Posts tonen met het label Herreman. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Herreman. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Albert Herreman wordt oorlogsburgemeester te Moorsele

 

Albert Herreman wordt oorlogsburgemeester te Moorsele

 

Oscar Pareit[1], een katholiek, maar eerder van liberale strekking, is burgemeester van Moorsele van 1921 tot 1953.

De verkiezingen van eind 1938 bezorgen de lijst van Pareit, een samensmelting van ACW-ers, boeren en middenstanders, negen zetels van de elf. De twee overige zetels gaan naar de socialisten[2].

Vanaf april 1941 zijn alle werkzaamheden van de gemeenteraden verboden voor de duur van de oorlog.

Bij besluit van 12 september 1941 (B.S. van 18 september 1941) wordt aan schepen Jules Vandamme[3], op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt. Hij wordt vervangen door V. Vandamme, aangeduid bij besluit van 16 september 1941 (B.S. van 18 september 1941).

Bij besluit van 3 september 1942 (B.S. van 6 september 1942) wordt aan burgemeester Pareit ontslag uit zijn ambt verleend. Hij wordt vervangen door Albert Herreman, die aangeduid wordt om het ambt van burgemeester waar te nemen bij besluit van 4 september 1942 (B.S. van 6 september 1942).

Oorlogsburgemeester Albert Herreman

Op de achtergrond tussen de soldaten is Albert Herreman te zien. De foto dateert van woensdag 2 juni 1943 bij de begrafenis van de US piloot Lt. Pat Williams. Die was op maandag 31 mei 1943 te Moorsele met zijn P45 Thunderbolt neergestort nabij de hoeve Persijn (Ter Coutere). In 1946 werd hij herbegraven te Epinal in Frankrijk. Dit verhaal vertelt Lothair Vanoverbeke in zijn boek “Moorsele, één dorp, twee vliegvelden” uit 1993.

Aan schepen Maurice Debouck[4] wordt bij besluit van 30 juni 1943 (B.S. van 4 juli 1943) eveneens ontslag uit zijn ambt verleend. Hij wordt vervangen door Gerard Vantomme, die aangeduid wordt om het ambt van schepen waar te nemen bij besluit van 27 augustus 1943 (B.S. van 29 augustus 1943).

Oorlogsburgemeester Albert Herreman wordt op 24 oktober 1914 geboren te Elverdinge. Hij huwt op 9 mei 1936 met Adrienne Debree (05/01/1912 – 05/04/2001) en overlijdt op 6 maart 1983 te Antwerpen.

Volgens de “Lijst der kiezers Jaar 1938-1939 Afdeeling der Mannelijke Kiezers” (herziening 1937) was Albert Herreman fabriekswerker en woonde hij in Overheule 512.

Vanaf 8 september 1944 wordt hij geïnterneerd te Moorsele en vanaf 4 november 1944 in het kamp “Wikings” te Kortrijk, tot 11 oktober 1945, dag waarop hij in voorlopige vrijheid wordt gesteld.

Op 4 augustus 1945 richt Herreman een schrijven aan de Consultatieve Commissie te Kortrijk.

Zeer Geachte Heren,

Het is nu elf maanden dat ik geïnterneerd ben en tot nu toe is er voor mij nog niets gedaan geweest.

Mijn zaak is nog nooit voor de Commissie gekomen. Nu in de treurige omstandigheden waarin ik verkeer, richt ik mij tot U Mijne Heren opdat U mijn zaak zou ter harte nemen en de mogelijkheid onderzoeken of er mij geen voorloopige vrijheid of interneering te huis kan toegestaan worden.

Mijn vrouw is sedert 1939 toen ik gemobiliseerd was, ziek geworden … Ten titel van inlichtingen geef ik hier over mij persoonlijk eenige uitleg.

Ik werd den 1ste September 1939 gemobiliseerd, na negen maanden mobilisatie brak de oorlog uit, ik nam deel aan de gevechten aan het kanaal Brugge-Gent te Zomergem, ik ben altijd op post gebleven, wegens mijn goed gedrag werd ik van soldaat tot korporaal en vervolgens was ik reeds 3 maanden kandidaat sergeant, ik was ingelijfd bij de 9de Compagnie 22 linie Regiment onder bevel van Luitenant “Vanlancker, van Wetteren of Melle”. Sergeant “Carrette” mijn groepsoverste getuigd, hij woont te Heule. Tijdens de gevechten werd ik krijgsgevangen gemaakt en naar Duitsland gedeporteerd, na 8 maanden gevangenschap kwam ik naar België terug, was 3 maanden ziek en werkloos. Geheel den tijd van mijn afwezigheid was mijn vrouw ten laste van den Openbaren Onderstand, die ook tusschen kwam in de dokterskosten.

Na mijn genezing vervoegde ik mijn werk terug bij de Firma “Dewitte Lietaer” te Lauwe, ik won maar een kleine daguur en mocht nog niet dagelijks gaan werken. Vanaf mijn huwelijk in 1936 had ik mijn intrek genomen in een half huis van mijn ouders.

In mei 1942 door een onverschil gingen wij elders een huis betrekken, huis die ik bekwam door toedoen van den Hoofdonderwijzer C. Vanoverberghe. Toen ik daar woonde kwam hij mij dikwijls bezoeken, wetende dat ik armoede had en een zieke vrouw, hij bracht me dikwijls iets om wat de nood te lenigen.

Toen sprak hij mij over de plaats van burgemeester die open kwam, hij was naar een kandidaat gevraagd en kwam altijd maar aandringen bij mij. Ik weigerde. Hij liet uitschijnen dat ik door zijn toedoen het huis in huur gekregen had, hij spiegelde mij allerlij voordeelen voor oogen en ik zelf bang zijnde terug te moeten naar Duitsland gaan, zoo stemde ik tegen mijn wil in mijn kandidatuur te stellen (de wevers der firma werden opgeroepen om naar de Werbestelle te gaan).

Ik heb nooit aan politiek gedaan of in formatie gestaan, ik wist zelf niet wat V.N.V. was.

In September 1942 werd ik benoemd tot burgemeester der gemeente Moorsele, men maakte mij van Kortrijk uit lid van V.N.V. zonder dat ik ooit een inschrijving gedaan had. Alhoewel ik maar een eenvoudige werkman was, legde ik er mij speciaal op toe de menschen te helpen, bijzonder op sociaal gebied. De zieken, armen, gebrekkigen waren mijn vrienden, niemand beter dan ik had het aan den lijve gevoeld wat armoede en ziek zijn was (talrijke getuigschriften bewijzen zulks). Ik heb nooit echter meede gewerkt met het V.N.V., daar zij tegen mijn wil in mij lid gemaakt hadden.

Ik was goed bevriend met veele witte brigade mannen die ik allen goed kende, de leider der partisanen was mijn beste vriend. Ik heb veel menschen geholpen die in moeilijkheden zaten, met de bezetter, veele jongens konden hun vrijstelling bekomen dank zij de valsche getuigschriften die ik afleverde. Verscheidene Russische ontvluchte krijgsgevangenen, die in dienst stonden van de verzetbeweging, kregen van mij een paspoort, ik gaf twee blanco paspoorten voor weggedoken Amerikaansche piloten. Ik heb hondertal getuigen die voor mij het beste kunnen bewijzen. Zelfs een Engelsche dame die woonachtig is in Moorsele, getuigt met bewijsschrift over mijn gedrag tijdens de bezetting.

Ik word beschuldigd van enkele feiten, die ik aan de hand van bewijzen en getuigen, goed kan weerleggen. Mijn verdediger meester Halsberghe heeft reeds een aanvraag gericht tot de Heren van de Commissie, daar het onderzoek nu volledig geëindigd is, mijn verdediger is in het bezit van veele getuigschriften.

Mijn vrouw zit weer in een nieuwe moeilijkheid. Zoo pas ontving ik van de Heer Deurwaarder akte van opzeg van pacht, mijn vrouw moet verhuizen en weet niet waar naartoe. Burgemeester Pareit is heel goed gestemd tegenover mij, ik ben nog nooit iets miszegd of misdaan geweest ook geen de minste schade aan mijn huis, een bewijs dat ik gaarne gezien was op de gemeente.

Mijnheer de Voorzitter en leden, ik bid en smeek er u om in naam van mijn ongelukkige vrouw en kind en moeder, mocht ik de voorloopige vrijheid genieten of geïnterneerd worden te huis, om mijn huisgezin een ander onderdak te verschaffen en te kunnen werken voor hen. Ik heb nu bijna een jaar uitgeboet. Ik zou U Mijne Heren ten zeerste dankbaar zijn wilde U daaromtrent zo spoedig mogelijk een beslissing nemen.

Aanvaardt, Mijnheren, de betuiging mijner bijzondere Hoogachting.

Albert Herreman – Wikings”

Op 10 oktober 1945 beslist de Consultatieve Commissie Kortrijk om Albert Herreman voorlopig vrij te laten met verbod zich te vestigen te Moorsele en aanpalende gemeenten. De commissie legt ook op dat hij binnen de acht dagen zijn juist adres moet opgeven, zoniet wordt hij opnieuw geïnterneerd.

Herreman vestigt zich op de Vier Kavenhoek te Moorslede bij de weduwe Louis Froyman.

Bij beslissing van de Krijgsauditeur te Kortrijk van 24 januari 1946 verliest hij levenslang zijn rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.

Volgens de lijst “der vrouwelijke gemeenteraadskiezers voor het tijdstip van 1 mei 1946 tot 30 april 1952” staat zijn vrouw vermeld als wonende in de “Meenenstraat 20”.

Albert Herreman staat niet op die kiezerslijst vermeld.

Op 1 juni 1946 verhuist het gezin naar Antwerpen, waar hij werkzaam zou geweest zijn in de meubelsector (stoffen).

Gerard Vantomme, de vervanger van Maurice Debouck, wordt bij de bevrijding aangehouden en opgesloten in het interneringscentrum “Wikings” te Kortrijk.

Op 30 december 1944 wordt hij voorlopig ten huize geïnterneerd en op 31 juli 1945 in voorlopige vrijheid gesteld.

Bij beslissing van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk van 26 december 1945 wordt Vantomme levenslang vervallen verklaard van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Kortrijk van 21 april 1949 wordt hij hersteld in bepaalde rechten waarvan hij beroofd werd.

De gemeenteraadsverkiezingen van 1946 laten in Moorsele opnieuw drie lijsten zien: de socialisten, de katholieken en de lijst van Oscar Pareit.

Oscar Pareit vormt coalitie met de socialisten en wordt opnieuw burgemeester.



[1] Geboren te Moorsele op 23 juni 1882 en overleden te Kortrijk op 25 november 1959. Oscar Pareit was gehuwd met Marie Louise Vandamme (1900–1981).

[2] O.a. geraadpleegde bronnen voor het hoofdstuk Moorsele:

·         Moorsele 950 jaar – Van parochie Mortsella tot deelgemeente Moorsele, 1996, samenstelling: Willy Coolsaet en Lut Vanoverberghe.

·         Gilbert Flamez, de laatste burgemeester van Moorsele, door Willy Coolsaet, uitgegeven door Davidsfonds Moorsele in 1996.

[3] Landbouwer Jules Vandamme, geboren te Moorsele op 1 februari 1867.

[4] Maurice Debouck, geboren te Moorsele op 29 januari 1894, was gehuwd met Adriana-Juliana Lombaert. In 1932 werd hij vrijgestelde secretaris-bode-lokaalhouder van het ACW te Moorsele. Hij was gemeenteraadslid van 1933 tot 1939 en daarna schepen tot in 1943. Hij werd erkend als gewapend weerstander voor de periode van 22 februari 1944 tot 14 oktober 1944.  Na de oorlog was hij werkzaam te Kortrijk, als bediende bij het ACW.

Moorsele: Charles "Karel" Vanoverberghe en Juliaan "Julien" De Boevere

 

Moorsele: Charles “Karel” Vanoverberghe en Juliaan “Julien” De Boevere

 

In zijn schrijven aan de Consultatieve Commissie verwijst oorlogsburgemeester Albert Herreman naar onderwijzer Charles Vanoverberghe, op wiens vraag hij burgemeester zou zijn geworden.

Charles “Karel” Vanoverberghe[1], geboren te Moorsele op 31 maart 1883, er wonende in de Sint-Janslaan 20, onderwijzer en schoolhoofd, gehuwd met Julienne Delrue, vader van 5 kinderen, staat in Moorsele gekend als een eerlijk man van goede faam en onberispelijke zeden, een idealist wars van grootheidswaanzin, geld- en zelfzucht.

Hij staat aan het hoofd van talrijke culturele verenigingen (muziek-, toneel- en zangverenigingen) en wordt door de leden erg geapprecieerd.

Na de oorlog wordt hij aangehouden en geïnterneerd van  8 september 1944 tot 1 april 1945 en van 14 mei 1945 tot 27 oktober 1945. Hij wordt op 27 oktober 1945 door de Krijgsraad te Kortrijk en op 27 februari 1946 door het Krijgshof te Gent veroordeeld tot 5 jaar gewone hechtenis. Hij verblijft in verschillende gevangenissen (interneringscentrum Kortrijk, gevangenis Sint-Gillis, interneringscentrum Sint-Kruis).

Substituut Janssens noteert op 11 januari 1946 de daden die aanleiding hebben gegeven tot zijn veroordeling:

“Zaak in beroep.

Betichte is schoolhoofd te Moorsele.

In 1942 werd het VNV gesticht te Moorsele. Betichte is eigenlijk de stichter en hij heeft dan ook de eerste vergaderingen geleid. Hij bleef toch eenvoudig lid.

Hij woonde de vergaderingen van het VNV bij en leerde de VNV-ers liederen aan.

De vier Oostfrontstrijders der gemeente kwamen telkens bij hem op bezoek en hij noemde hen “helden”.

Betichte woonde ook de begrafenis van Staf Declercq bij.

Het is op aanraden en bij tussenkomst van betichte dat Herreman VNV-burgemeester van Moorsele geworden is.

Hij schijnt ook op school propaganda gevoerd te hebben.”

Op vraag van de gevangenisdirectie geeft Karel Vanoverberghe een beknopt verhaal van zijn leven, alsook in welke omstandigheden hij de feiten heeft gepleegd waartoe hij veroordeeld werd:

“Ik werd geboren te Moorsele op 31 maart 1883. Vader was schrijnwerker. Na mijn schooljaren (13 jaar oud) leerde ik de stiel van vader. Op 18-jarigen leeftijd heb ik aan de studie begonnen en aan 22 jaar het diploma van onderwijzer bekomen te Torhout 1905. Ik heb 14 jaar in het Aangenomen Onderwijs gestaan te Gullegem, dan werd ik als schoolhoofd benoemd aan de Gemengde Gemeenteschool van mijn geboortedorp. De school bracht ik van één tot vier klassen – een vijfde zou ingericht worden. Als naschoolsch werk stichtte ik – en bestuurde meteen – een fanfare, een zanggilde, een tooneelclub, dit gebeurde met goedkeuring van de Heer Hoofdopziener en het werd in het jaarverslag der school vermeld. Sommige dorpspolitiekers zagen dit werk met leede ogen aan. Het waren ook zij die mijn naam op de zwarte lijst deden voorkomen.

Naast mij had ik een onderwijzer die om zijn nalatigheid moest berispt. Tienmaal ten minste is de Burgemeester zich bij mij over die man komen beklagen. Met de huisvaders was het nog erger. Op bevel van de Kantonale Opziener werd hij eindelijk aangeklaagd voor miskenning van gezag en kreeg een blaam als straf. Na de bevrijding volgde zijn wraak. Leerlingen werden beïnvloed en hij klaagde mij aan voor slechte propaganda op school. Zoo gaf hij de dorpspolitiekers de argumenten in de hand.

Mijn gezin telt 7 leden: 5 kinderen waaronder 4 minderjarig. De oudste gediplomeerde onderwijzer, nog zonder betrekking, voldoet nu aan zijn legerdienstplicht. De 2e is leerlinge onderwijzeres. De 3e, een zoon van 16 jaar, zal nu op stiel gaan. De 4de zou regentes leeren, is nu echter dienstmeid in Kortrijk, haar loon is ons eenig inkomen. Het jongste kind is amper 5 jaar oud. Die kinderen heb ik sedert mijn 2de aanhouding (14-5-1945) niet meer gezien dit om besparing te doen. Ook mijn vrouw komt enkel om de maand of om de 6 weken. Mijn vrouw was bijzondere meesteres van naaldenwerk aan onze school, staatsbezoldigde. Na mijn aanhouding werden de meisjes – tegen de wet ingaande – door hogergenoemde onderwijzer uit de school gebannen. Zoo ook viel haar wedde weg.

Het was op 8-9-1944 dat ik tot ieders verwondering werd aangehouden, geen kwestie van mishandeling, plundering of zelfs beleediging, neen, de mannen die mij aanhielden of bewaakten, kwamen exuus aanbieden en veel dorpsgenooten zijn mij komen moed inspreken en troosten.

Mijn zoon – hij kwam even uit de Normaalschool – werd gedurende 4 weken opgesloten. Nooit werd de reden van zijn opsluiting of vrijstelling bekend gemaakt. Hij bezit zooals eenieder het Bewijs van Burgertrouw. De man die mijn aanhouding eischte en teekende werd een week daarna plichtig aan moord bevonden (moord Ardooie Assisenhof voor West-Vlaanderen zomer 1945). De 1e getuige ten mijnen laste was een oud-veroordeelde van zijn vrouw gescheiden. Hij legde een getuigenis af tegenstrijdig (valsch) met zijn verklaring in het dossier opgegeven (doss: bl: 12). De onderwijzer hooger genoemd voelde spijt en wroeging om zijn verklaring en zocht naar alle middelen om deze niet onder eed te moeten bevestigen (hij miste de tram, hij miste de trein, hij brak zijn fiets). Hij bleef van het gerecht afwezig.

Ik werd dus, in de verklaring van onderwijzer Herman, beschuldigd van propaganda op school: voorlezen van brieven en aanleeren van produitsche liederen en lid V.N.V.

Ik heb inderdaad 2 Vlaamsche brieven komend van oud-leerlingen die in Duitschland werkten voorgelezen, die oud-leerlingen werden vroeger door Gestapo’s des nachts opgehaald en weggevoerd. De brieven waren vol dankbetuiging, erkentelijkheid en vriendelijkheid, echter één zin te betwisten: “Ik heb hier iets gegeten dat ik in België nooit gegeten heb.”.

Ik heb 2 liederen “Kempenland” en “Vaarwel mijn broeder (XVIde eeuw)” aangeleerd. Die liederen werden ons opgelegd (ik bedoel het aanleeren) door W. Demeyere in aanwezigheid van de Kantonale Opziener te Menen. Dit voorlezen en aanleeren was misschien onvoorzichtig.

Ik heb mij laten inschrijven in het V.N.V., echter enkel als voorloopig lid (nooit toetredingsbewijs geteekend). De reden die mij daartoe aanzette was mijn zoon te zien benoemen in onze school (wat niet gebeurd is). Dit V.N.V. echter was nergens aangesloten bewijs daarvan: de voorzitter-leider uit Moorsele is gauw vrij geweest en de leden niet verontrust.

De begravingsdag van Staf Declercq was een verlofdag. Ik ben die dag mijn zoon in Brussel gaan bezoeken en heb eerst de stoet aangekeken. Ook die zwakheid heb ik aan mijn Auditeur verklaard al kon ik gemakkelijk dit geheim bewaren.

Ziehier Hooggeachte de feiten in zwakheid bedreven en in volle rechtzinnigheid aangehaald.

Uw dienstwillige dienaar;

Met gansen bijzondere Hoogachting.

C. Vanoverberghe 63 jaar oud.”  

Op 20 april 1947 wordt Karel Vanoverberghe, na o.a. een schriftelijke tussenkomst dd. 16 april 1947 van E.H. J. Roose, bestuurder van de meisjesnormaalschool te Tielt, in voorwaardelijke vrijheid gesteld.

Op 23 augustus 1948 richt Vanoverberghe een brief aan Prins Karel, waarin hij de zaken nog eens op een rijtje zet en strafvermindering vraagt:

“Ik heb de Uedele te melden dat ik door het “Beschermcomité voor ontslagen gevangenen” te Kortrijk ben aangezet om mijn Burgerrechten terug te vragen, wat ik volgaarne gedaan heb. Bij die gelegenheid vraag ik Uedele eerbiedig mij een strafvermindering te willen geven.

Sta toe dat ik voor een wijl Uwe aandacht vraag en mijn geval kort uiteen zet, dit om mijn aanvraag tot strafvermindering te kunnen motiveren.

Ik was sedert 20 jaar schoolhoofd te Moorsele en had 35 jaar trouwe dienst. Ik werd door mijn collega Herman Paulus aangeklaagd voor slechte propaganda op school. De rijkswacht deed een ernstig onderzoek bij de leerlingen, en hoorden niet het minste kwaad over mij. Hun verslag die dus geheel te mijnen gunste sprak werd nooit in mijn dossier opgenomen. De staatsveiligheid deed ook een onderzoek. Drie leerlingen werden de woorden in de mond gegeven en legden een verklaring af te mijnen laste. Onderwijzer Herman kreeg wroeging en durfde zijn eerste verklaring niet onder eed bevestigen, spijts hij door het Gerecht geciteerd werd bleef hij afwezig op de Krijgsraad. De leerlingen hadden reeds lang hun dwaling ingezien en hun woorden ingetrokken. Ze schreven zelf onder aangetekende brief naar de Heer Auditeur. Die jongelingen zijn nu steeds vriendelijk tegenover mij.

Een tweede getuige Julien Debouvere die mij amper kende heeft een beschuldiging die hij eerst ten laste van Georges Vanaerde, onderwijzer, gedaan had, in de zitting van de Krijgsraad te mijnen laste gelegd. Ik vermoed dat hij voor die zaak werd uitgekocht. Op bladzijde 12 van mijn dossier (confrontatie Vanoverberghe Debouvere) uit de alinea: “Ik voeg er aan toe dat het niet Vanoverberghe was, maar wel Vanaerde onderwijzer die …” is duidelijk te begrijpen dat Debouvere valsch getuigd heeft te Kortrijk. Ik werd dus tegen de verwachtingen van mijn dorpsgenoten tot 5 jaar hechtenis veroordeeld (Kortrijk November 1945) en op 27 Februari 1946 werd te Gent door het Krijgshof de straf behouden verklaard. Het gerecht had gesproken en ik zou mijn straf verduldig dragen. De Heer Burgemeester van Moorsele en anderen hebben om mijn vrijstelling gevraagd en ik heb 371 dagen genade bekomen na 540 dagen werd ik in voorlopige vrijheid gesteld.

Laat ik nog het volgende aanhalen: binst de oorlog is een Engelsch piloot in burgerkleedij in mijn huis geweest. Spijts mijn huis en mijn school door de “Weermacht” bezet was heb ik de vluchteling opgenomen, ook eenig geld en eten meegegeven. Hij zou naar onbezet Frankrijk vluchten; ik heb hem dan ook de beste voetweg aangewezen. Die daad nog vóór de Bevrijding door sommigen gekend en na de Bevrijding openbaar gemaakt heeft toch mijn aanhouding niet kunnen beletten.

Een zeer voorname dame, Alice Corselis die lange tijd in U.S.A. had verbleven heeft even als ik, de piloot aan huis ontvangen en hem geholpen. Die dame, alsook de oud-leerling, Odiel Lust, die de piloot bij mij binnen bracht – omdat ik een woord Engels spreek – hebben te mijnen voordele op de Krijgsraad te Kortrijk getuigd (dossier 1296).

Om die reden Exellentie heb ik mij verstout bij Uedele vermindering van straf aan te vragen. Nu ben ik in mijn 66e levensjaar en leef ten laste van mijn oudste kinderen (de oudste is 24  het jongste kind is 6 jaar oud).

Uw goed antwoord te gemoet ziende heb ik de eer te zijn uw nederige dienstwillige.

C. Vanoverberghe,

Ontslagen te Sint-Kruis W-VL op 20 April 1947, voorwaardelijk in vrijheid gesteld door min. Besluit den 14 April 1947, onder voogdij van het Beschermcomité te Kortrijk.”

In het Belgisch Staatsblad van 1952 vernemen we dat Karel Vanoverberghe bij vonnis van 2 oktober 1952 verleend door de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk,  hersteld wordt in al zijn rechten vanaf de datum van beslissing. Hij overlijdt te Moorsele op 30 maart 1963.

In zijn brief gericht aan Prins Karel maakt Karel Vanoverberghe melding van Julien De Boevere, die hem valselijk beschuldigd had.

Juliaan “Julien” De Boevere, geboren te Kortrijk op 23 augustus 1899, wonende te Moorsele in de Maalstraat 97 en gehuwd met Valentina Lagae, was aangesloten bij de Weerstand (P.L.) van 28 februari 1944 tot 14 oktober 1944. Hij werd lid van het V.N.V. om beter spionagewerk te kunnen doen voor de geallieerden, in opdracht van de ondergrondse beweging.

Juliaan De Boevere

Via een verhoor van Roger Lievens, afgenomen op 19 mei 1954 door de politie van Wevelgem (P.V. Nr. 119/OM) komen we meer te weten over het spionagwerk van De Boevere:

“Ik weet goed dat Deboevere Julien, het Burgerlijk verzet heeft helpen stichten te Moorsele en te Winkel St. Elooi, om reden dat wij het samen aldaar gesticht hebben en dat wij veel samen werkten.

Wat betreft de verijdeling der aanhouding van de Heren Bettens, Watteyne en De Bouck werd dit mij door hem medegedeeld dezelfde avond dat hij dit gehoord had in een vergadering van de zwarte Brigade (V.N.V.). Hij kon deelnemen aan deze vergaderingen en werd het door ons opgelegd en dit omdat hij volledig ziek was en dat hij in deze vergaderingen veel inlichtingen kon verkrijgen die de Weerstand kon ten goede komen daar de gebroeders Pille (Gestapo’s) steeds in deze vergaderingen waren …”

Juliaan De Boevere sterft te Moorsele op 8 maart 1951.

Op 19 november 1953 wordt hem de titel van weerstander door de sluikpers toegekend.


 



[1] Aldus inlichtingen verstrekt door de burgemeester van Moorsele op 26 november 1945, op vraag van het Krijgsauditoraat van Kortrijk.