Posts tonen met het label Vandenbroeke. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vandenbroeke. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Het politiekorps in Wevelgem

 

Het politiekorps in Wevelgem

 

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is Gerard Vandenbroeke politiecommissaris te Wevelgem.

Gerard Vandenbroeke

Gerard Vandenbroeke wordt geboren te Geluwe op 29 mei 1908. Hij treedt in het huwelijk te Dadizele op 26 november 1930 met Irène Vanyssacker.

Vóór zijn aanstelling als commissaris op 1 april 1938 te Wevelgem, was hij adjunct-politiecommissaris te Wervik, van 1 november 1935 tot 31 maart 1938.

Op 1 juni 1973 wordt hij gepensioneerd op de leeftijd van 65 jaar en op 9 februari 1982 wordt hij gemachtigd om de eretitel van zijn ambt te voeren.

Op 25 april 1982 schrijft hij een dankbrief aan het gemeentebestuur van Wevelgem:

“Wij danken u ten zeerste om de hartelijke gelukwensen welke wij in ontvangst mochten nemen ter gelegenheid der toekenning van de titel van Ere-politiecommissaris door de heer Minister van Binnenlandse Zaken.

Spijts allerhande tegenkantingen werd na zoveel jaren (31-5-1973) het onrecht ongedaan gemaakt en mocht het recht zegevieren.

Het is voor mij een moeilijke periode geweest doch mijn wensen zijn thans vervuld en kan ik verder in vrede leven in de herfst van mijn leven tot het einde, nogmaals hartelijken dank.”

Hij overlijdt te Kortrijk op 23 november 1985.

De moeilijke periode waarover hij schrijft in de brief aan het gemeentebestuur heeft ongetwijfeld te maken met de oorlogsperiode. Dit leiden we af uit een schrijven dat hij op 21 april 1950 richt aan de Staatscommissaris:

“Als gevolg van uw geëerd schrijven nr. 730.768/C.119, in datum van 29-3-1950, hebben wij de eer Ued. te laten kennen dat enkele dagen na de bevrijding door de Weerstandsgroepering O.F. ene klacht tegen mijnen persoon werd neergelegd bij de Heer Krijgsauditeur te Kortrijk en dit om reden dat ik mij strikt aan de wettelijkheid hield en geen onwettelijkheden wilde laten geschieden.

Deze klacht werd zonder gevolg geklasseerd doch op het administratief onderzoek dat volgde, werd mij in 1947 ene schorsing van 3 maand opgelegd wat ik hoegenaamd niet had verdiend, gezien ik gedurende de bezetting ene ongeneesbare ziekte heb opgedaan wat mijn leven onvermijdelijk veel zal verkorten. Dit alles komt voort uit doorstane angst tijdens het uitvoeren van mijn ambtsbezigheden wanneer ik door de Duitsers bedreigd werd met bajonet en revolver.

Onlangs heb ik een actie ingespannen ten einde herziening van mijn bundel te verkrijgen en gebeurlijk eerherstel te bekomen.

Om deze reden vraag ik eerbiedig het onderzoek van mijn bundel te willen uitstellen tot mijn geval zal geregeld zijn.

Ik meen te mogen zeggen in geweten dat ik mij hoegenaamd niets te verwijten heb inzake burgertrouw en ik gedurende de bezetting veel personen bijgestaan heb met raad en daad en ook andere aan deportatie heb onttrokken.

Wil aanvaarden, Waarde Heer Staatscommissaris, de verzekering mijner gevoelens van bijzondere hoogachting en dienstbaarheid.”

Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog telt het politiekorps, naast de politiecommissaris, nog drie leden:

  • veldwachter Maurits Supply
  • politieagenten Henri Deneckere en Remi Penet

Maurits Supply, geboren op 22 juli 1891, verlaat in 1928 de rijkswacht en treedt hetzelfde jaar in dienst als veldwachter in vervanging van Maurits Vandevelde, die ontslag had genomen. Supply woonde in de Kozakstraat en bleef op post tot aan de leeftijd van 65 jaar, tot 1 augustus 1956.

Henri Deneckere wordt geboren te Wevelgem op 1 september 1894.

Zijn zuster Adrienne (1889-1974) huwt in 1920 met toekomstig burgemeester Remi Wallays.

Hij treedt in dienst als agent op 26 juli 1934.

Henri Deneckere

 

Vanaf 1 juli 1943 wordt Henri Deneckere bevorderd tot politiebrigadier 2°klasse.

Het statuut van gewapend weerstander wordt hem toegekend voor de periode van 1 april 1944 tot 14 september 1944.

Aan zijn dochter Agnes (°12 juni 1921) wordt hetzelfde statuut toegekend voor de periode van 1 april 1944 tot 18 november 1944, alsook aan Odiel Donckels, de man van Agnes Deneckere, voor de periode van 8 maart 1944 tot 14 oktober 1944.

Henri Deneckere wordt gepensioneerd op 1 oktober 1959 en overlijdt te Wevelgem op 3 februari 1980.

De vierde man van het korps in mei 1940 is politieagent Remi Penet[1], geboren te Geluwe op 22 september 1897.

Remi Penet

Hij treedt in dienst op 1 januari 1938 en wordt bevorderd tot agent 1ste klasse en politiebrigadier 2de klasse, respectievelijk vanaf 1 juli en 1 augustus 1943.

Na de bevrijding vraagt het O.F. de schorsing van Remi Penet, zich baserend op een klacht van tijdelijk politieagent Germain Decock, die op 26 september 1944 schriftelijk verklaart dat Penet “twintig revolverkogels verkocht had aan Gestapo Salembier André, welke moesten dienen voor de Zwarte Brigade en SS-mannen”.

Remi Penet wordt geschorst zonder wedde vanaf 11 december 1944 en daarna, ingevolge een beslissing van de gemeenteraad op 27 april 1945, uit zijn ambt ontzet. Bovendien wordt hij levenslang vervallen verklaard van de rechten voorzien in het artikel 1 van de Besluitwet van 19 september 1945. Op 27 april 1945 richt hij een schrijven aan de leden van de gemeenteraad:

“Ik beken vijftien slechte kogels voor revolver kaliber 6.35 te hebben verkocht aan Salembier André.

Op zekere dag in het politiebureel vroeg Salembier aan de agenten die er tegenwoordig waren of er iemand hem revolverkogels kon bezorgen waarop ik antwoordde dat ik er misschien wel enige had thuis. Aan agent Descheemaeker heeft hij ook gevraagd om kogels te verwisselen. Buiten dit heb ik nooit omgang gehad met Salembier André.

Deze kogels die bijna vier jaar in den grond geborgen waren heb ik een voor een geprobeerd op mijn eigen dienstrevolver die van hetzelfde kaliber was en alle kogels waren onbruikbaar.

Aangezien ik er van overtuigd was dat de kogels geen nut meer konden hebben, heb ik ze overhandigd aan Salembier, dit met het inzicht sabotage te plegen als wanneer hij van deze kogels gebruik zou willen maken.

Heytens Odiel kan getuigen dat het wel slechte kogels waren daar hij er bij toeval aanwezig was wanneer ik de kogels probeerde.

Later heeft Descheemaeker Michel mij eens gezegd dat Salembier hem eens verteld heeft dat hij slechte kogels gekocht had maar niet wist aan wie hij deze gekocht had.

De revolver die ik in dienstgebruik had was de eigendom van Vandoorne Achiel en de revolver heb ik afgegeven aan leden van de witte brigade te Wevelgem op 3 september 1944.”

Odiel Heytens verklaart dezelfde dag dat

“hij op zekeren dag Remi Penet kogels heeft zien kuisen die vuil en vochtig waren en vermoedelijk uit den grond kwamen. R. Penet heeft in zijn bijzijn drie of vier van deze kogels beproefd en geen enkele ervan was bruikbaar.”

Door een vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg van 14 oktober 1948 wordt Remi Penet in al zijn rechten hersteld maar hij treedt niet terug in dienst bij het politiekorps.

Tijdens de oorlogsjaren worden zowel tijdelijke politieagenten als hulppolitieagenten aangesteld.

“Overwegende dat het politiekorps slechts bestaat uit een kommissaris, een veldwachter en twee politieagenten, wat volstrekt onvoldoende is in de huidige tijdsomstandigheden, voor een gemeente van 12.000 inwoners”[2] worden onder burgemeester Remi Wallays, Peter Claus (°29 juni 1904) en Germain Decock (°6 juni 1911) op 1 oktober 1940 aangesteld als tijdelijk politieagent, “voor den duur van den oorlog”.

Na de bevrijding wordt Peter Claus beschuldigd door het O.F., dat op 10 oktober 1944 een schrijven richt aan de gemeenteraad:

“In het begin van augustus 1943, toen de pressers afgehaald werden, was het Claus Peter die op de achtergebouwen van de huizen kroop met zijn revolver in de hand om zo te beletten dat deze mensen de vlucht zouden nemen, en alzo rechtstreeks is hij de Feldgendarmen behulpzaam geweest (getuigen: Vancraeynest Gabriel, Planckaert Jerome, Soenen Odiel, Gaston Debusschere, …).

Bij het afhalen van Albert Deman door de Feldgendarmen, was het ook Peter Claus die het laatst achter Deman liep en schoot.

Als wanneer de Feldgendarmen op het politiebureel kwamen was het altijd met Claus dat zij spraken en de hand gaven, en de andere politieagenten werden niet bezien.

Doet tegenwoordig aan gesprekken om de Witte bende te beknibbelen.

Wevelgem, 10-10-1944

Namens het O.F.

(get.) Remi Schrurs”

De gemeenteraad aanhoort op 23 oktober 1945 Peter Claus in zijn middelen van verdediging, die het volgende verklaart:

“De aangehaalde feiten zijn zuivere verzinsels. Uit het ontvangstbewijs gevoegd bij de klacht van het O.F. blijkt klaar dat mij slechts op 23 januari 1944 een dienstrevolver overhandigd werd door de toenmalige burgemeester. Hoe zou ik dan – begin augustus 1943, toen de pressers en Deman werden afgehaald – kunnen gezien geweest zijn met de revolver in de hand en geschoten hebben op voornoemde Albert Deman? Ten andere de kogels die ons destijds overhandigd werden bij het aanvatten, en teruggegeven werden bij het eindigen van onze dag- of nachtdienst werden telkens nauwkeurig geteld door de heer politiecommissaris, en nooit heeft er bij mij een enkele kogel ontbroken.

Met de Feldgendarmen heb ik nooit geen bijzondere betrekkingen gehad. Zij kwamen meestal rechtstreeks op het bureel van de heer politiecommissaris voor hun dienstzaken, in plaats van in het rechtover gelegen bureel van de agenten, en daar ik gelast was met het bureelwerk van de heer politiecommissaris was het bijna altijd mij dat ze er aantroffen. Dit is de enige reden waarom de andere agenten meer met rust werden gelaten. Wanneer ik de Feldgendarmen moest vergezellen om de woonst aan te duiden van de personen die op hun lijsten voorkwamen dan heb ik dit slechts gedaan omdat ik ertoe verplicht was, juist zoals al de andere agenten van de gemeente en al de veldwachters van gans het arrondissement. Alle getuigen in de zaak, die mij ten laste wordt gelegd, werden door de heer Krijgsauditeur grondig onderhoord, en zonder waarde bevonden want op 18 september werd mijn bundel zonder gevolg geklasseerd.”

De gemeenteraad beslist geen tuchtstraf uit te spreken tegen Peter Claus omdat inderdaad, na grondig en uitgebreid onderzoek, de Krijgsauditeur een bevel tot niet-vervolging had afgeleverd.

Te noteren evenwel dat Peter Claus toch geschorst werd bij ordemaatregel vanaf 10 oktober 1944 tot na verloop van drie maanden volgend op de voormelde beslissing tot niet-vervolging, tot 19 december 1945.

Peter Claus wordt nog in dienst gehouden tot 31 december 1947 omdat moest overgegaan worden tot benoemingen binnen het vast kader van het politiepersoneel.

Germain Decock, de tweede tijdelijk agent die op 1 oktober 1940 in dienst treedt, biedt zijn ontslag aan op 1 juli 1947.

Zoals we al lazen was het na een klacht van Decock dat Remi Penet uit zijn ambt werd ontzet.

Na onderzoek blijkt dat tussen de twee laatstgenoemden reeds wrijvingen te bespeuren vielen tijdens de oorlog.

Kort voor de bevrijding wordt Germain Decock beschuldigd van herhaald dienstverzuim na verklaringen van Remi Penet en burgemeester Byttebier.

Remi Penet:

“Op 28 juli 1944 moest den agent Decock op dienst zijn vanaf 17 uur. Om 18 uur was hij er nog niet en was ik verplicht zelf een dringende boodschap naar de Kreiskommandantur te Kortrijk over te brengen.

Op dezelfde dag moesten wij ’s nachts samen op dienst. Decock kwam gans de tijd al fluitend ongeveer 25 meters achter gereden. Het is een agent waarmede ik geen weg kan en die zich niet wil schikken.”

Burgemeester Byttebier:

 “Tengevolge van het vermenigvuldigen der aanslagen, gepleegd door terroristen, had ik aan de politie bevel gegeven regelmatig dienst te doen in de Lauwestraat, in de omgeving van mijn woning, en vooral in de morgen- en middaguren, wanneer ik naar en van het gemeentehuis ga. Op 10 augustus, rond de middag, heb ik bestatigd dat Decock, die dan van dienst moest zijn, nergens te zien was in de omgeving van het gemeentehuis.

Ik heb daarop aan de politiecommissaris opdracht gegeven, Decock met plantondienst te gelasten, tot 11 augustus 1944, 9 uur ’s morgens. Hij heeft ook die dienst verlaten. Destijds heb ik het kaartspelen in het politiebureel verboden en onlangs bestatigd dat Decock ook dit bevel overtreden heeft.”

We zetten een stapje terug naar 1942. Ondertussen zijn alle werkzaamheden van de gemeenteraden verboden voor de duur van de oorlog krachtens een beslissing van de bezettende overheid, omgezet in een schrijven van secretaris-generaal G. Romsée van 18 april 1941. Alle besluiten worden genomen door het college van burgemeester en schepenen.

Ingevolge een beslissing van 31 december 1942 gaat dit College over tot de aanstelling van 4 politieagenten op proef. De aanstelling van 2 politieagenten[3] wordt van hogerhand nietig verklaard en ingetrokken. De indienstneming van Michel Descheemaeker[4] (°7 januari 1920) en van Michel Moerkerke (°14 augustus 1919) gaat wel door, respectievelijk op 1 maart 1943 en op 1 juli 1943.

In de notulen van het CBS van 22 juni 1943 lezen we dat Michel Moerkerke slechts in dienst kan treden op 1 juli 1943 “… daar hij werkzaam was voor de bezettende macht, maar thans zijn definitief ontslag bekomen heeft.

Na de oorlog, op 17 oktober 1944, wordt Michel Moerkerke aangehouden en korte tijd daarop geïnterneerd te Kortrijk, van 28 oktober 1944 tot 7 januari 1945. Daarna wordt hij “ten huize” geïnterneerd.

Bij beslissing van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk van 17 januari 1946 wordt Michel Moerkerke levenslang vervallen verklaard van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het Strafwetboek “uit hoofde van beschermend lid ‘Algemeene SS Vlaanderen’”.

In 1943 worden ook zes hulppolitieagenten aangeworven, met “geleidelijke opzegging naarmate het gemeentebestuur over het toegelaten effectief van het politiepersoneel van lageren rang zal kunnen beschikken”:

  • Raymond Boury (°23 maart 1908)
  • Jerome Callewaert (°29 januari 1909)
  • Lucien Hespel (°24 augustus 1919)
  • Maurits Moerkerke (°8 juli 1922)
  • Andreas Pynaert (°7 september 1920)
  • Honoré Vandamme (°5 december 1920)

In een brief gericht aan de provinciegouverneur op 4 november 1942 geeft burgemeester Byttebier volgende redenen op voor deze aanwervingen:

“Uit oorzaak der huidige omstandigheden, zijn de normale politiewachten in mijn gemeente onvoldoende om in te staan voor de handhaving der rust en goede orde alsook voor de veiligheid van de personen en eigendommen:

Deze politie is voor het oogenblik samengesteld uit de hierna aangeduide krachten: 1 politiecommissaris, 1 veldwachter, 2 politieagenten en 2 hulppolitieagenten. Dit is volstrekt onvoldoende gebleken om de volgende redenen:

1° De huidige sterkte van ons politiepersoneel is reeds in normale omstandigheden veel te gering voor een belangrijke nijverheidsgemeente die 12.000 inwoners telt, waaronder een groote werkersbevolking, en die slechts op enkele kilometers van de fransche grens verwijderd ligt. Ingevolge het besluit van 31.3.1942 zou de getalsterkte van ons lager politiepersoneel immers twaalf man mogen bedragen.

2° Onze gemeente is tengevolge van den oorlog zwaarder getroffen dan veel andere gemeenten van het land om reden van het bestaan van een militair vliegveld op haar grondgebied. Op last van de bezettende macht moet aan gezegd vliegplein het verkeer bestendig geregeld worden, waardoor alleen reeds twee agenten volledig in beslag genomen worden. Een ander agent moet zich omzeggens uitsluitend bezig houden met allerhande dienstverstrekkingen en opeisching van vervoermiddelen, opgelegd door de militaire overheid. De veldwachter heeft de handen vol met het bewaken der veldvruchten en de samenwerking met de boerenwacht. Er blijft bijgevolg maar één agent beschikbaar voor al het overige werk dat vervierdubbeld is sedert den oorlog. Daarbij komt nu nog het bewaken van alle stapelplaatsen en fabrieken van eenig belang, op bevel van de Kreiskommandantur, dat zonder aanwerving van hulppolitie niet degelijk kan geschieden.”

Drie hulppolitieagenten, Lucien Hespel, Maurits Moerkerke en Honoré Vandamme worden enkele maanden later te Wevelgem benoemd tot politieagent op proef.

De bevrijding heeft belangrijke politieke gevolgen.

Alle beraadslagingen van het schepencollege genomen krachtens het besluit van 28 mei 1941, worden nietig verklaard ingevolge de bepalingen van de Besluitwet van 5 mei 1944.

Hierdoor worden de benoeming van de politieagenten op proef en de aanstelling van de hulppolitieagenten nietig verklaard.

Ook voor nog andere leden van het politiekorps heeft het einde van de oorlog persoonlijke gevolgen.

Raymond Boury wordt na de bevrijding geïnterneerd te Kortrijk maar komt op 10 januari 1945 vrij.

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 7 juli 1949 wordt Boury hersteld in zijn burgerlijke en politieke rechten waarvan hij beroofd was door een vroegere beslissing van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk wegens lidmaatschap van het V.N.V.

Lucien Hespel wordt op 25 juni 1945 door de Krijgsraad Kortrijk veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, de militaire degradatie en 20 jaar beroving van zijn burgerrechten omdat hij zich liet inlijven bij de Vlaamsche Wacht.

Het Kortrijksch Handelsblad van 11 juli 1945 doet verslag van zijn veroordeling:

“Hespel Lucien, 26 jaar, vlaswerker, Kleine Papenstraat, 36, te Wevelgem, trad begin Aug. 1941 bij de Vlaamsche Wacht, teekende er een formulier en werd naar Maria-ter-Heide gestuurd, doet er aan turnoefeningen, verblijft wegens ziekte een maand in het hospitaal, doet dienst in de keuken als kok, te Brugge, komt opnieuw voor een drietal weken terecht in het hospitaal, neemt ontslag en op 20 April 1942 keert hij terug naar Wevelgem, waar hij verder den stiel van vlaswerker uitoefent, tot hij in Maart 1943 bij het plaatselijk politiekorps van Wevelgem benoemd werd.

Mr. Halsberghe, uit Meenen, schetst de vlascrisis welke zich in het begin van den oorlog deed gevoelen en zegt dat zijn kliënt steeds het plan opgevat had om bij de rijkswacht te gaan, daar de vlasnijverheid volkomen stil lag. Nooit heeft hij gefaald om zijn vaderlandsche plichten te doen. Tal van getuigschriften bevestigen zijn goed gedrag; hij was op de hoogte van de ondergrondsche beweging en de ondergrondsche pers en nooit heeft hij deze verklikt. Tal van dienstweigeraars heeft hij verwittigd, die nog konden de vlucht nemen bij het naderen der feldgendarmen. Het is een jongen op zijn plaats die zijn medeburgers ten zeerste is behulpzaam geweest, en aktief aan den weerstand heeft deelgenomen.

Veroordeeld tot 1 jaar, de militaire degradatie en 20 jaar berooving zijner burgerrechten.”

Op 31 maart 1949 wordt Lucien Hespel door de burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg van Kortrijk in al zijn rechten hersteld waarvan hij beroofd was.

Maurits Moerkerke wordt, zoals zijn broer Michel, na de bevrijding van 10 oktober 1944 tot 24 december 1944 geïnterneerd te Kortrijk en bij beslissing van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk van 19 januari 1946 voor 20 jaar vervallen verklaard van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek, “uit hoofde van propaganda, abonnement op S.S.-man en bijwonen vergadering DeVlag”.

Op 30 juni 1949 wordt hij door de burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg van Kortrijk in al zijn rechten hersteld.


 



[1] Als bakkerszoon bracht ik brood aan huis bij Remi Penet in de Roeselarestraat, ingang via zijn vlasschuurtje en een binnenkoer. Stille, innemende mensen.

[2] CBS van 27 augustus 1940.

[3] De aanstelling als politieagent op proef van Germain Decock, reeds tijdelijk politieagent sedert 1 oktober 1940, en Honoré Vandamme wordt nietig verklaard.

[4] Michel Descheemaeker zal op 1 oktober 1944 overstappen naar de Rijkswacht.

Twee gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht

 

Twee gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht

 

De aanslag in de Nachtegaalstraat kent in 1947 nog een vervolg, dit keer op de krijgsraad te Kortrijk.

Een krantenartikel uit het archief “Loontjens” doet verslag over de veroordeling van twee Wevelgemse collaborateurs :

“Krijgsraad te Kortrijk - Twee gevreesde partisanenjagers uit Wevelgem staan terecht

Voor de Krijgsraad wordt de ophefmakende zaak opgeroepen ten laste van Maurice Gheysen uit Wevelgem en André Salembier, eveneens uit Wevelgem, twee gehate nazikerels en geduchte bestrijders van de Weerstand.

Maurice Gheysen werd leider van de Kabelwacht op 1 december 1941 te Wevelgem opgericht, die sabotagedaden moest voorkomen.

Weinige tijd nadat de Duitsers het vliegplein van Wevelgem hadden bezet stelde Gheysen zich volledig ten dienst der Luftwaffe.

Hij wordt er verder van beticht in het lokaal weekblad “De Waarheid” in september 1940 eene lijst te hebben gepubliceerd met de namen der anglofielen uit Wevelgem, o.m. Maréchel Marcel, vlashandelaar, Loontjens Arthur, gepensioneerde schoolopziener, Vansteenkiste Abel, Defrancq, enz.

Verschillende dezer personen werden door de Duitsers lastig gevallen. Vansteenkiste werd veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf.

Gheysen verklikte eveneens Grégoire Vuylsteke, Godelieve Denys, uit Wevelgem, en de heer Vandenbroeke, politiecommissaris van Wevelgem, wier laksheid in het optreden tegen sabotagedaden werd aangewreven.

Gheysen werd in 1941 lid van het V.N.V. en dan De Vlag, hij was aanwerver voor de Algemene SS en de Waffen SS; hij werd beschermlid van de Algemene SS en van het Veiligheidskorps der De Vlag.

André Salembier deserteerde op 28 mei 1940; hij trad toe tot de Kabelwacht, werd leider van het V.N.V. te Wevelgem en propagandaleider van De Vlag; was beschermend lid van de algemene SS; wierf voor de Zwarte Brigade, had nauwe betrekkingen met Duitse officieren, nam zelfs deel aan razzia’s, kocht wapens en munitie op voor de Gestapo.

Op 24 juni werd de Gestapo Pille, op aanraden van de partisanenleider Vankeirsbilck gedood. De daders van de aanslag waren Henri Denys, zijn zoon André, Oscar Vandamme en Maurice Buyck uit Wevelgem. Gheysen en Salembier stelden alle pogingen in om de daders te ontdekken.

Twee Duitsers neergekogeld.

Henri Denys, suikerbakker, wonende Nachtegaalstraat, was rond 10.45 uur ’s avonds ten zijnent bezig wapens gereed te maken om ze bij politieagent Michel Descheemaecker te dragen, toen twee Duitsers zijn woning binnenvielen. Gheysen die de Duitsers vergezeld had, had post gevat aan de voordeur. De Duitsers die Henri Denys bedreigden, werden door de partisaan neergekogeld. Denys nam de vlucht en dook onder. Het huis van Denys werd op 5 augustus 1944 door de Duitsers met dynamiet opgeblazen.

Talrijke personen werden na dit gebeuren aangehouden en moeilijkheden berokkend.

Beide beklaagden hebben gans de duur der bezetting herhaaldelijk de weerstanders bestreden en partisanen nagejaagd.

Gheysen verklaart een dubbele rol gespeeld te hebben en een belangrijke uitvinding gedaan te hebben op wapengebied, die hij niet aan Duitsers heeft overgemaakt.

De ondervraging

Tijdens de ondervraging beweert Gheysen nimmer zijn volk noch zijn land te hebben willen verraden. Hij verklaart vele personen die op het punt stonden verontrust te worden, tijdig op de hoogte te hebben gebracht.

Salembier beweert dat hij volstrekt niet heeft willen deserteren in mei 1940. Nooit zou hij iets te maken hebben gehad met de zaak Denys, wel heeft hij getracht wapens te kopen, doch hij heeft dit niet gedaan omdat ze te duur waren.

In verband met zijn uitvinding zei Gheysen nog “Het is delikaat er in het openbaar over te spreken”.

De debatten worden zaterdag voortgezet met het getuigeverhoor (E.D.).”

Maurice Gheysen wordt op 23 juni 1945 in hechtenis genomen en geïnterneerd te Kortrijk. Op 20 mei 1947 veroordeelt de Krijgsraad te Kortrijk hem tot vijftien jaar buitengewone hechtenis, uit hoofde van[1]:

“1° a) kwaadwillig, vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 10 mei 1940 en 29 januari 1943;

b) wetens, vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 29 januari 1943 en 1 september 1944;

2° wapendracht tegen België, tussen 10 mei 1940 en 8 mei 1945;

3° in 1941, in de loop van 1943, in maart 1944, en in de nacht van 4 op 5 augustus 1944, met kwaad opzet en wetens verschillende personen aan de vijand te hebben verklikt met de verzwarende omstandigheid dat de aangifte voor enige personen een ongeneesbaar blijkende ziekte[2] tot gevolg heeft gehad …

… heeft hem veroordeeld, solidair met een medeveroordeelde[3] , te betalen aan Henri Denys, de som van tweehonderd vijftig duizend frank, aan Emma Salembier, de som van tien duizend driehonderd frank, aan Denys André, de som van zestien duizend honderd frank, aan Oscar Vandamme, de som van tien duizend frank, voor alle met de gerechtelijk interesten en de kosten …”

Op het ogenblik van de veroordeling zijn de ouders van Maurice Gheysen overleden. Volgens het “Bulletijn van Inlichtingen” van juni 1947 is hij ongehuwd en werkte hij voor eigen rekening als vlaskoper. Hij oefent al een tijdje zijn beroep niet meer uit wegens vrijwillige “lediggang” en is niet onbemiddeld wegens de nalatenschap van zijn ouders. Onroerende goederen moet hij delen met verschillende broers en zusters.

Hij gaat door als een geheimzinnig persoon en heeft geen grote neiging tot werken.

Moest hij in vrijheid worden gesteld, zal hij waarschijnlijk, nog steeds volgens het “Bulletijn”, naar het ouderlijk en geboortehuis terugkeren in de Kortrijkstraat 19, op een kamer die hij vroeger betrok. In dit huis wonen ook twee ongehuwde zusters die er een winkel uitbaten en met wie hij in onmin leefde. De kans is groot dat hij, zonder werk, er opnieuw een kluizenaarsleven zal herbeginnen. De enige kans op werk is bij zijn broer die vlashandelaar is. Elders aan het werk gaan te Wevelgem zou zeker moeilijk zijn gezien hij ongunstig aangeschreven staat bij de bevolking.

Een ander interessant stuk uit zijn dossier is de “Uiteenzetting der feiten” door de substituut opgesteld te Gent op 13 november 1950:

Op bevel der Duitsers werd te Wevelgem in december 1940 een gemeentelijke kabelwacht gesticht ten einde de sabotage betreffende de kabels van het vliegplein tegen te gaan. Veroordeelde GHEYSEN werd aangesteld als leider der kabelwacht en bleef dit tot het einde der bezetting. Hij deed die wacht met zeer veel ijver en initiatief om, zoals hij zegt: “de bevolking van represailles wegens sabotage te vrijwaren, en de Duitsers te helpen ter overwinning”. In zijn bureel hing de foto van Hitler. Hij beperkte zich niet tot de kabelwacht, maar vatte de strijd aan tegen de saboteurs en de weerstand te Wevelgem. Hij werd de schrik der bevolking en aanzien als gestapo. Zulks blijkt voldoende uit onderstaande twee gevallen:

  1. Tegen MARECHAL, LOONTJENS, DEFRANCQ en VANSTEENKISTE schreef hij in september 1940, hatelijke artikels in ’t lokale weekblad “De Waarheid”. Betrokken personen waren hem bekend als anglofielen. Voor de publicatie vroeg hij de toelating aan de Kreiskommandantuur te Kortrijk. MARECHAL en DEFRANCQ werden in januari 1944 aangehouden, verdacht van clandestiene sluikhandel te hebben verspreid. VANSTEENKISTE werd einde 1942 veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf voor wapenbezit. LOONTJENS werd verschillende malen lastig gevallen vanaf 1941, echter nooit aangehouden. De moeilijkheden, veel later door deze personen opgelopen, kunnen niet als rechtstreeks gevolg van deze verdachtmakingen aangezien worden, gezien de tijdsomstandigheden. Veroordeelde bekende deze verdachtmakingen ten laste van bovengenoemde vier personen.
  2. In 1941 vroeg veroordeelde aan BEKAERT inlichtingen over de gebroeders SEYNHAEVE die door anderen verklikt waren, erbij voegende dat ze zouden afgehaald worden. De SEYNHAEVE’s werden door landbouwer BEKAERT verwittigd en zijn gaan vluchten.

Veroordeelde was lid van het V.N.V. en de DeVlag, en propagandist voor de DeVlag. Hij was ook lid van de Algemene SS in oktober 1941 en van dan af werd hij B.L.SS. Hij was tevens lid van het Veiligheidskorps der DeVlag.

In 1941 zegde VUYLSTEKE Grégoire, een zijner kabelwachters, dat hij zogezegd naar Engeland zou oversteken. Veroordeelde verklikte hem bij de Duitsers. De broeder van VUYLSTEKE werd aangehouden doch na een paar uren, de Duitsers hun vergissing inziende, vrijgelaten. De betrokkene zelf werd door de Duitsers ondervraagd maar met rust gelaten. Veroordeelde beweert die verklikking gedaan te hebben om VUYLSTEKE last te berokkenen en de Duitsers te tonen hoe genegen hij hen was om alzo verder hun vertrouwen te hebben.

Rond maart 1944 werd een velo te Wevelgem gestolen ten nadele van CASIER Henri. DENYS Godelieve werd verdacht den dief geherbergd te hebben en door de politie aangehouden. Veroordeelde telefoneerde naar de feldgendarmerie, welke DENYS kwam onderhoren en aanhielden. Na negen dagen werd ze vrijgelaten. Hij zou het onderhoor, hetwelke afgenomen werd door de politie afgeluisterd hebben en gezien er sprake was dat de velodief in het bezit was van een revolver, heeft hij de feldgendarmerie te Menen tot tweemaal toe opgebeld.

In 1943 werd VANDENBROEKE Gerard, politiecommissaris te Wevelgem, bij de Duitsers op het vliegplein geroepen. Hij had te verantwoorden nopens zijn laksheid in het beletten van sabotagedaden. Volgens de Duitse officier, dewelke hem onderhoorde, zou veroordeelde hem beschuldigd hebben. De zaak had geen verdere gevolgen.

Op 24 juni 1944 werd te Gullegem de fahnder PILLE Maurits neergekogeld door de weerstand (P.A.), waaronder vader en zoon DENYS, VAN DAMME Oscar en BUYCK Maurice. Veroordeelde heeft samen met SALEMBIER André, medeveroordeelde in zake, actief deelgenomen aan het opzoeken van de daders. Veroordeelde bekent door de volksmond vernomen te hebben dat de daders van Wevelgem waren en verder getracht te hebben onder de bevolking te weten te komen wie bepaaldelijk de daders waren. Van de feldgendarmerie wist hij dat een gekwetste dader van Wevelgem was (zoon DENYS was gekwetst aan de wang door een kogel van PILLE). Van een SS-man uit Brussel ontving hij een lijst vermeldende de namen van 10 personen dewelke uit weerwraak dienden gefusilleerd te worden en wier adressen door hem zouden dienen nagegaan. Hij stelde zich in betrekking met de feldgendarmerie van Menen die zich onbevoegd verklaarde en die hem verzond naar oberleutnant HEYBER van het vliegveld te Wevelgem.

Hij heeft samen met SALEMBIER, politieagent DESCHEEMAECKER om inlichtingen gevraagd over de familie DENYS, namelijk of deze voortvluchtig waren en of hij ze nog gezien had. In de avond van 4 augustus 1944 werd GHEYSEN door oberleutnant HEYBER en een obergefreiter aangesproken en vergezeld zogezegd voor een kabelwachtcontrole, zo beweert hij. In de Nachtegaalstraat, alwaar nochtans geen kabels te bewaken waren, zouden ze SALEMBIER ontmoet hebben en aangesproken. Ondertussen gingen de Duitsers het huis van DENYS binnen en werden daar neergekogeld. Vader DENYS beweert veroordeelde aan de deur gezien te hebben met een revolver in de hand. GHEYSEN verwittigde een Duitse patrouille die het huis kwam omsingelen. Een der daders van de aanslag, BUYCK Maurice was in het huis van DECOENE Polydoor gevlucht. GHEYSEN had dit gezien en gaf er kennis van aan de Duitse patrouille. De familie DECOENE werd uit hun woning gehaald en naar het huis DENYS geleid waar ze tegen een muur moesten staan. Hierdoor deed DECOENE Medard een longontsteking op, waardoor hij 2 jaar onder doktersbehandeling gesteld werd en liep 3 maanden werkonbekwaamheid op. Ook vrouw en dochter DECOENE moesten onder doktersbehandeling gesteld worden. De Duitsers samen met veroordeelde gingen dan verder over tot verschillende aanhoudingen (7 personen werden verontrust, waarvan 2 na 6 dagen werden vrijgelaten en de andere door geallieerde troepen bevrijd werden te Beverlo).

Op 8 augustus 1944 heeft veroordeelde de G.F.P. opnieuw vergezeld om verschillende personen aan te houden, drie ervan werden na drie dagen vrijgelaten.”

Tijdens zijn gevangenschap weigert Maurice Gheysen het valorisatieformulier te ondertekenen waardoor zijn arbeid het karakter van schuldboete zou bekomen.

Hij bekent zekere fouten bedreven te hebben maar beweert dat hij nooit iemand vrijwillig verklikt had.

Maurice Gheysen wordt onder voogdij voorwaardelijk in vrijheid gesteld op 23 juni 1951.

Even terug naar het voorjaar van 1945.

In Wevelgem, op dat ogenblik al een half jaar bevrijd zijn, de oorlog is officieel nog niet ten einde, blijft Maurice Gheysen in het nieuws en wordt hij een onderwerp van discussie in een pamflettenoorlog tussen de lokale politieke partijen, de katholieken en de socialisten.

De socialistische partij brengt beschuldigingen uit tegen het wettelijk schepencollege van 1940 tot 31 augustus 1942, tegen de aanstelling van Gheysen als hoofd van de kabelwacht en tegen de maatregelen getroffen om sabotagedaden te verhinderen.

In een bericht aan de bevolking verdedigt burgemeester Remi Wallays zich en heeft hij het o.a. over kabelwachter “Beer Bakkers”, hij bedoelt Maurice Gheysen.

Nadat reeds tweemaal tijdens de bezetting, schrijft hij, een kabel was doorgesneden en er ernstige bedreigingen vanwege de Duitse Overheid bestonden tegenover de burgers van Wevelgem moest het schepencollege, op bevel der Duitsers de Kabelwacht aanstellen. Beer Bakkers werd door het schepencollege aangesteld in zitting van 26 november 1940. Beer Bakkers, nog steeds aldus de burgemeester, was toen volstrekt niet de Gestapo-man die hij naderhand geworden is, het schepencollege heeft dus met deze latere Gestapo-daden niets te maken. In de gemeenteraadszitting die volgde op de aanstelling van Beer Bakkers, werd er door de vertegenwoordigers van de socialistische partij met geen woord van protest opgekomen tegen deze aanstelling. De socialisten hadden toen niets te zeggen en zwegen, nu de Duitsers weg zijn is het gemakkelijk om kritiek te leveren.

De tweede partizanenjager uit Wevelgem, aldus het reeds vermelde krantenartikel, is André Salembier, geboren te Wevelgem op 2 juni 1912 en er wonende in de Kortrijkstraat 246.

De krijgsraad te Kortrijk veroordeelt hem op 20 mei 1947 tot acht jaar gewone hechtenis, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.

Ten gevolge van een genadeverzoek dat hij indient op 16 oktober 1947, gesteund door een brief van senator Remi Wallays uit Wevelgem, zet Substituut Maenhout de feiten uiteen en de omstandigheden waarin deze hebben plaats gehad:

“Veroordeelde, gemobiliseerd zijnde, tijdens de veldtocht van Mei 1940 heeft op 22.5.1940 de compagnie tot dewelke hij behoorde en dewelke in aftocht was, te Kortrijk verlaten en heeft zich alsdan huiswaarts begeven.

Veroordeelde is toegetreden tot het V.N.V. in October 1941; hij werd aangesteld als propagandaleider voor de afdeling Wevelgem en vervulde deze functie tot op einde 1942; datum zijner toetreding tot de De Vlag.

Hij is eveneens lid geweest van de DM/ZB van November 1942 tot April 1943 en heeft bewust uniform gedragen.

Hij is actief lid geweest der De Vlag vanaf October-November 1942 tot aan de bevrijding; vanaf einde 1943 was hij dienstdoende en daarna effectief celleider. Hij was gekend als hevige propagandist voor de De Vlag en wierf nieuwe leden aan; hij heeft nog gecolporteerd met “Balming” en was geabonneerd op verscheidene onvaderlandse dagbladen en tijdschriften. Veroordeelde werd gevreesd door zijn medeburgers en aanzien als een element der gestapo. In December 1943 heeft hij te Schoten wapenonderricht gehad en schietoefeningen gevolgd. In Mei 1944 is hij toegetreden tot het Veiligheidskorps der De Vlag; hij heeft ook anderen er toe aangezet om toe te treden tot bewuste formatie, onder meer Callewaert Georges.

Samen met zijn overste uit de kabelwacht Gheysen Maurice, heeft veroordeelde medegeholpen met de Duitse politiediensten in het opzoeken van de daders dewelke een actief deel genomen hadden in het neerschieten te Gullegem op 24.6.1944 van den zivilfahnder Pille Maurice van Moorsele. Deze werd neergeschoten door de P.A. mannen Denys Henri, Denys André, Van Damme Oscar en Buyck Maurice.”

Substituut Maenhout onderzoekt ook de weerlegging van de beschuldiging van verklikking in het verzoekschrift van André Salembier. Salembier was niet aanwezig op het moment van de aanslag en vernam het gebeurde pas de dag nadien. Dit werd zelfs bevestigd door Maurice Gheysen op de krijgsraad. Het verslag van de Substituut:

“… Hij werd niet veroordeeld wegens verklikking van de P.A. mannen dewelke Pille hadden neergeschoten, maar wel om ter zake taken van werk en bewaking te hebben uitgevoerd dewelke normaal op de vijandelijke legers zelf berustten, onder meer om verklaard te hebben dat hij hielp zoeken naar de daders van bewusten aanslag daar een premie ten bedrage van 500.000 Fr. uitgeloofd werd alsmede om inlichtingen gevraagd te hebben aan de plaatselijke politie nopens het mogelijk verblijf van de voortvluchtige daders.”

Op 27 februari 1948 komt senator Remi Wallays nogmaals tussen ten gunste van André Salembier. Een jaar later, op 26 februari 1950, komt Salembier voorwaardelijk vrij onder strenge voogdij met verbod zich met politiek in te laten en omgang te hebben met andere vrijgestelden.



[1] B.S. van 1948.

[2] Zo goed als zeker wordt hier o.a. Gerard Vandenbroeke bedoeld – zie rubiek over het politiekorps.

[3] André Salembier.