Menen: Robert Dosfel bij verstek ter dood
veroordeeld
We sluiten de rubriek Menen af met Robert
“Bob” Dosfel, geboren te Menen op 3 maart 1920 en er wonende in de Koningstraat
2, ter dood veroordeeld door de krijgsraad te Kortrijk in de zitting van 8 juni
1945. Hij is op dat ogenblik voortvluchtig en wordt bij verstek veroordeeld. Op
verschillende plaatsen in zijn dossier worden de feiten uiteengezet die tot
zijn veroordeling hebben geleid:
“Was onderwijzer van beroep. Op 15.4.41 trad hij toe
tot het Vlaams Legioen, dat later Stormbrigade-SS-Langemarck werd. Te Hamburg
ontving hij zijne militaire opleiding. Vandaar vertrok hij naar Debika in Polen
om dan naar het Russisch front te trekken. Aan het Oostfront werd hij aan zijn
linkerarm getroffen. Hij verbleef in het hospitaal gedurende een jaar. Verder
zou hij dan voor goed het front verlaten hebben en naar Graz in Oostenrijk
verplaatst zijn geweest om uit te rusten. Hij verdiende 1630 fr. per maand. Hij
is thans voortvluchtig.”
Robert “Bob” Dosfel (archief Dirk Dosfel)
Uit het Kortrijksch Handelsblad van
zaterdag 16 juni 1945:
“Krijgsraad – Zitting van 8 juni 1945
Dosfel Robert, 25 jaar, onderwijzer uit Meenen, was
lid van het Vlaamsch Legioen en der Stormbrigade SS-Langemark; hij batterde in
Polen en op het Russisch front (nog een van dezen die ze allen ging kapot maken
…); verbleef vervolgens, wegens opgeloopen kwetsuren een jaar in een hospitaal
en werd vervolgens naar Oostenrijk overgeplaatst om er te … rusten. Hij
verdiende er 1630 fr. per maand.
Betichte werd bij verstek ter dood verwezen.”
Robert Dosfel wordt op 2 mei te Schwerin
(Duitsland) door de Amerikanen krijgsgevangen genomen en vanaf 25 juli 1945
geïnterneerd te Beverloo. Op 24 september 1945 verschijnt hij opnieuw voor de
krijgsraad te Kortrijk, waarvan verslag in het Kortrijksch Handelsblad van
3 oktober 1945:
“Robert Dosfel, 26 jaar, gewezen onderwijzer, uit
Meenen, die reeds op 8 Juni 1945 tot de doodstraf werd veroordeeld door den
Krijgsraad van Kortrijk, teekende op 1 Sept. jl. verzet aan tegen het gevelde
vonnis, zoodat thans de zaak opnieuw werd opgeroepen.
Schoolmeester Dosfel, een lange, slanke kerel, draagt
een brilletje, heeft waterachtige oogen en is verre van uit te munten in
snelheid; hij liet zich reeds van vóór den oorlog vernoozelen door een meisje
en, zooals men uit het pleidooi van zijn verdediger zal kunnen afleiden, berust
zijn ongeluk op een gansche liefdeshistorie.
Betichte nam actief deel aan de gevechten van het
Oostfront, streed in de vuurlijn, werd tweemaal gekwetst, droeg het uniform der
Weermacht en werd om zijn “heldendaden” gedecoreerd op het Oostfront. Aan den
voorzitter ontkent hij dat hij als Waffen SS getatoeëerd is geworden.
Getuigen Van Overberghe Emiel, Denys Julia, werden in
deze zaak gedagvaard.
Nu komt Mr. Tremmery, uit Meenen aan het woord en
neemt zooveel hij nog kan, de verdediging van betichte waar. Hij weet trouwens
vóór welk persoon hij hier staat: een schoolmeester, die voor de jeugd een
voorbeeld had moeten wezen, en die zich verlaagt heeft door de grootste
losbandigheid aan den dag te leggen en een ware nietdeugd was in de
maatschappij.
Zooals hij geleefd heeft, zoo werd hij geoordeeld.
De verdediger verklaart dat gansch deze zaak berust op
familietwisten, veeten en zelfs liefdekwesties. In 1939, soldaat zijnde, leerde
hij een meisje kennen, waarvoor zijn hart ten volle openging; hij deed op 10
Mei 1940 de krijgsverrichtingen mede, werd krijgsgevangen genomen en keerde in
Juni 1940 uit krijgsgevangenschap terug. Hij zoekt onmiddellijk het meisje op,
niettegenstaande het krachtdadig verzet van zijn vader, die hem bedreigd aan de
deur te zetten indien hij zijn “schepsel” niet laat waar ze is, maar hij
volhardt in de boosheid en doet zijn gedacht. In 1940 geeft hij zijn ontslag
als schoolmeester te Marke en gaat met zijn “geliefde” naar Brussel wonen, waar
hij zich uitlaat aan allerhande uitspattingen. Hierop verwittigd zijn vader de
politiekommissaris van Meenen, die op zijn beurt den politiekommissaris van
St-Gilles (Brussel) op de hoogte brengt van de handelwijze van zijn zoon. Deze
wordt op het politiekommissariaat geroepen en gezien zijn minderjarigheid, legt
de kommissaris hem het strafbaar feit voor oogen en verklaart dat hij het recht
niet heeft samen te wonen met het meisje. Daarop verlaat hij Brussel en keert
terug naar huis. Zijn dwaze streken zet hij daar verder en het duurt niet lang
of hij neemt opnieuw de wijk naar Brussel. Maar op zekeren dag voelt hij zich
zelf niet meer goed thuis en einde Maart 1941 wordt hij door zekeren Masselis
aangezet om zich bij de Waffen SS te laten inlijven. Intusschen is hij
meerderjarig geworden en laat zich te Kortrijk bij de Waffen SS aanwerven. Op
15 April 1941 vertrekt hij in deze hoedanigheid naar Duitschland. Betichte werd
gewond aan den linkerarm en voet, een eerste maal einde 1941, een tweede maal
in Februari 1942 en ziet zich verplicht aldus verschillende maanden in het
hospitaal door te brengen. Betichte maakte deel uit van een bataljon Fransche
Oostfrontvrijwilligers en volgde tevens de Militaire School, stond nog in Maart
1944 aan het front en gaf zich op 2 mei 1945 over aan de Amerikanen. Hij heeft
geweigerd den eed van trouw af te leggen.
Na een korte beraadslaging werd Dosfel tot de
doodstraf door den kogel veroordeeld.
Dit is het einde van een losbandig leven van een
jongeling, die in de maatschappij een verdienstelijke positie kon bekleeden, nu
een uitschot der maatschappij is geworden, ten gevolge van de ongehoorzaamheid
aan zijn vader, die met recht en reden de verkeering met dat meisje verbood.
Toen hij door de rijkswacht werd weggebracht wierp hij
nog eens zijn blikken naar achter in de zaal.”
De doodstraf wordt op 22 december 1945 door
het krijgshof te Gent omgezet tot levenslange hechtenis, militaire
vervallenverklaring en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij
artikel 123sexies van het strafwetboek. Bij besluit van 8 juli 1947 wordt de
straf herleid tot 12 jaar gewone hechtenis.
Op 5 augustus 1947 stuurt Hippolyte Flamez,
“Broeder Pius”, een brief naar de bestuurder van het interneringscentrum te
Leopoldsburg met de vraag of hij Robert Dosfel kan bezoeken in de hoop dat dit
bezoek de gedetineerde goed zal doen, “niettegenstaande groot verschil van
principes in ’t verleden”.
Robert Dosfel behaalde zijn diploma van
onderwijzer te Torhout op 30 juni 1938 en werd vanaf 1 september in hetzelfde
jaar onderwijzer benoemd te Marke waar Broeder Pius schoolhoofd was sedert 1
februari 1936. Volgens het Kortrijksch Handelsblad gaf Dosfel ontslag in
1940. Broeder Pius verborg zijn afkeer voor de Duitse bezetter niet, hij werd
verklikt door twee van zijn leerlingen. Een van de verklikkers was een buur van
een Markse SS-er. Op 24 juni 1942 werd Broeder Pius opgepakt door de bezettende
overheid en op 10 juli werd hij veroordeeld tot 18 maanden tuchthuis en 5 jaar
ontzetting uit zijn rechten[1].
Op 28 september 1948 legt Hippolyte Flamez een verklaring af ten gunste van Robert Dosfel.
Boven de brief van Hippolyte Flamez dd. 5 augustus
1947 en onder zijn verklaring van 28 september 1948.
Hippolyte Flamez, Broeder Pius, geboren te Gullegem in
1895 en overleden te Kortrijk in 1979.
Robert Dosfel komt voorwaardelijk vrij op 9
december 1949 en zal later co-auteur worden van een huldeboek “50 jaar
Sint-Maartensfonds”.
Hij overlijdt op 29 juli 2001 te Borgerhout.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten