Lauwe: oorlogsschepen René Vandenbulcke
Enkele maanden vóór de bevrijding verschijnt
in het Belgisch Staatsblad van 11 juni 1944 een besluit van 9 juni 1944 waarbij
René Vandenbulcke[1] aangeduid wordt om het ambt
van schepen waar te nemen in Lauwe. Dat is hem duur komen te staan.
Hij wordt geïnterneerd op 4 september 1944 en
verschijnt reeds een eerste maal voor de krijgsraad van Kortrijk op 19 december
1944. Het Kortrijksch Handelsblad is aanwezig en brengt verslag in de
editie van 20 december 1944:
“Vandenbulcke René, geboren te Lauwe, op 1 december
1896, vlasser van beroep, en woonachtig te Lauwe. Deze geïnterneerde hield
verschillende pro-Duitsche vergaderingen. Op 25 Juni 1941, werd in zijn woning
een vergadering gehouden door Michel Verkinderen, gewezen
arrondissementskommissaris van Kortrijk gedurende de bezetting, met als
onderwerp: “Ons Nationaal Socialisme”. Betichte was lid van het V.N.V. en lezer
van “Volk en Staat” en “De Nationaal Socialist”, miek een hevige propaganda
voor het V.N.V. en voor de Duitschers en deed aan groote pro-Duitsche
activiteit op zijn gemeente. Zijn zoon was lid van de Dietsche
Blauwvoetvendels, een afdeeling van het V.N.V. Voornoemde bijeenkomsten van het
V.N.V. gingen door in het huis van verdachte. Bij den intocht der Duitschers in
Mei 1940, zou betichte in het openbaar gezegd hebben: “Onze verlossers zijn
daar” en dies meer. Nochtans mag gezegd dat beschuldigde persoon op zijn
gemeente toch menig goed heeft gedaan en niemand zou hebben verklikt.
In de zaak Vandenbulcke werden verschillende getuigen
uit Lauwe gedagvaard, waaronder wij bemerken den veldwachter Van Damme, uit
Lauwe en den notaris heer Guillemijn, insgelijks uit de gemeente Lauwe. Een
bezwarende getuigenis voor betichte is ongetwijfeld de heer Bossuyt, uit Lauwe,
die de werking van beklaagde ten voordeele van de Duitschers ten stelligste aan
de kaak stelde.
Heer Albert Carré, van Wevelgem, is een getuige ten
ontlaste. Tijdens zijn ondervraging deed zich hier een incident voor met
notaris Guillemijn, waarbij H. Carré stellig loochent een enkele verklaring te
hebben opgelegd of onderteekend te hebben ten nadeele van Vandenbulcke.
Vermelden wij nog dat betichte een klient was van H. Carré.
Het Openbaar Ministerie verklaart dat beklaagde zeker
een rechtzinnige persoon is maar legt er den nadruk op dat de persoon, die
thans op het beschuldigingsbankje plaats neemt, een idealist is, een
fanatieker, die zich op zijn eigen gedacht blind staart. Verder hekelt het
Openbaar Ministerie op een zeer gewettigde wijze de pro-Duitsche rol en de
vuige werking van het V.N.V. vóór en tijdens de bezetting.
In een meesterlijk pleidooi wist Meester Claeys, de
schuld van beklaagde te minimaliseeren. Tijdens zijn spreekbeurt deed zich hier
andermaal een klein incident voor, toen getuige Bossuyt opeens uitriep midden
de zaal: “Roger Tanghe is een S.S.”. Pleiter leest vervolgens verscheidene
attesten voor van enkele jongelingen die dank zij de tusschenkomst van
Vandenbulcke, naar Duitschland niet werden gestoken. Beschuldigde is een ziekelijk
man, lijdt aan tuberculose, en was vóór interneering in behandeling bij Dr. De
Winter, van Brugge.
Tijdens de rede van zijn verdediger zat betichte
herhaaldelijk te weenen. Toen de Voorzitter aan Vandenbulcke vroeg of hij nog
iets bij te voegen had, zwoer hij nogmaals trouw aan Vlaanderen en in een
meesterlijk gedicht welke hij den Krijgsraad voordroeg en dat hij
waarschijnlijk goed van buiten geleerd had, zwoer hij dat hij nooit afstand
ging doen van zijn germaansche gedachten.
Vermelden wij nog dat Vandenbulcke bij zijn
ondervragingen door den Heer Voorzitter, zeker op zijn tong niet was gevallen
en ongetwijfeld dacht, dat hij hier een politieke meeting te geven had. Tijdens
het getuigenverhoor is betichte zeer zenuwachtig en wil een fleschje medicamenten
uit zijn zak halen om in te nemen, doch den Voorzitter maant hem aan tot
kalmte. Nochtans blijft Vandenbulcke voortdurend zenuwachtig en knikt af en toe
met zijn hoofd ja of neen bij het onderhoor der getuigen.
Deze zaak nam omzeggens een uur en half in beslag. De
zaak wordt uitgesteld tot Vrijdag 22 December.”
Op de zitting van 22 december 1944 vordert
het Openbaar Ministerie een straf van vijf jaar. Een uitspraak komt er nog niet
want de zaak wordt voor de tweede maal uitgesteld tot 29 december 1944. René
Vandenbulcke wordt veroordeeld tot vijf jaar gewone hechtenis. In beroep
bekrachtigt het krijgshof te Gent op 6 februari 1945 de straf. Hij wordt
levenslang ontzet uit de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het
strafwetboek.
René Vandenbulcke richt op 8 januari 1946 een
genadeverzoek aan Prins Karel, waarin hij zijn versie van de feiten aanhaalt:
“De ondergetekende, René Vandenbulcke, gehuisvest te
Lauwe, Wevelghemstraat 108, tegenwoordig in het strafsanatorium voor
teringlijders te Merxplas, heeft de eer u eerbiedig genade af te smeken.
Ik verscheen op 17 november 1944, vóór de
zuiveringskommissie in werking was, voor den heer Substitut. Na onderhoor
verklaarde de Heer Substitut in tegenwoordigheid van Meester Claeys dat mijn
geval een van de kleinste was van al de geïnterneerden, en kon geïnterneerd
worden op een vreemde gemeente; maar daar ik overtuigd was dat niets strafbaar
mij ten laste kon gelegd worden heb ik mijn vonnis aangevraagd. Verscheen op 17
december 1944 voor den Krijgsraad van Kortrijk. Onder beschuldiging van
1)
gewoon
lid van het V.N.V.
2)
vier
of vijf vergaderingen van het V.N.V. (laatste vergadering 11 juli 1942) ten
mijnen waarvan ik noch aanvrager noch leider noch spreker was
3)
Heer
Guilemijn kwam getuigen alzou ik den hitlergroet gebracht hebben bij den Heer
Carrée
4)
Heer
Bossuyt dat hij “hooren zeggen” heeft alzou ik in 1940 gezegd hebben dat de
overwinning van den duitsch mijnen besten dokter was; dat engelschen nooit
zouden terug keeren enz.
Ter ontlasting:
1)
Heer
Carrée dat ik “nooit” den hitlergroet gebracht had en noch over politiek met
hem gesproken had
2)
Het
hoofd van de politie der gemeente kwam verklaren dat ik een toonbeeld was op
sociaal gebied en de woorden door den Heer Bossuyt aangehaald nooit gehoord had
3)
Heer
Dewitte, voorzitter van Winterhulp, dat ik onbaatzuchtig en onpartijdig mijn
volk heb bijgestaan
De Heer Substitut vroeg bestraffing in toepassing wet
29 december 1942. Daar hetgeen men mij ten laste gelegd werd vóór het uitkomen
van den wet gebeurd was werd de zaak uitgesteld. Verscheen opnieuw 21 december,
dan werd straf gevraagd volgens wet 1934 verlengd in 1937 maar lidmaatschap
V.N.V. noch vergaderingen V.N.V. niet voorzien zijn werd de zaak opnieuw
uitgesteld. Verscheen de derde keer op 29 december en werd gestraft tot 5 jaar
gewoon hechtenis volgens uittreksel hof van vervreking enz, enz …
Mijn straf werd bekrachtigd bij arrest van het
militair gerechtshof te Gent in datum van 6-2-45.
Ik smeek U, eerbiedig, Monseigneur, te willen in
overweging nemen:
Dat ik geïnterneerd werd op 4-9-44, dat wij allen
kunnen bestatigen, dat dergelijke gevallen in veel plaatsen niet aangehouden
werden ofwel naderhand in vrijheid kwamen zonder vóór het Krijgsgerecht te
verschijnen, of, met niet meer dan één jaar gevangzitting bestraft werden.
Daarom smeek ondergeteekende, U, Monseigneur, met het
oog op een rechtvaardige rechtsbedeeling mij te willen genadig zijn en mij voor
het overige van mijn straf de voorwaardelijkheid te verleenen.
Ik betreur ten zeerste mijne bedreven
onvoorzichtigheid en verzeker, U, dat bij eventuele invrijheidstelling, mij op
correcte en onberispelijke wijze zal gedragen, in de mate van het mogelijke
mijne onvoorzichtigheid zal herstellen en in ieder geval het vertrouwen dat, U,
in mij zult willen stellen niet zal beschamen.
In de hoop dat aan mijn verzoek een gunstig gevolg zal
kunnen verleend worden en daar mede aan mijne vijf minderjarige kinders en
beminde vrouw zal terug geschonken worden heeft de ondergetekende de eer zich
te noemen, Monseigneur, van uwe Koninklijke Hoogheid de zeer nederige en zeer
eerbiedige dienaar.”
René Vandenbulcke komt voorwaardelijk vrij op
9 mei 1947, onder voogdij van het beschermingscomité te Kortrijk met verbod
deel te nemen aan vergaderingen en betogingen van politieke aard.
[1]
Geboren te Lauwe op 1 december 1896 en overleden te Groesbeek (NL) op 3 april
1962. Hij was gehuwd met Rachel Delaere, was vader van o.a. Herwijn
Vandenbulcke (schepen voor de Volksunie in Lauwe van 1976 tot 1988) en
grootvader van o.a. Renaat, schepen te Lauwe, en wijlen provincieraadslid
Sigrid, beiden voor N-VA.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten