Posts tonen met het label Olieu. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Olieu. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Wevelgem: gemeenteraadslid Remi Moerkerke sneuvelt aan het oostfront

 

Wevelgems gemeenteraadslid Remi Moerkerke sneuvelt aan het oostfront

 

Reeds vermeld gemeenteraadslid Remi Moerkerke is afwezig op de eerste gemeenteraad na de bevrijding. O.a. aan de hand van een paper opgesteld door Lionel Olieu tijdens zijn studies aan de universiteit van Gent[1], komen we de redenen van die afwezigheid te weten:

“De collaborateur in mijn familie, Remi Jeroom Moerkerke, mijn grootoom, is door de Krijgsraad van Kortrijk berecht bij verstek. In het verslag van de Krijgsraad komen maar liefst drie verschillende organisaties aan bod waar hij lid van was, zijnde het VNV, het NSKK en de Zwarte Brigade. In de interviews die ik had, vertelde men me dat hij lid was van het Vlaamsch Legioen. Remi Jeroom werd geboren op 5 juli 1908 in Wevelgem. Hij was de zoon van Mauritius Camillus Moerkerke en Maria Zenobia Olieu. Remi Jeroom was zelfstandig vlaswerker. Hij huwde op 14 februari 1931 met Germaine Marguerithe Vandamme in Wevelgem. Samen hadden ze een dochter. Hij overleed ergens tussen 15 januari 1943 en 31 december 1945. Hij werd pas dood verklaard in 1969 nadat hij voor een extreem lange tijd als vermist werd aangegeven.

Bij de collaborateurs in mijn familie was er geen materieel tekort. Ze hadden hun eigen zelfstandig vlasbedrijfje waarmee ze redelijk succes kenden. Ze behoorden tot de elite van Wevelgem. Wekelijks kwamen er mensen op bezoek bij mijn grootoom om discussies te voeren over het laatste nieuws en de politiek. Volgens zijn dochter waren dit hoogstwaarschijnlijk ook VNV’ers. Zelfs na de oorlog bleven diezelfde mensen wekelijks op bezoek komen om steun te bieden aan zijn vrouw, die na de oorlog achterbleef als weduwe. Velen van hen waren ook verbonden met het Vlaams Verbond van Oud-Oostfrontstrijders. In bijlage heb ik een foto gestopt van de familie Moerkerke-Duhamel. Hierop is duidelijk dat het niet gaat om een boerenfamilie in hun beste zondagse pak … Van de familie Moerkerke-Duhamel hebben maar liefst drie leden gecollaboreerd, waarvan twee zelfs over gingen tot militaire collaboratie.

Mijn grootoom was te jong om deel te nemen aan de Eerste Wereldoorlog, gezien hij geboren is in 1908. Zijn grootvader en vader maakten deze oorlog wel zeer actief mee. Zijn vader kwam in de oorlog in contact met de frontbeweging. In 1918 bracht hij zijn Vlaams-nationalistische ideeën mee naar huis. Dit zorgde ervoor dat de jonge Remi Jeroom de ideologie van zijn vader overnam. We kunnen het Activisme en de Frontbeweging niet over dezelfde kam scheren, maar het is geen geheim dat er in de frontbeweging ook individuen zaten die geneigd waren naar het rechts nationalisme. Het is mijn hypothese dat de participatie in Wereldoorlog I een mogelijke basis zou geweest zijn voor collaboratie in de Tweede Wereldoorlog. In het geval van mijn familie wordt dit min of meer bevestigd.

Mijn grootoom vertrok naar het Oostfront toen hij reeds 34 jaar was. Om op die leeftijd het besluit te nemen om naar het Oostfront te gaan, houdt in dat het hoogstwaarschijnlijk geen uiting is van jeugdige passie of een zoektocht naar avontuur. We zullen het nooit met perfecte zekerheid kunnen achterhalen, maar volgens de overlevende familieleden was mijn grootoom, Remi Jeroom Moerkerke, een overtuigde flamingant. Dit kan een reden geweest zijn voor zijn vertrek naar het Oostfront. Misschien geloofde hij dat de Duitse autoriteiten na de oorlog een onafhankelijk Vlaanderen zouden schenken als dankbaarheid.

Op 23 juni 1932 kreeg Remi Jeroom zijn eerste en enige dochter, Ida Godelieve Moerkerke. Ik had meerdere gesprekken met deze vrouw om mijn paper tot stand te brengen.

Toen ik mijn interview afnam met de dochter van Remi Jeroom vertelde ze me veel verschillende verhalen waarin zijzelf slachtoffer werd van epuratie. Het gaat hier om een kind dat slechts acht jaar oud was toen de oorlog begon en dus onmogelijk deel kon geweest zijn van de collaboratie, een kind dat zich verlaten voelde door haar vader en hem dat 75 jaar later nog steeds kwalijk neemt … Uit angst voor straatrepressie en om haar dochter te beschermen heeft de weduwe van Remi Jeroom al zijn persoonlijke spullen en brieven naar huis verbrand. Op die manier had de politie geen enkel bewijsmateriaal tegen haar en kon ze niet verantwoordelijk gesteld worden voor zijn daden. In de beginfase van de juridische repressie waren de  straffen bovenmatig zwaar. Sommigen werd de doodstraf opgelegd. Na verloop van tijd milderde zo’n straf vaak tot 20 jaar gevangenis om uiteindelijk neer te komen op vijf jaar. Remi Jeroom werd in 1946 veroordeeld tot een buitengewone hechtenis van vijftien jaar.”

Remi Moerkerke en Germaine Vandamme in 1941(foto: privé archief Franki Olieu)

Zijn akte van overlijden wordt in 1969 (Akte 19 overlijdens) ingeschreven[2]:

“De Rechtbank van 1e aanleg van het arrondissement Kortrijk, 1e kamer met drie rechters zitting houdende in burgerlijke zaken zegt voor recht dat Moerkerke Remi Jerome, geboren in Wevelgem op 5 juni 1908, … vroeger vlashandelaar, laatst gehuisvest te Wevelgem, Moorselestraat 97, overleden is in Rusland tussen 6 juni 1942 en 10 mei 1944 op een niet nader te bepalen plaats (zitting 6/12/1968).”

 

Volgens “Vlamingen in uniform 1940-1945[3](vanaf pagina 66) moet het overlijden van Remi Moerkerke (enkel de familienaam wordt vermeld) te situeren zijn op of kort na 15 januari 1943:

“15.1.43 ’s Morgens verschijnen Russische tanks van uit het Westen, dus uit richting Rossosch-stad. Het vliegveld werd omsingeld. De Stuka’s vallen ononderbroken de T 34-ers aan (een veertigtal tanks met opgezeten infanterie). Door deze onverwachte Russische doorbraak geraakten tientallen in gevangenschap. Men schat het aantal Vlamingen op dat ogenblik te Rossosch op ongeveer een 50-tal. Van de vermisten ontving men nadien nooit enig levensteken. Sneuvelden zij of kwamen ze in gevangenschap om? Groot vraagteken. Tal van Vlamingen konden ontkomen en vluchtten te voet met achterlating van al hun materieel. Enkelen te Rossosch zagen nog een kans en namen hun wagen mede, vol geladen met gekwesten en dode kameraden. Terugtocht te voet met andere troependelen, richting Charkow. Een deel  bereikte op 18.1.43 Wolschansk, waar ze opgewacht werden door SS-troepen.

Een ander deel trok door de velden en bossen, daar de wegen meestal door de Russen bezet waren. Ze werden bevoorraad door zweefvliegtuigen. De piloot verbrandde dan zijn toestel en ging te voet verder. Ook dezen werden reeds te Charkow opgevangen door SS-troepen.

In Charkow gebeurde de hergroepering. Ze deden er dienst als wachtposten daar ze geen wagens meer hadden.

23.1.43 vertrek naar Poltawa.

25.1.43 vertrek naar Kiev waar ze per spoor reisden naar Diest.

Enkele Vlamingen die verbleven in Rossosch

Door het ineenstorten van het Don-front op 15 januari 1943 werden de Kolonnen in de rug aangevallen en overrompeld door de Sowjets.

Verscheidene Vlaamse jongens die op het vliegveld vertoefden, sneuvelden of werden gevangen genomen tijdens de afweergevechten.

Hier een lijst van Vlamingen, die op dat ogenblik te Rossosch vertoefden:

… Moerkerke (gevallen) …

Het woord “gevallen” moet meer geïnterpreteerd worden als zijnde vermist, gezien niemand weet waar deze mensen gebleven zijn en niemand weet waar en hoe ze zouden gevallen zijn.

De meesten werden vermist tussen 15 en 18 januari te Rossosch op 20 km ten noorden van deze stad op de baan naar Ostrogozhsk.”

In de verhandeling van Lionel Olieu is sprake van meerdere leden van de familie Moerkerke-Duhamel die met de bezetter collaboreerden.

We verwijzen hierbij naar de rubriek “Het politiekorps”, waarin sprake is van twee broers van Remi Moerkerke, namelijk Michel (°14 augustus 1919) en Maurits (°8 juli 1922).

Vermelden we ook nog de schoonbroer van Remi Moerkerke, Théodule Duhamel, gehuwd met Sophie Maria Vandamme en broer van Hector Duhamel die later burgemeester wordt van Wevelgem.

Théodule Duhamel is ook actief aan het oostfront, als lid van de N.S.K.K. Hij heeft meer geluk.

Op 12 december 1945 wordt hij door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten vermeld in artikel 123sexies van het strafwetboek, uit hoofde van:

“te Wevelgem … en elders in België, namelijk te Antwerpen en andere plaatsen alsook buiten het grondgebied van het Koninkrijk, namelijk in Frankrijk, Duitschland, Rusland, Polen, Roemenië en andere landen, tusschen 1 April 1942 en 1 Mei 1945, militair in onbepaald verlof zijnde, de wapens opgenomen te hebben hetzij tegen België … door wetens voor den vijand taken van strijd, vervoer, werk of bewaking die normaal op de vijandelijke legers of hunnen diensten rusten te hebben vervuld, dit namelijk als lid van de N.S.K.K.”

Het Kortrijksch Handelsblad van 28 december 1945 doet verslag van zijn proces en laat ook zijn verdediger aan het woord:

“ … Meester Dousy betoogt dat zijn kliënt een persoon is zonder eenig politiek verleden. Het was onmogelijk met de bezetting nog verder het beroep van marktkramer uit te oefenen. Op een bureel te Boulogne is hij als bediende aangeworven geweest. Betichte stamt uit een anti-Duitsche familie en dit volgens een verklaring van den burgemeester van Wevelgem. Hij zelf is nooit Duitschgezind geweest.”

Op 10 mei 1946 richt Théodule Duhamel een genadeverzoek aan Prins Karel, Regent van België:

“Monseigneur,

Ik ondergeteekende, Duhamel Theodule-Noel, Marktkramer, geboren te Wevelgem den 13 April 1907, wonende te Wevelgem, Kruishoek, 127, werd in datum van 12 December 1945, door de Krijgsraad zetelende te Kortrijk, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, en levenslange ontzegging van burgerrechten, wegens het plegen van onvaderlandsche daden tusschen 1 April 1942 en 1Mei 1945.

Hierbij kom ik in alle nederigheid, Uwe Koninklijke Hoogheid om genade smeeken.

Ondanks mijn opgeloopen straf, blijft het voor mij, mijn grootste eer de zoon te zijn uit een zeer voorbeeldige en vaderlandslievende familie.

Het is met een gevoel van ware fierheid, bij Ued. Monseigneur te kunnen aanhalen, dat mijn thans oudgeworden vader in den loop van zijn levensjaren, tot tweemaal toe vereeremerkt werd voor daden van moed en zelfopoffering en maatschappelijk dienstbetoon. En dat ik daarbij een broeder heb die gedurende den oorlog in de weerstandsbeweging heeft gestaan tegenover den vijand.

Mijn oudsten broeder viel als burgerlijk oorlogsslachtoffer in den oorlog 1914-1918.

Wanneer ik dan gedurende den oorlog eenigzins gefaald heb en aan mijn vaderlandsche plicht te kort ben gekomen, dan verklaar ik in alle rechtzinnigheid, dat het nooit in mijn gedachte is opgekomen, zulksdanige handelwijze aan te nemen met kwaad inzicht tegenover ons vaderland. Mijn misstap werd begaan om den broode, daar ik ten dien tijde zonder de minste werkgelegenheid stond en als gevolg daarvan niet meer kon voorzien in de allernoodzakelijkste levensbehoeften van mijn gezin.

Ik geef U dan ook, Koninklijke Hoogheid, de volste verzekering, indien door Uw goedheid, mij het geluk wordt gegund genade te bekomen, over mijn verder uit te boeten gevangenisschap en de ontzegging mijner burgerrechten, dat ik mij van stonden af opnieuw zal weten te gedragen als een voorbeeldige Belgische staatsburger, in de samenleving.

Hopende, Monseigneur, dat U mijn bede zult aanhooren en mij daardoor de gelegenheid zal gegund worden, mij terug verdienstelijk te maken voor mijn gezin, mijn familie en ten bate van ons geliefd vaderland, gelief te willen aanvaarden de betuiging mijner groote verkleefdheid aan Uw Koninklijke Hoogheid, en de zeer eerbiedige groeten van Uw nederige dienaar.”

Naar aanleiding van het genadeverzoek dat Théodule Duhamel indient, zet de substituut op 17 juni 1946 nog eens de feiten uiteen die tot zijn veroordeling hebben geleid:

“Duhamel Theodule is marktkramer van beroep en soldaat militiaan van de klas 1927. Daar zijn taak niet voordeelig genoeg was ging hij in 1941 naar Frankrijk werken. Hij verklaart in April 1942 opgeladen te zijn geweest en naar Duitschland vervoerd alwaar hij verplicht werd bij het NSKK toe te treden. Hij droeg het uniform dezer formatie en bleef erbij tot April 1945. Zijn vrouw ontving ongeveer 1800 fr per maand en hij zelf trok een mark en half soldij per dag. Hij bekent transport gedaan te hebben op het Russisch front en voornamelijk in de sectors van Stalino en Kersch. Hij was ook lid van het VNV en geabonneerd op Volk en Staat, dit blijkt uit stukken in het bundel.”

Théodule Duhamel komt voorwaardelijk vrij op 4 januari 1947 en wordt hersteld in al zijn rechten bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 15 december 1949.