Menen: oorlogsschepen Hilaire Lecoutre
Oorlogsschepen Hilaire Lecoutre, geboren te
Menen op 25 december 1894 en er wonende in de Yvonne Serruysstraat 56, biedt
zich op 25 september 1944 vrijwillig aan bij de rijkswacht te Menen en wordt er
geïnterneerd in het kazernegebouw. Hij wordt overgebracht naar de Wikings te
Kortrijk op 1 maart 1945 en op 22 juni 1946 veroordeelt de Krijgsraad te
Kortrijk hem tot vijf jaar gewone hechtenis en levenslange ontzetting uit zijn
rechten.
De substituut-krijgsauditeur laat achteraf de
daden noteren die tot zijn veroordeling hebben geleid:
“Lecoutre Hilaire was bankbediende. Hij baatte tot in
november 1942 de herberg Ramscappelle uit, lokaal der VOS. Vanaf het begin der
vijandelijke bezetting werd hij door de duitschers als vertrouwensman
aangesteld. In die hoedanigheid heeft hij deelgenomen aan de ondervraging door
de duitschers van Pottilius Aristide en Deweerdt Armand, burgemeester te
Meenen, die hem ten laste legden in hoedanigheid van vertrouwensman de hem
gevraagde inlichtingen nopens hen te hebben verstrekt. Hetzelfde wat betreft de
politiecommissaris Degeest Cesar. Hij heeft aldus van in den beginne af
werkdadig de politiek van den vijand gediend. Hij is afdeelingsleider geweest
van het VNV tot in 1941 en werd alsdan gewestleider benoemd. Hij beweert deze
functie maar tot einde 1943 vervuld te hebben. Hij heeft vergaderingen
ingericht en er het woord gevoerd. Uit een verslagboek nopens deze
vergaderingen dat in het bundel berust blijkt dat hij een hevige duitsche
propagandist was en namelijk dat hij den oproep van Staf Declercq voor het
Oostfront gesteund heeft. In de herberg door hem gehouden waren de zetels
gevestigd van VNV, Zwarte Brigade, enz. Aan de vensters ervan werd door middel
van plakbrieven propaganda gemaakt. Voor de fabriekswacht heeft hij ook
propaganda gemaakt. Hij heeft ook gecolporteerd met VNV lectuur. In juli 1942
werd hij aangeduid om het ambt van schepen waar te nemen. In den loop van 1943
woonde hij een duitsche troepenparade
bij waarvan photos in den bundel berusten waarop hij nevens burgemeester
Maenhout en duitsche officieren den hitler-groet brengt tijdens den defile. Hij
beweert hiertoe gedwongen geweest te zijn door de duitschers. Hij bekent lid
geweest te zijn van DeVlag tot in 1942. Uit een verslag blijkt dat hij
afdeelingsleider der D.M.Z.B. zou geweest zijn. Anderzijds is niet gebleken dat
hij ooit in uniform zou gezien geweest zijn. Aannemende verzachtende
omstandigheden spruitende uit zijn vorig goed gedrag heeft de krijgsraad hem
veroordeeld tot vijf gewone hechtenis.”
“ … Als eerste getuige verschijnt Aristide Pottilius,
die verhaalt hoe hij, kort na de bezetting van Meenen door de Duitschers,
geroepen werd bij de G.F.P., waar aan de tafel gezeten waren Lecoutere Hilaire
en Julia Van Hecke, die dienst deden als taalsman. Bij hen lag een gansche hoop
dagbladen en pamphletten van in 1938-39, over het VNV en zijn aanhangers.
Potillius werd ervan beschuldigd anti-Duitsche propaganda te hebben gedaan.
Daarop volgt nu Dr. De Weerdt, burgemeester van
Meenen, die verklaart dat de politiek van Lecoutere Duitschgezind was en
verdachte aangesteld werd door de Kommandantur om burgemeester te spelen.
Getuige heeft verder verscheidene moeilijkheden gehad met de Duitschers.
De Geest César, politiekommissaris te Meenen, heeft
ook verschillende moeilijkheden gehad met Lecoutere, werd zelfs nog bedreigd en
werd ’s anderendaags daarop uit zijn ambt van politiekommissaris ontslagen.
De Brouwere Pierre, adj. Politiekommissaris van
Meenen, betoogt dat verdachte pro-Duitschgezind was. Vóór den oorlog was hij
Vlaamschgezind, doch van bij het begin der bezetting volgde hij de Duitsche
politiek en colporteerde met Duitschgezinde bladen.
Een vrouw uit Meenen, die als getuige ten ontlaste
optreedt verklaart dat haar zoon-werkweigeraar bij de zuster van Lecoutere was
ondergedoken. Verdachte was daarvan op de hoogte en heeft deze niet verklikt.
Meester Pringiers, uit Kortrijk, betoogt dat Lecoutere
zich bezig hield met het verleenen van vergunningen en meer ter beschikking
stond van de bevolking van Meenen dan van de Duitschers. Aan de ondervraging
van Burgemeester De Weerdt, Pottilius en Debunne was verdachte niet
tegenwoordig (protest van de getuigen). Als schepen heeft hij ten volle zijn
plicht gedaan.
Een tweede verdediger schetst de goede gedragingen van
betichte tijdens den oorlog 1914-18. Met moed en dapperheid heeft hij in de
loopgraven den vijand bevochten en werd zelfs gedecoreerd.
Verder behandelt pleiter den nefasten en perversen
toestand der frontpartij. Hij heeft zich bedrogen en erkent dit. Zijn
schepenambt heeft hij volbracht zooals alle andere schepenen.
Na het pleidooi van de verdediging zegt Lecoutere dat
hier getuigenissen werden afgelegd die niet stroken met de waarheid. Doch de
heer voorzitter komt onmiddellijk tusschen en vraagt hem waarom deze getuigen,
die hier onder eed staan, zouden komen liegen.
Lecoutere werd veroordeeld tot 5 jaar gewone hechtenis
en levenslange ontzetting van alle rechten.”.
Hilaire Lecoutre komt voorwaardelijk vrij op 24 december 1947 en
overlijdt te Elewijt op 4 januari 1956.