Posts tonen met het label Deleu. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Deleu. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Georges en Marcel Laperre

 

Georges en Marcel Laperre

 

Georges Laperre wordt geboren te Wevelgem op 14 mei 1922. Na hem worden nog 7 kinderen geboren in het gezin van vader Julien en moeder Suzanne Bonnaire. Ze wonen in de Menenstraat te Wevelgem.

Op woensdag 5 januari 1944, om 6 uur ’s morgens, wordt Georges Laperre in zijn woning aangehouden door de Geheime Feldpolizei (GFP). Die dag worden ook Wevelgemnaars Raymond Deleu[1], Gaston Vanackere[2], Ernest Favorel[3], en Lauwenaar Germain Declercq aangehouden. Ze weten van mekaar niets af en worden allen verdacht betrokken te zijn bij het verspreiden van vlugschriften en van het in brand steken van vlas.

Op 11 februari 1944 wordt Georges Laperre uit de gevangenis van Kortrijk ontslagen op voorwaarde dat hij zich elke donderdag op het bureau van de GFP aanbiedt. Hij geeft daaraan geen gevolg en vlucht enkele dagen na zijn vrijlating naar Frankrijk bij een nicht in Normandie, met het inzicht zich uiteindelijk naar Engeland te begeven om aldaar zijn land te dienen.

In Frankrijk knoopt hij kennis aan met André Ollevier[4] uit Gullegem die ook op een hoeve vertoeft in Fresnoy, Laperre kan hem overtuigen mee de stap te zetten richting Engeland. Enkel met hun eenzelvigheidskaart en in het bezit van landkaarten trekken ze richting Spaanse grens om via Spanje Engeland te bereiken.

In de ochtend van 15 maart 1944 worden ze in Portet-d’Aspet door de Duitsers aangehouden omdat ze zich in neutrale zone bevinden zonder papieren, volgens Laperre, onder de mededeling “Wieder zwei leuten weniger für die Amerikanschen Armee”.

Ze worden door de Duitse grenswacht ondervraagd die probeert te achterhalen waarom die twee in de sperzone ronddolen. Aan het feit dat ze verdwaald zijn en op zoek zijn naar werk wordt geen geloof gehecht, twee weken ervoor was op die plaats ook al een ganse groep Engelse piloten aangehouden.

Door het Krijgsgerecht van Toulouse worden ze op 30 maart 1944 veroordeeld tot een onbepaald tijd concentratiekamp en overgebracht naar het verzamelkamp te Compiègne, van waaruit ze overgeplaatst worden naar Buchenwald, waar ze aankomen op 10 mei 1944. Na een verblijf van ongeveer een maand te Buchenwald worden ze overgebracht naar het concentratiekamp Mittelbau-Dora nabij Nordhausen en begin april 1945, Wevelgem is dan al een hele tijd bevrijd, komen ze terecht in het kamp Bergen-Belsen. Ze worden bevrijd op 15 april 1945 door de Engelsen, ze mogen het kamp niet onmiddellijk verlaten wegens gevaar van besmettelijke ziekten en zo bekomen ze slechts de echte vrijheid te Mol na hun repatriëring op 30 april 1945.


Georges Laperre

Bovenstaande foto van Georges Laperre werd genomen bij fotograaf Vlieghe in Wevelgem enkele weken na zijn thuiskomst. Zijn moeder stond erop dat hij zijn nog stinkende kampplunje aantrok voor de foto ...

Minder goed vergaat het zijn broer Marcel Laperre, geboren te Wevelgem op 13 september 1924 als tweede oudste in het gezin Laperre-Bonnaire.

Marcel Laperre

Net zoals zijn broer Georges leeft Marcel vanaf februari 1944 ondergedoken in Normandie in Frankrijk, tot wanneer hij halverwege juni 1944 terugkeert naar huis om nieuwe kleren en wat tabak op te halen en ook om de familie nog eens te zien.

Ondertussen gaf hij geen gevolg aan verschillende oproepingen van de Werbestelle te Kortrijk, voorkomt hij op die manier een verplichte tewerkstelling in Duitsland en wordt hij werkweigeraar.

Eind juni 1944 wordt hij aangehouden aan de grenspost Halluin, aan de Barakken te Menen door Zivilfahnders André Scherpereel uit Menen en André Pille uit Moorsele.

Zivilfahnders zijn Belgen, heel dikwijls dorpsgenoten, die een hulpkorps vormen dat de Feldgendarmerie moet bijstaan bij het opsporen van werkweigeraars.

Marcel Laperre wordt overgebracht naar een werkkamp in Böhlitz-Ehrenberg en via Zwickau en de kampen van Flossenburg en Hersbrück komt hij op 9 april 1945 terecht in Dachau.

Op 29 april 1945 wordt het concentratiekamp van Dachau bevrijd door de Amerikanen. Op de radio wordt Marcel Laperre afgeroepen als bevrijd en met een brief van 5 mei 1945 laat het Rode Kruis van België aan de ouders weten dat oorlogscorrespondent Paul Levy, die aanwezig was bij de bevrijding van Dachau, hem gezien heeft.

Op 28 mei 1945 ontvangen de ouders van Marcel een persoonlijke brief van hun zoon, daterend van 10 mei 1945, waarin hij schrijft dat hij gemarteld werd door de Duitsers, dat hij zeer ziek is en in een Amerikaans ziekenhuis in Dachau verblijft maar toch denkt te zullen genezen en naar huis te kunnen komen.

Het Amerikaans hoofdkwartier te München laat op 8 november 1946 aan de familie weten dat Marcel Laperre overleden is op 12 mei 1945, doodsoorzaak niet vermeld.

Spijts alle pogingen tot opzoekingen had de familie nooit bericht van het overlijden ontvangen vóór 8 november 1946.

In het dossier bevindt zich ook een verklaring van Marcel Coussens uit de Hoge Voetweg 17 te Gullegem, daterend van 7 februari 1951. Marcel Coussens was samen met Marcel Laperre opgesloten in Dachau, de eerste maal hebben ze mekaar gezien op 1 mei 1945, twee dagen na de bevrijding. Volgens de verklaring is Marcel Laperre overleden aan de gevolgen van typhus die gewoed heeft in het kamp, de laatste weken dat ze er verbleven.




 



[1] Raymond Deleu, geboren te Wevelgem op 15 juli 1890 en overleden te Wevelgem op 15 mei 1950, was Weerstander door de Sluikpers (verspreiden van o.a. “De Vlasser”).

[2] Gaston Vanackere, geboren te Lauwe op 3 februari 1898, verbleef, naar eigen zeggen, van februari 1915 tot in 1918 in meerdere strafkampen in Duitsland, om brieven over de grens gebracht te hebben en ook omdat hij verdacht werd van spionage. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij zijn vlasactiviteit stop omdat hij weigerde mee te werken met de Textielcentrale in Kortrijk. Na de bevrijding is hij zeer ontgoocheld tot verbitterd omdat hem het statuut van Weerstander door de Sluikpers niet wordt toegekend.

[3] Ernest Favorel, geboren te Wevelgem op 8 oktober 1884.

[4] Volgens een verslag van de Rijkswachtbrigade te Kortrijk van 21 december 1948 is Ollevier (een verslag van de brigade van Menen van 17 december 1948 schrijft de familienaam als volgt: Ollivier) André geboren te Wevelgem op 24 mei 1923 en woont hij in de Heulestraat 97 te Gullegem.


Kachtem: oorlogsburgemeester Albert Verhelst

 

Kachtem: oorlogsburgemeester Albert Verhelst

 

Ook de geschiedenis van Kachtem, naast Emelgem de andere deelgemeente van Izegem, wordt te boek gesteld, in 2019, door Jean-Marie Lermyte en Jacques Viaene.

Daarin lezen we dat het niet verwonderlijk is dat sedert 1927 zetelend burgemeester Achille “Achiel” Deleu sterk anti-Duitsgezind is. Zijn vader werd vermoord tijdens Schuwe Maandag op 19 oktober 1914.

Op 20 oktober 1940 krijgt de toen bijna vijftigjarige Deleu te horen dat hij uit zijn ambt van burgemeester wordt gezet.

Aanvankelijk zit schepen Joseph Verfaillie (1895-1971) een half jaar de gemeenteraad voor.

Op 18 maart 1941 legt Albert Verhelst (1899-1994), geen lid van het VNV, in handen van de arrondissementscommissaris de eed als burgemeester af.

Verhelst fungeert als burgemeester voor het laatst op 21 augustus 1944.

Op 4 november 1944 komt de gemeenteraad voor het eerst na de oorlog weer samen en keurt de besluiten van de drie voorbije jaren van het schepencollege goed. Vanaf dan tot en met de zitting van 5 mei 1945 is schepen Joseph Verfaillie opnieuw dienstdoende burgemeester. Vanaf de zitting van 14 juli 1945 zit Achiel Deleu weer voor als burgemeester maar hij is geen kandidaat meer bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1946.

Tot zover de Geschiedenis van Kachtem.

In een andere publicatie[1] vernemen we het volgende over Albert Verhelst:

“De familie Verhelst behoorde samen met de families Vandoorne en Ghekiere tot de grootgrondbezitters van Kachtem. Sinds 1884 verbleven ze op het Rhodesgoed. Ze kwamen van Ardooie om eerst op het Leeghof (Manderlinckstraat) te wonen.

Op 1 oktober 1925 kwamen Albert Verhelst en Octavie Van Craeymeersch als pachters op de hoeve wonen. Het Rhodesgoed werd door de lokale bevolking de grote hoeve genoemd. Albert had 6 kinderen, 3 zonen en 3 dochters.

Van 1941 tot eind 1976 (fusie) was hij burgemeester van Kachtem (met uitzondering van 1945-1946). Van 1977 tot 1982 was hij schepen in Izegem.

Tijdens WOII bemiddelde hij met de Duitse bezetter ten voordele van de Kachtemse boeren en burgers. Toen de Duitsers in mei 1940 oprukten, bood hij zijn kelders aan als schuilplaats voor vluchtelingen …

… Tijdens de oorlog was Albert een zeer geliefd figuur geworden en dit door zijn inzet voor de afscherming van de ondergedokenen (jongens die opgeroepen waren om naar Duitsland te gaan werken maar die onderdoken). Regelmatig organiseerden de Duitsers razzia’s om die gasten te pakken en naar Duitsland te sturen. Op gevaar af voor zijn leven stuurde hij telkens zijn personeel uit zodra de Duitsers zich aanmeldden voor een klopjacht. Als groten boer hielp hij ook velen aan eten. Het resultaat was dat hij in 1947 bij de verkiezingen 90% van de stemmen op zijn naam kreeg en een grootse inhuldigingsstoet kreeg. Het was Kachtem op zijn best.”


 



[1] Kerkhofwandeling2013 – Inventarisatie kerkhof Kachtem – Familie Verhelst – Samenstelling door Koenraad Vandommele, stadsgids m.m.v. Rogier Verstraete en Nele Descheemaecker.