Posts tonen met het label Dierick. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Dierick. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Bellegem: oorlogsburgemeester Adolf Lefevere en de familie Dierick

 

Bellegem: oorlogsburgemeester Adolf Lefevere en de familie Dierick

 

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938 behalen de katholieken de volstrekte meerderheid in Bellegem. Emiel Delberghe, geboren op 28 september 1886, een chicoreifabrikant, wordt opnieuw burgemeester, Jules Foulon en Ernest Samain zijn eerste en tweede schepen. Twee gemeenteraadsleden, Adolf Lefevere en Maurice Dierick, behoren tot het V.N.V.

Op 6 juni 1941 wordt burgemeester Delberghe vervangen door Adolf Lefevere, geboren te Bellegem op 12 maart 1899. Lefevere is gehuwd met Irma Cossement, de zuster van Arthur Cossement, al een hele tijd burgemeester van Rollegem-Kapelle.

Ook de twee schepenen worden vervangen, door gemeenteraadslid Maurice Dierick en Gerard Vandecasteele, eveneens een V.N.V.-er.

Vanaf 4 september 1944, bij de bevrijding, wordt Adolf Lefevere geïnterneerd en gevangen gehouden tot aan zijn veroordeling door de Krijgsraad van Kortrijk op 19 juli 1946.

In mei 1945 wordt zijn woning leeggeplunderd en in brand gestoken zodat zijn echtgenote op straat komt te staan.

Hij wordt veroordeeld tot vier jaar gevangenis en hij verliest zijn burgerrechten.

De feiten die hem ten laste worden gelegd in het verslag van de Krijgsauditeur van 27 januari 1947, zijn gedeeltelijk in de voorwaardelijk wijs opgesteld en de meeste worden door Lefevere ontkend:

“Beklaagde is sedert 1936 bij het V.N.V. aangesloten en bleef bij die vereeniging gewoon lid tot aan de intrede der geallieerde Legers. Op 6 juni 1941 werd hij tot burgemeester van de gemeente Bellegem aangesteld in vervanging van den wettigen titularis. Alhoewel beklaagde het feit loochent, was hij lid van D.M. Hulpbrigade en nam hij in uniform aan optochten deel. Sedert juni of juli 1943 was hij als burgemeester drager van een wapen tot zelfverdediging met toelating der bezettende overheid.

Zijn ambt van burgemeester heeft hij in dienst gesteld van de vijand. De lijst van asociale en ongure elementen zou hij aan het Arbeidsambt hebben overgemaakt of aan de Werbestelle, wat hij ontkent, maar wat getuigen bevestigen. Alle feiten hem ten laste gelegd door menigvuldige getuigen, wijst hij van de hand.

De genaamde Goemaere Felicien beweert door zijne schuld herhaalde malen last te hebben gehad met de Feldgendarmerie. Een andere maal zou, hij samen met de Duitschers, een refractaire hebben opgezocht in het huis van Foulon Jules. Den genaamden Albert Lefevere zou hij in de Fabriekswacht hebben aangeworven.

Op 22 april 1944 heeft hij samen met de bezettende overheid een geallieerd parachutist opgezocht. Tijdens zijn eerste onderhoor gaf hij toe met de Feldgendarmen te hebben gezocht tot 1u30 in de nacht en ’s anderendaags voort, samen met de veldwachter gezocht zonder Duitschers. Beklaagde beweert dat dit alles op bevel van de bezetter is gebeurd. Sommige verklaringen van getuigen wijzen op het tegenovergestelde.”

In het Kortrijksch Handelsblad van 1946 lezen we dat tijdens het proces acht getuigen ten laste en zes ten gunste in deze zaak werden gedagvaard en vernemen we dat Albert Lefevere, die op het moment van het proces aangehouden was, verklaarde dat hij door de veldwachter werd opgelegd zich naar de Werbestelle in Kortrijk te begeven. Niet zijn broer had hem aangezet om bij de Fabriekswacht te gaan maar wel een zekere Deponthieu.

Krijgsauditeur Boone vorderde 6 jaar gewone hechtenis. Meester Halsberghe uit Menen nam de verdediging van Lefevere op zich en uiteindelijk luidde het verdict: 4 jaar gevangenis.

Tijdens zijn gevangenschap noteerde de bestuurder van de gevangenis van Kortrijk op 12 maart 1947 in zijn dossier dat Adolf Lefevere moedeloos en weemoedig geworden was sedert de voorwaardelijke invrijheidstelling van zijn broer die 5 jaar gevangenis had opgelopen en in Turnhout had verbleven. Die toestand verergerde nog door de ziekte van zijn moeder bij wie zijn vrouw woonde.

Adolf Lefevere komt voorwaardelijk vrij op 13 juni 1947 en wordt op 2 februari 1950 hersteld in zijn rechten. Hij overlijdt op 2 november 1971.

Niet alleen de burgemeester wordt tijdens de oorlog vervangen maar ook de twee schepenen, zoals aangegeven in het begin van het hoofdstuk.

Oorlogsschepen Maurice Dierick, geboren op 23 september 1894 en timmerman van beroep, wordt na de oorlog op 13 september 1945 door de Krijgsraad van Kortrijk veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf en het verlies van zijn burgerrechten. Die straf wordt op 17 januari 1946 bevestigd door het Krijgshof te Gent.

In het Kortrijksch Handelsblad van 19 september 1945 lezen we het verslag van zijn proces te Kortrijk:

“Beklaagde was sinds 1938 lid van het VNV en werd bij de gemeenteverkiezingen in deze hoedanigheid tot gemeenteraadslid van Bellegem verkozen.

Wegens afstelling van schepen Samyn, die tijdens de bezetting de ouderdomsgrens had bereikt, werd Dierick benoemd tot VNV-oorlogsschepen der gemeente Bellegem.

In een zitting van het schepencollege stelde hij voor twee namen van straten te herdoopen en den naam te geven van de Tollenaere- en Van Severenstraat. De Bestendige Deputatie deed deze beslissing te niet. In 1942 werd hij lid van “De Vlag”, colporteerde met “Volk en Staat” en “De Nationaal-Socialist”, woonde talrijke vergaderingen bij en zelfs ten zijnen huize werden vergaderingen belegd. Zijn jongste zoon is lid geweest van de N.S.J.V. en verbleef zes maanden in Duitschland met de kinderen, die aldaar hun verlof doorbrachten, dit, naar hij beweert om niet naar Duitschland te moeten gaan werken. Zijn zoon Gilbert, die heden vóór uw krijgsraad verschijnt, was lid van de Dietsche Militie Zwarte Brigade. Gansch de familie is gekend als zeer Duitschgezind en betichte verdiende tevens veel geld wegens leveringen aan derde personen en aan aannemers ten behoeve van de Weermacht.

Een viertal getuigen worden gedagvaard, waaronder Vandewalle René en landbouwer Samyn, doch deze weten thans niets meer af over beklaagde; een zelfs weet dat hij doodkisten maakte en zijn familie Duitschgezind stond aangeschreven.

Het Openbaar Ministerie, waargenomen door de heer Janssens, vordert 7 jaar.

Mr. Vandeputte uit Kortrijk, weet in te brengen, dat betichte alleenlijk passief lid van het VNV is gebleven, tot het VNV in 1942 te Bellegem is uiteengevallen.

Door het gepeupel van Bellegem werd hij aangehouden. Juist omdat hij te welwillend was geworden. Dit gepeupel heeft dan zijn dossier opgemaakt en een pseudo-instructie gedaan, waar allerhande verklaringen werden opgenomen. Dit dossier deed dan de ronde onder de bevolking en de mensen hebben dit alles geloofd. Het eerste onderzoek te Bellegem was onwettelijk en is de basis geworden van het verder onderzoek. Heel kenschetsend mag het genoemd hoe in gansch deze zaak de persoonlijke rede het gehaald heeft op het algemeen belang. Pleiter verklaart dat hij de personen van het Bevrijdingscomité van Bellegem zou kunnen afschilderen, want de eene is er in gegaan om een plaatsje te kunnen bemachtigen, de andere om een persoonlijke veete te kunnen beslechten en een andere om zich zelf te verrechtvaardigen. Alleenlijk is betichte schepen geweest van Bellegem, al het andere is literatuur. Wat de historie van de straatnamen betreft dit alles komt nogmaals uit anonyme bron; het voorstel komt niet van Dierick, want hij was op de vergadering niet aanwezig toen er van verandering van straatnamen sprake was.

Betichte heeft tijdens de bezetting veel geld gewonnen; hij werkte met een tiental werklieden voor aannemers. Hij zelf is een stoere werker, die door zijn arbeid tot een zekere welstand is gekomen en staat thans aan het hoofd van een huisgezin van  9 leden. Geen jota van zijn vroeger gedrag heeft hij veranderd tijdens de bezetting; hij was een goede huisvader en was tevens goed voor zijn werklieden. Is dit het werk van iemand die de vijand dient? Reeds één jaar is hij geïnterneerd. Spreker vraagt dan ook verzachtende omstandigheden te willen aan de dag leggen, want sinds zijn opsluiting heeft hij al zijn werk zien te loor gaan.

Veroordeeld tot drie jaar gevang en 20 jaar beroving zijner burgerrechten.”

Onmiddellijk na zijn zaak volgt het proces van zijn zoon Gilbert Dierick, geboren in Angres (Frankrijk) op 30 april 1923 en geïnterneerd sedert 15 september 1944.

“Betichte was bediende bij de “Vetex”, gelegen in de Veldstraat te Kortrijk. In het begin der bezetting werd hij lid van het NSJV en bleef dit tot in juni 1941, tot op het ogenblik dat hij lid werd van het VNV, en vervolgens afdeelingsleider ervan. Ook colporteerde hij met dagbladen.

Op aandringen van Frans Strubbe, arrondissementsleider van het VNV en tevens zijn patroon, werd hij van midden het jaar 1942 tot het begin van 1944 secretaris van de NSJV. In 1943 treedt hij ingsgelijks toe tot de Dietsche Militie Zwarte Brigade, waarvan hij viermaal het uniform zou gedragen hebben. Betichte ontkent zijn lidmaatschap der Zwarte Brigade, alhoewel getuigen in tegenovergestelde zin komen spreken. Hij droeg het uniform tot het einde der bezetting. Ook zou hij deelgenomen hebben aan het kapot slaan der huizen der advokaten Tahon, Vandekerkhove en Gillon, hetgeen hij loochent.

In juni 1942 zou betichte ook zekere juffrouw Martha Popelier aan de Duitschers op de Kommandantur te Kortrijk verklikt hebben, omdat deze zou gezegd hebben “Ze zouden al de zwarten moeten dood schieten”. Daarvoor liep Martha Popelier twee dagen gevang op.

Betichte woonde ook vergaderingen bij en stoeten te Brussel, waaronder de begrafenis van Staf Declercq. In den rouwstoet droeg hij een kroon, geschonken door “Vetex” en verzamelde boeken voor de arbeiders in Duitschland.

Betichte komt nu verklaren, dat hij tal dezer beschuldigingen onder dwang zou afgelegd hebben, zoniet zou hij slagen gekregen hebben, hetgeen na onderzoek als valsch mag beschouwd worden.

Een drietal getuigen worden gehoord. De eerste is Martha Popelier zelf, die de omstandigheden van haar verklikking bij de kommandantur komt uiteen zetten. En zij voegt erbij dat op de Kommandantur de Duitschers zelf zegden dat Dierick Gilbert zelf een verrader is.

Getuigen Foulon Emiel en Duprez Gerard weten niets bijzonders te vertellen.

Mr. Vandeputte betoogt dat zijn kliënt gewerkt heeft bij de “Vetex” te Kortrijk, en daar onder het bevel stond van de gekende Frans Strubbe. Strubbe is de oorzaak van alles wat er gebeurd is. Zonder werk zijnde bekwam deze jongeling een plaats bij de Vetex en was alsdan gemakkelijk te hanteren door Strubbe, wiens handigheid door gansch het land gekend is.

Door tusschenkomst van Strubbe werd hij officieel ingeschreven als lid van de Zwarte Brigade: in de bureelen en tijdens de bureeluren, deed hij soms de correspondentie van Strubbe. Te Bellegem noemt men dit de privaat-secretaris van de arrondissementsleider van het VNV. Alles heeft hij gedaan onder de invloed van Strubbe. Pleiter legt hier de grootste verantwoordelijkheid op de schouders van Strubbe en zegt tenslotte dat Dierick nog veel goed voor de maatschappij kan presteren.

Veroordeeld tot 7 jaar gewone hechtenis en levenslang verlies zijner burgerrechten.”

In dezelfde zitting van de Krijgsraad te Kortrijk van 13 september 1945 wordt nog een Bellegemnaar tot 3 jaar gevangenis veroordeeld: Pierre Vanoosthuyse, geboren te Bellegem op 8 augustus 1921, o.a. wegens lidmaatschap van het V.N.V., waarvan hij penningmeester was.

Onderwijzer Camille Maertens wordt op 8 maart 1946 door de Krijgsraad van Kortrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Tussen 10 mei 1940 en juni 1942 was hij V.N.V.-afdelingsleider te Bellegem, aldus het Belgisch Staatsblad van 30 oktober 1946.

Maurice Dierick komt voorlopig vrij op 2 mei 1947. Zijn zoon Gilbert Dierick komt vrij op 29 augustus 1947 en bekomt opnieuw zijn burgerrechten. De woorden van advokaat Vandeputte tijdens zijn proces van bleken visionair: hij presteerde nog iets voor de maatschappij.

Na de verkiezingen van 11 oktober 1964 wordt hij tweede schepen voor de CVP in Bellegem en dit tot aan de fusie van de gemeenten in 1976 toen o.a. Bellegem bij Kortrijk werd gevoegd.

Schepen Gilbert Dierick

Ook op professioneel vlak is hij succesvol. Samen met zijn broer zet hij in 1964 de schrijnwerkerszaak van vader Maurice verder onder de naam Emdeka, een familiebedrijf dat meubelen produceert voor jongerenkamers.

Hij overlijdt te Kortrijk op 29 december 2015.

De andere oorlogsschepen, Gerard Vandecasteele, geboren te Bellegem op 21 december 1906, wordt op 27 november 1944 opgesloten in het interneringscentrum “De Wikings” te Kortrijk maar de Consultatieve Commissie beslist hem voorlopig op zijn hoeve te interneren vanaf 10 juli 1945.

Op 27 juni 1946 wordt hij door de Krijgsraad van Kortrijk levenslang beroofd van zijn burgerrechten, die hij later opnieuw bekomt bij vonnis van de burgerlijke kamer der rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Kortrijk op 16 maart 1950. Hij overlijdt te Kortrijk op 24 april 1999.