Kuurne[1]:
de moord op oorlogsburgemeester Cyriel Corteville
De eerste wijziging
in het Kuurnse college van burgemeester en schepenen doet zich voor in het
najaar van 1941. In het Belgisch Staatsblad van 11 september 1941 verschijnen
twee besluiten. Bij besluit van 5 september 1941 wordt ontslag “verleend” aan
schepen Henri Holvoet en bij besluit van 6 september 1941 wordt Cyriel
Corteville aangeduid als zijn vervanger.
Cyriel Corteville (foto: De
burgemeesters van Kuurne, Noël Bruneel en Joris Decaluwé, Kuurne, 1989)
Cyriel Corteville
wordt geboren te Rumbeke op 22 maart 1902. Hij komt te Kuurne wonen in oktober
1929, hij is drukker van beroep en houdt ook een zaak van boeken en
schoolgerei.
Ongeveer een jaar
na zijn aanduiding als schepen, wordt hij bij besluit van 11 september 1942
(B.S. van 13 september 1942) aangeduid om het ambt van burgemeester waar te
nemen in vervanging van zetelend burgemeester Constant Deylgat[2],
aan wie ontslag “verleend” wordt bij besluit van 10 september 1942 (B.S. van 13
september 1942). De vrijgekomen plaats van schepen wordt vanaf 16 oktober 1942
(B.S. van 25 oktober 1942) ingenomen door Daniel Demasure[3].
Op maandag 19 april
1943, rond 8u20, wordt Cyriel Corteville vlak voor zijn woning neergekogeld.
Na de dood van
Cyriel Corteville wordt schepen Demasure voor een paar maanden waarnemend
burgemeester. Bij besluit van 25 juni 1943 (B.S. van 27 juni 1943) wordt echter
Jeroom Malisse[4]
aangeduid om het ambt van burgemeester waar te nemen.
In het boek “Burgemeesters
van Kuurne” wordt het volgende vermeld over Malisse:
“Algemeen wordt getuigd dat
burgemeester Malisse tegenover de bevolking een zeer gematigde houding aannam.
Hij benadeelde niemand en zette zich in om de Kuurnse inwoners te beschermen.
De rust op de gemeente, in zover daarvan sprake kon zijn, was weldra hersteld …
Begin september ’44 waren we eindelijk vrij!! Maar daarmee eindigde ook de
ambtstermijn van burgemeester Jeroom Malisse, waarvan de ouderen van nu zeggen
“dat ze met een slechteren hadden kunnen opgeschept geweest zijn”.”
In Oorlogsburgemeesters
40/44 is Nico Wouters kritisch voor plaatselijke vergoelijkende
geschiedschrijving, verwijzend naar een herdenking van de moord op Cyriel
Corteville:
“Mogelijk stimuleerde een
traumatisch bezettingsgeschiedenis ook verhullende en/of apologetische
geschiedschrijving. Een voorbeeld leek Kuurne. In de regionale pers werd in
1998 een artikel geschreven over de 55-jarige herdenking van de moord op
VNV-burgemeester Cyriel Corteville van Kuurne in april 1943. Het artikel
benadrukte vooral de gevoeligheid van het onderwerp: ‘Tientallen jaren na de
gebeurtenis is het gebeuren nog niet verteerd in Kuurne. Verschillende versies
over de rol van Corteville in de gemeente doen de ronde. Volgens sommigen was
hij een geëngageerd man die opkwam voor de zwaksten van de maatschappij en was
hij nooit erg gelukkig met zijn positie als oorlogsburgemeester.’ Het besloot:
‘Wellicht zullen voor eeuwig de verschillende interpretaties en speculaties
rond de moord op de Kuurnse oorlogsburgemeester een eigen leven blijven leiden.
Ook na vijvenvijftig jaar is de materie nog altijd even gevoelig.’ Het
standaardwerk over de lokale geschiedenis van Kuurne hanteerde mogelijk omwille
van deze gevoeligheid een verhullende versie op de burgemeester. De politieke
textualisering ontbrak. Men beperkte zich tot het louter bestuurlijke optreden
van de burgemeester. De moord op de burgemeester werd echter dik in de verf
gezet, in soms emotionele passages. Het besluit aangaande de moord vermeed elke
politieke contextualisering zodat het gebeuren enigszins onbegrijpelijk werd:
‘Omtrent de reden van de aanslag op burgemeester C. Corteville tast men in het
duister. In feite was er geen reden, tenzij men aanneemt dat bepaalde
zwartemarkthandelaars of bedrijvers van een geheime stokerij zich geklist
voelden en uit vrees om gearresteerd te worden de burgemeester hebben laten
likwideren, want hij was wel recent op de hoogte gebracht van sommige van die
toestanden. Of was er nog een andere reden …’”
Bij besluit van 9
december 1943 (B.S. van 12 december 1943) wordt ook aan Odiel Foscez, de enige
overblijver van het vóóroorlogs schepencollege, ontslag “verleend” uit zijn
ambt van schepen. Hij wordt vervangen door Joseph Vanoverbeke, bij besluit van
10 december 1943, verschenen in hetzelfde staatsblad.
Via de
masterscriptie van Tim De Craene vernemen we dat de aanslag op Corteville het
werk was van een Harelbeekse verzetsgroep, die het met de dood bekochte.
“… Drie dagen na de eerste
groep[5]
van zes stierven nog eens negen West-Vlamingen onder de Duitse guillotine in
München. Onder hen bevonden zich vier jonge Harelbeekse partizanen, die waren
veroordeeld door het Volksgericht in Donauworth voor hun aandeel in het
neerschieten van collaborateurs. Jan Desimpelaere … werd in augustus 1942
aangeworven door compagniecommandant Arthur Goethals van de Gewapende
Partizanen. Jules Six was een adjudant van
Goethals … En ook Victor Christiaens werd door Goethals in
augustus 1942 gerekruteerd … De vierde Harelbekenaar was Arthur
Windels … Samen met Jules Six en Victor Christiaens was hij betrokken bij de
dodelijke aanslag op Cyriel Corteville, sinds 1942 oorlogsburgemeester van
Kuurne, maar het was Arthur Goethals die het fatale genadeschot afvuurde. Na
een tijd te hebben ondergedoken werd Windels gesnapt en samen met zijn
stadsgenoten op 3 november 1944 onthoofd.”
Ook Goethals zou
ter dood worden veroordeeld, hij werd op 15 oktober 1943 in het Nederlandse
Vucht opgehangen.
Van boven naar onder: Victor Christiaens
(°21 juni 1924), Jean Desimpelaere (°26 november 1920), Jules Six (°10 januari
1924) en Windels Arthur (°19 augustus 1924, op 3 mei 1943 aangehouden te
Moeskroen), allen onthoofd te München op 3 november 1944.
Na de bevrijding
wordt de laatst aangesteld oorlogsschepen Joseph Vanoverbeke geïnterneerd in
Kortrijk van 9 september 1944 tot 26 april 1945 en van 12 september 1945 tot 14
september 1945.
Tijdens zijn
voorhechtenis vanaf 14 september 1945 overleeft hij op 5 oktober 1945 een
poging tot zelfmoord en op 29 juni 1945 wordt hij door de Krijgsraad te
Kortrijk veroordeeld tot vijf jaar opsluiting o.a. omwille van zijn
lidmaatschap van het VNV en de DeVlag, waarvan hij steunpuntleider was. Hij
werd ook veroordeeld wegens het aanklagen, in augustus 1944, van vijf jongelingen
uit Kuurne en Hulste die deel uitmaakten van een weerstandsgroep, namelijk
Pierre Claus, Julien Malfait, Hector Depypere en Robert en Maurice Goemaere. Ze
werden opgesloten in Beverlo tot aan de bevrijding. De namen van die
jongelingen had hij bekomen door toedoen van Andre Vanthournout, zoon uit de
herberg waar de jongelingen gewoonlijk vergaderden. Vanthournout werd eveneens
op 29 juni 1946 door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld, tot twee jaar
gevangenisstraf.
Vanoverbeke heeft
steeds de verklikking ten stelligste ontkend, volgens een rapport opgesteld
door een gevangenispersoneelslid. Hij werd van de verklikking verdacht, aldus
dit rapport, omdat hij juist de dag na de aanhouding van de vijf jongens op de
Feldgendarmerie gevraagd werd voor een gans ander geval. We vernemen ook dat in
de meidagen van 1940 de zaak en de woning van Vanoverbeke vernietigd werden.
Het heropbouwen, via leningen, gebeurde vlotter als lid van het VNV …
Joseph Vanoverbeke
komt vrij op 16 september 1947.
·
“De burgemeesters van Kuurne”, Bruneel Noël en
Decaluwé Joris, Kuurne 1989;
·
“Kuurne tijdens W.O.II – Zo beleefden de
Kuurnenaars de Tweede Wereldoorlog” – Bruneel Noël, Kuurne 1999;
·
“Semper fidelis?”, Tim De Craene, masterscriptie
UGent, 2007-2008.
[2]
Geboren te Kuurne op 3 augustus 1893 en er overleden op 7 april 64. Hij was
burgemeester van Kuurne van 1927 tot 1942 en van 1944 tot 1947.
[3]
Geboren te Kuurne op 20 april 1908.
[4]
Geboren te Kuurne op 12 augustus 1894 en overleden in zijn woning te Kuurne op
21 oktober 1945.
[5] De
eerste groep van zes mannen stierf in de namiddag van 31 oktober 1944.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten