Posts tonen met het label Bossuyt. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Bossuyt. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Harelbeke: oorlogsburgemeester Marcel Clarysse veroordeeld tot de doodstraf

 

Harelbeke: oorlogsburgemeester Marcel Clarysse veroordeeld tot de doodstraf

 

Aan Robert Bossuyt, geboren te Harelbeke op 30 april 1896[1] en burgemeester sedert 1933, wordt bij besluit van 13 augustus 1942 ontslag verleend uit zijn ambt van burgemeester. Hem wordt dus een ambtsverbod opgelegd. Hij wordt op 21 augustus 1942 opgevolgd door de op dat moment 28-jarige Stasegemnaar Marcel Clarysse[2].

Na de oorlog wordt Marcel Clarysse zwaar gestraft. De feiten die geleid hebben tot zijn bestraffing worden vermeld in een rapport van 4 februari 1947, opgesteld door de substituut:

“Veroordeelde was wever van beroep. Sedert 1933 behoorde hij tot het VNV en tot de militie dezer beweging. Onder de bezetting had hij de graad van schaarleider der D.M.-Z.B. In 1941 trad hij tot de “DeVlag” toe, doch nam er in 1942 ontslag.

Op 25 Oogst 1942 werd hij Burgemeester der gemeente Harelbeke aangesteld. Luidens ingewonnen inlichtingen stelde hij een zeer groote politieke activiteit aan den dag en was hij de Burgemeester van het VNV. Zijn leven bedreigd achtend in deze laatste hoedanigheid, droeg hij een wapen tot zelfverdediging.

Veroordeelde heeft zich aan verscheidene aanhoudingen en verklikkingen plichtig gemaakt.

In October 1942 verklikte hij den heer Adjunct-politiecommissaris Callaert Karel aan de Duitsche overheid. Den Heer Callaert had aan twee personen, die hem kwamen vragen welk gevaar gehecht was aan een dienstname bij para-militaire formaties, lezing gegeven van de artikelen 113 en 117 van het S.W.B. Clarysse vernam dit en meldde het aan de Duitschers. Aldus werd den Heer Callaert tot 18 maanden tuchthuis verwezen, waarvan hij elf maanden celregiem onderging. Een genaamde Ryon werd in 1944, in de maand Juni, door de G.F.P. aangehouden wegens doodsbedreigingen op Clarysse. Daags na zijne aanhouding werd hij in tegenwoordigheid gesteld van zijn aanklager: Clarysse zelf. Ryon bleef twee dagen opgesloten.

Christiaens Victor[3] werd in Mei 1943 als werkweigeraar door de Duitschers gevangen genomen. Enkele weken nadien werd hij op bevel van den Burgemeester naar zijn adres in Duitschland gevraagd en werd dit adres door hem aan de Duitschers bekend gemaakt. Christiaens werd alsdan gevangen genomen en op 3.11.1944 te Munchen gefusiljeerd.

Loosveldt Germana werd in Februari 1944 door de Duitschers aangehouden beticht een kroon te hebben neergelegd ter nagedachtenis van een gefusiljeerden: Goethals Arthur[4]. Tijdens het onderzoek werd haar door de Duitschers gezegd dat Clarysse haar had verklikt. Ze werd tot 18 maanden tuchthuis verwezen, uitgeboet in Brugge, St Gillis en in een zevental concentratiekampen in Duitschland.

Aan twee aanhoudingen heeft hij persoonlijk deelgenomen. De eerste is deze van Depuydt Henri-Rudolf uit Tiegem. Op 24 December 1942, werd deze door verscheidene personen gevangen genomen, onder dewelke Clarysse, die aan de aanhouding deelnam gewapenderhand, en hem aan de G.F.P. overleverde. Depuydt werd mishandeld en bleef twee dagen in de gevangenis.

De tweede is deze van Vandenborre Werner, daar ook trad hij persoonlijk op, maar nu heel alleen. Vandenborre was een ondergedokene en lid van de kommunistische partij, die actief aan het verzet medewerkte. Op 10 October 1942 werd hij door veroordeelde ontmoet. Deze laatste sprong op hem, sloeg hem, en bracht hem binnen in een nabijgelegen huis. Daar heeft hij Vandenborre verzocht hem de strooibriefjes te overhandigen die hij in zijn bezit had. Daarna heeft hij het zoontje van het huis verplicht twee politieagenten te roepen. De agenten Holvoet en Verougstraete zijn gekomen en leidden op bevel van veroordeelde Vandenborre naar het politiekommissariaat op.

Clarysse verwittigde iemand telefonisch op, hij beweert vendelleider Calmeyn. In ieder geval kwamen de Feldgendarmen Vandenborre ophalen, die eens te meer door Clarysse in het politiebureel werd geslagen.

Vandenborre werd te Kortrijk opgesloten en erg mishandeld. Naderhand werd hij naar Duitschland weggevoerd waar hij in ellendigen toestand door Vanhaverbeke werd gezien. Nooit keerde hij terug.”

Het Kortrijksch Handelsblad besteedt in mei 1946 veel aandacht aan zijn proces. Eerst in de editie nummer 41 van 21 mei 1946:

“Onder levendige belangstelling werd Woensdagvoormiddag de erge zaak opgeroepen ten laste van Clarysse Marcel, geboren te Harelbeke, den 11 September ’14 en wonende te Harelbeke, Oudenaardestraat, 126.

Het Voorzitterschap wordt waargenomen door h. Beke, en h. Krijgsauditeur Boone zetelt als Openbaar Ministerie.

Reeds bij het binnenbrengen van verdachte, wordt deze door een talrijke menigte onthaald op vijandelijke kreten, zoodat een strenge ordedienst door de rijkswacht diende ingericht te worden. Verscheidene vrouwen, die bij het zien van verdachte hun woede niet konden bedaren, riepen: “Moordenaar! Moordenaar! Geef mijn zoon terug!”.

Korten tijd na 9 uur doet de Krijgsraad zijn intrede en na de gebruikelijke identiteitsondervraging van verdachte, werd het woord verleend aan den heer Krijgsauditeur Boone, voor de uiteenzetting van de akte van beschuldiging.

Verdachte is wever van beroep, en sedert 1933 lid van het VNV. Bij het begin der bezetting trad hij toe tot de Dietsche Militie Zwarte Brigade, waarvan hij weldra Schaarleider werd.

In 1941 werd hij lid van De Vlag en bleef dit tot 1942, waarop hij dan zijn ontslag indiende.

Clarysse werd op 25 Augustus 1942 tot Burgemeester van Harelbeke benoemd en legde van dit oogenblik af een groote politieke aktiviteit aan den dag.

Hij beweert dat hij gedwongen werd het burgemeesterschap te aanvaarden onder impuls van Strubbe, arrondissementsleider van het VNV, vendelleider Calmeyn en het politiek comité van het VNV.

Van het begin af van zijn burgemeesterschap vervormde hij tal van ’s lands instellingen en paste op nauwkeurige wijze de Duitsche verordeningen toe.

Zijn leven bedreigd gevoelend was hij steeds gewapend met een revolver. Ook worden verschillende aanhoudingen en verklikkingen hem ten laste gelegd.

In Oktober 1942 verklikte hij den adjunkt-politiekommissaris Callaert Karel, van Harelbeke, met het gevolg dat deze door de Duitsche feldgendarmerie werd aangehouden en tot 18 maanden tuchtstraf werd veroordeeld.

In Januari 1944 was het de beurt aan Drion Michel, die door de G.F.P. werd aangehouden en daags na zijn aanhouding in tegenwoordigheid werd gesteld van Clarysse, die hem had verklikt.

In Februari 1944 verklikte hij vervolgens dezes echtgenoote Loosveld Germaine, wegens het neerleggen van een kroon op het kerkhof en het voeren van propaganda ten voordeele van de geallieerden. Deze werd daarop aangehouden en tot 18 maanden tuchtstraf veroordeeld. Na terecht te zijn gekomen in de gevangenissen van Brugge en St-Gillis werd de vrouw naar een concentratiekamp in Duitschland overgebracht.

In Mei 1943 werd de genaamde Christiaens Victor, uit Harelbeke, aan de Duitschers gemeld, door den burgemeester werd het adres kenbaar gemaakt en deze werd hierop aangehouden, naar Duitschland gedeporteerd, alwaar hij op 3 November 1943 te München gefusilleerd werd.

Op 24 December 1942 werd Depuydt Henri door een groep van verscheidene personen gevangen genomen, waaronder Clarysse zich bevond. Depuydt werd hierbij vreeselijk mishandeld en dan onder bedreiging van hun revolver in de handen der Duitschers geleverd.

De laatste verklikking is deze van Vandenborre Werner, lid van de Kommunistische Partij, en aktief lid van de ondergrondsche verzetsbeweging, die op 10 Oktober 1942 Clarysse op den weg ontmoette, door deze werd neergeslagen, in een kooi opgesloten, van daar naar het politiebureel opgeleid en vreeselijke folteringen te verduren had. Vervolgens telefoneerde Clarysse naar de feldgendarmerie, die Vandenborre kwam aanhouden. Deze werd naar Duitschland gevoerd, na eerst een tijd lang in het gevang van Kortrijk te hebben doorgebracht. Hij werd daar voor het laatst gezien door zekeren Vanhaverbeke, in een ellendigen toestand. Nooit kwam hij uit Duitschland terug.

Het getuigenverhoor.

De eerste getuige die plaats neemt op den getuigenstoel is heer Herreman, gemeentesecretaris van Harelbeke, die een uiteenzetting geeft nopens de politieke aktiviteit van betichte. Bij de gemeentediensten stond hij evenwel als een onbetrouwbaar element aangeschreven.

Volgt daarop schepen Ronsse, van Harelbeke, die aanwezig was bij de aanstelling van verdachte als burgemeester van Harelbeke.

Vandemeulebroucke (in battledress) geeft een uitvoerige uiteenzetting over de handelwijze van Clarysse tijdens zijn burgemeesterschap, doch daar hij heel zachtjes spreekt kan geen enkel woord op de persbanken vernomen worden van al hetgeen gezegd wordt. Alles wat wij nochtans konden snappen is, dat hij handelde over de verklikking van Callaert Karel, politie-kommissaris van Harelbeke.

Callaert Karel, adjunkt-politie-kommissaris van Harelbeke, verhaalt hoe hij door Clarysse werd verklikt. Ook getuige Drion Michel werd door verdachte verklikt.

Toen getuige naast verdachte voorbijkomt, die goed bewaakt wordt door een rijkswachter voor gebeurlijke incidenten, snauwt hij deze toe: “Lafaard! Lafaard dat ge zijt!”.

Christiaens is de vader van den gefusilleerden Christiaens Victor, die verhaalt op welke wijze zijn zoon werd aangehouden op verklikking van Clarysse. De veldwachter heeft aan getuige persoonlijk verklaard, dat Clarysse hem gezegd heeft dat hij het is, die Christiaens Victor aan de Duitschers heeft overgedragen.

Pas was getuige de trappen van het verhoog afgedaald of zijn blikken worden op den verdachte gericht. Hij zoekt tevergeefs een middel om den daar op het bankje gezeten ersatz-burgemeester een knots te kunnen draaien, doch hij wordt goed in het oog gehouden van den bewakenden rijkswachter, zoodat het hem onmogelijk is.

Volgen dan Germaine Loosfeld, die insgelijks werd verklikt, en Depuydt Henri, ook een verklikte persoon, die door verdachte met zijn revolver is bedreigd geworden. Met schuwe blikken schouwt hij den daar machteloozen burgemeester aan en roept hem toe: “Ge zijt nu zoo fier niet meer of ten tijde dat ge als burgemeester van uwen aap moest maken!” …

Verougstraete is de politie-agent die door Clarysse bijgeroepen werd om een handje toe te steken om iemand te helpen aanhouden.

Ten slotte volgt Marie Deprez, die in roerende bewoordingen de omstandigheden verhaalt op welke wijze haar zoon werd aangehouden, namelijk Vandenborre Werner. Zij zegt dat Clarysse daar alléén de éénige schuld van draagt. Zij verhaalt verder gansch zijn lijdensgeschiedenis, hoe hij werd gemarteld, geslagen, gestampt, gegeeseld en gefolterd. Het vrouwtje begint dan te weenen, wanneer zij aan de leden van den krijgsraad zegt dat tot nog toe haar zoon nog niet uit Duitschland is teruggekeerd. “Mijnheer de Juge, zegt het vrouwtje, tevergeefs wacht ik nu al maanden lang op den terugkeer van mijn zoon …” Een kolonel van den krijgsraad weet haar te zeggen dat hij heel wel begrijpt het groote leed dat zij te onderstaan heeft.

Vanhaverbeke, die insgelijks nog als getuige werd opgeroepen, beziet reeds verdachte met schuwe blikken toen hij zich begeeft naar den getuigenstoel. Het is getuige die voor het laatst Vandenborre in Duitschland gezien heeft, in een uiterst ellendigen toestand, hij heeft hem eenige woorden kunnen toespreken en Vandenborre is dan vertrokken voor een onbekende bestemming.

De Burgerlijke Partij.

Meester Van Duerm, uit Kortrijk, stelt zich hierop Burgerlijke Partij voor den Belgischen Staat, en betoogt dat de ersatz-burgemeester ten volle de plannen van den vijand heeft gediend en van zijn burgemeestersambt groot misbruik heeft gemaakt, waardoor de Staat schade heeft geleden en vordert diensvolgens een schadevergoeding van 100.000 frank.

Krijgsauditeur Boone staat hierna recht en spreekt een zeer streng rekwisitorium uit.

Hij schetst verdachte als een fanatieke politieker en onderlijnt verder gansch zijn politieke loopbaan.

De wettige burgemeester werd door de Duitschers uit zijn ambt ontheven, omdat het een onbetrouwbaar element was. Clarysse was de persoon, aangesteld door het VNV in wien de Duitschers het grootste vertrouwen mochten stellen om hun verordeningen te doen doorvoeren tot het uiterste.

Bij zijn aanstelling werd er een toespraak gehouden door de Duitsche officieren. Hij heeft een zeer droevige rol gespeeld te Harelbeke. Hij was de persoon die zich heeft vereenzelvigd met den bezetter, die medehielp aan aanhoudingen van personen, die hij dan wist over te leveren in de handen van de Duitschers. Hij is volledig verantwoordelijk voor de gepleegde feiten. Er kan hier maar één straf gevraagd worden, namelijk de grootste: de doodstraf.

Na het rekwisitorium van den heer Krijgsauditeur werd op aanvraag van de verdediging, waargenomen door Meester Vandeputte, uit Kortrijk, voor verder onderhoor van nog enkele getuigen ter ontlasting, de zaak verdaagd tot Vrijdag 24 Mei, te 9 uur.

Bij het wegbrengen van Clarysse stond een menigte volk hem af te wachten op den binnenkoer van het stadhuis en terwijl hij door de rijkswachters in het dievenkarretje werd gestoken, werden tal van verwenschingen naar het hoofd van Clarysse geslingerd.”

In de editie nummer 43 van 28 mei 1946 geeft het Kortrijksch Handelsblad verder verslag:

“Oorlogsburgemeester Clarysse, uit Harelbeke, veroordeeld tot de doodstraf met den kogel.

Vrijdagvoormiddag werd onder een overgroote belangstelling, meestal personen uit de naburige stad Harelbeke, de zaak ten laste van oorlogsburgemeester Clarysse Marcel, fabriekwerker van beroep, 31 jaar, wonende Oudenaardestraat 126 te Harelbeke, voortgezet, met de pleidooien.

Toen wij rond 9u de groote verhoorzaal van het stadhuis van Kortrijk binnentraden, was deze reeds gansch bezet door talrijke nieuwsgierigen, die graag den uitslag van het vonnis hadden vernomen. Zoowel mannen als vrouwen vervulden de ruime bovenzaal en wachtten met de grootste belangstelling voor het vellen van het verdikt.

Het is 9.10u. Daar verschijnt de Krijgsraad, die plaats neemt op het verhoog, onder voorzitterschap van den heer Beke, en als Openbaar Ministerie de heer Krijgsauditeur Boone.

De zitting werd open verklaard en den beschuldigde binnengeroepen; hij neemt plaats op den bank der beklaagden.

Op het laatste oogenblik heeft hij het nog geraadzaam gevonden een tweede verdediger bij te roepen, in den persoon van den heer Claeys, uit Kortrijk. Hij spant de allerlaatste krachten in om nog zijn hoofd te redden, want hij weet dat het noodig is.

Het woord wordt daarop onmiddellijk verleend aan Meester Vandeputte, eerste verdediger.

Deze betoogt met klem, dat Clarysse een volksjongen is, met een rechtschapen karakter bezield, gesproten uit een arbeidersfamilie van Stasegem, wever van beroep, de avondleergangen volgde aan de Hoogere Technische School te Kortrijk, en vervolgens gewerkt heeft in verschillende fabrieken te Kortrijk.

Het is een persoon die opvliegend van karakter is. Zijn broeder verkeerde reeds van vóór den oorlog in de Vlaamsch Nationalistische middens en aldus werd hij passief lid van het VNV.

Wegens verschillende motieven werd hij uitgekozen om burgemeester te worden, welke zijn: hij was een Stasegemnaar, een arbeider en een lid van het VNV. Geen intellektueel zijnde zal hij dus gemaneuvreerd worden.

Op 25 Augustus 1942 werd hij tot burgemeester van Harelbeke aangesteld en zijn aanstelling werd met veel luister gevierd.

Het is klaar en duidelijk bewezen, uit het dossier, zoo gaat pleiter verder, dat hij invloeden heeft ondergaan. Het politiek comité geeft de directieven, weet zijn wil op te dringen aan Clarysse, zoodanig dat hij verplicht is de beslissingen van dit comité te wijzigen.

Clarysse wist te besturen in het voordeel der bevolking van Harelbeke, en zelfs op den vooravond van de bevrijding heeft hij twaalf menschen het leven gered.

Rond dezelfde periode werd zijn broeder vermoord.

Depuydt Henri uit Tiegem, is in botsing gekomen met een lid der Zwarte Brigade; dit werd gesignaleerd aan Calmeyn, den rexist en de terreur van Kortrijk, die dit overgemaakt heeft aan de Duitsche overheid.

Het geval Vandenborre situeert zich rond dezelfden tijd.

Clarysse had de zekerheid dat zijn leven op het spel stond.

Einde 1942 doen zich bepaalde wijzigingen voor in de politieke constellaties. De invloed van het politiek comité vermindert dan ook op Clarysse.

Clarysse heeft talrijke diensten bewezen aan het volk. Hij was de man die er voor te vinden was Harelbeke te verbeteren en te verschoonen. Veel menschen zijn tot hem gegaan om hulp te bekomen. Vierenveertig menschen heeft hij bijgestaan, werkweigeraars heeft hij geholpen om rantsoeneeringszegels terug te geven en valsche identiteitskaarten te verschaffen; twee personen heeft hij verlost uit het straf lager en vier andere uit het gevang van de G.F.P. Viermaal is hij tusschengekomen om de weerstanders te waarschuwen en te redden of hen te verwittigen dat zij op de lijst der gijzelaars voorkwamen en dat zij zich moesten onderduiken.
De reeks verklikkingen na 1942 wordt ten stelligste door verdachte geloochend.

Vervolgens behandelt pleiter kortbondig het geval Christiaens, Dejonghe en Loosveld.

Men heeft Clarysse willen kelderen en daartoe heeft men toevlucht genomen tot klachten, uitgaande van beroepsgetuigen, die in iedere zaak terugkeeren. Het is totaal uit de lucht gegrepen dat hij twaalf weerstanders zou hebben doen aanhouden, indien hij nog verdere dreigbrieven ontving.

Deze jongen heeft zich laten maneuvreeren door zoogezegde idealisten.

Tegen de Duitschers in heeft hij zekere diensten bewezen. Zij hebben zich van hem bediend als van een strooien man.

Hij werd opgejaagd door het politiek comité, waaronder men een Strubbe uit Kortrijk aantreft, een Saelens, een Van Iseghem en een Ghyssaert.

Vervolgens werd het woord verleend aan den heer Claeys, tweede verdediger van verdachte, die de verklikking van den heer Callaert, gepensioneerde politiekommissaris van Harelbeke behandelt.

Na eerst een roerende hulde gebracht te hebben aan den heer Callaert, een man uit één stuk, en die dingen gedurfd heeft tijdens de bezetting, zegt spreker, dat Clarysse ten stelligste deze verklikking loochent.

En vervolgens zet pleiter de omstandigheden uiteen op welke manier Callaert werd verklikt. Clarysse is in al die zaken de speelbal geweest in de handen van anderen.

Tenslotte doet pleiter een beroep op de goedertierenheid en de meedoogendheid van den Krijgsraad en besluit met te zeggen: “Heeren van den Krijgsraad, Clarysse heeft weten twaalf personen het leven te redden; ik durf dan ook erop rekenen, dat u het hoofd van Clarysse zult redden”.

Clarysse heeft niets meer bij te voegen bij de pleidooien zijner verdedigers en hiermede werden de debatten gesloten verklaard.

De Krijgsraad trekt zich terug om te beraadslagen en intusschen wordt in de zaal de pronostiek gemaakt over het aanstaande verdikt.

Na een vol uur beraadslaging treedt de Krijgsraad terug de zaal binnen.

Een doodsche stilte heerscht nu onder het talrijk publiek.

Clarysse wordt terug binnengebracht, draait zich nog eens naar zijn verdedigers en staat recht om het vonnis te aanhooren.

Daar de verschillende feiten bewezen zijn wordt Clarysse veroordeeld tot de Doodstraf met den Kogel, de militaire degradatie en levenslange ontzegging van alle rechten.

De Burgerlijke Partij bekomt voor den Belgischen Staat een schadevergoeding van 100.000 fr.

Clarysse houdt bij de uitspraak zijn hand vóór zijn gezicht en beseft nu eerst de groote misstap welke hij heeft begaan.

De uitspraak van het vonnis werd onder luidruchtig handgeklap en bravogeroep onthaald vanwege het samengestroomde publiek.

Na nog eens naar zijne verdedigers gezien te hebben, wordt de ter dood veroordeelde terug naar het gevang van Kortrijk overgebracht.

Tot langen tijd na de uitspraak van ’t vonnis betoogde ’t publiek zijne groote tevredenheid en deze werd dan ook met de grootste voldoening verder gekommenteerd. Recht was geschied.”

De veroordeling tot de doodstraf op 24 mei 1946 door de Krijgsraad te Kortrijk werd door het Krijgshof te Gent bevestigd op 5 oktober 1946. De straf werd op 2 december 1947 omgezet naar levenslange hechtenis en op 30 juli 1952 herleid tot 20 jaar hechtenis. Marcel Clarysse komt voorwaardelijk vrij op 25 januari 1954, mits strenge voogdij van de Sociale Dienst met verbod zich in het arrondissement Kortrijk te vertonen en met verplichting zijn verblijfplaats onmiddellijk te verlaten in geval van reacties.

Hij vestigt zich uiteindelijk in Kuurne en blijft er wonen tot op het einde van zijn leven. Onder het pseudoniem Mark Stashar schrijft Clarysse een boek “Ook dit was leven”, in 1982 uitgegeven door Uitgeverij De Eenhoorn.

In zijn boek heeft hij het over Tony Herbert, die deel had uitgemaakt van de Krijgsraad te Kortrijk op de dag van zijn proces:

De toeschouwers in de gerechtszaal waren dan de getuigen hoe de officieren van de krijgsraad aan het demonstreren waren met de VNV- en de Hitlergroet. Het pijnlijkste voor de beschuldigde was de aanwezigheid, als lid van de krijgsraad, van een meneer die medestichter was geweest van het VNV. Nu zat zijn vroegere leermeester daar in uniform van Belgisch legerofficier en hielp zijn kwekelingen veroordelen”.

In zijn masterscriptie “Analyse en situering van het verzet in een middelgrote gemeente: Harelbeke 1940-1944” (UGent) uit 1995 beschrijft Jan Feys de arrestatie van Werner Vandenborre en citeert een getuigenis van Marcel Clarysse:

“Op een zondag kwam ik van Harelbeke van het stadhuis … toen zag ik voor de derde maal dezelfde persoon, die te voet was, met zijn fiets aan de hand. Van zoodra hij mij zag trok hij zijn klak (pet) voor zijn oogen en richte zijn blik te gronde. Ik ben hem dan nagereden en hem gevraagd “Vandenborre wat doet gij hier”. Waarop hij mij vroeg: “Wie zijt gij”. Ik zegde hem officier van de politie. Ik heb dan uit zijn binnenzak 4 bladeren papier gehaald, getiteld “Onderrichtingen voor de illegale roode kommunistische militie”, daar las ik een zin in, die zegde dat ze de personen moesten uit de weg ruimen die teveel sympathie kregen met de bevolking. Daarop zijn wij beginnen vechten”.

Niet alleen de burgemeester wordt in Harelbeke vervangen, dit is ook het geval met eerste schepen Omer Callens[5], aan wie op 8 oktober 1942 ontslag “verleend” wordt wegens het bereiken van de leeftijdsgrens van zestig jaar. De dag erna wordt hij vervangen door apotheker Roger Vlieghe, geboren te Harelbeke op 25 augustus 1913.

Na de bevrijding wordt zijn apotheek geplunderd en vernield. Op 30 april 1947 veroordeelt de Krijgsraad van Kortrijk Roger Vlieghe tot acht jaar gewone hechtenis en levenslange ontzetting van de “123sexies”-rechten.

In een rapport, opgesteld op 30 mei 1947 door de Substituut-Krijgsauditeur van Kortrijk, worden de daden opgesomd die aanleiding hebben gegeven tot zijn veroordeling:

“Hij bekent lid geworden te zijn van het V.N.V. midden 1941 en van de DeVlag begin 1942. Bij onvereenigbaarheid van V.N.V. met de DeVlag gaf hij zijn ontslag in het V.N.V. midden 1943. Hij bekent celleider DeVlag te Harelbeke te zijn geweest. Hij vergezelde somtijds de kinderen in verlof naar Duitsland tot Brussel. Einde Oktober 1942 werd hij benoemd tot schepen. Hij was medegewestelijk leider der K/L/V. Hij werd ook veroordeeld wegens lidmaatschap van de hulppolitie van burgemeester Clarysse, lidmaatschap van het veiligheidskorps der DeVlag. Hij nam geen deel aan razzia’s, van het V.K. Hij stond terecht als inlichter der GFP in de opsporing van weerstanders OF Harelbeke in de maanden April-Mei 1943. Voor deze feiten werd hij door den Krijgsraad van Kortrijk veroordeeld. Volgende feiten werden niet te zijnen laste weerhouden: aanwerver van de Hitlerjeugd, opsteller van een lijst van gijzelaars, en verklikker van Adam Henri, Loosveldt Germana. Door de bevolking van Harelbeke werd hij aanzien als een kopstuk der DeVlag, één der ergste duitsgezinden en propagandist, niet vreemd aan verklikkingen, in veelvuldige betrekkingen met de GFP, leidende rol in de machtsname der duitsgezinden op de gemeente.”

Roger Vlieghe komt voorwaardelijk vrij op 20 november 1949, start later een apotheek in Zwijndrecht en bekomt opnieuw zijn rechten.

Bij de verkiezingen van 10 oktober 1976 wordt hij met 418 voorkeurstemmen voor de Volksunie verkozen als gemeenteraadslid in Zwijndrecht.

Hij zetelt er ook nog als lid van het OCMW en sterft te Zwijndrecht op 4 maart 1988.


[1] Overleden te Harelbeke op 30 april 1969.

[2] Geboren te Harelbeke op 11 september 1914 en overleden te Kuurne op 1 november 2008.

[3] Geboren te Harelbeke op 21 juni 1924 en onthoofd te München op 3 november 1944 om 16u13.

[4] Arthur Goethals, betrokken bij de dodelijke aanslag op Cyriel Corteville, oorlogsburgemeester van Kuurne, vuurde het fatale genadeschot af. Hij werd op 15 oktober 1943 in het Nederlandse Vucht opgehangen.

[5] Geboren te Harelbeke op 25 september 1882 en er overleden op 2 juni 1965.