Avelgem: de stoelendans binnen het college van burgemeester
en schepenen
In hun boek “Politieke Geschiedenis van
Avelgem en andere merkwaardige feiten”[1]
besteden de auteurs ook de nodige aandacht aan de periode tijdens de Tweede
Wereldoorlog.
Achiel Vansteenbrugge, geboren te Avelgem op
10 januari 1875, brouwer en bierhandelaar, is burgemeester van Avelgem als de
Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Hij verliest zijn vrouw en vijf kinderen bij de
Duitse gasaanvallen van zondag 27 oktober 1918. Hij is sedert 1921 burgemeester
en vanaf juni 1940 laat hij zich wegens ziekte vervangen door schepen Gentiel
Martyn. Op 7 december 1940 neemt hij ontslag als burgemeester en
gemeenteraadslid. Hij overlijdt op 8 mei 1944.
Vervanger Gentiel Martyn, geboren te Avelgem
op 16 november 1899, wordt in maart 1943 door de Duitse overheid verplicht het
ambt van burgemeester neer te leggen. Op zijn beurt wordt hij vervangen door
Pieter Jacobs[2], echter slechts vanaf 27
maart 1943 tot 13 mei 1943.
Vanaf 14 mei 1943 wordt bakker Leon
Vandemeulebroecke, geboren te Avelgem op 17 maart 1907, oorlogsburgemeester.
Hij is de zoon van Jules Vandemeulebroecke, eveneens bakker, die schepen was van
1927 tot 1931.
Na de oorlog wordt hij door de gemeenteraad
geschorst op 5 september 1944 en, na internering in de Wikings te Kortrijk, op
27 december 1946 veroordeeld door de Krijgsraad van Kortrijk tot 10 jaar
opsluiting o.a. wegens verklikkingen van verschillende personen met
vrijheidsberoving tot gevolg. Tevens wordt hij levenslang beroofd van zijn
politieke en burgerrechten. Aan de burgerlijke partijen dient hij in totaal
500.000 BF te betalen.
Gentiel Martyn wordt op 5 september 1944
opnieuw tot (dienstdoend) burgemeester aangewezen door de gemeenteraad en het
comité Onafhankelijkheidsfront en blijft dit tot de verkiezingen eind 1946.
Nico Wouters[3]
over Leon Vandemeulebroecke:
“VNV-burgemeester Leon Vandemeulebroecke van Avelgem
(sinds mei 1943) was niet opvallend radicaal. Hij had echter een nauwe
persoonlijke band met Charles Lorrez van de Sipo-SD in Gent. Alle aangiften van
mensen in 1943-1944 door de burgemeester vonden plaats in een incidentele context
waarbij Lorrez een onderzoek uitvoerde en hulp vroeg. Burgemeester
Vandemeulebroecke gaf dan steevast bezwarende inlichtingen over verzetsmensen.
Niettemin was dit een burgemeester die na de bezetting relatief positief werd
beoordeeld door grote groepen uit de lokale gemeenschap. Hij werd in de
perceptie allesbehalve beschouwd als een ‘verklikker’”.
“Er was vaak zelfs lokaal onbegrip voor de veroordeling
van zwaardere gevallen. VNV-burgemeester Leon Vandemeulebroecke van Avelgem
werd tot tien jaar veroordeeld wegens enkele verklikkingen. Verschillende van
deze verklikkingen wogen niet zwaar door, omdat ze geen zware gevolgen hadden
gehad. Door zijn aangifte werd ook een onderpastoor, die een Amerikaanse piloot
liet onderduiken, door de Duitsers aangehouden en veroordeeld. Een familielid
van de burgemeester trachtte dit bewezen feit te weerleggen, door te wijzen op
de tegenstrijdigheid van zijn goede bestuursdaden “Mijns inziens zou het toch
te verwonderen zijn dat hij een onderpastoor zou gaan verklikken als hij
zooveel andere zaken wist als burgemeester en anderzijds zoveel menschen uit de
miserie en de handen der Duitschers geholpen heeft, ja zelfs valsche
identiteitskaarten heeft doen afleveren aan menschen (…). Dat is allemaal zoo
onlogisch als het maar groot is.” Het leek voor veel mensen moeilijk om zich in
te beelden dat de ‘goede’ burgemeester tegelijk ook meegewerkt had aan zware
repressieve daden.”
Karel-Lodewijk (Charles-Louis) Lorrez[4] (°1905), waarvan sprake
hiervoor, is mijnwerker van beroep. Aanvankelijk is hij een actief lid van de
Partizanen, een communistische verzetsgroep waar hij deelneemt aan
sabotagedaden. In juni 1943 treedt hij, onder de deknaam “Oscar”, in dienst van
de SD. Hij zou hiertoe gedwongen geweest zijn na te zijn aangehouden en, in
Breendonk, zwaar mishandeld te zijn geweest door de Gestapo. Als compensatie
voor zijn engagement bij de SD, krijgt hij de garantie dat zijn vrouw en
kinderen niets onaangenaams zou overkomen. Na verloop van tijd staat hij bekend
als een verklikker. Uit het onderzoek dat op zijn aanhouding in september 1944
volgt, blijkt dat hij als vertrouwensman van de SD zich inderdaad ontpopt had
tot een zeer productief informant die tal van mensen aanbracht. Bovendien is
hij actief betrokken geweest bij baldadigheden gepleegd op gevangenen. Hij werd
financieel vergoed voor de bewezen diensten.
Toen de bevrijding dichterbij kwam en
onomkeerbaar leek, dook hij onder op een onbekende plaats. Zijn vrouw beweerde
niet te weten waar hij zich schuil hield. Toen werd haar handel en wandel
gadegeslagen. Na verloop van enkele dagen kwam het toch verdacht over dat zij
zo vaak naar het kerkhof ging. Bij een eerstvolgend bezoek werd ze geschaduwd.
Blijkbaar ging ze steeds naar dezelfde plaats, tot bij een bepaalde grafkelder
… op die plaats zat Lorrez en daar werd hij gevat.
Op 9 januari 1947 wordt hij tot de doodstraf
veroordeeld en opgesloten in de Gentse gevangenis de Nieuwe Wandeling.
Hij wordt, net zoals de andere
terdoodveroordeelden, op de avond voor zijn terechtstelling in een aparte cel
afgezonderd en blijft onder voortdurend toezicht van een cipier. Om zelfmoord
te vermijden wordt de deur van de cel opengelaten en blijft de cel voortdurend
verlicht.
Een toenmalig cipier van de Nieuwe
Wandeling, Gaston Pion, vertelt in een interview dat in 2004 verschijnt
over Charles Lorrez: “Wat me steeds is bijgebleven, is de kranige houding
van die man toen hij de dood tegemoet ging. De vooravond van zijn executie
vroeg hij als galgenmaal een steak met frietjes en een pilsje. En toen hij de
volgende ochtend werd weggebracht richting vuurpeleton, was hij rustig en kalm.
‘Tot later eens, in het hiernamaals’, zegde hij tot de enkele aanwezigen.”
Hij wordt op 29 mei 1948 om drie uur ’s
nachts naar de militaire schietbaan aan de Sterre aan de De Pintelaan
overgebracht. In het openbaar wordt hij militair gedegradeerd. Geblinddoekt en
aan een paal vastgebonden zal hij in de borst geschoten worden door twaalf
rijkswachters aangevoerd door een officier. Om 4u07 wordt hij gefusilleerd en
onmiddellijk gekist. Hij dient nog een genadeschot te krijgen. Zijn laatste
woorden: ‘Mijn laatste gedachten zijn gewijd aan mijn vrouw en kinderen’
en ‘Vaarwel, ik wil ervoor boeten!’.
Het verslag opgemaakt over Leon
Vandemeulebroecke door de Substituut-Krijgsauditeur te Kortrijk op 4 februari
1947 luidt als volgt:
“Vandemeulebroecke Leon werd door den Krijgsraad van
Kortrijk op 27 December 1946 veroordeeld tot 10 jaar opsluiting.
Vandemeulebroecke was lid van het VNV gedurende gansch
de bezetting. Hij woonde regelmatig de vergadering van het VNV bij. In zijn
woning hingen de foto’s van Staf Declercq en Detollenaere.
Hij werd op 14 Mei 1943 burgemeester van Avelgem.
Tegenover zijn gemeentepersoneel heeft hij een zekere propagandische houding
aan den dag gelegd, door hen pro-duitsche dagbladen of geschriften ter lezing
te geven.
Bovendien heeft hij verschillende menschen verklikt:
- In Juni 1943 verklikte hij aan Lorrez, lid van
den SD te Gent, den genaamde Kints Gustaaf door te zeggen dat de
gebuurvrouw van Kints, Verleyen Elisabeth, zeker moest weten waar Kints
zich verborgen hield, gezien ze hem kleederen bezorgd had (Kints werd
immers door de duitschers opgezocht daar hij verdacht was deel uit te
maken van een weerstandsgroep). Lorrez heeft bij Verleyen Elisabeth
geweest en heeft haar bedreigd, doch zonder de gewenschte inlichting te
bekomen. Verleyen werd niet aangehouden en Kints niet gevat;
- Op zelfden dag verklikte hij aan zelfden Lorrez
den genaamde Steux Jules van Dottenijs, die zich in Avelgem verborgen
hield, door te zeggen dat deze laatste een terrorist moest zijn van
Dottenijs, en hij gaf het adres op waar Steux zich verborgen hield. Lorrez
trok met nog andere gestapo’s naar de aangeduide schuilplaats doch Steux
is kunnen ontsnappen;
- Begin 1944 verklikte Vandemeulebroecke den E.H.
Pringiers, onderpastoor te Moeskroen, die een Amerikaansch parachutist
verborgen had. Dit had hij vernomen van zijn schoonzuster, mevrouw Dokter
Vandemeulebroecke Octaaf, ter gelegenheid van een familiefeest; mevrouw
Vandemeulebroecke Octaaf had het zelf vernomen van haar dienstmeid, de
zuster van de meid van den heer onderpastoor. Betichte heeft dit verder
verteld aan zijn vriend Mortier Firmin, hilffeldgendarm en later agent der
GFP. Acht dagen nadien is Mortier met een GFP’er teruggekomen en heeft het
adres van Dokter Octaaf Vandemeulebroecke gevraagd. Dan is dien GFP’er
overgegaan tot het verhoor van Dokter Vandemeulebroecke en tot de
aanhouding van E.H. Pringiers. Tot bekentenissen gedwongen heeft E.H. Pringiers
zijn medeplichtigen aangeduid; alzoo werden E.H. Pringiers, Fache Adrien,
Barbieux Robert en Dubocquet Mathilde door het duitsch gerecht veroordeeld
tot de doodstraf en Nolf Jeanne, Fache Lucien en Fache Rachel tot
verschillende maanden of jaren gevang. Gelukkig werden de doodstraffen
niet uitgevoerd en konden allen, zonder onderscheid, hunne haardsteden
terug vervoegen bij de bevrijding.”
In het verzoekschrift om genade nr. 70.906
wordt, wat de zaak ‘Pringiers’ betreft, op 20 maart 1947 een afwijkende versie
weergegeven:
“Begin 1944 werd E.H. Pringiers, onderpastoor te
Moeskroen, die in zijn huis een Amerikaansch parachutist verborgen had, door de
G.F.P. aangehouden. Daags voordien was de G.F.P. tot een onderzoek over de
handelingen van den Heer Pringiers overgegaan bij Dokter Vandemeulebroecke,
geneesheer te Moeskroen en broeder van betichte. Dokter Vandemeulebroecke kan
echter in die zaak niets verweten worden gezien hij onmiddellijk den Heer
Pringiers verwittigde. De vermoedens vielen dan op een zijner familieleden, en
natuurlijk op Vandemeulebroecke Leon, V.N.V. Burgemeester te Avelgem.
Betichte bekent dat hij op een familiefeest te Avelgem
vernomen had dat er te Moeskroen een onderpastoor verbleef die in zijn huis een
Amerikaansche parachutist verborg, doch betichte loochent stellig de zaak aan
de G.F.P. te hebben verklapt. Hij beweert dat een zijner vrienden, Mortier
Firmin[5],
hilffeldgendarm en later agent der G.F.P. toevallig zijn woning langs achter
binnengekomen was terwijl hij, na het familiefeest, het vernomen nieuws aan
zijn vrouw voortvertelde en zoo onopgemerkt in den gang zijn gesprek met zijn
vrouw afluisterde. Mortier zou dan met de G.F.P. gekomen zijn achter het adres
van den broer van betichte. Mortier over die verklaring van betichte
ondervraagd loochent stellig in die zaak te zijn tusschengekomen.
Er dient nog aangestipt dat ten gevolge van de
bekentenissen van E.H. Pringiers drie andere personen die ook aan den
Amerikaanschen parachutist hulp geboden hadden, namelijk de HH. Fache en
Barbieux en Mevrouw Barbieux, aangehouden werden. Allen werden ter dood
veroordeeld maar gelukkig werd het vonnis niet uitgevoerd. Ook de meid van den
heer onderpastoor is tot aan de wapenstilstand in Duitsland gedeporteerd
geweest.”
Op 10 juni 1947 schrijft Leon
Vandemeulebroecke zijn levensverhaal neer in het Interneringscentrum van
Hemiksem:
“Ik ben geboren op 17-3-07, ben de oudste van zes
kinderen, waardoor ik werd vrijgesteld van het leger. Vader was bakker,
gevestigd in Avelgem, had er een goede klienteel, waarvan de algemeenheid der
bakkers jaloers waren. Tot mijn 15 jaar naar de school geweest eindigde ik mijn
middelbare scholen. Daarna mocht ik verder helpen in de bakkerij. Al mijn
broeders studeerden, 2 werden Dr. In geneeskunde, 1 is psycholoog en proff. in
het atheneum van Gent, een is deurwaarder bij de rechtbank te Dendermonde. Al deze
studenten kostten ontzaglijk veel geld, zoodanig dat ik zedelijk verplicht was,
thuis te blijven werken tot als allen hun studiën geëindigd hadden. Daardoor
werd ik in de onmogelijkheid gesteld in het huwelijk te treden, op den tijd
zooals andere jonge menschen het zouden doen. Dienen en offeren werd mij een gewoonte.
Op 33 jarigen ouderdom trad ik in het huwelijk, dit in ’t jaar 1939, op 25
oktober[6],
enkele weken later kregen we den oorlog. De bakkerij van mijn vader te Avelgem
verder bewonend en uitbatend, moesten wij ons beperken tot het verbruik van het
wettelijk toegelaten meel en was er heel weinig te doen. Ik was lid van het
Vlaamsch verbond van in 1923, wanneer dit V.N.V. is geworden ben ik lid
gebleven en gedurende den oorlog heb ik er nooit aan gedacht, iets verkeerd te
doen met lid te blijven. Daar het V.N.V. het woekeren verbood aan zijn leden en
met mijn grootmenschelijk gevoel, die nog gesteund werd door dit van mijn
vrouw, werd door ons nooit voor één cent aan smokkel of woeker gedaan.
Op 3-4-43 werd den Burgemeester Martin afgezet. Den
7-4-43 kreeg ik het bezoek van den Heer Arrondissementscommissaris Debaenst,
die mij vroeg het ambt van Burgemeester te willen aanvaarden, gezien zij geen
kandidaten kregen in het gemeentebestuur. Daar ik nooit aan politiek had gedaan
en er absoluut geen ambities voor had weigerde ik formeel. Enkele dagen later,
hoorde ik den naam noemen van den toekomstigen burgemeester, een lid van De
Vlag, die het enkel zou doen om te profiteren en de bevolking te terroriseren
(hij kreeg nu de doodstraf). Hiertegen stelde ik mijn veto en stelde zelf mijn
candidatuur voor burgemeester, wat ik dan werd op 15 mei 1943 en bleef het tot
bij de bevrijding.
Ik kan u zeggen en bewijzen bij de hand van ongeveer
800 familiehoofden van Avelgem en cirka 70 certificaten van menschen die ik
gedurende die korte periode heb geholpen, dat ik steeds onbaatzuchtig en met de
grootste zorg de gemeente bestuurde en voor de bevolking werkte. Al deze
bewijzen zijn te vinden in mijn dossier bij de griffie der krijgsraad te
Kortrijk. Op de uitspraak gaven die Heeren toe dat ik een goed burgemeester was
geweest. Maar aan de hand van valsche getuigenissen, werd ik veroordeeld voor
verklikking (min of meer medeplichtig).
Op 10-9-44 werd ik aangehouden, nadat bij mij alles
werd gestolen, door onverantwoordelijk gespuis van heel den omtrek (dieven en
brandstichters).
Op 22-3-45 werd ons dochtertje geboren, welke ik nog
maar 2 maal zag, gezien de ziekte van mijn vrouw, die nog maar 3 of 4 maal op
bezoek kon komen daar zij geregeld te bed ligt.
Opgemaakt te Hemiksem op 10-6-47 om te dienen waar het
hoort.”
Op 8 augustus 1949 komt Leon
Vandemeulebroecke vrij. Nadien wordt hij bediende bij de NV Bekaert te
Zwevegem.
Leon Vandenbroecke overlijdt te Waregem op 25
november 1989.
Om af te sluiten de foto’s van de
verschillende burgemeesters in Avelgem en de ‘stoelendans’ binnen het college
van burgemeester en schepenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De gegevens komen
uit het reeds vermelde boek “Politieke Geschiedenis van Avelgem en andere
merkwaardige feiten”.
Van boven naar onder: Achiel Vansteenbrugge, Gentiel
Martyn, Pierre Jacobs en Leon Vandemeulebroecke.
[1]
Veel info in deze rubriek over Avelgem komt uit “Politieke
Geschiedenis van Avelgem en andere merkwaardige feiten”, 2018, GOKA Avelgem van
Jules Lampole, Carlos Van Branteghem en Nadine Delesalle, pagina’s 149, 153,
423, 568 en 569. Het boek verwijst op zijn beurt naar het boek “Avelgem in het
Eindoffensief” van Michel Decru, dat handelt over de laatste dagen van de
Eerste Wereldoorlog.
[2]
Pierre Jacobs, geboren te Avelgem op 29 juni 1890 en er overleden op 18 juni
1954. Wordt op 4 juni 1921 het eerste socialistisch gemeenteraadslid in Avelgem
en blijft dit tot aan zijn overlijden.
[3]
Nico Wouters, Oorlogsburgemeesters 40/44. Lokaal bestuur
en collaboratie in België. Lannoo 2004, p. 484 en 594.
[4]
Bronnen: “In de nasleep van de 2de Wereldoorlog – BOMAANSLAGEN IN
GERAARDSBERGEN (mei – december 1945) van Marc Van Trimont (Gerardimontium, nr.
253 van januari-februari 2014) en “De schaduwjaren” van Francis Weyns,
Borgerhoff & Lamberigts, 2019.
[5]
Firmin Mortier werd geboren te Veldegem op 9 augustus 1914. Volgens opzoekingen
van Broeder Adrien Devos, verwerkt door Ivan Vandaele, werd hij in 1933 onder
de wapens geroepen, tekende hij bij en werd bevorderd. Deels om den brode werd
hij tijdens de oorlog controleur van de voedselvoorziening in de streek
Kortrijk-Avelgem. Door omstandigheden werd hij betrokken in de zaak “John”, een
Engelse parachutist die bij de landbouwersfamilie Algoet te Avelgem
ondergedoken was. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf en de militaire
degradatie, omgezet tot levenslange gevangenisstraf en later tot 25 jaar. Hij
kwam vrij in 1956 en na maandenlang omzwerven kwam hij uiteindelijk in
Duitsland terecht. Hij overleed, na ziekte, op 29 maart 1978 in Radevormwald.
[6]
Met Maria Verbruggen.