Wevelgem: oorlogsburgemeester Michel Byttebier en
zijn familie
Michel
Jerôme Norbert Byttebier wordt geboren te Sint-Denijs op 5 januari 1898, als
zoon van Modest en Leonie Voet, hij is wees op de leeftijd van elf en, samen
met zijn broer Hector (1895-1977) en zijn zuster Madeleine (1906-1996) wordt
hij, vanaf augustus 1913, opgevangen in het kroostrijk[1],
Vlaamsgezind gezin van de broer van zijn vader, Théophilus Byttebier
(1851-1924) en zijn echtgenote Malvina Delbeke (1873-1961).
Het
gezin van Theophiel Byttebier en de drie kinderen van zijn broer Modest –
v.l.n.r.: achteraan: Michel Jérôme Norbert, Raphaël, Maria, Georges, Susanna,
Valeer, Gabrielle, Michel Joseph, Hector - midden: Germaine, Pharailda,
Theophiel, Malvina, Bertha, Marguerite - vooraan: Maurits, Paula, Madeleine,
Gerard (bron: familiearchief Byttebier).
De
invloed van dit Vlaamsgezind gezin is niet gering op Michel Jerôme Norbert Byttebier.
Zijn
neef met dezelfde (voor)naam, een van de kinderen van Théophilus, Michel Joseph
Byttebier (1897-1983), wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog, op vrijdag 2 maart
1917, samen met drie medestudenten opgepakt wegens het illegaal aanplakken van
strooibiljetten, waarin het aandeel van de Vlamingen in het Belgisch IJzerleger
onderstreept wordt. De Duitse, franskiljonsgezinde politiechef Heitz liet die
bende van vier in de “Nieuwe Wandeling” opsluiten. Daar stichten ze de volgende
morgen een Plakkersclub met “Nog plakken” als devies[2].
De
Plakkersclub na hun vrijlating uit de Nieuwe Wandeling met hun pamflet, Cyriel
Pycke, Michiel Byttebier, Frans Van Gelder en Frans Naudts (Bron: Archief Frans
Mariman, 33/12, AMVS (Leuven))
Michel
Joseph Byttebier en zijn broer Marcel Georges (Gerard) Byttebier (1905-1978)
worden op 23 september 1946 bij verstek door de Krijgsraad te Gent veroordeeld
tot de doodstraf en tot 150 miljoen BF schadevergoeding aan de Belgische Staat,
wegens politieke en economische collaboratie. Tevens worden ze levenslang vervallen
verklaard van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.
Hun
firma had een deel van de Atlantische muur gemaakt, het indrukwekkend bouwwerk
dat door de Duitsers aan de Frans-Belgische kust was opgetrokken om een invasie
van de geallieerden te verhinderen. Beide broers waren bij verstek veroordeeld
omdat zij na de bevrijding naar Venezuela en Argentinië waren gevlucht.
Op
7 oktober 1949 wordt de doodstraf in beroep bevestigd door het krijgshof te
Brussel en wordt de boete op 200 miljoen BF gebracht.
Via
zijn advocaat Demeester richt Michel Joseph Byttebier op 20 augustus 1964 een
genadeverzoek aan Koning Boudewijn met de vraag om zijn straf om te zetten in
een voorwaardelijke straf.
Met
zijn brief van 2 september 1964 vraagt zijn advocaat aan de Minister van
Justitie of zijn cliënt terug naar België zou kunnen keren zonder aangehouden
te worden wanneer hij met een “vrijgeleide” de grens overschrijdt. Hij vermeldt
ook dat Michel Joseph Byttebier reeds teruggekeerd is uit Argentinië en zich in
Lille (F) bevindt.
Uit
briefwisseling van advocaat Demeester met het ministerie van Justitie blijkt
dat aan Michel Byttebier de toelating werd gegeven om zich tot 20 augustus 1969
te Kortrijk te vestigen met een kaart van vreemdeling. Die toelating wordt
regelmatig verlengd. Op 9 december 1970 wordt hij echter onverwachts te
Antwerpen aangehouden in het appartement van zijn zuster[3]
te Antwerpen en opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis. Volgens de
advocaat heeft de aanhouding niets te maken met enige overtreding van de
opgelegde reglementering in verband met zijn domicilie te Kortrijk, maar is hij
eerder het slachtoffer geworden van een familievete met een zoon van zijn
zuster die weduwe was.
Over
zijn verblijf in Argentinië en zijn terugkeer naar België schrijft Vooruit op
13 december 1970 het volgende:
“… Na de oorlog werd
tegen de aannemer Byttebier een proces ingespannen. De man werd tot levenslang
veroordeeld. Hij was er echter in geslaagd, samen met een broer, zich naar
Argentinië te begeven. Aldaar richtten ze een nieuwe bouwonderneming op die
weldra grote uitbreiding nam. Hun goede relaties met personen uit de omgeving
van diktator Peron die in die tijd het goede en slechte weer maakte in
Argentinië, zou daaraan niet vreemd zijn. Weldra stonden ze zo hoog in aanzien
dat ze tot de upper-class behoorden.
Zekere dag had te
Buenos-Aires een receptie plaats, waarop een zeer hoog geplaatste Belgische
persoonlijkheid aanwezig was, aan wie mevr. Byttebier[4]
werd voorgesteld. Op een vraag in het Frans weigerde ze in die taal te
antwoorden en sprak Nederlands. Het incident heeft toen in Buenos-Âires
opspraak verwekt.
Ongeveer gelijktijdig met
de val van Peron kwam het bedrijf Byttebier in faling, maar in de jongste jaren
hebben de zonen van de ekonomische kollaborateur de zaken weer op dreef
gebracht, zodat hun onderneming die zich voornamelijk met wegenbouw inlaat,
weer bloeiend is geworden.
De Byttebier die na de
oorlog in ons land bij verstek werd veroordeeld, was zo onvoorzichtig af en toe
familieleden in het Kortrijkse en te Antwerpen op te zoeken. Dat heeft hij de
jongste dagen weer gedaan, reizend als Argentijns staatsburger.
Toen hij een bezoek wilde
brengen aan een familielid wonende in het Antwerpse werd hij in volle
stadscentrum door leden van de militaire opsporingsbrigade gevat.”
’t Pallieterke van 17 december 1970 over zijn aanhouding:
“Ir. Michiel Byttebier
aangehouden
De Belgische justitie
heeft zich andermaal met roem overladen: woensdag arresteerde ze de ongeveer 74
jaar oude Ir. Byttebier. Die “vangst” werd behoorlijk ingekleed in het door het
auditoraat verspreide zegebericht. Men had de hand gelegd op “de bouwer van de
Atlantikwall!”.
Het is misschien niet
overbodig aan ons vergeetachtig volk, en vooral aan de jongeren, die niets meer
over de oorlog weten, een woord uitleg te geven. De “Atlantik-Wall” is het werk
van zowat alle aannemersbedrijven van West-Europa. Indien we inderdaad een zo
slecht karakter hadden als we in onze titel vermelden, zouden we een lijstje
kunnen geven van de aannemers van openbare werken die Duitse
verdedigingsinstallaties meegebouwd hebben. De meest beroemde firma’s van dit
land waren er bij, en ze konden trouwens niet anders. Want indien men het soms
niet meer weet: als de Duitse bezettende meerderheid een firma opeiste, dan
volstond het niet dat de direktie zei: “Spijt me, maar we doen het niet.”.
Tot zover de situatie in
de bedrijfstak waartoe de firma Byttebier van lang voor de oorlog behoorde. Eén
van de twee firmanten was vóór 1940 al overleden. Byttebier heeft tijdens de
oorlog de zaken voortgezet zoals alle andere aannemersbedrijven.
De Byttebiers waren
overtuigde vlaamsgezinden. En dus was de repressie voor België in de eerste
plaats een gelegenheid om ook deze vlaamsgezinde man te kraken. Hij werd in
1949 ter dood veroordeeld bij verstek. Die straf werd toen tegen elke van
kollaboratie verdachte vlaamsgezinde bij verstek uitgesproken: een lager tarief
was er niet.
Ondertussen was Ir.
Byttebier met zijn familie naar Argentinië uitgeweken. Een aantal leden van het
gezin zijn er nu nog. Maar de ondertussen ouder wordende vader kon er niet
aarden. Ofschoon hij de Argentijnse nationaliteit verworven had, keerde hij
terug naar zijn geliefd West-Vlaanderen – de streek waar de Byttebiers
jarenlang een bastion van Vlaamsnationalisme geweest waren.
Hij werd onder zijn ware
naam in het bevolkingsregister ingeschreven. Hij werd opnieuw opgenomen in de
vroegere vrienden- en bekendenkring. Indien we een lijstje gaven van de
vooraanstaande mensen uit dit land die vriendschappelijk met de thans in de cel
zittende Byttebier omgaan, zouden sommigen verbaasd opkijken. En dan gaat het
over prominenten die mijlen ver van de Volksunie verwijderd zijn …
Ir. Byttebier “vangen”
was al sedert jaren een koud kunstje. De oude man – een mens met een opgeruimd
en vriendelijk karakter, al is hij nu straatarm – is een liefhebber van de
natuur, van het leven in openlucht, van lichaamsbeweging. Men kon hem – tot aan
zijn arrestatie – fluks pedalerend langs de Vlaamse wegen zien fietsen, op weg
naar vrienden: een wijsgeworden, opgeruimd en vrolijk mens, die, na het verlies
van zijn fortuin en van zijn macht, de betrekkelijkheid der dingen had leren
inzien.
Veel speurderswerk was er
niet nodig om die gezellige man, die zich niet verborgen hield, te vangen. Wie
er het krijgsauditoraat heeft toe aangezet om voor de zoveelste keer aan te
tonen wat een hatelijk land België is, weten we niet, en zullen we nooit weten.
Want die lamenadige verklikker zal wel te laf zijn om zich ooit in het openbaar
bekend te maken. Hij mag langs deze weg vernemen – ’t Pallieterke leest hij
zéker – wat we over hem denken. Hij zal in zijn haat ten ondergaan op de manier
waarop we nog beroepsverklikkers hebben weten eindigen. Namen te noemen
verhindert ons de naastenliefde.
Voor de rest: noch de
laattijdige aanhouding van Byttebier, noch de negentig dagen vóórarrest van de
negen Vlaamse plakkers van Laken zijn van aard onze mening over deze Staat te wijzigen.
Wat we erover denken is destijds uitgesproken (in het Frans) door Joris Van
Severen in volle Kamer: La Belgique, qu’elle crève!”
Michel
Joseph Byttebier wordt om gezondheidsredenen voorlopig in vrijheid gesteld op 4
maart 1971 en bij K.B. van 11 mei 1971 wordt de doodstraf omgezet in 20 jaar
buitengewone hechtenis.
In
1978 vragen Michel Joseph en Marcel Byttebier de herziening van hun proces. Zij
betogen dat zij niet vrijwillig hadden gecollaboreerd, dat zij door de Duitsers
waren opgeëist en dat ze dat, na zoveel jaren, met getuigenissen van Duitsers
konden bewijzen.
Na
de gebruikelijke procedure en gunstig advies tot herziening verbreekt het Hof
van Cassatie op 30 september 1980 het arrest van het militair gerechtshof voor
zover de broers veroordeeld waren wegens economische collaboratie. Bijgevolg
bleef de straf voor de politieke collaboratie en kon de zaak slechts omtrent de
economische collaboratie worden overgedaan.
Bij
dergelijk proces moet de veroordeelde zijn onschuld bewijzen.
Volgens
meester Delwaide collaboreerden de broers Byttebier allerminst met de Duitsers,
maar poogden ze eerder de bezetters tegen te werken. Hetzelfde gold ook voor
het groeiende aantal arbeiders die de firma in dienst stelde tijdens de
bezetting. “Het bestand liep inderdaad op van 100 naar 1.900, maar hierbij
werden ook de werknemers van onderaannemers geteld plus de arbeiders die werden
ingeschreven zonder effectief te werken, om te ontsnappen aan de verplichte
tewerkstelling in Duitsland.”
Op
17 juni 1982 verschijnt Michel Joseph Byttebier voor het militair gerechtshof
te Brussel dat na al te gepassioneerde debatten zegt dat de economische
collaboratie bewezen blijft en dat bijgevolg de boete van 200 miljoen BF
eveneens blijft gelden.
Michel
Joseph Byttebier gaat in verbreking. Hij overlijdt op 26 augustus 1983 maar
zijn zoon Walter (1925-2015) neemt de vraag tot herziening over. Ook in de
dood zou voor Michels eerherstel worden gevochten.
Het
Hof van Cassatie verbreekt opnieuw het arrest en begin september 1986 wordt de
zaak Byttebier weer behandeld voor het militair gerechtshof, dat het vroeger
arrest nogmaals bevestigt: Michel Joseph en Marcel Byttebier blijven schuldig
aan economische collaboratie.
Te
noteren dat een andere zoon van Michel Joseph Byttebier, Hugo (1924-2004),
oudere broer van de reeds vermelde Walter, in verband wordt gebracht met de
zaak Adolf Eichmann door schrijfster Bettina Stangneth, in haar boek
"Eichmann in Argentinië - Het onbezorgde leven van een
oorlogsmisdadiger".
Een
jongere broer van Michel Joseph en Marcel Byttebier, namelijk Mauritius,
geboren te Heestert op 12 mei 1909, een fabrikant in stoven en wonende te
Kortrijk in de Bruggesteenweg 77, wordt op 29 november 1945 door de krijgsraad
te Kortrijk bij verstek veroordeeld tot levenslange hechtenis.
De
feiten die tot zijn veroordeling hebben geleid worden, naar aanleiding van zijn
genadeverzoek, op 9 april 1951 door substituut Maenhout van Gent uiteengezet:
“Vóór 10.5.1940 was hij
reeds lid van het Verdinaso; hij werd op 16.5.1940 door de Engelse
legeroverheden aangehouden en vervolgens met andere verdachte personen
opgesloten in de citadel van Rijsel. Hij werd aldaar vrijgesteld bij de
aankomst der Duitse troepen en kwam op 30.5.1940 te Kortrijk terug.
Hij heeft in het begin
van de bezetting enkele vergaderingen van het Verdinaso bijgewoond. Omstreeks
Augustus 1941 is hij toegetreden tot de Algemene SS. Hij werd alras officier in
deze para-militaire organisatie van dewelke hij het uniform droeg. Hij had de
titel van SS-Sturmbanfuhrer en was gelast met de inspectie van de SS in
West-Vlaanderen en namelijk te Kortrijk, Brugge, Oostende en Roeselaere. Hij
geeft toe dat er, ter gelegenheid van zijn inspecties, marsch- en
sportoefeningen plaats grepen en er lezingen werden gehouden over het nationaal-socialisme
en de sociale economie in Duitsland.
Hij beweert dat er aan
zijn gordelriem een revolvertas was vastgehecht, doch dat er geen pistool in
stak. Uit de overtuigingstukken in zake blijkt echter dat hij op 23.12.1942 een
schrijven gericht heeft aan de O.F.K. te Gent om een nieuwe “Waffenschein” te
bekomen ter vervanging van deze slechts geldig tot 31.12.1942.
In 1941 heeft hij zich
ook gericht tot het comité voor politieke ontvoerden en vroeg hij toekenning
van een toelage; hij was ter zake in briefwisseling met René Lagrou van
Antwerpen.
Op 11.12.1942 werd door
een zijner bedienden een brief opgesteld in dewelke hij vermeldt dat men er in
geslaagd was al de leden van het personeel der Firma aan te sluiten bij de Unie
voor Hand- en Geestesarbeiders. Alhoewel getuigen zulks beweerden, heeft
veroordeelde steeds ontkend dat er op de koer van zijn fabriek oefeningen voor
SS mannen gehouden werden. Veroordeelde heeft steeds beweerd dat hij in Oogst
1942 zijn ontslag heeft gegeven als SS-Sturmbanfuhrer. Ter zake dient echter
opgemerkt dat hij zich op 23.12.1942 nog beriep op deze hoedanigheid toen hij
een verzoek richtte aan de O.F.K. te Gent om een nieuwe “Waffenschein” te
bekomen; anderzijds blijkt uit zekere stukken van de bundel dat hij nog tijdens
het jaar 1942 een vergoeding ontving van de Germaanse Freiwilligen Leitstelle.
Het blijkt niet uit de bundel dat hij zich nog met de SS heeft ingelaten na
1.1.1943 en er mag dus worden aangenomen dat hij zijn ontslag heeft ingediend
op het einde van 1942.
Veroordeelde bekende dat
hij lid was van de De Vlag, doch beweerde ontslag te hebben ingediend wanneer
hij uit de SS trad; hij verkreeg nochtans op 6.7.1944 een nachtpassierschein
als lid van de De Vlag.
Hij zou ook in de vrijen
handel munitie hebben opgekocht voor de diensten van de De Vlag. Hij werd op
17.7.1944 uitgenodigd om tegenwoordig te zijn op het eerste generaal-appel van
het Veiligheidskorps van de De Vlag. Het is niet bewezen dat hij op deze
vergadering aanwezig was en of hij werkelijk enige activiteit heeft gehad als
lid van het V.K. der De Vlag.
Tijdens de bezetting was
hij geabonneerd op De Nationaal Socialist, de SS man, de De Vlag, Balming en
Volk en Staat. Hij had ook een toelating tot jagen en ging dikwijls op jacht
met vertegenwoordigers van de Bezettende Overheid.
Hechtenistoestand. Hij
werd regelmatig geinterneerd op 20.9.1944 en op 19.10.1945 in voorlopige
vrijheid gesteld in gevolge beslissing van de Consultatieve Commissie voor het
Arrondissement Kortrijk. Hij werd alsdan ten huize geinterneerd en namelijk ter
woonst van zijn schoonbroeder Mr. Vantomme te Berchem bij Antwerpen. Hij is
enkele dagen nadien aldaar vertrokken om zich aan een tweede aanhouding te
onttrekken. Hij leefde sindsdien ondergedoken, alsook in het buitenland[5].
Hij werd op 19.2.1951 te Gent aangehouden in gevolge zelfaanbod. Hij is thans
gedetineerd in de gevangenis te Sint Gillis.
Veroordeelde beroept zich
op het feit dat hij tot een te strenge straf verwezen werd gezien de ongunstige
atmosfeer in dewelke de zaak vóór de Krijgsraad behandeld werd en gezien hij
verstek miek. Deze bewering strookt ons inziens met de waarheid en veroordeelde
zou tot een milder straf veroordeeld geweest zijn ware hij ter terechtzitting
tegenwoordig geweest.
Hij geeft verder een bondige
uiteenzetting van de feiten weerhouden ten zijnen laste en voert aan dat hij
nooit enig kwaad aan zijn medeburgers berokkend heeft. Zulks blijkt daarenboven
ook uit de menigvuldige attesten destijds gevoegd bij de bundel en ook uit deze
gevoegd bij de genadevraag. Hij beroept zich tevens op zijn familietoestand om
een gunstmaatregel te zien tussenkomen in zijn geval.
…
Aangezien terecht mag aangenomen worden dat verzoeker tot een
milder straf zou veroordeeld geweest zijn, ware hij op tegenspraak verwezen.
Dat inderdaad dient
rekening gehouden te worden met het feit dat hij aan zijn voornaamste schuldige
activiteit – namelijk in de Algemene SS – een einde heeft gesteld op het einde
van 1942.
Gezien zijn familiale
toestand en dat het billijk voorkomt de uitgesproken straf te herleiden, in
verhouding tot de ernst der gepleegde feiten.
Om deze redenen verlenen
wij ter zake een gunstig advies en stellen wij voor de uitgesproken straf te
herleiden op vijf jaar gewone hechtenis.”
Krachtens
het Koninklijk Genadebesluit nummer 498 van 1 augustus 1951 wordt Mauritius
Byttebier voorlopig in vrijheid gesteld en wordt zijn straf omgezet in 5 jaar
gewone hechtenis.
Nog
een ander broer van Michel Joseph, Marcel en Mauritius Byttebier, namelijk
Raphaël, geboren te Heestert op 23 maart 1902, houthandelaar, wonende te
Kortrijk, IJzerkaai 54, wordt in oktober 1946 door de krijgsraad te Kortrijk
veroordeeld tot 18 maanden gevangenis wegens economische collaboratie.
We
zetten een stap terug naar Michel Jérôme Norbert Byttebier die opgroeit in het
kroostrijk gezin van nonkel Theophiel en tante Malvina.
In
augustus 1919 verhuist Michel Byttebier naar Wevelgem.
Hij
behaalt het diploma van onderwijzer te Torhout op 9 augustus 1919, wordt
benoemd op 28 september 1919 en treedt in dienst in Wevelgem op 1 oktober 1919,
in vervanging van Emiel Poleyn die gepensioneerd wordt[6].
Op
23 juni 1923 huwt hij te Ooigem met Maria Vanden Avenne (1897-1981).
Enkele
maanden later, op 27 september 1923, wordt hij ingelijfd bij de medische dienst
van de landmacht maar vrijgesteld van dienst in vredestijd[7].
Uit
het huwelijk worden vier kinderen geboren: Lieven (1924-2020), Zeno
(1926-2023), Fries (1927-1990)[8] en Fronie (1929-2017).
Moeder
Maria Vanden Avenne begint een winkel in porseleinwaren. Niet veel later geeft
vader zijn ontslag als onderwijzer (ook in het volwassenenonderwijs), breidt de
zaak uit en start een groothandel in porselein, kristal en bestekken. Moeder
doet de administratie.
Wanneer
vader Michel op 1 oktober 1942 tot burgemeester wordt benoemd, is er opvolging
nodig in de zaak. Zoon Lieven zit verplicht tewerkgesteld in Duitsland en als
tweede oudste volgt Zeno zijn vader op.
Foto genomen, vermoedelijk rond het tijdstip van de inhuldiging van
Michel Byttebier als burgemeester, op de hoek van de Lauwestraat. Vooraan met
handen in handschoenen samengehouden: Michel Byttebier. De man met bril en
handen samengevouwen links tegen de deurstijl: Gerard Foulon, onderwijzer in
Wevelgem en VNV-gewestleider. Links van hem: arrondissementscommissaris
Verkinderen[9],
VNV-er. Rechts tegen de deurstijl, boven de dame met hoed: Frans Strubbe[10],
VNV-arrondissementsvoorzitter.
Michel
Byttebier begint de notulen van het CBS te ondertekenen vanaf de zitting
van 29 september 1942.
In
de zitting van 6 oktober 1942 aanhoort het College gemeentesecretaris Dujardin,
die lezing geeft:
“1° van het besluit van
den heer Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Volksgezondheid, dd. 25 september 1942, waardoor Mijnheer Michiel Byttebier
aangeduid wordt om het ambt waar te nemen van Burgemeester, in vervanging van
den heer Remi Wallays, aan wie ontslag uit zijn ambt is verleend;
2° van het proces-verbaal
van eedaflegging waaruit blijkt dat Mr. Byttebier voornoemd op 1 oktober 1942,
den grondwettelijken eed in handen van den heer Gouverneur heeft afgelegd.
Diensvolgens is den Heer Byttebier Michiel aangesteld als Burgemeester van
Wevelgem vanaf 1 oktober 1942, en hij neemt onmiddellijk het voorzitterschap
der vergadering waar.”
Onder
impuls van onderwijzer Gerard Foulon, gewestleider V.N.V. Wevelgem, wordt een
huldevergadering georganiseerd op zondag 18 oktober 1942.
Aan
het bewind van oorlogsburgemeester Michel Byttebier komt een einde wanneer
Wevelgem begin september 1944 bevrijd wordt.
Uit
het boek “Mijn Oorlog” van Frans Robesyn blijkt dat Michel Byttebier de eerste
uren of dagen na de bevrijding spoorloos is:
"Op een bepaald
ogenblik werd gedreigd met de plundering van de gleiswarenwinkel van Michiel
Byttebier, de huidige oorlogsburgemeester die nergens meer te bespeuren was.
Dit was voor de mannen van de weerstand een brug te ver. Ze lanceerden een
oproep om jonge mannen in hun rangen te krijgen en geplande wandaden te
verijdelen. Ik zelf heb dan ook aan deze oproep beantwoord. 's Avonds om 6 u
moest ik mij aanmelden aan de winkel van de firma Byttebier. Daar ik tot hier
toe nog nooit enig wapen in handen had gekregen, werden mij de eerste
schietlessen gegeven met een geweer. Ik werd aangeduid om de nachtwacht te
houden in de winkel van de burgemeester wat mij heel onwennig overkwam. 's
Morgens werden wij binnengeroepen door mevrouw Byttebier die ons met plezier
een tas koffie aanbood uit wederdank omdat wij wellicht haar winkel hadden
gevrijwaard van plundering of andere wandaden. 's Anderendaags werd ons gemeld
dat mijnheer Byttebier ergens was opgedoken en dat de verdere bewaking van zijn
winkel niet meer nodig was. Ik ben naar huis getrokken en was heel
tevreden dat ook dit avontuur achter de rug was."
Michiel
Byttebier wordt uiteindelijk aangehouden door verschillende leden[11] van het
Onafhankelijkheidsfront Wevelgem te Gotem in Limburg op 15 september 1944.
Hij
wordt nog naar zijn huis begeleid om wat kledij en toiletgerief op te halen en
wordt daarna achtereenvolgens overgebracht naar:
- De tapijtfabriek “Manufacture Franco-Belge de
Tapis” op de hoek van de Leie- en Kweekstraat in Wevelgem;
- Het “kasteel” van Wevelgem in de
Vanackerestraat;
- Het Sint-Niklaasklooster in de Voorstraat te
Kortrijk;
- Rijkswacht te Brugge;
- Het Pandreitje, de stedelijke gevangenis van
Brugge;
- Op de zolder van de Halletoren van Brugge.
Op
27 september 1944 wordt hij overgebracht naar het kamp te Sint-Kruis, dat als
gevangenis moest worden ingericht.
Het
verdedigingsdossier opgesteld op 11 oktober 1944 ten gunste van Michel
Byttebier en gericht aan de substituut te Kortrijk, bevat 4 farden
bewijsstukken.
In
een eerste farde wordt verwezen naar een affiche die uitgeplakt werd ter
gelegenheid van Nieuwjaar 1943:
“Weinige weken na het
ambt van Burgemeester te hebben opgenomen heeft hij de in deze farde berustende
affiche doen uitplakken ter gelegenheid van het Nieuwjaar 1943. U zult
bestatigen dat den tekst van dezen aanplakbrief merkwaardig is gezien Mr.
Byttebier belooft geen rekening te houden met de verleden of toekomende
politieke gedachten der inwoners: gedurende de Duitse bezetting was dergelijke
verklaring nogal moedig.”
De
inhoud van de tweede farde wordt als volgt omschreven:
“Deze farde bevat attestatiën
van verschillende personen die uit het gevang of strafkampen bevrijd werden
dank zij de tusschenkomst van Mr. Byttebier: U zult merken dat het hier niet
gaat om complaisance-attestatiën, daar er zich onder deze zekere bevinden
uitgaande van personen waarvan de faam onberispelijk is zooals bij voorbeeld de
onderpastoor Lietaer van Handsaeme, de welke het nuttig zou wezen te onderhooren
als getuige.”
Op
de lijst van personen die uit het gevang of strafkampen bevrijd werden staan
o.a. ook vermeld: André Vanderplancke uit de Gullegemstraat 124 te Wevelgem,
Jeroom Heernaert uit de Kozakstraat 24 te Wevelgem en Omer Masselis uit de
Menenstraat te Wevelgem.
Farde
nummer drie verwijst ook naar attesten:
“Zij bevat talrijke
attestatiën van personen die van den verplichten arbeiddienst vrijgesteld
werden of die door toedoen van den gewezen Burgemeester uitsteltermijnen
bekomen hebben, nog eens zult U onder deze, personen vinden die zeer
vertrouwbaar zijn zoals bij voorbeeld de attestatie van Mr. Henri-José Van
Ruymbeke, Robbeplaats 6 te Kortrijk, zoon van Mr. Henri Van Ruymbeke eere
advocaat-pleitbezorger, Robbeplaats 6 te Kortrijk, sedert meerdere jaren
afgevaardigde-beheerder der Bank de la Société Générale de Belgique, welke
beiden zich altijd goede vaderlanders hebben vertoond. Het zou insgelijks
nuttig wezen deze twee personen als getuige te onderhooren.”
Op
de lijst van personen die van de verplichte arbeidsdienst vrijgesteld werden,
worden o.a. ook volgende Wevelgemnaren vermeld: Odiel Duhamel uit de Kloosterstraat,
Michel Watteyn uit de Wijnbergstraat, Willem Vanhee uit de Lauwestraat 47,
Medard Verraest uit de Roeselarestraat 196, Eugène Vanneste uit de Lode de
Boningestraat en Michel Amerlynck.
Op
de lijst van diegenen die uitstel voor de verplichte arbeidsdienst bekwamen staan
vermeld: Hector Mulliez uit de Lauwestraat 10, Albert Masselis uit de
Menenstraat en Maurits Vlieghe uit de Leiestraat, allen uit Wevelgem.
De
laatste farde:
“Hier zult U attestatiën
vinden van verschillende gunsten die de Burgemeester bekomen heeft voor de
bevolking.
Eigenlijk en in het
bijzonder dient er opgemerkt dat Mr. Byttebier tot twee maal toe de gemeente
Wevelgem vermeden heeft blootgesteld te worden aan de ergste wraakmaatregelen,
gezien er door zijn toedoen geen gijzelaars genomen en gebeurlijk gefusilleerd
werden:
- een
eerste maal wanneer een Duitse soldaat gedood werd in begin 1944: geen
gijzelaar noch wraakmaatregel werd genomen, niettegenstaande het de
gewoonte was van den bezetter;
- een
weinig later werden twee Duitsers omgebracht door en in het eigen huis van
Henri Denys en zijn zoons , gelegen Nachtegaalstraat te Wevelgem. Henri
Denys en zijn zoons hebben kunnen vluchten: iedereen dacht dat er deze
maal gijzelaars zouden genomen worden en gebeurlijk gefusilleerd, maar
door talrijke gedane voetstappen van Mr. Byttebier werd Wevelgem van
dergelijke sanctie gespaard.”
Allerlei tegemoetkomingen
en tussenkomsten:
- vrijmaking
der huizen Gullegemstraat, nummers 197 tot 207, te Wevelgem, die reeds
opgeëist waren voor de valsche vliegplein;
- tussenkomst
van Mr. Byttebier om de vereffening te bekomen van al de schulden der
Duitsche militairen tegenover de winkeliers en herbergiers zijner
gemeente;
- kolenverdeeling;
- tusschenkomst
tot in vrijheidstelling;
- verscheidene
teruggaven van aangeslagene koopwaren;
- bedankingen
aan de “Zekerheid en Hulp Dienst” uit Wevelgem, bekend als de best
ingerichte der streek dank aan Mr. Byttebier.
Nog
andere verdedigingsdocumenten volgen, o.a. een brief van pastoor Henri De
Brabandere, gericht aan de echtgenote van Michel Byttebier:
“Wevelgem, 1 januari
1945.
Geachte Mevrouw,
Zooals gij het mij hebt
gevraagd kan ik U schriftelijk bevestigen hetgeen ik U zegde een paar dagen
geleden.
Mr. Byttebier die binst
de bezetting het ambt van burgemeester waarnam, is verschillende keeren op mijn
verzoek bij de bezettende overheid tusschen gekomen ten voordele van eene of
andere familie mijner parochie.
Ondermeer is het aan hem
te danken dat Noël Masselis niet naar Duitschland moest vertrekken.
Vier gezinnen van den
Kruishoek, die tijdelijk hunne woning hadden moeten verlaten, mochten op zijn
aandringen wederom hun huis gaan bewonen.
Hij deed vele pogingen
opdat Henri Delbarge uit krijgsgevangenschap zou mogen terug keeren.
En zonder zijn tusschenkomst
zou het mij waarschijnlijk niet mogelijk geweest zijn, verbeteringen toe te
brengen aan de noodkerk van den Posthoorn.
Ik durf verhopen dat deze
inlichtingen U zullen kunnen van dienst zijn en bied U de uitdrukking mijner
eerbiedigste gevoelens.”
Opmerkelijk
in het verdedigingsdossier is ook de getuigenis van Gerard Verhaeghe,
bestuurslid bij het Epuratiecomité O.F. te Wevelgem.
Aan
Gerard Verhaeghe (°31/12/1921) werd op 5 april 1948 de hoedanigheid toegekend
van gewapend weerstander en op 11 juni 1952 van werkweigeraar.
Vanaf
juli 1944 helpt hij nog mee aan het stockeren en verspreiden van de sluikpers
(België Vrij, ’t Vrije Vlasland, …), waaruit volgende fragmenten:
“Bytebier
Michiel, Lauwestraat, Wevelgem, naziburgemeester, wiens ribbekast aan ’t
rammelen gaat sedert de invasie en de successen onzer geallieerden, zoekt
veiligheid bij den baas van den Appel en Paepe. Zijn bijzonderste artikelen
bracht hij reeds in veiligheid. De strop is de zoetste dood, verklaarde hij
eens in een café op de Plaats. Dat hij maar reeds een koorde zoekt”.
“Staaltje van de nieuwe orde te Wevelgem. In de laatste dagen
kwam in de gemeente Wevelgem, een vrouw spontaan onpasselijk. Op verzoek van
een dokter moest die vrouw onmiddellijk overgebracht worden naar een hospiaal
in een naburige stad. Naastbestaanden begaven zich naar het gemeentehuis, om
den auto van “Het Roode Kruis” aan te vragen. Daar was geen spraak van een auto
en het antwoord klonk als volgt: “De burgemeester is op reis met de auto”. De
nobele nazidienaar mag hem dus de luxe permiteeren om een auto, bestemd
alleenlijk voor zieken te vervoeren, te gebruiken om allerhande zaken met den
bezetter te regelen. Zulke mag bestaan volgens de nieuwe orde, maar menschen
laten kreveeren mag ook bestaan.” (Uit “België Vrij”, julinummer 1944).
Hierna
de getuigenis van Gerard Verhaeghe ten gunste van Michel Byttebier:
“Ik ondergetekende
Verhaeghe Gerard, bestuurslid bij het Epuratiecomité O.F. Wevelgem, verklaar
bij deze dat de heer Byttebier Michel, die tijdens de bezetting het ambt van
Burgemeester waarnam, voor mij herhaalde malen tusschenbeide gekomen is in de
diensten der Werbestelle teneinde mij te onttrekken aan verplichte
dienstwerkname in Duitschland.
Zijn tusschenkomst had
dan ook voor gevolg dat ik een aantal maanden ontslagen werd van de
verplichtingen, aan alle jonge mannen opgelegd, tegenover de Werbestelle.
Toen in de eerste maanden
van 1944 herhaalde malen naamlooze lijsten, waar verscheidene personen van
Wevelgem in vermeld stonden, aan de G.F.P.[12]
werden overgemaakt. Zoo kwam ook mijn naam op een dezer lijsten voor, met
aanduiding alsdat ik lid was eener ondergrondsche groepering, clandestine pers
ter lezing rondgaf en in het bezit was van wapens.
Dank zij het krachtdadig
en invloedrijk ingrijpen van den heer Byttebier die de Duitsche autoriteiten
wist te overtuigen dat al deze aanklachten uit de lucht gegrepen waren en niets
dan loutere verzinsels bevatten, ontsnapte ik, zooals zoveel anderen aan
aanhouding, deportatie en een onnoembare mogelijke nasleep van moeilijkheden en
misschien wel gruweldaden allerhande. Ik maak hier tevens dankbaar gebruik om
te vermelden dat de heer Byttebier tijdens het waarnemen van het
burgemeesterschap op een waarlijk voorbeeldige wijze het bestuur der gemeente
in handen nam.
Zoo vriend als vijand zou
dit thans nog durven te getuigen. Dwars van hem, een propagandisch cachet aan
het beheer der gemeente te geven. In Wevelgem ontstonden geen nieuwe
straatnamen, personen uit de zoogenaamde nieuwe orde wereld vermeldend.
Neen, zijn attentie
betrof enkel het aanschijn der gemeente te verfraaien. Talrijke werken werden dan
ook uitgevoerd, die van groot openbaar nut zijn.
Mag ik dan ook vermelden
zijn onvermoeibare werking voor Winterhulp, waar hij niet zoozeer een
vertegenwoordiger eener politieke partij was, doch de onverdroten bezieler, die
zijne talenten, invloeden, tijd en kapitaal ter beschikking stelde voor de
minst bedeelden uit ons volk.
Wevelgem, was vier jaar
lang een gemeente waar honderden soldaten ingekwartierd lagen, de laatste paar
jaar kwam een garnizoen der Vlaamsche Fabriekswacht nog deze bezetting
aanvullen.
Talrijk zijn de
moeilijkheden geweest, en veel tact en inschikkelijkheid was er van doen om de
kalmte en de rust op de gemeente te handhaven.
Ondanks dit alles was
Wevelgem uitgegroeid tot een broeinest van de resistantie. Talrijke
sabotagedaden werden gepleegd op de spoorbaan, kabels en leidingen doorsneden,
koolzaadoogsten vernield, aanvallen op Duitschers, meer dan 500 nummers van een
en hetzelfde clandestien blad werden uitgegeven. Ontegensprekelijk moest de
heer Byttebier hierover lont hebben geroken. Nooit of nooit zou bij hem de
gedachte zijn opgekomen de rol te gaan vervullen van de lage verklikkers.
Integendeel al zijn invloeden en connekties wendde hij aan om onheil en gevaar
der gemeente af te wenden en was steeds ter beschikking waar het ook kon om
zijn medeburgers te bewijzen of ze uit moeilijkheden te helpen.
Voor echt en waarachtig.
Wevelgem, 2 januari 1945
Get. VERHAEGHE G.”
Al
even opmerkelijk is de verklaring van Jules Bevernage
in het dossier:
“Ondergetekende Jules
Bevernage, woonachtig Roeselarestraat, n° 152 te Wevelgem, aanziet het als zijn
plicht, aangaande de zaak Michiel Byttebier, volgende verklaring af te leggen:
Op 15 januari 1944 werd
ik ondergetekende door de Duitse Gestapo afgehaald voor het verspreiden van
anti-Duitsche propagandaschriften (De Vlasser). Na 72 dagen in de gevangenis te
Kortrijk te hebben doorgebracht, kon ik bij den bomaanval op ’t station van
Kortrijk van 26 Maart ontsnappen. Door tusschenkomst van den toenmalige Heer
Burgemeester Michiel Byttebier heb ik de gevangenis niet meer moeten vervoegen.
Enkele dagen nadien werd ik veroordeeld tot 6 maanden gevangenis welke straf
eveneens door tusschenkomst van den Heer Burgemeester niet werd toegepast zoodat
ik nooit meer door de Gestapo werd lastig gevallen.
Deze hulp waarvoor
Michiel Byttebier zich verscheidene malen persoonlijk naar Kortrijk begaf, werd
spontaan zonder eenige aanvraag van mij noch mijne familie verleend; ook heeft
de heer Byttebier om deze hulp nooit de minste vergoeding aanvaard wanneer ze
hem aangeboden werd.
Dit feit meen ik
bevestigd op voldoende wijze wat alle rechtgeaarde Wevelgemnaars getuigen, dat
de heer Michiel Byttebier in deze moeilijke omstandigheden maar één doel
nastreefde: zijn medeburgers te helpen waar hij het kon.
3 januari 1945.
Get. Jules Bevernage”
Op
1 februari 1945 wordt Byttebier overgebracht van Sint-Kruis naar het
interneringskamp “De Wikings” in Kortrijk. In totaal verblijft hij 290 dagen in
interneringscentra,
gespreid over de perioden van 16 september 1944 tot 23 maart 1945 en van 12 mei
1945 tot 21 augustus 1945.
Tussendoor
wordt hij, op beslissing van de
Consultatieve Commissie te Kortrijk, in voorlopige vrijheid gesteld vanaf 24
maart 1945 in Roeselare, met verplichtend verblijf bij zijn beste vriend
Achille Hostens, Hortensiastraat 14. “Op
zon- feestdagen mag hij de vroegmis bijwonen”.
De
beslissing van de Consultatieve Commissie van 23 maart 1945 tot voorlopige
invrijheidstelling in Roeselare hield rekening met de gezondheidstoestand van
Byttebier en met “hetgeen
hij ten gunste van de Wevelgemse bevolking gedaan had”.
Het
verplichtend verblijf in Roeselare, opgelegd door de Consultatieve Commissie,
is slechts van korte duur want op 12 mei 1945 wordt hij opgesloten in de
gevangenis van Roeselare om de dag erna opnieuw geïnterneerd te worden in de
Wikings te Kortrijk en dit tot 21 augustus 1945.
Op
22 augustus 1945 wordt hij vrijgelaten met verplicht verblijf te Berchem
Antwerpen bij mevrouw Baeten[15], Marie-Josélaan 69, onder
toezicht der plaatselijke politie, op beslissing van de Directie der
Consultatieve Commissies en der Verdachten in Brussel en na advies van Dokter
Holvoet van de "Wikings", zich op zijn beurt steunend op een verslag
van zenuwarts J. Van Laere uit Kortrijk.
Op
30 augustus 1945 richt de Directie der Consultatieve Commissies in Brussel een
schrijven aan de voorzitter van de Consultatieve Commissie te Kortrijk.
Omdat bericht wordt dat de invrijheidstelling te Berchem schandaal zou
verwekken in Wevelgem, wordt advies gevraagd. Indien nodig is men altijd bereid
de reïnternering van Byttebier te bevelen.
Op
31 augustus 1945 richt de Krijgsauditeur van Kortrijk een schrijven aan de
Auditeur-Generaal te Brussel, waarin hij zich beklaagt over het feit dat de
plaatselijke commissie in Kortrijk niet betrokken werd in de besluitvorming.
Hij vraagt om Michel Byttebier onmiddellijk opnieuw te interneren en hij
besluit: “Het zal wel niet nodig zijn te wijzen op de erbarmelijke indruk te
Wevelgem, door bewuste beslissing van de Consultatieve Commissie te Brussel
verwekt, en op de gevolgen die zo een beslissing kan medeslepen”.
Het
Onafhankelijkheidsfront, tevens Zuiveringscomité van Wevelgem richt op 5
september 1945 een schrijven aan de minister van Justitie:
“Excellentie,
Ingevolge
ons onderhoud met uw kabinetshoofd den Weled. Heer Vander Meersch, zijn wij zoo
vrij hierbij de aanklachten te voegen gericht tegen den Naziburgemeester
Byttebier en die alleen in ons bezit zijn toegekomen. Nog andere werden gedaan.
Wij
dringen er ten zeerste op aan, opdat gerechtigheid geschiede.
Wie
de wapens droeg in de Zwarte Brigade, krijgt in Kortrijk één jaar en blijft
vast zitten. Deze burgemeester, groot financier, groot propagandist en gewezen
onderwijzer, opvoeder der jeugd, werd geïnterneerd buiten de gemeente.
Wij
vragen de onmiddellijke terug interneering in ’t kamp en ’n voorbeeldige
bestraffing, gezien zijn geval den 20sten dezer voor ’t gerecht komt, meer nog,
het onder sequesterstellen van al zijn bezit.
Hopende,
Heer Minister, aldus de volkswoede te bedaren, bieden wij Ued. de verzekering
onzer oprechte Vaderlandsche gevoelens.”
Een
lijst met de beschuldigingen ten aanzien van Byttebier wordt toegevoegd:
“Dossier
Byttebier
Aangehouden
door het O.F. Wevelgem te Gothem, den 15-9-44
Overgebracht
naar St-Kruis den 27-9-44
Beschuldigd
van:
1. Den Heer Wallays, Burgemeester,
zonder redenen te doen afzetten door de Duitschers, den 31 augustus 1942;
2. Zelf het burgemeestersambt te hebben
aanvaard van de Duitschers. Dit deed hij uit zuiver politieke en Duitschgezinde
overtuiging. Als groot exploitant, had hij zich moeten bezig houden met zijn
handel, doch zooals hij in het “Laatste Avondmaal” verklaarde, dat hij er alles
op waagde, zoo heeft hij alles gewaagd, en moet er nu maar de gevolgen van
dragen;
3. Oefeningen te hebben gedaan met de
zwarten (verklaring Van der haegen);
4. Drager van pistool (verklaring
Lannoo);
5. Hooge officieren met verdachte
valiezen in zijn woonst ontvangen te hebben (verklaring Sinnaeve);
6. Omgang in zijn huis met de Generaal
(verklaring Sinnaeve);
7. Onder de bescherming gestaan te
hebben van Duitsche soldaten (verklaring Sinnaeve);
8. Gebouwd en herbouwd te hebben
gedurende de gansche bezetting en zijn vrienden te hebben laten bouwen;
9. ’n Gestapo te hebben aangesteld op de
gemeente om alles te controlleeren (verklaring Staelens);
10. Actie’s gevoerd te hebben tegen
sabotagedaden (Gemeenteblad n°9-17);
11. Deed de politie Engelsche piloten
opzoeken (verklaring Deneckere);
12. Gaf bevel huizen te ontruimen (verklaring
Werbroeck en Courtens Maurice);
13. Oprichter te zijn van het zwarte
politiekorps te Wevelgem;
14. ’n Wacht ingericht te hebben tegen
sabotage (bewijs Dujardin);
15. Duitsche propagandist te zijn met:
a.
’n
Gemeenteblad opgericht te hebben en kosteloos verspreid te hebben in al de
huizen, om zijn politieke gedachten te verspreiden;
b.
De
“Nieuwe Orde” te hebben gepropagandeerd (Gemeenteblad n°1);
c.
Den
vrijwilligen arbeidsdienst te hebben gepropagandeerd (Gemeenteblad n°4);
d.
Eerbied
voor een Naziburgemeester te hebben geeischt (verklaring Roose Louis);
e.
Den
Hitlergroet te hebben gebracht (verklaring Roose Louis – Silverans – Soetaert);
f.
’n
Kerstboom met verlichting aan het standbeeld te hebben opgericht;
g.
Gecolporteerd
te hebben met Duitschgezinde bladen (verklaring Herman);
h.
’n
Brandvenster met Van Severen in zijn woonkamer te hebben aangebracht;
i.
’n
Photo van zijn inhuldiging, alsook ’n photo met zwarten van zijn inhuldiging en
het boek “mein Kampf” op zijn bureel op het stadhuis te hebben laten staan;
j.
De
onderwijzers ’n nieuw zangrepertorium te hebben opgelegd;
k.
’n
Hakenkruis te hebben doen bouwen op de Plaats te Wevelgem (onderstand);
l.
’n
Groote V te hebben aangebracht op het stadhuis, Noordkant;
m.
Te
hebben afgezet om zijn overtuiging (verklaring Staelens);
n.
Moeilijkheden
te hebben berokkend om hun overtuiging (verklaring Roose Louis en Sinnaeve);
o.
Te
verklaren dat hij 100 per 100 Duitsch was (verklaring Staelens);
p.
Met
geregeld de Duitsche kantien te bezoeken;
q.
Was
lid van de Vlag, volgens verklaring G. Knockaert;
r.
Was
oprichter van de Vlag, volgens verklaring Lannoo;
s.
Had
’n abonnement op “Volk en Staat”, verklaring Scherpereel;
t.
Was
lid V.N.V., verklaring Foulon;
u.
Had
’n postabonnement op “De Vlag”, “S.S. Man”, “Nation. Social.” en “Balming”;
v.
Heeft
de Middenstand doen aanslagen voor de zwarten en als lokaal V.N.V.;
w.
Was
de man van het V.N.V. (brief Foulon en klacht D’Haeveloose);
x.
Heeft
zijn huis geleend voor opleiding der zwarten (verklaring Sinnaeve);
16. Byttebier verklikte Verhenneman
Henri;
17. Wilde Sinnaeve en zijn dochter doen
wegsteken door de Werbestelle;
18. Wilde Silverans doen wegsteken door
den Kriegscommandant;
19. Bedreigde Dr. Verhaest om als eerste
gijzelaar te doen afhalen;
20. Deed al de schoolkinders aftasten in
de school door de politie om krijt om te zoeken waarmede de muren beschreven
werden;
21. Leidde zijn 2 minderjarige zoons op
in de N.S.J.V., die het kostuum hebben gedragen en waarvan er één de leiding
had (zie photo).”
Op
12 september 1945 sturen onderwijzer Jan Cyriel Silverans en Jules Chambart,
namens het Onafhankelijkheidsfront van Wevelgem, nogmaals een brief naar de
Minister van Justitie:
“Excellentie,
’n
Acht dagen geleden vroegen we Ued. een onderhoud aan. Daar Ued. belet waart,
hebben we kunnen spreken met Mr. Vander Meersch, uw achtbaar kabinetshoofd.
Ondertusschen hebben we te Kortrijk reeds ’n onderhoud gehad met den Heer
krijgsauditeur, die de zaak Byttebier in handen heeft. Allen laten ons in de
zoete hoop dat gerechtigheid zal geschieden, doch ondertusschen is en blijft
Byttebier in huisarrest buiten de gemeente, blijft in Wevelgem de
mistevredenheid aangroeien en doen de geruchten de ronde, dat hier weer de
macht van ’t geld is tusschengekomen . Wij gelooven, dat de feiten meer dan erg
genoeg zijn, om niet het minste medelijden te laten blijken. De offers door zoovele
Weerstanders gebracht, mag niet vruchteloos zijn. Zij die gevallen zijn voor de
vrijheid, kunnen niet meer optreden, tegen hen die deze vrijheid hebben helpen
bestrijden. Wij hebben den heiligsten plicht gerechtigheid te doen geschieden
aan hen die deze vrijheid hielpen in gevaar brengen.
Mogen
wij van Ued. vernemen of er reeds is ingegrepen tegen deze interneering ten
huize. Gaarne hadden we U persoonlijk nog eens gesproken over dit geval en dit
op Dinsdag 18 September a.s.
Wil
aanvaarden, Heer Minister, met onzen dank onzen eerbiedigen en Vaderlandsche
groet.
Namens
het Zuiveringscomité van Wevelgem.
Chambart
en Silverans (get.).”
Het
OF van Wevelgem stuurt op 19 september 1945 een telegram naar voorzitter
Mathieu van de Consultatieve Commissies te Brussel, gevolgd door een brief van
20 september 1945.
“Zeer
Geachte Heer,
Bij
onze thuiskomst uit Brussel, lag het bericht reeds thuis dat de zaak Byttebier
slechts voorkwam op 4 Oktober a.s.
Volgens
genomen inlichtingen, zou de voorzitter van Kortrijk onverwachts elders opgeroepen
zijn. Wij verhaasten ons dan ook om Ued. dit bericht over te maken, opdat U den
noodigen maatregel tegenover den naziburgemeester zoudt willen treffen en dat
rust en vrede op onze gemeente zou heerschen.
Wil
aanvaarden, Zeer Geachte Heer Voorzitter, met onzen oprechten dank de
uitdrukking onzer welgemeende Vaderlandsche gevoelens.
Namens
het zuiveringscomité van Wevelgem
Silverans
en Chambart (get.)”
Op
22 oktober 1945 wordt Michel Byttebier veroordeeld door de Krijgsraad te
Kortrijk (in een zaal boven het stadhuis) tot 3 jaar gevangenis, hij wordt
diezelfde dag onder aanhoudingsbevel geplaatst en opgesloten in de gevangenis
“De Nieuwe Wandeling” te Gent.
Het
proces Byttebier krijgt de nodige aandacht in het Kortrijksch Handelsblad
van 26 oktober 1946. De tijdsgeest indachtig, brengt de journalist van dienst
de zaak op een eigengereide stijl:
“Maandag namiddag kreeg
de zaak Byttebier, die op donderdag 20 september een aanvang nam, met de
uiteenzetting der feiten en het getuigenverhoor en onderbroken moest worden
wegens verschillende omstandigheden, eindelijk haar beslag.
Een overgroote menigte
nieuwsgierigen, meestal personen uit Wevelgem, verdrongen zich reeds van vóór 9
uur in de bovenzaal van het Stadhuis, om den afloop der debatten te volgen.
Weinige minuten na 9 uur
verschijnt de Krijgsraad, voorgezeten door den onderzoeksrechter Guillemyn, en
den heer Krijgsauditeur Lebbe, als Openbaar Ministerie.
Betichte verschijnt vrij.
Hij draagt in den volksmond den populairen naam van “Het Ventje”, gezien deze
persoon klein is van gestalte. Hij wordt naar voor geroepen en zet zich op den
bank der beschuldigden, om aandachtig de
akte van beschuldiging ten zijnen laste te aanhooren. De Krijgsauditeur
neemt het woord en zet de feiten uiteen. Uit zijn verklaringen kan men uitmaken
dat Byttebier Michel, geboren is te St.-Denijs, den 5 januari 1898,
groothandelaar van beroep is en woont in de Lauwestraat, 86, te Wevelgem.
Betichte was reeds in
1936 lid van het Verdinaso, doch bij de stichting der Eenheidsbeweging van het
VNV, trad hij in 1941 tot deze toe. In juli 1942 had te Lauwe een groot
huldefeest plaats, ingericht door de betichte zelf, ter eere van den SS.-man
Roger Tanghe, die van het Oostfront was teruggekeerd. Tevens maakte beklaagde
een hevige propaganda voor het “Legioen Vlaanderen”, deed in de Cinema “Royal”
te Wevelgem een film voor “De Vlag”-leden afrollen en werd gezien in het
Astridpark, terwijl hij bezig was oefeningen te doen te midden andere VNV-ers,
onder leiding van zekere Salembier. Toen was hij in burgerskleedij, doch stapte
mede in de rangen der Zwarte Brigade-mannen. Tweemaal ook liet hij aan de
Zwarte Brigade-mannen toe oefeningen op zijn koer te verrichten, alhoewel dit
iedere zondag werd gedaan gedurende een tijdperk van 6 à 7 maanden.
In Oogst 1941 werd hij
tot afdeelingsleider van het VNV van Wevelgem benoemd, hetgeen hij gedurende
een drietal maanden waarnam, in samenwerking met den gewestleider van het VNV,
een zekere Foulon.
Bij zijn aanstelling liet
betichte een proclamatie verschijnen, waarbij hij een oproep deed tot zijn
kameraden de VNV-ers en waarbij men kan lezen, dat zij moeten winnen en in alle
koppigheid den strijd dient voortgezet, en hij op hun aller medewerking rekent.
Vervolgens hield hij ook
een spreekbeurt over: “Hoe wordt het VNV te Wevelgem een macht?”. Gedurende
enkele maanden was hij ook lid van “De Vlag” en werd op 28 september 1942 door
het Staatsblad tot burgemeester der gemeente Wevelgem benoemd.
Op 31 augustus 1942 werd
alsdan door de feldgendarmerie aan den h. Wallays, burgemeester, een schrijven
overhandigd, waarin gemeld stond, dat hij als burgemeester uit zijn ambt werd
ontzet en zich onmiddellijk bij dit besluit moest neerleggen.
De benoeming van
Byttebier, als burgemeester, verschenen in het Staatsblad, werd dan door den
toenmaligen gouverneur Bulckaert bekrachtigd. Nu waren de VNV-ers de mannen van
den dag … En op 18 oktober 1942, dus enkele weken na zijn benoeming, werd hij
op grootsche wijze gehuldigd door het VNV. Te dier gelegenheid defileerde de
Zwarte Brigade in aanwezigheid van Dr. Strubbe, toen arrondissementsleider van
het VNV, afdeeling Kortrijk, en Deckmyn, bestendig afgevaardigde der provincie.
In hoedanigheid van burgemeester sprak hij dan ook na de Zwarte parade, de
aanwezigen toe.
Wat de uitoefening van
zijn burgemeestersambt betreft, deden zich geen radikale wijzigingen voor, noch
andere veranderingen in het bestuur; het schepencollege bleef ongewijzigd en
geen bedienden werden afgesteld of door andere vervangen. Het politiekorps werd
uitgebreid en een hulppolitie werd in het leven geroepen, doch slechts acht
mannen kwamen zich aanbieden.
Hij wordt er tevens van
beschuldigd de lijst der smokkelaars aan den bezetter te hebben overhandigd,
met het gevolg, dat in augustus 1943 een 30-tal personen der gemeente werden
aangehouden en naar het kamp van Watten, in Frankrijk, gebannen en opgesloten.
Byttebier verklaart van
zijn kant, dat hij niets anders kon dan die lijst onderteekenen. Anders werd de
gemeente verstandig bestuurd; hij toonde veel tegemoetkomingen en wist vele
menschen te helpen.
Van zoodra hij
burgemeester werd benoemd, stichtte hij het maandbladje “Het Gemeenteblad”, dat
kosteloos aan alle inwoners der gemeente werd uitgedeeld, waarin den lof der
Nieuwe Orde werd bezongen en geschreven stond dat de leidende overheid moet een
nieuwe orde scheppen. Regelmatig verschenen daarin alle Duitsche verordeningen,
zonder verder groote politieke aktie.
Op Nieuwjaar 1944 hield
hij voor alle gemeentebedienden een groot Nieuwjaarsfeest, waarop het woord
werd gevoerd door letterkundige Willem Putman[16].
De bedienden die zich afzijdig hadden gehouden en op het feest niet waren
tegenwoordig geweest werden door den burgemeester op hunnen vingers geklopt.
In Juli 1944 werd op het
kasteel Vanackere, waar de Fabriekswachters den eed van trouw aan den Führer
moesten afleggen, een groot feest gegeven, waaraan de burgemeester deelnam. Bij
den algemeenen troepenschouw op de Markt, stond betichte daar te midden de Duitsche
officieren, en groette met uitgestrekten arm de voorbijtrekkende troepen.
In 1944 viel op het
grondgebied een geallieerd vliegtuig te pletter; de Duitschers waren daar
weldra ter plaatse, om de parachutisten op te zoeken, en burgemeester
Byttebier, die daar ook tegenwoordig was, gaf aan de aanwezigen bevel te helpen
zoeken.
Ook had burgemeester
Byttebier grooten omgang met Duitsche officieren en regelmatig ontving hij ten
zijnen huize hooggeplaatste Duitsche “katten” en tot laat in den nacht gingen
de boemelfeestjes in het mooie huis van den ex-burgemeester hun gang.
Ten slotte stond hij ook
nog in groot aanzien bij de Ortskommandantur van Wevelgem en de Kreiskommandantur
van Kortrijk.
Het
Rekwisitorium
Hierop spreekt
Krijgsauditeur Lebbe een streng rekwisitorium uit. Hij legt den nadruk op het
feit dat Byttebier burgemeester werd benoemd door den bezetter en schetst hem
verder als de burgemeester van de Nieuwe Orde. Bij den bezetter stond hij
aangeschreven als een “persona grata”. Verder was hij een vooraanstaand lid van
het VNV, die de functie van afdeelingsleider van het VNV heeft waargenomen en
vordert een opsluiting van tien jaar.
De
Verdediging
Niet minder dan drie
advokaten staan gereed aan den bank der verdediging om hun beklaagde te verdedigen
en zij zullen al hun poeder verschieten om een machtig opgebouwde thesis van
onschuld in de weegschaal te werpen.
De eerste verdediger die
het woord neemt en in prachtige termen de onschuld van Byttebier tracht te
bewijzen is Mr. Thiers, uit Roeselare, die de raadsman is van niet minder dan
vier oorlogsburgemeesters. Hij vangt zijn meesterlijk en prachtig pleidooi aan
met lezing te geven van een brief van den plaatselijken VNV-secretaris, Van
Tilborgh, geschreven enkele dagen vóór zijn benoeming als burgemeester van
Wevelgem, waarin gemeld wordt, dat hij het volle vertrouwen van de kaderleden
niet meer bezit, omdat toen, Byttebier nog slechts met één voet in het VNV
stond. Dit is een duidelijk bewijs dat Byttebier geen echte VNV-er was.
Pleiter toont aan, dat er
een oneindige kloof bestond tusschen het Verdinaso en het VNV. Toen hij
burgemeester werd heeft hij ontslag genomen als afdeelingsleider en verder
belet dat een 200% VNV-er in den burgemeestersstoel had gekropen.
Nu stelt hij de vraag of
Byttebier wel geburgemeesterd heeft in dienst van den bezetter, of in dienst
van het volk? Voor het volk heeft hij geburgemeesterd en dag en nacht heeft hij
zich afgesloofd voor het welzijn en de welvaart van het volk. Als burgemeester
heeft hij de politiek van het volk niet gediend: nooit vergaderingen belegd of
bijgewoond, noch VNV-affiches uitgehangen; nooit heeft hij de gemeentelokalen
ter beschikking gesteld van het VNV; nooit een redevoering gehouden die aan een
burger den minsten aanstoot heeft kunnen geven. Integendeel hij heeft het VNV
bekampt en tegengewerkt.
Schepen Masselis heeft
hij niet laten afstellen, toen een VNV-er zich wilde van dezen schepenzetel
bemachtigen. Hij had den durf kaarten van de fronten van 1943 en 1944 te laten
aanbrengen op de bureelen. Wie had dat durven doen? Daarom werd hij geroepen
vóór den Tuchtraad van het VNV door Strubbe. Een foto van Hitler in zijn bureel
gehangen? Nooit … Nooit heeft hij zijn politie ten dienste gesteld der
feldgendarmerie … nooit geen straatnamen veranderd … nooit geen enkel lid van
de Openbare Diensten afgesteld … nooit propagandameetingen ingericht voor het
VNV, de NSKK of de Vlaamsche Wacht … nooit medegeholpen om de dienstweigeraars
te laten opzoeken … nooit de beeltenis der Koninklijke Familie verwijderd uit
de gemeentebureelen.
Van de leveringen der
landbouwers eischte hij slechts dat er een minimum zoude geleverd worden. Méér
dan 80 ha werden aldus voor den bezetter gezeurd; geen uitstalramen heeft hij
doen opeischen voor Duitsche propaganda; nooit heeft hij bedienden aangeraden
zich lid van iets te laten maken; nooit geen abonnement op Duitschgezinde
bladen genomen; nooit vergaderingen laten beleggen; nooit geparadeerd in
uniform; nooit eenigen steun aan de Oostfronters geschonken; nooit geen radio’s
afgehaald; nooit vooraanstaande personen wachtdienst laten doen, zooals dit
gebeurd is te Kortrijk. Waar is nu die medewerking met den vijand. Ik zoek ze,
aldus pleiter, maar tevergeefs.
In de gemeente Wevelgem
werd eens een zevende zoon geboren en h. Byttebier heeft zich ingespannen om
een afgevaardigde uit Brussel te laten komen voor het peterschap te aanvaarden;
deze persoon heeft hij officieel op het stadhuis ontvangen. Beteekent dat niet
de gehechtheid en zijn trouw aan het Vorstenhuis? Er is dus geen enkel bewijs
voor handen dat hij de politiek van den vijand in handen zou hebben gewerkt.
Toch moet pleiter
toegeven dat hij wel vriendelijke betrekkingen met Duitsche officieren heeft
onderhouden, maar hij zocht die betrekkingen om van de Duitschers voordeelen te
kunnen aftroggelen. Heeft hij daardoor den vijand gediend? Daar is absoluut
geen sprake van. Want op een meesterlijke wijze heeft hij die betrekkingen
uitgebaat ten gunste van de bevolking.
Ja, hij bewoont een
prachtig huis en heeft een mooi interieur, en die daar komt wordt soms wel op
een sigaar of een glas wijn onthaald.
Is het dan te
verwonderen, dat een Duitsch officier zich daar wellicht gansch thuis gevoelt?
Het zijn alleen vuiltongen, die dit alles in pessimistischen zin uitleggen,
vuiltongen als Delplancke, waarvan de kommissaris zelf getuigt dat het een
babbelziek persoon is.
Al deze vriendelijke
betrekkingen met den bezetter zijn verkeerdelijk uitgelegd worden. De schuld
dat we hier terecht staan, aldus verdediger, ligt aan een O.F.-lid Silverans.
En hier nu worden al die haatdragers, die verdachtmakers, die ronselaars van
klachten, die twistzaaiers in de families over eenzelfden kam geschoren. Die
man als Siverans, die niet kan verdragen dat burgemeester Byttebier in de
hovingen van Vanackere een feestje geeft voor de oude mannekens en de oude
wijvekens van het gesticht van Wevelgem … Van waar komt die haat? Spreker toont
dan verder de haat aan die tusschen deze beide personen bestond, kwestie van
een tooneelbond. Voor den oorlog bestonden er te Wevelgem twee tooneelbonden,
deze van de Christen Volksbond, onder leiding van Silverans, die niet mocht
spelen met vrouwenrollen[17],
en den tooneelbond “Ik Dien”, die met vrouwenrollen optrad en natuurlijk meer
succes had.
Maar … had Byttebier hr
Silverans moeten zoeken, het zou niet lang geduurd hebben. Silverans heeft al
de klachten geronseld. Gansch de aktie tegen Byttebier komt van Silverans en
zijn kliek meeloopers. Tweemaal heeft hij de Brigademannen op zijn overdekte koer
laten oefeningen doen, op aanvraag van Claus, juist omdat het regende. Nooit
heeft hij verklikkingslijsten laten opmaken. Wie die lijst wel gemaakt heeft
weet de hr Krijgsauditeur wel.[18]
Tot besluit zegt pleiter
dat Byttebier onschatbare kwaliteiten bezit, een behendig en geslepen persoon
is, een der beste intellectueelen, die meester geweest is over den bezetter,
autoritair van karakter, die op eigen beenen stond en een krachtig
uithoudingsvermogen bezit. De gepleegde feiten zijn wellicht wel laakbaar, doch
hij heeft nooit eenige strafbare houding aangenomen.
Mr Pringiers uit
Kortrijk, tweede verdediger van betichte, betoogt dat van de zoovele klachten
er bitter weinig nog is overgebleven. Het Openbaar Ministerie heeft van het
geval Byttebier gezocht een “Zwart Boek” te kunnen opstellen en van gansch dit
boek is slechts één bladzijde overgebleven, maar wij hebben een “Witboek”
geëditeerd over Byttebier.
Byttebier stond niet in
de orde van de diktatuur als burgemeester. Hij was een voorstander van een sociale
hervorming en niet van een politieke hervorming van den Staat. Hoe zou het er
in de gemeente uitgezien hebben met een VNV-er burgemeester als Van Tilborgh of
een SS-man? De benoeming was de wensch van het overgroot gedeelte der bevolking
en werd gedaan met de goedkeuring van het schepencollege. Door toedoen van het
VNV burgemeester geworden? Geen waar … Burgemeester Byttebier heeft de VNV-ers
op meesterlijke wijze gefopt. Hij was voorstaander van de Belgische grootheid
en onafhankelijkheid en hij is het gebleven. Zijn wedde van burgemeester deelde
hij uit aan de minst bedeelden der bedienden der gemeente.
Bij zijn
burgemeesterbenoeming stroomden van alle kanten gelukwensen toe. Tijdens de
inhuldigingsvergadering spreekt hij over de behartiging van de belangen der
gemeente. Hier nu leest pleiter een indrukwekkend manifest, uitgehangen te
Wevelgem op Nieuwjaar 1943, waarin hij de bevolking in deze droeve tijden
aanzette veel moed te scheppen, het hoofd hoog te houden en malkander te helpen
en te steunen. Vele slachtoffers werden uit de bombardementen op Wevelgem
gered, schuilplaatsen heeft hij doen bouwen en tal van gelden heeft hij gegeven
aan liefdadige werken. Dank zij Byttebier werden velen niet terechtgesteld of
in concentratiekampen gestoken of voor executiepeletons gebracht. Nooit heeft
hij de Duitsche verordeningen onder dwang doen toepassen, honderden briefjes
heeft hij gegeven aan dienstweigeraars om de grens te overschrijden. En verder
leest pleiter nu aanzienlijke goede getuigschriften en beklemtoont al die goede
werken die de burgemeester gedurende de uitoefening van zijn ambt voor de
bevolking heeft gepresteerd. Ten slotte leest pleiter nog een prachtige brief
af, een aanspraak die hij gehouden heeft vooraleer de jeugd naar Duitschland
moest vertrekken (talrijke toehoorders weenen) met als besluit trouw te blijven
aan hun huis en haard, aan Vorst en Land. In naam van de talrijke menschen aan
wien de burgemeester hulp heeft verschaft, vraagt hij dan ook de vrijspraak.
Mr Mussche, uit Brussel,
derde verdediger, behandelt dan verder in de Fransche taal meer den juridischen
kant der zaak, geeft een uiteenzetting over de politiek van Van Severen, zijn
wegvoering en zijne terechtstelling te Abbeville en toont ook nog eens al de
goede werken aan die Byttebier tijdens zijn ambstvervulling heeft gedaan.
Hiermede worden de debatten gesloten verklaard.
De Voorzitter vraagt aan
het klein burgemeesterke indien hij nog iets in te brengen heeft voor zijne
verdediging, waarop hij antwoordt; “Met vertrouwen verwacht ik de uitspraak van
den Krijgsraad” …
De
uitspraak
Na 45 minuten
beraadslaging wordt de zitting heropend en veroordeelt de Krijgsraad
Oorlogsburgemeester Byttebier tot drie jaar gevang en levenslange ontzegging
zijner rechten. De onmiddellijke aanhouding werd bevolen.”
In
beroep wordt zijn straf, bij arrest van het krijgshof te Gent van 21 februari
1946, herleid tot 1 jaar gevangenis en levenslange ontzetting van de rechten bepaald
door artikel 123sexies van het strafwetboek. Hij komt dezelfde dag voorlopig vrij.
De
straf wordt kwijtgescholden rekening gehouden met de reeds ondergane
internering van 290 dagen.
In
het genadedossier 52.034 zet de substituut te Gent op 28 februari 1946 de
feiten uiteen die tot zijn veroordeling hadden geleid en stelt hij voor de
straf kwijt te schelden:
“Veroordeelde was sedert
1936 aangesteld bij de Dinasobeweging. In 1941 trad hij toe tot de
eenheidsbeweging VNV. In juli woonde hij een huldefeest bij van een Waffen SS
man en heeft propaganda gemaakt voor Legioen Flandern. Hij woonde oefeningen bij
van een groep VNV’ers, waarvan sommigen het paard droegen.
Veroordeelde heeft de
toelating gegeven aan de Zwarte Brigade om oefeningen te doen op zijn koer. Hij
werd in oktober 1941 dienstdoende afdeelingsleider van het VNV benoemd. Hij is
omstreeks dezelfde periode gedurende enkele maanden lid geweest van “DeVlag”.
Op 28 september 1942 werd hij tot Burgemeester van Wevelgem benoemd in plaats
van de wettelijke Burgemeester afgesteld door de duitschers. Een
inhuldigingsfeest werd ter dier gelegenheid op touw gezet. De uitnodigingen
gingen uit van de leiding van het VNV. De Zwarte Brigade defileerde voor de
nieuwe Burgemeester omringd door verscheidene VNV’ers. Hij woonde ook een
vergadering bij waarop de Zwarte Brigade de eed van trouw aan de führer
aflegde. Hij maakte in alle omstandigheden propaganda van de nieuwe orde en het
VNV. Hij heeft een lijst van smokkelaars aan de Werbestelle overgemaakt.
Aangezien veroordeelde
wegens dezelfde feiten als deze die ten grondslag lagen aan zijn veroordeling
sedert 15/9/44 tot 23/3/45 en van 12/5/45 tot 21/8/45 werd geïnterneerd.
Dat hij slechts op 22
oktober 1945 onder aanhoudingsbevel werd geplaatst.
Aangezien het billijk
voorkomt de duur der internering in mindering te brengen met de uit te boeten
straf.
Om deze redenen stel ik
ambtshalve voor kwijtschelding te verlenen van 290 dagen wegens ondergane
internering.”
Bij
vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 14 april 1949 wordt Michel
Byttebier hersteld in bepaalde rechten waarvan hij beroofd werd.
 |
Links Michel Byttebier, achteraan midden zijn zoon Zeno Byttebier. |
Hij
wordt in eer hersteld door een arrest van het Hof van Beroep te Gent op 16
februari 1965.
Van
25 april 1961 tot 28 juli 1965 was Théo Lefèvre Eerste Minister, aan het hoofd
van een CVP-BSP coalitie.
Zonen
Fries en Zeno Byttebier (links op de foto) in gezelschap van o.a. Premier Théo
Lefèvre (bron: Facebookpagina Zeno Byttebier)
Lang
kan Michiel Byttebier niet genieten van zijn eerherstel, hij overlijdt te
Wevelgem op 13 september 1965.
Onder
grote belangstelling en begeleiding van de Koninklijke Harmonie “De Eendracht”
wordt hij op 17 september 1965 ten grave gedragen na een uitvaartplechtigheid
in de Sint-Hilariuskerk te Wevelgem.
 |
Bron: Kortrijk tijdens de 2e Wereldoorlog - deel 2 - José Vanbossele) |
 |
Frans Strubbe |