Posts tonen met het label Vuylsteke. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vuylsteke. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Twee gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht

 

Twee gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht

 

De aanslag in de Nachtegaalstraat kent in 1947 nog een vervolg, dit keer op de krijgsraad te Kortrijk.

Een krantenartikel uit het archief “Loontjens” doet verslag over de veroordeling van twee Wevelgemse collaborateurs :

“Krijgsraad te Kortrijk - Twee gevreesde partisanenjagers uit Wevelgem staan terecht

Voor de Krijgsraad wordt de ophefmakende zaak opgeroepen ten laste van Maurice Gheysen uit Wevelgem en André Salembier, eveneens uit Wevelgem, twee gehate nazikerels en geduchte bestrijders van de Weerstand.

Maurice Gheysen werd leider van de Kabelwacht op 1 december 1941 te Wevelgem opgericht, die sabotagedaden moest voorkomen.

Weinige tijd nadat de Duitsers het vliegplein van Wevelgem hadden bezet stelde Gheysen zich volledig ten dienst der Luftwaffe.

Hij wordt er verder van beticht in het lokaal weekblad “De Waarheid” in september 1940 eene lijst te hebben gepubliceerd met de namen der anglofielen uit Wevelgem, o.m. Maréchel Marcel, vlashandelaar, Loontjens Arthur, gepensioneerde schoolopziener, Vansteenkiste Abel, Defrancq, enz.

Verschillende dezer personen werden door de Duitsers lastig gevallen. Vansteenkiste werd veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf.

Gheysen verklikte eveneens Grégoire Vuylsteke, Godelieve Denys, uit Wevelgem, en de heer Vandenbroeke, politiecommissaris van Wevelgem, wier laksheid in het optreden tegen sabotagedaden werd aangewreven.

Gheysen werd in 1941 lid van het V.N.V. en dan De Vlag, hij was aanwerver voor de Algemene SS en de Waffen SS; hij werd beschermlid van de Algemene SS en van het Veiligheidskorps der De Vlag.

André Salembier deserteerde op 28 mei 1940; hij trad toe tot de Kabelwacht, werd leider van het V.N.V. te Wevelgem en propagandaleider van De Vlag; was beschermend lid van de algemene SS; wierf voor de Zwarte Brigade, had nauwe betrekkingen met Duitse officieren, nam zelfs deel aan razzia’s, kocht wapens en munitie op voor de Gestapo.

Op 24 juni werd de Gestapo Pille, op aanraden van de partisanenleider Vankeirsbilck gedood. De daders van de aanslag waren Henri Denys, zijn zoon André, Oscar Vandamme en Maurice Buyck uit Wevelgem. Gheysen en Salembier stelden alle pogingen in om de daders te ontdekken.

Twee Duitsers neergekogeld.

Henri Denys, suikerbakker, wonende Nachtegaalstraat, was rond 10.45 uur ’s avonds ten zijnent bezig wapens gereed te maken om ze bij politieagent Michel Descheemaecker te dragen, toen twee Duitsers zijn woning binnenvielen. Gheysen die de Duitsers vergezeld had, had post gevat aan de voordeur. De Duitsers die Henri Denys bedreigden, werden door de partisaan neergekogeld. Denys nam de vlucht en dook onder. Het huis van Denys werd op 5 augustus 1944 door de Duitsers met dynamiet opgeblazen.

Talrijke personen werden na dit gebeuren aangehouden en moeilijkheden berokkend.

Beide beklaagden hebben gans de duur der bezetting herhaaldelijk de weerstanders bestreden en partisanen nagejaagd.

Gheysen verklaart een dubbele rol gespeeld te hebben en een belangrijke uitvinding gedaan te hebben op wapengebied, die hij niet aan Duitsers heeft overgemaakt.

De ondervraging

Tijdens de ondervraging beweert Gheysen nimmer zijn volk noch zijn land te hebben willen verraden. Hij verklaart vele personen die op het punt stonden verontrust te worden, tijdig op de hoogte te hebben gebracht.

Salembier beweert dat hij volstrekt niet heeft willen deserteren in mei 1940. Nooit zou hij iets te maken hebben gehad met de zaak Denys, wel heeft hij getracht wapens te kopen, doch hij heeft dit niet gedaan omdat ze te duur waren.

In verband met zijn uitvinding zei Gheysen nog “Het is delikaat er in het openbaar over te spreken”.

De debatten worden zaterdag voortgezet met het getuigeverhoor (E.D.).”

Maurice Gheysen wordt op 23 juni 1945 in hechtenis genomen en geïnterneerd te Kortrijk. Op 20 mei 1947 veroordeelt de Krijgsraad te Kortrijk hem tot vijftien jaar buitengewone hechtenis, uit hoofde van[1]:

“1° a) kwaadwillig, vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 10 mei 1940 en 29 januari 1943;

b) wetens, vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 29 januari 1943 en 1 september 1944;

2° wapendracht tegen België, tussen 10 mei 1940 en 8 mei 1945;

3° in 1941, in de loop van 1943, in maart 1944, en in de nacht van 4 op 5 augustus 1944, met kwaad opzet en wetens verschillende personen aan de vijand te hebben verklikt met de verzwarende omstandigheid dat de aangifte voor enige personen een ongeneesbaar blijkende ziekte[2] tot gevolg heeft gehad …

… heeft hem veroordeeld, solidair met een medeveroordeelde[3] , te betalen aan Henri Denys, de som van tweehonderd vijftig duizend frank, aan Emma Salembier, de som van tien duizend driehonderd frank, aan Denys André, de som van zestien duizend honderd frank, aan Oscar Vandamme, de som van tien duizend frank, voor alle met de gerechtelijk interesten en de kosten …”

Op het ogenblik van de veroordeling zijn de ouders van Maurice Gheysen overleden. Volgens het “Bulletijn van Inlichtingen” van juni 1947 is hij ongehuwd en werkte hij voor eigen rekening als vlaskoper. Hij oefent al een tijdje zijn beroep niet meer uit wegens vrijwillige “lediggang” en is niet onbemiddeld wegens de nalatenschap van zijn ouders. Onroerende goederen moet hij delen met verschillende broers en zusters.

Hij gaat door als een geheimzinnig persoon en heeft geen grote neiging tot werken.

Moest hij in vrijheid worden gesteld, zal hij waarschijnlijk, nog steeds volgens het “Bulletijn”, naar het ouderlijk en geboortehuis terugkeren in de Kortrijkstraat 19, op een kamer die hij vroeger betrok. In dit huis wonen ook twee ongehuwde zusters die er een winkel uitbaten en met wie hij in onmin leefde. De kans is groot dat hij, zonder werk, er opnieuw een kluizenaarsleven zal herbeginnen. De enige kans op werk is bij zijn broer die vlashandelaar is. Elders aan het werk gaan te Wevelgem zou zeker moeilijk zijn gezien hij ongunstig aangeschreven staat bij de bevolking.

Een ander interessant stuk uit zijn dossier is de “Uiteenzetting der feiten” door de substituut opgesteld te Gent op 13 november 1950:

Op bevel der Duitsers werd te Wevelgem in december 1940 een gemeentelijke kabelwacht gesticht ten einde de sabotage betreffende de kabels van het vliegplein tegen te gaan. Veroordeelde GHEYSEN werd aangesteld als leider der kabelwacht en bleef dit tot het einde der bezetting. Hij deed die wacht met zeer veel ijver en initiatief om, zoals hij zegt: “de bevolking van represailles wegens sabotage te vrijwaren, en de Duitsers te helpen ter overwinning”. In zijn bureel hing de foto van Hitler. Hij beperkte zich niet tot de kabelwacht, maar vatte de strijd aan tegen de saboteurs en de weerstand te Wevelgem. Hij werd de schrik der bevolking en aanzien als gestapo. Zulks blijkt voldoende uit onderstaande twee gevallen:

  1. Tegen MARECHAL, LOONTJENS, DEFRANCQ en VANSTEENKISTE schreef hij in september 1940, hatelijke artikels in ’t lokale weekblad “De Waarheid”. Betrokken personen waren hem bekend als anglofielen. Voor de publicatie vroeg hij de toelating aan de Kreiskommandantuur te Kortrijk. MARECHAL en DEFRANCQ werden in januari 1944 aangehouden, verdacht van clandestiene sluikhandel te hebben verspreid. VANSTEENKISTE werd einde 1942 veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf voor wapenbezit. LOONTJENS werd verschillende malen lastig gevallen vanaf 1941, echter nooit aangehouden. De moeilijkheden, veel later door deze personen opgelopen, kunnen niet als rechtstreeks gevolg van deze verdachtmakingen aangezien worden, gezien de tijdsomstandigheden. Veroordeelde bekende deze verdachtmakingen ten laste van bovengenoemde vier personen.
  2. In 1941 vroeg veroordeelde aan BEKAERT inlichtingen over de gebroeders SEYNHAEVE die door anderen verklikt waren, erbij voegende dat ze zouden afgehaald worden. De SEYNHAEVE’s werden door landbouwer BEKAERT verwittigd en zijn gaan vluchten.

Veroordeelde was lid van het V.N.V. en de DeVlag, en propagandist voor de DeVlag. Hij was ook lid van de Algemene SS in oktober 1941 en van dan af werd hij B.L.SS. Hij was tevens lid van het Veiligheidskorps der DeVlag.

In 1941 zegde VUYLSTEKE Grégoire, een zijner kabelwachters, dat hij zogezegd naar Engeland zou oversteken. Veroordeelde verklikte hem bij de Duitsers. De broeder van VUYLSTEKE werd aangehouden doch na een paar uren, de Duitsers hun vergissing inziende, vrijgelaten. De betrokkene zelf werd door de Duitsers ondervraagd maar met rust gelaten. Veroordeelde beweert die verklikking gedaan te hebben om VUYLSTEKE last te berokkenen en de Duitsers te tonen hoe genegen hij hen was om alzo verder hun vertrouwen te hebben.

Rond maart 1944 werd een velo te Wevelgem gestolen ten nadele van CASIER Henri. DENYS Godelieve werd verdacht den dief geherbergd te hebben en door de politie aangehouden. Veroordeelde telefoneerde naar de feldgendarmerie, welke DENYS kwam onderhoren en aanhielden. Na negen dagen werd ze vrijgelaten. Hij zou het onderhoor, hetwelke afgenomen werd door de politie afgeluisterd hebben en gezien er sprake was dat de velodief in het bezit was van een revolver, heeft hij de feldgendarmerie te Menen tot tweemaal toe opgebeld.

In 1943 werd VANDENBROEKE Gerard, politiecommissaris te Wevelgem, bij de Duitsers op het vliegplein geroepen. Hij had te verantwoorden nopens zijn laksheid in het beletten van sabotagedaden. Volgens de Duitse officier, dewelke hem onderhoorde, zou veroordeelde hem beschuldigd hebben. De zaak had geen verdere gevolgen.

Op 24 juni 1944 werd te Gullegem de fahnder PILLE Maurits neergekogeld door de weerstand (P.A.), waaronder vader en zoon DENYS, VAN DAMME Oscar en BUYCK Maurice. Veroordeelde heeft samen met SALEMBIER André, medeveroordeelde in zake, actief deelgenomen aan het opzoeken van de daders. Veroordeelde bekent door de volksmond vernomen te hebben dat de daders van Wevelgem waren en verder getracht te hebben onder de bevolking te weten te komen wie bepaaldelijk de daders waren. Van de feldgendarmerie wist hij dat een gekwetste dader van Wevelgem was (zoon DENYS was gekwetst aan de wang door een kogel van PILLE). Van een SS-man uit Brussel ontving hij een lijst vermeldende de namen van 10 personen dewelke uit weerwraak dienden gefusilleerd te worden en wier adressen door hem zouden dienen nagegaan. Hij stelde zich in betrekking met de feldgendarmerie van Menen die zich onbevoegd verklaarde en die hem verzond naar oberleutnant HEYBER van het vliegveld te Wevelgem.

Hij heeft samen met SALEMBIER, politieagent DESCHEEMAECKER om inlichtingen gevraagd over de familie DENYS, namelijk of deze voortvluchtig waren en of hij ze nog gezien had. In de avond van 4 augustus 1944 werd GHEYSEN door oberleutnant HEYBER en een obergefreiter aangesproken en vergezeld zogezegd voor een kabelwachtcontrole, zo beweert hij. In de Nachtegaalstraat, alwaar nochtans geen kabels te bewaken waren, zouden ze SALEMBIER ontmoet hebben en aangesproken. Ondertussen gingen de Duitsers het huis van DENYS binnen en werden daar neergekogeld. Vader DENYS beweert veroordeelde aan de deur gezien te hebben met een revolver in de hand. GHEYSEN verwittigde een Duitse patrouille die het huis kwam omsingelen. Een der daders van de aanslag, BUYCK Maurice was in het huis van DECOENE Polydoor gevlucht. GHEYSEN had dit gezien en gaf er kennis van aan de Duitse patrouille. De familie DECOENE werd uit hun woning gehaald en naar het huis DENYS geleid waar ze tegen een muur moesten staan. Hierdoor deed DECOENE Medard een longontsteking op, waardoor hij 2 jaar onder doktersbehandeling gesteld werd en liep 3 maanden werkonbekwaamheid op. Ook vrouw en dochter DECOENE moesten onder doktersbehandeling gesteld worden. De Duitsers samen met veroordeelde gingen dan verder over tot verschillende aanhoudingen (7 personen werden verontrust, waarvan 2 na 6 dagen werden vrijgelaten en de andere door geallieerde troepen bevrijd werden te Beverlo).

Op 8 augustus 1944 heeft veroordeelde de G.F.P. opnieuw vergezeld om verschillende personen aan te houden, drie ervan werden na drie dagen vrijgelaten.”

Tijdens zijn gevangenschap weigert Maurice Gheysen het valorisatieformulier te ondertekenen waardoor zijn arbeid het karakter van schuldboete zou bekomen.

Hij bekent zekere fouten bedreven te hebben maar beweert dat hij nooit iemand vrijwillig verklikt had.

Maurice Gheysen wordt onder voogdij voorwaardelijk in vrijheid gesteld op 23 juni 1951.

Even terug naar het voorjaar van 1945.

In Wevelgem, op dat ogenblik al een half jaar bevrijd zijn, de oorlog is officieel nog niet ten einde, blijft Maurice Gheysen in het nieuws en wordt hij een onderwerp van discussie in een pamflettenoorlog tussen de lokale politieke partijen, de katholieken en de socialisten.

De socialistische partij brengt beschuldigingen uit tegen het wettelijk schepencollege van 1940 tot 31 augustus 1942, tegen de aanstelling van Gheysen als hoofd van de kabelwacht en tegen de maatregelen getroffen om sabotagedaden te verhinderen.

In een bericht aan de bevolking verdedigt burgemeester Remi Wallays zich en heeft hij het o.a. over kabelwachter “Beer Bakkers”, hij bedoelt Maurice Gheysen.

Nadat reeds tweemaal tijdens de bezetting, schrijft hij, een kabel was doorgesneden en er ernstige bedreigingen vanwege de Duitse Overheid bestonden tegenover de burgers van Wevelgem moest het schepencollege, op bevel der Duitsers de Kabelwacht aanstellen. Beer Bakkers werd door het schepencollege aangesteld in zitting van 26 november 1940. Beer Bakkers, nog steeds aldus de burgemeester, was toen volstrekt niet de Gestapo-man die hij naderhand geworden is, het schepencollege heeft dus met deze latere Gestapo-daden niets te maken. In de gemeenteraadszitting die volgde op de aanstelling van Beer Bakkers, werd er door de vertegenwoordigers van de socialistische partij met geen woord van protest opgekomen tegen deze aanstelling. De socialisten hadden toen niets te zeggen en zwegen, nu de Duitsers weg zijn is het gemakkelijk om kritiek te leveren.

De tweede partizanenjager uit Wevelgem, aldus het reeds vermelde krantenartikel, is André Salembier, geboren te Wevelgem op 2 juni 1912 en er wonende in de Kortrijkstraat 246.

De krijgsraad te Kortrijk veroordeelt hem op 20 mei 1947 tot acht jaar gewone hechtenis, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.

Ten gevolge van een genadeverzoek dat hij indient op 16 oktober 1947, gesteund door een brief van senator Remi Wallays uit Wevelgem, zet Substituut Maenhout de feiten uiteen en de omstandigheden waarin deze hebben plaats gehad:

“Veroordeelde, gemobiliseerd zijnde, tijdens de veldtocht van Mei 1940 heeft op 22.5.1940 de compagnie tot dewelke hij behoorde en dewelke in aftocht was, te Kortrijk verlaten en heeft zich alsdan huiswaarts begeven.

Veroordeelde is toegetreden tot het V.N.V. in October 1941; hij werd aangesteld als propagandaleider voor de afdeling Wevelgem en vervulde deze functie tot op einde 1942; datum zijner toetreding tot de De Vlag.

Hij is eveneens lid geweest van de DM/ZB van November 1942 tot April 1943 en heeft bewust uniform gedragen.

Hij is actief lid geweest der De Vlag vanaf October-November 1942 tot aan de bevrijding; vanaf einde 1943 was hij dienstdoende en daarna effectief celleider. Hij was gekend als hevige propagandist voor de De Vlag en wierf nieuwe leden aan; hij heeft nog gecolporteerd met “Balming” en was geabonneerd op verscheidene onvaderlandse dagbladen en tijdschriften. Veroordeelde werd gevreesd door zijn medeburgers en aanzien als een element der gestapo. In December 1943 heeft hij te Schoten wapenonderricht gehad en schietoefeningen gevolgd. In Mei 1944 is hij toegetreden tot het Veiligheidskorps der De Vlag; hij heeft ook anderen er toe aangezet om toe te treden tot bewuste formatie, onder meer Callewaert Georges.

Samen met zijn overste uit de kabelwacht Gheysen Maurice, heeft veroordeelde medegeholpen met de Duitse politiediensten in het opzoeken van de daders dewelke een actief deel genomen hadden in het neerschieten te Gullegem op 24.6.1944 van den zivilfahnder Pille Maurice van Moorsele. Deze werd neergeschoten door de P.A. mannen Denys Henri, Denys André, Van Damme Oscar en Buyck Maurice.”

Substituut Maenhout onderzoekt ook de weerlegging van de beschuldiging van verklikking in het verzoekschrift van André Salembier. Salembier was niet aanwezig op het moment van de aanslag en vernam het gebeurde pas de dag nadien. Dit werd zelfs bevestigd door Maurice Gheysen op de krijgsraad. Het verslag van de Substituut:

“… Hij werd niet veroordeeld wegens verklikking van de P.A. mannen dewelke Pille hadden neergeschoten, maar wel om ter zake taken van werk en bewaking te hebben uitgevoerd dewelke normaal op de vijandelijke legers zelf berustten, onder meer om verklaard te hebben dat hij hielp zoeken naar de daders van bewusten aanslag daar een premie ten bedrage van 500.000 Fr. uitgeloofd werd alsmede om inlichtingen gevraagd te hebben aan de plaatselijke politie nopens het mogelijk verblijf van de voortvluchtige daders.”

Op 27 februari 1948 komt senator Remi Wallays nogmaals tussen ten gunste van André Salembier. Een jaar later, op 26 februari 1950, komt Salembier voorwaardelijk vrij onder strenge voogdij met verbod zich met politiek in te laten en omgang te hebben met andere vrijgestelden.



[1] B.S. van 1948.

[2] Zo goed als zeker wordt hier o.a. Gerard Vandenbroeke bedoeld – zie rubiek over het politiekorps.

[3] André Salembier.

André Pille, broer van neergeschoten Maurice, ter dood veroordeeld

 

André Pille, broer van neergeschoten Maurice, ter dood veroordeeld

 


In het Kortrijksch Handelsblad van 3 december 1946 verschijnt een verslag onder de titel “Een hatelijke en gevreesde Gestapo-bende voor den Krijgsraad”.

Tien schurken, aldus de krant, waaronder André Scherpereel en André Pille, die een waar schrikbewind uitoefenden in het Kortrijkse tijdens de bezetting, nemen plaats op de bank der beschuldigden.

André Pille is vlashandelaar, geboren te Moorsele op 15 december 1913 en er wonende in de Vrijstraat 27. Hij is de leider van de bende.

De krant schrijft over hem:

“Pille André heeft zijn militairen dienst gedaan als brigadier militiaan van de klas 1933 en heeft als dusdanig den veldtocht van Mei 1940 medegemaakt.

Na de kapitulatie van het Belgisch leger heeft hij zijn beroep van vlashandelaar opnieuw uitgeoefend, welken handel hij samen met zijn vader en broeder Maurice uitbaatte.

Daar echter, ingevolge de oorlogsomstandigheden, de zaken geleidelijk afnamen, vroeg en bekwam hij midden het jaar 1942 een plaats als bediende op de ravitailleeringsdiensten te Moorsele. Ten gevolge van een geschil met den Burgemeester van zijn gemeente liet hij na enkele maanden deze bediening staan en ging hij zich inlijven bij de Vlaamsche Fabriekswacht, waarbij hij tot brigadier is bevorderd geworden.

In Oktober-November 1942 begon hij geuniformeerd en gewapend, zijn wacht en bewakingsdienst, eerst op het vliegplein te Wevelgem en daarna te Maldegem. Kort daarop, werd hij verplaatst naar de Marinewacht, te Poperinge, alwaar hij ongeveer gedurende vier maanden, volgens zijn verklaring, ongewapend, doch gekleed in veldgrijs uniform de wacht verzekerde aan een fabriek van radiotoestellen.

Ingevolge een loongeschil met zijn werkgevers liet hij dit werk staan en keerde naar huis terug.

Na enkele weken werkloos te zijn gebleven verklaart hij, op aandringen van zijn broeder Maurice, die reeds bij de Feldgendarmerie dienst deed, op inlichtingen te zijn uitgegaan bij Antoon Defuster, secretaris van de De Vlag, Kortrijk, die hem aanraadde eveneens in dienst te treden bij de Feldgendarmerie, te Kortrijk, mits zich vooraf lid te laten maken van de De Vlag. Hij aanvaardde en op 1 Februari 1944 begon verdachte zijn dienst als Fahnder bij de Zivil Fahndungsdienst der Feldgendarmerie te Kortrijk.

Zijn taak bestond er in samen met de Duitsche feldgendarmerie en andere Fahnders de jongelingen, die werkplichtig waren voor Duitschland en die zich hieraan zochten te onttrekken, op te sporen en aan te houden.

Bij het uitoefenen van dezen dienst was hij meestal gekleed in burger, doch gewapend met een revolver.

Na enkele maanden dienst is verdachte Oberfahnder geworden ttz de persoon die het bevel voerde over een streife of groep Fahnders, die op een bepaalde plaats of in een bepaalde gemeente opereerden, en die verantwoordelijk was voor de aanhoudingen die door de Fahnders werden gedaan.

Deze aanhoudingen gingen dikwijls met brutaliteiten en slagen en bijna altijd met doodsbedreigingen of dreigen van neer te schieten in geval van ontvluchtingspogingen gepaard.

Zoo heeft Pille als Fahnder en Oberfahnder dezen hatelijken dienst uitgeoefend van Februari 1944  tot September 1944, datum zijner wegvluchting naar Duitschland.

Hij oefende controle uit op trams en treinen te Kortrijk en omliggende, hij bewaakte de aangehouden werkweigeraars die opgesloten waren in het klooster de Paulinen. Hij  begeleidde onder gewapende bewaking transporten van werkweigeraars op deportatie naar Duitschland. Hij nam deel aan bijna alle razzia’s te Kortrijk, de aanpalende gemeenten en aan de Fransch-Belgische grens uitgevoerd. Hij heeft aldus een ongekend, maar aanzienlijk aantal jongelingen aangehouden of aan hun aanhouding medegeholpen.

Hij sloeg de jongelingen die eenigszins weerstand boden, o.m. Steelandt Achiel, Verfaillie Hypoliet, Geers Jozef en Yserbyt Roger en heeft ook meer dan eenmaal zijn revolver afgevuurd op dezen die poogden te ontvluchten, zooals Vuylsteke Roger, Wallaeys Richard en Lefever Roger.

Hoevelen zijn er niet, die door hem, of op zijn bevel, of onder zijn verantwoordelijkheid, aangehouden, naar Duitschland werden gedeporteerd, aldaar den dood hebben gevonden of met een zwaar gehavende gezondheid naar België zijn teruggekeerd, o.m. Laperre Marcel, Deltour Georges, Demyttenaere Fany en Six Zulma.

Op 26 juni 1944 heeft hij, als weerwraaksmaatregel, wegens den moord op zijn broeder, die door leden der ondergrondsche beweging was neergeschoten, een strafexpeditie op touw gezet naar Moorsele alwaar een vijftiental Fahnders gewapenderhand en onder zijn geleide den inboedel hebben stuk geslagen der huizen van den heer vrederechter Bettens Raoul, Watteyne Oscar, Dossy Albert en Dere Marcel en Germaine.

Ook op zuiver politiek terrein heeft verdachte zich doen gelden. Hij was lid van het VNV sedert 1942 en bekent enkele vergaderingen van het VNV te hebben bijgewoond te Moorsele in Februari 1943, tijdens dewelke voorgesteld en aangenomen werd, bij een gebeurlijke invasie, sommige personen der gemeente, waaronder den heer Vrederechter Bettens neer te schieten. Pille ontkent echter op deze vergadering te zijn geweest.

Hij was geabonneerd op “Volk en Staat”, de “Nationaal-Socialist” en “Balming”.

Hij was ook lid van de De Vlag sedert 1942 en bekent enkele vergaderingen van deze formatie te hebben bijgewoond.

Volgens verklaring van Depoover zou hij ook lid geweest zijn van een bijzonderen dienst van de De Vlag, hiermede bedoelende het veiligheidskorps van de De Vlag, en moest hij af en toe voor dezen dienst optreden.

Kortom Pille was de schrik der burgerbevolking van Kortrijk en omliggende en vooral voor de jongelingen die in de jaren vielen om naar Duitschland te gaan werken.”

André Pille wordt veroordeeld tot de doodstraf met de kogel, de militaire degradatie en levenslange ontzetting uit de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek, op 5 december 1946 door de krijgsraad te Kortrijk en op 3 januari 1948 door het krijgshof te Gent.

De doodstraf wordt omgezet in levenslange dwangarbeid bij genadebesluit van 29 september 1950 en in 20 jaar hechtenis op 14 oktober 1953.

Hij komt voorwaardelijk vrij op 7 februari 1957.


 

Rollegem-Kapelle: oorlogsburgemeester Marcel Vuylsteke

 

Rollegem-Kapelle: oorlogsburgemeester Marcel Vuylsteke

 

Arthur-Joseph Cossement[1] is burgemeester van Rollegem-Kapelle sedert 1921.

Door de ouderdomsverordening (60 jaar) wordt hem bij besluit van 19 september 1940 (B.S. van 22 september 1940) ontslag verleend uit zijn ambt van burgemeester.

Hij wordt vervangen door Marcel Vuylsteke[2], die bij besluit van 19 september 1940 (B.S. van 22 september 1940) benoemd wordt tot burgemeester.

Arthur Cossement (foto uit gemeentehuis Ledegem)

Marcel Vuylsteke, beroofd van zijn burgerlijke en politieke rechten “uit reden van zijn gedraging ten opzichte van de vijand tijdens de bezetting”, wordt hersteld in al zijn rechten bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 19 mei 1949.

In 1941 wordt aan schepen E. Dussesoye ontslag verleend, bij besluit van 26 augustus 1941 (B.S. van 30 augustus 1941). Hij wordt vervangen, bij besluit van dezelfde datum, door J. Commeine.



[1] Geboren te Rekkem op 9 mei 1880 en haastig overleden te Rollegem-Kapelle op 14 mei 1947.

[2] Geboren te Rollegem-Kapelle op 7 december 1903 en overleden te Izegem op 4 augustus 1967.