Posts tonen met het label Lecoutre. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Lecoutre. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Menen: oorlogsschepen Hilaire Lecoutre

 

Menen: oorlogsschepen Hilaire Lecoutre

 

Oorlogsschepen Hilaire Lecoutre, geboren te Menen op 25 december 1894 en er wonende in de Yvonne Serruysstraat 56, biedt zich op 25 september 1944 vrijwillig aan bij de rijkswacht te Menen en wordt er geïnterneerd in het kazernegebouw. Hij wordt overgebracht naar de Wikings te Kortrijk op 1 maart 1945 en op 22 juni 1946 veroordeelt de Krijgsraad te Kortrijk hem tot vijf jaar gewone hechtenis en levenslange ontzetting uit zijn rechten.

De substituut-krijgsauditeur laat achteraf de daden noteren die tot zijn veroordeling hebben geleid:

“Lecoutre Hilaire was bankbediende. Hij baatte tot in november 1942 de herberg Ramscappelle uit, lokaal der VOS. Vanaf het begin der vijandelijke bezetting werd hij door de duitschers als vertrouwensman aangesteld. In die hoedanigheid heeft hij deelgenomen aan de ondervraging door de duitschers van Pottilius Aristide en Deweerdt Armand, burgemeester te Meenen, die hem ten laste legden in hoedanigheid van vertrouwensman de hem gevraagde inlichtingen nopens hen te hebben verstrekt. Hetzelfde wat betreft de politiecommissaris Degeest Cesar. Hij heeft aldus van in den beginne af werkdadig de politiek van den vijand gediend. Hij is afdeelingsleider geweest van het VNV tot in 1941 en werd alsdan gewestleider benoemd. Hij beweert deze functie maar tot einde 1943 vervuld te hebben. Hij heeft vergaderingen ingericht en er het woord gevoerd. Uit een verslagboek nopens deze vergaderingen dat in het bundel berust blijkt dat hij een hevige duitsche propagandist was en namelijk dat hij den oproep van Staf Declercq voor het Oostfront gesteund heeft. In de herberg door hem gehouden waren de zetels gevestigd van VNV, Zwarte Brigade, enz. Aan de vensters ervan werd door middel van plakbrieven propaganda gemaakt. Voor de fabriekswacht heeft hij ook propaganda gemaakt. Hij heeft ook gecolporteerd met VNV lectuur. In juli 1942 werd hij aangeduid om het ambt van schepen waar te nemen. In den loop van 1943 woonde hij  een duitsche troepenparade bij waarvan photos in den bundel berusten waarop hij nevens burgemeester Maenhout en duitsche officieren den hitler-groet brengt tijdens den defile. Hij beweert hiertoe gedwongen geweest te zijn door de duitschers. Hij bekent lid geweest te zijn van DeVlag tot in 1942. Uit een verslag blijkt dat hij afdeelingsleider der D.M.Z.B. zou geweest zijn. Anderzijds is niet gebleken dat hij ooit in uniform zou gezien geweest zijn. Aannemende verzachtende omstandigheden spruitende uit zijn vorig goed gedrag heeft de krijgsraad hem veroordeeld tot vijf gewone hechtenis.”

De aangehaalde feiten worden ook vermeld in het Kortrijksch Handelsblad van 2 juli 1946 dat verslag doet van zijn proces en ook de getuigen en de verdediging aan het woord laat:

“ … Als eerste getuige verschijnt Aristide Pottilius, die verhaalt hoe hij, kort na de bezetting van Meenen door de Duitschers, geroepen werd bij de G.F.P., waar aan de tafel gezeten waren Lecoutere Hilaire en Julia Van Hecke, die dienst deden als taalsman. Bij hen lag een gansche hoop dagbladen en pamphletten van in 1938-39, over het VNV en zijn aanhangers. Potillius werd ervan beschuldigd anti-Duitsche propaganda te hebben gedaan.

Daarop volgt nu Dr. De Weerdt, burgemeester van Meenen, die verklaart dat de politiek van Lecoutere Duitschgezind was en verdachte aangesteld werd door de Kommandantur om burgemeester te spelen. Getuige heeft verder verscheidene moeilijkheden gehad met de Duitschers.

De Geest César, politiekommissaris te Meenen, heeft ook verschillende moeilijkheden gehad met Lecoutere, werd zelfs nog bedreigd en werd ’s anderendaags daarop uit zijn ambt van politiekommissaris ontslagen.

De Brouwere Pierre, adj. Politiekommissaris van Meenen, betoogt dat verdachte pro-Duitschgezind was. Vóór den oorlog was hij Vlaamschgezind, doch van bij het begin der bezetting volgde hij de Duitsche politiek en colporteerde met Duitschgezinde bladen.

Een vrouw uit Meenen, die als getuige ten ontlaste optreedt verklaart dat haar zoon-werkweigeraar bij de zuster van Lecoutere was ondergedoken. Verdachte was daarvan op de hoogte en heeft deze niet verklikt.

Meester Pringiers, uit Kortrijk, betoogt dat Lecoutere zich bezig hield met het verleenen van vergunningen en meer ter beschikking stond van de bevolking van Meenen dan van de Duitschers. Aan de ondervraging van Burgemeester De Weerdt, Pottilius en Debunne was verdachte niet tegenwoordig (protest van de getuigen). Als schepen heeft hij ten volle zijn plicht gedaan.

Een tweede verdediger schetst de goede gedragingen van betichte tijdens den oorlog 1914-18. Met moed en dapperheid heeft hij in de loopgraven den vijand bevochten en werd zelfs gedecoreerd.

Verder behandelt pleiter den nefasten en perversen toestand der frontpartij. Hij heeft zich bedrogen en erkent dit. Zijn schepenambt heeft hij volbracht zooals alle andere schepenen.

Na het pleidooi van de verdediging zegt Lecoutere dat hier getuigenissen werden afgelegd die niet stroken met de waarheid. Doch de heer voorzitter komt onmiddellijk tusschen en vraagt hem waarom deze getuigen, die hier onder eed staan, zouden komen liegen.

Lecoutere werd veroordeeld tot 5 jaar gewone hechtenis en levenslange ontzetting van alle rechten.”.

Hilaire Lecoutre komt voorwaardelijk vrij op 24 december 1947 en overlijdt te Elewijt op 4 januari 1956.