Posts tonen met het label Algoet. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Algoet. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Kaster: drama in de familie Algoet

 

Kaster: drama in de familie Algoet

 

Maurice Cyriel August Ardenois[1], burgemeester van Kaster sedert 1939, blijft zijn functie uitoefenen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Dat is niet het geval voor schepen Derijcke, aan wie op 12 augustus 1941 ontslag “verleend” wordt. Hij wordt de dag erop vervangen door Gaston Stepman[2].

In het Belgisch Staatsblad verschijnt een besluit van de Regent dd. 2 december 1946 dat het ontslag uit zijn ambt van burgemeester, aangeboden door de heer Ardenois van Kaster, aanvaard is

In het relatief kalme Kaster geraken de gemoederen toch verhit nog tijdens en zeker ook enige tijd na de oorlog[3].

In 1940 overrompelen de Duitsers ons land en worden de Engelsen tegen de kust teruggedrongen. Een deel van het Engels expeditieleger slaagt erin op schepen te vluchten. Talrijke soldaten geraken echter niet meer weg, velen worden krijgsgevangen genomen, anderen trachten onder te duiken in de hoop weldra naar het vaderland terug te keren.

John Robert “Bob” Norgan, geboren te Manchester op 15 april 1918, wordt door de Duitsers aangehouden in de nabijheid van Parijs. In juni 1940, tijdens zijn overbrenging naar een gevangenkamp in Duitsland, weet hij, samen met zijn vriend Jim Blore uit de trein te ontsnappen in de omgeving van Luik en belandt uiteindelijk op de hoeve van Kamiel Algoet en Alice Vandendriessche in Kaster. Het is dochter Elza die de deur opendoet als hij aanklopt. Hij is gewond en wordt door zijn redders met de nodige zorgen verpleegd.

Eenmaal hersteld wordt Norgan in verbinding gebracht met een verzetsgroep en waagt hij zijn kans om, via Frankrijk, terug naar Engeland te keren.

Enige tijd later duikt John Norgan opnieuw op te Kaster. Hij beweert nog niet helemaal hersteld te zijn. De landbouwersfamilie heeft medelijden en hij wordt in de huiskring opgenomen. Voor de buitenwereld is hij de nieuwe hoeveknecht. Gedurende meer dan twee jaar werkt hij op de hoeve. Hij wordt verliefd op dochter Elza, het koppel verlooft zich en smeedt plannen voor de toekomst.

John Robert “Bob” Norgan en Elza Algoet (bron: Nieuwsblad van 28 mei 1948).

Echter, op 27 oktober 1943, neemt de zaak een dramatische wending. De Duitsers verschijnen op het erf en vinden er wat munitie. Twee broers van Elza, Achiel en Julien, kunnen vluchten, een derde broer, Gerard, weet zich te verstoppen. Norgan, Elza en haar ouders worden opgepakt en overgebracht naar Duitsland samen met leden van de verzetsgroep waarmee Norgan in contact gekomen was en die in de weken daarop eveneens aangehouden worden.

Acht van de vijftien weggevoerden komen nooit meer terug van de Duitse concentratiekampen, onder hen de ouders van Elza. Vader Camiel Algoet sterft op 9 december 1944 in Gross-Rosen en moeder Alice Vandendriessche op 11 maart 1945 in Mauthausen, in de armen van dochter Elza.

Kortrijksch Handelsblad van 14 juli 1945

 

Camiel Algoet en Alice Vandendriessche (foto bidprentje)

Elza overleeft het concentratiekamp en doet haar verhaal tijdens een verhoor afgenomen door Opperwachtmeester Herman Vanderlooven van Anzegem op 22 augustus 1945:

“Op 27 October 1943 ben ik wegens een ten mijnen woonhuize ontdekte geheime wapendepot en het verborgen houden van een Engelsche krijgsgevangene, aangehouden geweest met mijn vader en de Engelsche militair in kwestie.

Wij zijn aangehouden geweest door de Belgische gestapo en Duitse Feldgendarmen.

Onder deze gestapo-mannen bevonden zich MORTIER van Avelgem en VANDOORNE van Vichte.

De feldgendarmen waren twee struische personen die in dienst waren te Kortrijk.

Nadien heb ik ze nog gezien te Kortrijk, op het bureel van de gestapo en in het gevang.

Ik ben in mijn woning door die twee feldgendarmen mishandeld geweest. Ik heb namelijk slagen met de blote hand gekregen, tegen de muur geworpen geweest, en met hun revolver op mijn voorhoofd bedreigd geweest.

Wegens mijn hardnekkig weigeren op de gestelde vragen, heeft VANDOORNE, hogervermeld, aan de feldgendarmen gezegd: “Indien zij niet wil antwoorden, zet haar 8 dagen zonder eten en geeft haar dagelijks een ferme rammeling, daarmee zal zij haar kop wel breken”.

VANDOORNE heeft vervolgens in woede ontstoken, de bij ons gevangen genomen Engelsman, een hevige slag met behulp van zijn revolver op het hoofd toegebracht.

Bij een poging tot ontvluchten van de Engelsman, heeft controleur DEWAELE van Vichte, twee revolverschoten in zijn richting gelost.

In het gevang te Kortrijk ben ik niet mishandeld geweest.

Te Brugge ben ik evenals mijn medegevangenen slecht mishandeld geweest, door de vijandig gezinde houding van de bestuurster van dit gevang.

Ik heb daar verbleven van 13 Januari tot 7 April 1944.

Deze bestuurster was een goede medewerkster van den duitsen commandant. Zij hield namelijk de ons toegedeelde rantsoenen achter, en weigerde iets voor de gevangenen te doen, zoals in het geheim geven van pakjes met eetwaren.

Dit had voor gevolg dat alle gevangenen zeer zwak wierden.

Ik ben door haar tussenkomst verplicht geweest kousen te breien, welke naar haar zeggen voor een liefdadig doel bestemd waren, doch naar ik naderhand zelf vaststelde voor den zoon van den duitsen commandant bestemd waren.

Gezegde bestuurster beloofde mij als beloning, goed voor mijn moeder te zorgen, welke zich ingelijks ook in dit gevang bevond.

Van deze belofte is er niets terecht gekomen, want bij mijn overbrenging naar St Gillis, vernam ik van mijn moeder dat de bestuurster niets voor haar gedaan had.

Deze handelswijze was een algemene maatregel, want mijn medegevangenen werden op dezelfde manier behandeld.

Te St Gillis ben ik niet mishandeld geweest, ik heb er ook geen slechte behandelingen ondergaan.

Mijn overbrenging naar Duitsland heeft een menselijk verloop gehad, evenals mijn verblijf van negen maand in de gevangenis te Gross-Strehlitz, vanaf 18 Januari 1945 ben ik met mijn moeder naar het S.S. kamp Ravensbrück overgeplaatst geweest.

De reis was onmenselijk want wij werden opeengepakt in gesloten beestenwagens zonder stroo of toegang tot de W.C.

De reis duurde 3 dagen in een bijtende koude, zonder een druppel water te kunnen drinken. Wij bezaten slechts een klein stukje brood, een weinig margarine en een stukje worst.

Bij onze aankomst waren er reeds verscheidene medegevangen gestorven.

Mijn verblijf in dit kamp heeft geduurd van 21-1-45 tot 2 Maart 45. Ik was er zeer slecht aan toe en ellendig.

Bij aankomst moesten wij uren lang in de sneeuw blijven stilstaan.

Den nacht werd doorgebracht op den bloten grond in een volgepropte barak zonder ruiten. ’s Anderendaags van in den vroegen morgen tot in den namiddag moesten wij in rang blijven staan in de sneeuw.

Wij kregen slechts op 22-1-45, dus des anderendaags wat gekookte koolrapen. Alle bewakers in dit kamp waren S.S. mannen en vrouwen, allen waren drager van een lederen karwats die zij naar goeddunken gebruikten en daarmee de gevangenen op onmenselijke wijze sloegen zonder de minste reden en dit op weerloze vrouwen.

In dit kamp zijn er vele slachtoffers gevallen van koude, uitputting en de ontvangen slagen.

Nopens de bewakers van dit kamp of over hun persoonsbeschrijving kan ik geen aanduidingen geven.

Ik vreesde hun persoon te zeer. Te Ravensbrück heb ik en de andere gevangenen 2 inspuitingen gekregen van een duitse ziekenverpleegster die naar deze laatste beweerde, toegediend werden ter bestrijding van de typhus, doch het bleken benzineinspuitingen te zijn om het gestel van de gevangene nog meer te verzwakken en den dood te verhaasten.

Op 2 Maart 1945 ben ik overgebracht geweest naar het kamp van Mauthausen in Oostenrijk eveneens in beestenwagens. Wij waren ten getalle van 100 vrouwen in elke wagen, hetgeen ons verplichtte de reis in rechtstaande houding te maken. Die reis duurde 5 dagen.

Bij onze aankomst waren er nog veel meer slachtoffers dan bij de vorige reis. Diegenen die reeds in bezwijming gevallen waren, wierden tussen de lijken geworpen en naar den oven gevoerd. Diegenen die zwak en ziek waren, wierden eveneens nevens de lijken in een camion geworpen en wanneer er ten slotte geen camion meer voorhanden was voor de andere zieke gevangenen of de lijken op te laden, wierpen en bedekten de mensen de uitgeputte en zieke gevangenen met de lijken van hun uitgemergelde landgenoten.

De gevangenen die nog konden marscheren moesten 2 uur lang te voet gaan doch bij het minste teken van verzwakking in den gang werden de ongelukkigen meedogenloos langs den weg neergeschoten en door de begeleidende mannen. Bij aankomst in het kamp waren wij nogmaals aan hevige koude ten prooi. Wij moesten wederom in de sneeuw blijven stilstaan van in den nacht tot 2 uren ’s anderendaags.

Daarna moesten wij het bad passeren, in de aanwezigheid van duitse bewakers, die ter dood veroordeeld waren, en die dienst deden als bewaker, onder toezicht van S.S. mannen. Wij werden van onze klederen beroofd en kregen een manshemd en een onderbroek in ruil.

Zo werden wij naar onze barak gestuurd, dit kamp was bezet door mannelijke en vrouwelijke gevangenen welke het uitzicht der gevangenen en hun omgeving nog ellendiger maakte. Onze bewaakster was een duitse veroordeelde die het ons toegekende rantsoen onttrok en achterhield en ons zonder reden slagen toebracht met haar karwats.

Hierdoor zijn er vele gevangenen ten prooi gevallen en bezweken waaronder mijn moeder. Ik ook was den dood nabij. Inlichtingen nopens die monsterachtige vrouw of de andere bewakers kan ik niet geven. In de onmiddellijke nabijheid van ons kamp was er een steengroeve waar de mannelijke gevangenen gemarteld werden, doch nadere gegevens of inlichtingen hierover kan ik niet geven.”

Na haar terugkeer in België zoekt Elza John Norgan op, die in Duitse hechtenis blijft tot 7 april 1944 en zich ondertussen opnieuw gevestigd heeft in zijn geboortestad Manchester. Ze huwen er op 22 januari 1946 en beslissen zich te settelen op de verlaten hoeve in Kaster. Een tweeling, Camiel Aimé Pieter en Achiel John Robert, wordt geboren op 9 maart 1947.

Bron: Manchester Evening News (29 mei 1948)

Hun geluk wordt echter verstoord, er komt een kink in de kabel.

De zaak van de verklikte verzetsgroep wordt niet in de doofpot gestopt. Volgens een onderzoek zou niemand minder dan John Norgan de vijftien personen, waaronder Elza en haar ouders, aan de Duitsers verklikt hebben. In de gevangenis zou hij een gunstregime genoten hebben in ruil voor bekentenissen. Het komt tot een proces.

De beledigingen en verwijten die de menigte naar het hoofd van Norgan slingert op de dag van de uitspraak worden beantwoord door Norgans broer, Ronald, die is afgezakt om het proces bij te wonen en het verdict te aanhoren: “You swine. This is not English justice!”.

Meester Sabbe, advokaat van Norgan, haalt in zijn verdediging aan dat Elza zowel door de Amerikanen, de Engelsen als door de Belgen vereremerkt werd omwille van haar activiteit in het verzet. Norgan zou de Duitsers slechts zes namen gegeven hebben, namen die ze al in hun bezit hadden en afgedwongen werden na foltering. De verdediger suggereert tevens dat Norgan het slachtoffer geworden is van afgunstige weerstanders die niet dezelfde eer bewezen kregen zoals Elza die kreeg. Volgens een Engelse verslaggever omschrijft Sabbe ze als “not real resisters, they are comic-opera resisters and smugglers”.

De Krijgsraad van Brugge veroordeelt Norgan niettemin op 28 mei 1948 tot levenslange hechtenis.

Op 11 juli 1949 brengt het Krijgshof te Brussel de gevangenisstraf terug tot 20 jaar dwangarbeid. Bij genademaatregel van 18 juni 1951 wordt de 20 jaar herleid tot 12 jaar en eind 1951 wordt hij vrijgelaten onder de voorwaarde onmiddellijk het land te verlaten. Hij verlaat de gevangenis van Brugge op 20 december 1951 en wordt met de stille trom op de maalboot gezet in Oostende richting Dover …

John Norgan zou overleden zijn in 1989 en Elza overlijdt op 19 februari 2015.

We sluiten het hoofdstuk Kaster af met een getuigenis van Stefaan Platteau, geboren te Kaster op 22 juni 1934, ereburgemeester van Dilbeek en ere-Vlaams Volksvertegenwoordiger:

“Ik ben de zoon van Odon Platteau en Maria Vanhulle.

De familie Platteau is in Kaster aangekomen in 1909, mijn grootvader Jean-Baptist Platteau was landbouwer en handelaar. Er waren 10 kinderen, waarvan een vroeg gestorven.

Mijn grootvader langs moeders zijde, Hector Vanhulle, die mijn peter was, had 5 kinderen. Was ook handelaar.

De familie Vanhulle was en is de oudste of toch één van de oudste families van Kaster, wonend aan de Kerkstraat, nu Juliaan Claerhoutstraat.

Ik heb de familie Algoet – Camiel en Alice en hun kinderen, waaronder Elza de jongste, zeer goed gekend.

De Algoets hebben tijdens de oorlog twee Engelse soldaten verborgen in de kelder van hun hoeve. Eén is terug gesmokkeld naar Engeland tijdens de oorlog, de andere John (hij werd Bob genoemd) is verliefd geraakt op Elza Algoet en is daar gebleven. Er was ruzie tussen de twee soldaten.

Na verklikking door bepaalde buren zijn de Duitsers bij Algoet binnengevallen, en iedereen, ook de Engelsman Bob Norgan werd opgepakt. De zonen Achiel en Juliën zijn, in speciale omstandigheden kunnen ontsnappen, en Gerard heeft zich kunnen verstoppen.

Camiel, Alice en Elza werden naar de gevangenis van Kortrijk overgebracht en daarna weggevoerd naar een concentratiekamp in Duitsland. Camiel is gestorven in Grosrozen, zijn echtgenote in Mauthausen. Elza heeft het overleefd, is naar Kaster teruggekeerd, en heeft dan in Manchester Bob teruggevonden om daarna met hem te huwen. Zij kregen een tweeling.

Bij de aanhouding van vader, moeder en Elza Algoet was er heel veel beroering in Kaster. Mijn ouders werden ook aangehouden en naar Kortrijk in de gevangenis overgebracht. Mijn mama kwam snel vrij, maar mijn vader werd verdacht van samenwerking met de familie Algoet, met dewelke wij trouwens bevriend waren.

Uiteindelijk is mijn vader, door tussenkomst van zijn broer Jacques, vrijgekomen en als een gebroken man terug thuis gekomen in november 1943.

Er heerste een waar schrikbewind in Kaster en omgeving. Rond de hoeve Algoet werd alles grondig uitgekamd. Tijdens één van deze operaties werd een buur, Jean-Baptist Depreester, uitbater van “De Sneppe”, doodgeschoten op 3 november 1943 door een Duitse onderzoeker, toen hij uit schrik van zijn land naar huis vluchtte. Iedereen hield zich afzijdig en binnen, de angst zat er stevig in.

De lijken van de vader en moeder van Elza werden teruggebracht naar Kaster en begraven op het kerkhof naast het graf van mijn familie. Het was een zeer serene plechtigheid die ik heb bijgewoond en de bevolking stond volledig achter de familie Algoet. Elza was een heldin.

De burgemeester van Kaster tijdens de oorlog, Cyriel Ardenois. Heeft zijn ambt neergelegd op het einde of zeer kort na de oorlog en werd als burgemeester vervangen door mijn vader Odon Platteau[4] die schepen was.

Gaston Stepman heeft tijdens de oorlog zich publiekelijk geuit als pro-Duits. Hij was de leider van de “andere Partij” die werd genoemd in Kaster als de Partij van de zwarten. Hij was een vooruitstrevend zakenman en een leidersfiguur. Spijtig genoeg heeft hij de verkeerde kant gekozen.

Zijn huis en atelier in de Juliaan Claerhoutstraat (vroeger Kerkstraat) werden in brand gestoken uit wraak. Mevrouw Stepman, een naarstige en beminnelijke dame, is op het nippertje aan de dood ontsnapt. 

Ik heb persoonlijk kort na de oorlog Bob Norgan regelmatig ontmoet bij de Algoets. 

Bij mijn weten heeft Bob geen mensen verklikt uit Kaster. Wel heeft hij onder druk en foltering aan de Duitsers namen medegedeeld van weerstanders en systemen uit de doeken gedaan hoe men terug naar Engeland mensen kon smokkelen. Bob Norgan was eigenlijk een simpele en lieve man, maar zonder karakter. 

Bob sprak, toen hij in Kaster was, vrij vlot Nederlands (dialect van Kaster).  Ik herinner me de algemene lachpartij toen hij voor het eerst het woord “slunse” gebruikte in plaats van vod.

Er valt nog heel veel te vertellen, vooral over de achtergronden van het drama Algoet en van de slachtoffers langs beide zijden.

Bijvoorbeeld, een dramatisch incident deed zich voor op 4 september 1944 toen de Duitsers zich terugtrokken vanuit Avelgem richting Oudenaarde. In Kerkhove, in het café rechtover de kerk vierden enkele jongeren die zich verborgen hadden gehouden tijdens de oorlog, de bevrijding.

Toen de Duitsers met legervrachtwagens passeerden stormden de jongeren buiten, in de mening dat het de geallieerden waren, en wuifden met tricolore vlaggetjes. De Duitsers stopten, pakten de jongeren op en zetten ze tegen de muur van het kerkhof. Ze hebben deze ongelukkigen stante pede afgemaakt.

Ik meen dat er een vijftal jongeren waren, waarvan zeker twee van Kaster. Ik herinner me de namen: Camiel Deschietere en Maurice Decock[5], omdat ik ze zeer goed kende.

Een ander voorbeeld. Tijdens de terugtocht van de Duitsers werd in de Tiegemstraat een Duitse lichte vrachtwagen, vol met papieren geld in puin geschoten. De briefjes vlogen in het rond en in een minimum van tijd waren reeds een serie stoutmoedigen van Kaster ter plaatse om het geld op te rapen. Geld dat ze nadien tijdens de operatie Gütt hebben moeten binnen dragen bij de Overheid.”

Bron: Kortrijk tijdens de 2e Wereldoorlog - deel 3 - José Vanbossele


[1] Geboren te Kaster op 27 juli 1887 en overleden te Oudenaarde op 10 juni 1951.

[2] Geboren te Wortegem op 26 december 1892 en overleden te Deerlijk op 3 februari 1983.

[3] Bronnen: Vooruit van 20 en 22 mei 1948, Daily Express van 23 en 29 mei 1948, Sunday Chronicle and Referee van 23 mei 1948, Het Nieuwsblad van 28 mei 1948, Daily Mail van  29 mei 1948, News Chronicle van 29 mei 1948, Wekelijks Nieuws van 5 juni 1948, Daily Telegraph van 20 december 1951, GVA van 21 december 1951, Het Volk van 21 december 1951 en Het Nieuws van den Dag van 21 december 1951.

[4] Odon Platteau, geboren te Kaster op 6 november 1911 en overleden te Oudenaarde op 12 juli 1999, was officieel burgemeester van Kaster van 1947 tot 6 november 1957 (ontslag).

[5] Maurice Decock, geboren te Kaster op 17 september 1924, en Camiel Deschietere, geboren te Kaster op 3 januari 1923, beiden neergeschoten op 4 september 1944.