Posts tonen met het label Van Durme. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Van Durme. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Kortrijk: arrestatie van Suzanne Van Durme

 

Kortrijk: arrestatie van Suzanne Van Durme

 

We verlaten het Kortrijkse bestuursniveau en verplaatsen ons naar juli 1943 voor een arrestatie met dramatische gevolgen.

Dokter Karel Goddeeris[1] heeft sedert 1942 zijn praktijk als internist in de Koning Albertstraat 47 te Kortrijk. Hij is het jaar ervoor gehuwd met Geneviève “Ginette” Van Durme (1918-1991). Het jonge gezin verwelkomt op 26 juni 1942, na Theodoor “Tito”, een tweede zoon, Paul en tante Suzanne “Suzon”, de oudste zuster van Geneviève die in Brussel werkt, komt een handje toesteken. In werkelijkheid wordt ze opgejaagd door de Geheime Feldpolizei (G.F.P.) in Brussel en verkiest ze in Kortrijk te verblijven.

Suzanne Van Durme wordt op 6 september 1910 geboren te Gent als tweede van vier kinderen in het gezin van Dokter Paul Van Durme[2] en Marie Merten (1880-1961).

Op zondag 4 juli 1943, zeer vroeg in de morgen, bieden twee leden van de G.F.P. zich aan bij de ouders van Suzanne Van Durme in het “Sparrenhof” te Kwaremont, stellen vast dat Suzanne niet aanwezig is en komen op een of andere manier te weten dat ze bij haar schoonbroer verblijft in Kortrijk.

Om 9u30 komen ze al aan in Kortrijk en Suzanne wordt aangehouden. “Nicht Schwehr” zegt een van de twee G.F.P.-ers.

Christian Wiegand is de belangrijkste vertegenwoordiger van de GFP en heeft een aversie aan brutaliteiten. Bij haar aanhouding mag Suzanne zich eerst boven omkleden – waarvan ze gebruik maakt om een stapel bezwarende documenten in een schoendoos te laten verdwijnen – en zich alléén naar het kantoor van de GFP begeven in de Rijselstraat 38. Een arrestatie met “menotten” tussen twee bewakers, zo oordeelt Wiegand, zou de familie te zeer in opspraak brengen.

Suzanne kan haar schoonbroer nog zeggen dat ze zich aan zoiets had verwacht. Ze heeft haar familie niet in gevaar willen brengen en is niet op de vlucht geslagen. Na enkele formaliteiten in Kortrijk wordt ze overgebracht naar de gevangenis in Gent en op 7 juli naar die van Sint-Gillis.[3]

Suzanne Van Durme

Suzanne Van Durme is sedert 1939 de secretaresse en rechterhand van kapelaan Edouard Froidure.

Kapelaan Edouard Froidure

Edouard Froidure wordt geboren te Ieper op 12 april 1899. Hij onderbreekt zijn studies om zich in 1918 als vrijwilliger aan te melden aan het front bij het Belgisch leger. In 1925 wordt hij priester gewijd. Hij zet zich tenvolle in voor verwaarloosde kansarme jongeren en in 1935 richt hij daartoe de VZW Openluchtwerken van Brussel op.

Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog wordt hij opgeroepen als aalmoezenier voor de luchtmacht. Na de uitschakeling van de Belgische luchtmacht, keert hij terug naar Brussel en schakelt zich in 1940 in in het verzet. Hij zorgt voor onderduikadressen, helpt bij het opzetten van vluchtroutes en bij het verzamelen en doorspelen van informatie voor het Engelse leger.

Eind januari 1942 kan parachutist Oscar Catherine, via een aantal tussenpersonen, onderduiken bij kapelaan Froidure, aanvankelijk voor een afgesproken periode van enkele dagen. Hij verblijft er uiteindelijk drie maanden, tegen de zin van Froidure die zijn bedenkingen heeft wat de betrouwbaarheid betreft en die hem eerder een energieloze lusteloze slappeling vindt, die zowel overdag als ’s nachts te veel “uithuizig” is.

Oscar Catherine

In juni 1942 kan ook luitenant-vliegenier Bossiroy[4] onderduiken in een van de vele kamers van de woning van Froidure in de Wolstraat 3 te Brussel. Bossiroy zal Froidure later ontmoeten in het kamp Esterwegen en bekennen dat, tijdens een verblijf van enkele dagen in Parijs, hij een grote fout heeft begaan door in een boekje de namen en adressen te noteren van diegenen die hem geholpen hebben, uitsluitend om hen te kunnen bedanken na de oorlog.

Hij wordt aangehouden in Parijs op 26 juni 1942, de Duitsers kunnen beslag leggen op zijn zakboekje en op die manier is hij ongewild verantwoordelijk voor de latere aanhouding van kapelaan Froidure. Hij wordt voor verder onderzoek overgebracht naar Duitsland en verblijft in verschillende gevangenissen en concentratiekampen, o.a. het kamp van Esterwegen, Dachau en uiteindelijk Grödtiz. Volgens twee ooggetuigen wordt hij in de omgeving van dit laatste kamp geëxecuteerd op 17 maart 1945.

Op 9 oktober 1942 rond 7u30, juist vóór hij de mis wil opdragen, wordt kapelaan Froidure aangehouden door twee leden van de G.F.P. in burger en overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gillis. Hij piekert zich suf wat de oorzaak kan geweest zijn van zijn aanhouding totdat hij, twee maanden later, tijdens een ondervraging twee foto’s voorgeschoteld krijgt van Bossiroy. Tegenover zijn ondervragers houdt hij vol deze persoon niet te kennen.

Tijdens de ondervraging en ook tijdens volgende ondervragingen in de loop van de winter 1942-1943, wordt met geen woord gerept over ondergedoken parachutisten. Froidure vangt zelfs positieve signalen op. Een brief van generaal Von Falkenhausen spreekt zelfs van vrijlating binnen afzienbare tijd, aldus Monseigneur Graham die de brief gezien had. Wat Froidure niet weet, is dat Oscar Catherine aangehouden is, sedert 17 januari 1943.

Echter, enkele dagen na het bezoek in de gevangenis van Monseigneur Graham, keert het tij. Tijdens een nieuwe ondervraging breekt de vroeger steeds min of meer beleefde verhoorder Hans Koller, bijgenaamd “Cools”, uit in razernij en confronteert Froidure met het feit dat hij een parachutist onderdak heeft verleend. Froidure blijft categoriek ontkennen.

Op 15 april 1943 wordt hij opnieuw ondervraagd, ditmaal door Oberfeldwebel Frithjof Paulklein[5], bijgenaamd “Pol”. Hij wordt geslagen, de handen geboeid achter de rug, gedurende verschillende uren. Alles draait rond het logement van een parachutist, ook over spionageactiviteiten die hij steeds verzwegen heeft. Froidure blijft formeel ontkennen.

Frithjof Paulklein

De ondervragingen hernemen op 10 mei 1943. Rond 10u30 wordt hij geconfronteerd met vier leden van de G.F.P., op de tafel voor hem gooien ze twee foto’s van Oscar Catherine. Froidure herkent hem onmiddellijk maar zegt dat deze persoon hem onbekend is.

Ze laten hem even alleen met de twee foto’s en komen terug met handboeien en twee knuppels. Froidure blijft beweren dat hij deze persoon niet kent. Gedurende vijf uur wordt hij gefolterd. Dan veranderen ze van taktiek, de marteling stopt, hij mag gaan zitten en ze laten hem op zijn gemak verschillende bladzijden lezen uit een dossier waarin zijn naam en ook die van zijn medewerkers meerdere keren voorkomt. De kleinste details over het doen en laten bij hem worden uitvoerig beschreven en elke bladzijde is ondertekend door Oscar Catherine.

Hoewel het voor Froidure op dat ogenblik duidelijk is dat hij en zijn medewerkers door Catherine verraden werden, blijft hij de lippen stijf op mekaar houden al was het maar om zijn medewerkers uit de greep van de Duitsers te houden. Een bewaker en een andere gevangene moeten hem die dag naar zijn cel slepen.

De volgende dag, 11 mei 1943, hernemen de folterpraktijken, ditmaal in een kelder. De dag erna is hij de ganse dag buiten bewustzijn, hij kan zich die dag niet meer herinneren. De volgende dag kan hij tot in de infirmerie van de gevangenis gebracht worden. Zelfs de twee Duitse artsen van het kamp vinden het schandalig wat hij ondergaan heeft en rapporteren dit aan generaal Von Falkenhausen.

Op 25 mei 1943 wordt hij gekneveld en overgebracht naar de geheime gevangenis van Etterbeek, waar slechts een twintigtal gevangenen verblijven. Na twee maanden wordt hij opgesloten in de gevangenis van Vorst en daarna opnieuw in die van Sint-Gillis, tot 28 augustus 1943, de dag waarop hij zeer vroeg in de ochtend met veel van zijn vrienden wordt overgeplaatst naar Duitsland in Essen. De meeste vrienden ziet hij nu pas terug, ze zijn unaniem en spontaan, aldus de verklaring van Froidure, de mening toegedaan dat ze het slachtoffer zijn van de “zaak Catherine” omdat ze hem ondergebracht hebben.

Na Essen wordt Froidure opgesloten in Esterwegen, Börgemoor en Bayreuth om uiteindelijk in Dachau te belanden op 7 december 1944. In maart 1945 belandt ook Oscar Catherine met een groep andere Belgen in Dachau. Catherine weet dat Froidure hem formeel beschuldigt van verraad en hij slaagt erin hem te contacteren. Het wordt een dovemansgesprek.

Dachau wordt bevrijd door de Amerikanen op 29 april 1945. Elke gevangene, tegen wie minstens zes schriftelijke klachten geformuleerd werden, wordt gearresteerd en ondervraagd. Dit is het geval met Catherine, die kort daarop vrijgelaten wordt en gerepatriëerd op 25 mei 1945.

Op 5 maart 1954 wordt hem het statuut en de titel van politiek gevangene toegekend met de daaraan verbonden voordelen. De commissie oordeelt dat Catherine eerder het slachtoffer is geweest van de door de Duitse gespecialiseerde diensten van de contraspionage gehanteerde knepen van het vak.

Edouard Froidure krijgt het statuut en de titel van politiek gevangene reeds toegekend op 5 augustus 1948.

Hij komt op tragische wijze om het leven op 10 september 1971.

Douglas De Coninck in Humo van 16 januari 2007:

“Aan het heroïsche leven van abbé Froidure kwam een abrupt einde in de avond van 10 september 1971. De inmiddels 72-jarige pastoor stak in Watermaal-Bosvoorde rustig de Terhulpsesteenweg over toen hij werd gegrepen door een wagen die tegen waanzinnige snelheid kwam aangeraasd en doorreed. Ooggetuigen hadden het achteraf niet zo moeilijk om het model te beschrijven: een Ferrari. Die zag je in die tijd maar heel zelden in het straatbeeld.

Een automobilist werd opgespoord en voor een politierechtbank gebracht, maar die sprak hem vrij – wrong guy. Maar een andere naam ging in die dagen over vele tongen: die van prins Alexander, de halfbroer van Albert II, telg uit het tweede huwelijk van Leopold III met Liliane Baels. Kort na de dood van abbé Froidure pakte Alexander zijn koffers en vertrok naar Australië. Royaltywatchers spraken zedig over een ‘verbanning’, een reden vermeldden ze er niet bij.

Rudy Bogaerts: “Abbé Froidure is doodgereden door prins Alexander, iedereen weet dat. Maar het is toen gegaan zoals het in die jaren altijd ging als een lid van het hof betrokken raakte in een verkeersongeval: notitieboekjes dicht. Niks gehoord, niks gezien.”

Wat de zaak extra pijnlijk maakte, was dat de pastoor een grote bewonderaar was van het koningshuis, en vice versa. De goede banden waren gegroeid na een bezoek van koningin Astrid, de eerste echtgenote van Leopold III, aan het eerste opvanghuis van Spullenhulp in de jaren dertig. Boudewijn en Fabiola hadden de pastoor later met een hele groep weeskinderen nog eens in audiëntie ontvangen op het paleis. Een in 1942 geopend tehuis in Sint-Pieters-Woluwe werd genoemd naar prins Albert.”

Michel Dusart, die in 2004 een boek schreef over Edouard Froidure, is er ten stelligste van overtuigd dat het hier een kwakkel betreft en citeert uit “Pourquoi Pas” van 24 februari 1972:

“… Le procès n’a pas duré longtemps … le tribunal, présidé par Maître Frencken, acquittait le prévenu, un jeune homme dont il n’y a rien de particulier à dire, si ce n’est qu’il roulait juste un peu trop vite, cette nuit-là, avenue Delleur, lorsqu’il tua l’Abbé Froidure.”

In 1981, tien jaar na het overlijden van kapelaan Froidure, geeft Oscar Catherine in een nota zijn versie over de feiten die zich afspeelden tijdens de oorlog. Hij hoopt daarmee een halt toe te kunnen toeroepen aan de, volgens hem, onophoudelijke lastercampagne die Froidure tegen hem heeft gevoerd tot aan zijn dood in 1971.

Catherine haalt aan dat de aanhouding van Froidure zich vier maanden eerder situeert dan zijn arrestatie, toen hij in de val werd gelokt van dubbelagent Joseph Pollinger, een Oostenrijkse geestelijke. Op zijn proces verklaarde Frithjof Kleinpaul dat Catherine, die ook door hem ondervraagd werd, niet aan de basis lag van de aanhouding van Froidure.

Terug naar Suzanne Van Durme, de secretaresse en boekhoudster van kapelaan Froidure die als enige met de kapelaan op de hoogte was van het reilen en zeilen in de VZW Openluchtwerken tijdens de oorlog.

Volgens Froidure heeft Suzanne weinig vertrouwen in de parachutist Catherine, die ook aan de basis zou liggen van haar aanhouding. Dat schrijft hij in zijn boek La Perle du Bagne.


Ook Michel Dusart maakt er gewag van in zijn boek over Froidure net zoals in zijn strip die hij samen met Marco Venanzi in 2003 (N) over Froidure maakte.



Met Loc wordt hier Oscar Catherine bedoeld.

Na haar arrestatie kan ze vanuit cel 367 in de gevangenis van Sint-Gillis enkele brieven versturen naar haar ouders. Ze is ervan overtuigd dat haar dossier binnenkort zal voorkomen en een uitspraak in de positieve zin zal volgen, laat ze weten. Haar laatste brief schrijft ze op 15 oktober 1943.

Ook op het thuisfront, meer bepaald in Kortrijk, wordt actie ondernomen om Suzanne vrij te krijgen. Theodoor Goddeeris[6], de twee jaar oudere broer van Karel Goddeeris, is confectiehandelaar en heeft uitstekende zakelijke contacten met de bezetter.

De hoop van Suzanne op een goed afloop is ijdel en de tussenkomst vanuit Kortrijk leidt tot niets. Béatrice Verhaegen, ook een medewerkster van Froidure, komt op tijd, via een tussenpersoon, te weten dat Suzanne op 30 oktober 1943 zal overgebracht worden naar Duitsland in toepassing van het Nacht und Nebel-decreet.

Om 6u30 reeds is Béatrice aanwezig op het perron van het station Brussel Noord. Een tiental keer loopt ze langs de wagons en uiteindelijk vindt ze Suzanne. Na aandringen en via een Feldwebel kan ze haar nog een niet verpakt pakje overhandigen met daarin een trui en een lange blauwe sjerp.

De trein trekt zich om 7u30 op gang en Suzanne kan haar nog toeroepen: “Veel kussen voor iedereen! Moed! Vaarwel!”. Het zijn haar laatste woorden vóór haar lijdensweg.

Via Keulen komt ze in de gevangenis van Essen terecht. Lotgenoten van haar die de oorlogsgruwel overleven, getuigen na de oorlog en zijn een en al lof voor de dienstbaarheid, hulpvaardigheid en zelfopoffering van Suzanne tijdens de gevangenschap.

Essen wordt op 13 januari zwaar gebombardeerd en Suzanne wordt met andere vrouwen overgeplaatst naar het kamp Mesum in Westfalen. Daar begint ze, volgens de getuigenis van overlevenden, de eerste ziekteverschijnselen te vertonen, maag- en darmproblemen, zonder dat de nodige zorgen kunnen worden toegediend.

Na Mesum volgt de gevangenis van Gross-Strehlitz, vanaf 21 maart 1944 en na een tocht van drie dagen. Opnieuw worden haar celgenoten getroffen door haar sereniteit, haar goedheid en in het bijzonder haar vriendelijkheid.

Vanaf 22 november 1944 wordt ze opgesloten in het kamp van Ravensbrück, in blok 24, voorbehouden voor de Nacht und Nebel-gevangenen.

Na twee maanden start de echte lijdensweg van Suzanne, lichamelijk breekt ze, ze lijdt aan dysenterie. Haar innerlijke schoonheid houdt echter stand. Alle brieven van haar celgenoten spreken in die zin.

Ze komt terecht in de “Revier” van het kamp, de ziekenboeg, in niets te vergelijken met een hospitaal of infirmerie, eerder met een plaats waar de zieken liggen weg te rotten en te wachten op de dood. “Het is gedaan met mij, ik zal niet meer thuis komen” vertrouwt ze een kampgenote toe.

Toch wordt ze op 2 maart 1945 samen met anderen in beestenwagons geplaatst om op 7 maart aan te komen in het uitroeiingskamp van Mauthausen. De instorting van het nazisme is nabij en Himmler duldt niet dat een levende politiek gevangene in de handen van de vijand valt. Was Suzanne in Mauthausen gebleven dan was ze bevrijd geweest door het Zwitsers Rode Kruis op 22 april. Was ze in Ravensbrück gebleven dan was ze bevrijd geweest door het Zweeds Rode Kruis op 28 april.

Het verblijf in Mauthausen is van korte duur want er wordt beslist de zieken af te voeren naar Bergen-Belsen. Op 24 maart 1945 komen 250 vrouwen aan, waaronder Suzanne. Slechts vier van hen zullen terugkeren naar België. Kapelaan Froidure slaagt erin drie ervan te contacteren.

Suzanne Van Durme wordt nog gezien door een getuige op 15 april 1945, de dag waarop Bergen-Belsen bevrijd wordt door de Britten. Ook enkele dagen erna wordt ze, zich voortslepend, nog begeleid naar de douches. Onze getuige wordt weggebracht met een Britse vrachtwagen, samen met een groep van 21 vrouwen, Suzanne is er niet bij, niemand heeft haar ooit nog gezien …

Bij de bevrijding treffen de Britten massagraven en duizenden onbegraven lichamen aan, naast ongeveer 60.000 overlevenden, waarvan er nog ongeveer 14.000 bezwijken in de loop van de daaropvolgende dagen en weken.


Postuum worden haar verschillende decoraties en eretekens toegekend, o.a. de titel en het statuut van politiek gevangene.

Gedenksteen Kwaremont


[1] Karel Goddeeris, geboren te Kortrijk op 27 oktober 1913 en overleden te Marke op 13 april 2006, behaalde in 1939 te Leuven het artsdiploma en in 1940 dat van dokter-hygiënist en van licentiaat in de lichamelijke opvoeding. Te Leuven was hij actief in de katholieke Vlaamse studentenbeweging en in 1937-1938 was hij preses van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond waarmee hij actief deelnam aan de Flor Grammensactie. Dat er in 1965 een campus van de KUL werd gevestigd in Kortrijk, is grotendeels aan hem te danken. In 1990 kreeg hij de adellijke titel van ridder. Enkele keren heb ik deze “Vlaamse reus” mogen ontmoeten en kunnen spreken, op de trein richting Brussel. Later leerde ik nog beter zijn zonen Bruno en Frank kennen.

 



Karel Goddeeris (onder) en Paul Van Durme (boven)

[2] Paul Van Durme, geboren te Gent op 21 november 1877 en overleden op 3 maart 1947, behaalde in 1901 te Gent het diploma van geneesheer en werd in 1910 buitengewoon hoogleraar aan de faculteit geneeskunde te Gent. Prof. Van Durme werd tot het emeritaat toegelaten in 1934 en werd hoofdgeneesheer aan het Provinciaal Sanatorium van Heynsdaele in Kwaremont.

[3] Getuigenis Dr. K. Goddeeris in “Kortrijk tijdens de tweede wereldoorlog” van José Vanbossele.

[4] Eugène BOSSIROY, geboren te Temse op 17 november 1910, was lid van de Belgische Brigade. Nadat de leider van de BB te Mechelen was aangehouden, trachtte hij Engeland te vervoegen om daar dienst te nemen in het Belgisch Leger (bron: Systematiek en willekeur van Patrick Moreau).

[5] Frithjof Kleinpaul, geboren te Dresden op 15 februari 1903, werd na de oorlog in 1950 veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf (proces “Feldpolizei 530”). 

[6] Theodoor Goddeeris, geboren te Kortrijk op 1 april 1911, werd op 25 januari 1947 door de Krijgsraad van Kortrijk veroordeeld tot drie jaar gevangenis wegens economische collaboratie. Rekening houdend met zijn internering vanaf 3 september 1944 en zijn voorarrest vanaf 13 maart 1945 kwam hij vrij op 29 mei 1947.