef de vijand op de vlucht.

Tijdens de strijd is één réfractair nl. Vandermeiren André gevallen.

In den zelfden namiddag viel ook één P.M.-lid nl. Malfait Marcel, als bewaker bij de krijgsgevangenen.

Dien zelfden namiddag hebben wij dan nog 10 Duitsers krijgsgevangenen genomen en ter veiligheid in handen gegeven van den A.B. te Lauwe.

Op maandag 4 September hebben wij ons bezig gehouden met afhalingen van Zwarten, Gestapo’s en collaborateurs.

Dien zelfden Maandagnamiddag stuurden wij gevraagde versterking op de baan tusschen Meenen en Wervik. De versterking bestond uit 18 mannen. Tijdens het gevecht viel een met ons strijdende partisanen, nl. Noyelle Frans.

Dinsdag middag (5 September) aanval op drie Duitsche moto’s, de eerste werd neergeschoten terwijl de twee anderen wegvluchtten. Op dit oogenblik kwam één auto uit de richting van Lauwe en versterking met moto’s uit de richting van Meenen. Een lang en zwaar gevecht had plaats. Elf Duitschers zijn gevallen. Ook twee P.M.-leden, nl. Windels Maurice en Boxoen Georges.

’s Avonds werden nog alleen loopende Duitschers gevangenen genomen. Een twintig tal Duitschers bewaakten de brug tussen Lauwe en Wevelgem om ze op het laatste oogenblik te doen springen.

Dit hebben we kunnen overmaken aan de Engelschen die reeds in Moeskroen waren. Nog den zelfden avond zijn deze gekomen om alles in het zicht te nemen. Woensdag 6 september zijn de Engelschen gekomen met één onzer mannen en deden een aanval op de wachten aan de brug. Na het eerste gevecht lieten zij zich gevangen nemen, terwijl de anderen weg vluchtten in de richting van Bissegem.

De brug bleef veilig en rond 9,30 uur kwamen de eerste Engelschen de brug over in de richting van Wevelgem en bleven er.”

In het verslag worden vijf verzetsstrijders, die het leven lieten bij de bevrijding, bij naam genoemd:

  • André Vandermeiren, geboren te Wevelgem op 25 mei 1921 en overleden te Wevelgem op 3 september 1944;
  • Marcel Malfait, geboren te Wevelgem op 6 mei 1902 en overleden te Wevelgem op 3 september 1944;
  • Maurits Windels, geboren te Wevelgem op 13 augustus 1910 en overleden te Wevelgem op 5 september 1944;
  • Georges Boxoen, geboren te Wevelgem op 1 april 1903 en overleden te Wevelgem op 5 september 1944;
  • Frans Noyelle, geboren te Moorsele op 6 augustus 1923, zwaar gewond te Geluwe op 4 september 1944 en overleden te Menen op 10 september 1944.

Over de eerste twee slachtoffers stelt Cyriel Silverans op 5 mei 1948 volgend attest op:

“De ondergetekende, Silverans Cyriel, gewezen bevelvoerder der P.M. sector III-J Wevelgem en omgeving, verklaart hierdoor dat de genaamde Malfait Marcel, voorheen wonende Brugstraat, 59, Wevelgem, op Zondag 3 September 1944 het ondergrondse leger vervoegd heeft om samen de vijand te bestrijden. Rond 9 uur in de voormiddag begon de eerste aanval op alleenlopende Duitsers en dezelfde middag hadden we reeds meer dan 20 Duitsers krijgsgevangenen. In de namiddag werden deze krijgsgevangenen overgebracht naar een veiliger plaats op de gemeente, nl. in de school op de Kijkuithoek. Malfait Marcel werd ook belast met de bewaking ervan.

Door verraad werden Duitsers te Meenen op de hoogte gebracht van de Duitse krijgsgevangenen en stuurden er meer dan 300 soldaten op af  om ze te verlossen. De Duitsers waren de school genaderd. Wie weg kon vluchtte … Vandermeiren André werd eerst gevat en ter plaatse tegen een muur neergekogeld, terwijl Malfait Marcel niet meer weg kon en de trap in de school opvluchtte, achtervolgd door de Duitsers die hem ter plaatse neersloegen en verder met een schot afmaakten.”





 



[1]De geschiedenis van Wevelgem” van Jules en Lieven Vervenne en Ludo Vanhove – 2021.

[2] Een gewapende verzetsorganisatie, officieel “Armée de Belgique / Leger van België (A.B.)”.

[3] Forces françaises de l’intérieur, een Franse verzetsbeweging tijdens de Tweede Wereldoorlog.