Lauwe: burgemeester Camiel Vandeplassche en eerste schepen Antoine Cosyns blijven op post …
Burgemeester Vandeplassche blijft op post in
Lauwe tijdens de oorlog, tot aan de bevrijding. Zijn eerste schepen is vanaf
1939 Antoine Cosyns[1].
Camiel Vandeplassche
Camiel Vandeplassche in 1933, rechts van E.H. Remaut
(beide foto’s: Zo was Lauwe – Roger Blancke – 1985)
Antoine Cosyns, geboren te Meerbeke op 12
november 1912, huwt op 21 april 1936 in Lauwe met Agnes Demets (1905-1979).
Agnes stamt, zoals haar man, uit een brouwersfamilie. Haar vader Omer heeft er
samen met zijn twee broers de ‘brasserie, distillerie en vinaigrerie La
Cygne’.
Antoine Cosyns, die een brouwersopleiding
heeft gevolgd, wordt er na zijn huwelijk zaakvoerder samen met zijn echtgenote.
In Lauwe komt Cosyns al in 1939 met een afzonderlijke lijst op bij de
gemeenteraadsverkiezingen; hij wordt eerste schepen. Na de oorlogsperiode,
waarin hij de veldtocht meemaakt en toetreedt tot het verzet[2], wint hij in 1946 de
verkiezingen met een eigen lijst en is hij van 1947 tot 1952 burgemeester van
Lauwe.
Antoine Cosyns
Liesbeth Vandemaele studeerde
geschiedenis (nieuwste tijden) aan de universiteit te Gent en tijdens het
academiejaar 2000-2001 interviewt ze voor een project[3] anoniem een man die
geboren werd te Lauwe op 1 november 1915 en er bleef wonen tot in 1985.
Over burgemeester Vandeplassche laat
geïnterviewde het volgende noteren:
“De ware reden waarom hij als oorlogsburgemeester aanbleef was het feit dat de brouwerszoon[4], die voor de oorlog anti-katholiek was en alles was, plots met de komst van de bezetter zich uitte als leider van het Verdinaso. Ik ben persoonlijk uitgenodigd geweest te zijnen huize. Hij stond daar gekleed als officier van het Verdinaso en had alle jaargangen, de bladen dus van het Verdinaso en alle drukwerken in zijn bezit, om te bewijzen dat hij wel altijd in die richting gedacht had, dus Duits gezind was. Dat was wel de reden waarom de zogezegde oorlogsburgemeester aanbleef. Hij heeft prachtig gemanoevreerd. Hij had ook een steun van hogerhand, vanwege de partij. Zo is dat gegaan. Hij was correct ten opzichte van iedereen.”
In het interview komt een zekere Verschaeve
ter sprake, een Lauwenaar waarover verderop meer in dit hoofdstuk over Lauwe:
“Het was een jonge mens in Lauwe, Verschaeve noemde
hij. Hij werkte in Noord-Frankrijk, in Duinkerken voor de Duitsers, en voor de
Aken. Toen de oorlog in Rusland begon, werden alle jonge lieden opgeladen en
naar Duitsland gevoerd en omgekleed in TOT-arbeiders en ingezet in Rusland om
wegen aan te leggen, bruggen te herstellen, …
dus de werken voor het leger, en dat waren pseudo-militairen. Ze droegen
bruine kaki-kleren met een band met het Akenkruis. Dat was de organisatie-TOT.
Die jongen was tot in Stalingrad geraakt. Hij was een wees. Zijn oudste zuster
had daarvoor een pensioentje, of ten minste zijn verdienste als lid van de
TOT-organisatie. Want dat kwam naar Lauwe bij zijn zuster, die gehuwd was met
Gerard Vercruysse. Er waren daar twee dochters. Ze hielden café in “De Brugge”.
Die Georges Verschaeve was op verlof gekomen met de laatste trein die vertrok
uit Stalingrad en in Duitsland is aangekomen. Hij is naar België gekomen, naar
zijn zuster waar hij inwoonde. Ze hebben zijn kleren van de TOT-organisatie
verbrand. Hij is dan bij de weerstand gegaan. Niemand wist dit. Die persoon
woonde bij zijn zuster en er kwam op een avond een man van de weerstand, één
van de leiders binnen. Hij vroeg drank en hij werd dronken. Dan ontkleedde hij
zichzelf, volledig naakt en stond op een herbergtafel te zwaaien met zijn armen
en zei: “ecce home, aanziet de mens”. Daar was aanwezig Georges Verschaeve,
Vercruysse en zijn vrouw en de 2 dochters. Dat kon er niet door bij Georges
Verschaeve. Hij heeft die mens genomen in zijn adamskostuum en buiten gezwierd.
Hij kon niet naakt naar zijn huis gaan. Daarom klopte hij op de ramen midden in
de nacht en zei: “Georges als hij mijn kleren niet geeft dan zal ik u vinden!”.
Hij heeft de kleren niet gegeven. De week erop is hij doodgeschoten geweest
door de eigen leden van de Witte Brigade. Er is iemand van Wevelgem, die ik
ken, die hem heeft afgehaald bij het huis van zijn zus. Ze moesten zogezegd een
opdracht uitvoeren. Ze reden ermee per fiets tot aan het Duits Kerkhof. Daar
stond een zekere Compernolle of Vancompernolle, een bierhandelaar, die ook
zogezegd in de Brigade was. Die persoon heeft hem geleid tussen Lauwe en
Aalbeke. Onder de spoorweg was er daar een kleine doorgang, een duiker, een
viaduct van 2 meter ongeveer. De Witte Brigade zat achter de viaduct, langs
weerszijden, gereed met wapens. Vooraleer ze aan de viaduct kwamen, zei de
begeleider: “Georges rij jij maar voor ik moet wateren. Ik kom direct achter”.
Hij sprong van zijn fiets en keerde onmiddellijk terug. Hij werd dan langs
weerszijden geschoten. Hij was niet dood. Hij was nog bij kennis. Het waren
toch nog goeie katholieken want ze hebben de tijd gelaten om zijn akte van
berouw te laten verwekken. Zogezegd. Dan hebben ze hem het nekschot gegeven.
Achteraf is er daar een grondig onderzoek van geweest. Heel de familie is
uitgenodigd geweest op het gemeentehuis. Dat was ook één van de 17 gevallen
waarvoor de kopstukken verantwoordelijk waren. Ze hadden enorm veel decoraties,
maar ze hadden enorm veel schande op hun nek gehaald.
… De kandidaat burgemeester-Verdinaso was een van de
kopstukken …”
Was Antoine Cosyns werkelijk de verzetsleider
voor wie hij doorging?
In de zitting van 8 oktober 1947 wordt
Cosyns, ondertussen burgemeester van Lauwe, door de controlecommissie Brugge
van de Dienst van de Weerstand erkend als gewapend weerstander.
Een jaar later blijkt er een vuiltje aan de
lucht wanneer de commandant van de Zone III op 28 december 1948 een schrijven
richt aan de commandant van het Geheim Leger[5]
met een vraag om tussenkomst:
“Le Commandant du Secteur de Courtrai, me signale que
le S/Lieut. Aux. COSYNS, Antoine, Chef d’E.M. du secteur, demeurant à Lauwe,
Place 5, a été convoqué au Cabinet de Mr le Juge d’instruction CARSAU à
Courtrai, à l’effet d’y être entendu au sujet d’un fait passé durant la
clandestinité en juin 1944.
Le nommé VERSCHAEVE, Camille, membre de l’organisation
Todt et indicateur de la Feldgendarmerie de Courtrai, s’était infiltré dans les
rangs de l’A.S. dans un but déterminé.
Feu le Capitaine-Commandant DE PAEPE, R., Commandant
le Secteur de Courtrai, mis au courant des faits et agissements de VERSCHAEVE, décida
de faire supprimer le prénommé afin d’éviter de nombreuses arrestations dans
les rangs des refuges “Le Macareux” et “Le Souchet[6]”.
A cet effet, il donna ordre à son second, le S/Lieut.
COSYNS, de prendre les dispositions nécessaires à cette fin. Ce dernier désigna
un homme du refuge “Le Macareux” pour exécuter cette mission.
Le commandant DE PAEPE, étant décédé en Allemagne, ne
peut plus témoigner et couvrir l’acte, toutefois le Capitaine THIELEMANS, son
successeur, est au courant des faits.
A la libération, la cause de la disparution de
VERSCHAEVE fut portée à la connaissance du Parquet et procès-verbal fut établi.
A présent, il semble qu’une instruction judiciaire est
ouverte et Mr COSYNS a été interrogé au sujet de cet acte.
Le S/Lieut. Aux. COSYNS s’est plaint de la façon peu
élégante de Mr le Juge d’instruction CARSEAU à son égard. Convoqué pour 10
hres, il n’a été entendu qu’au cours de l’après-midi.
J’ai l’honneur de vous prier de bien vouloir
intervenir auprès des autorités compétentes pour que cette affaire soit
classée.
Dit schrijven wordt aangevuld met een brief
van 10 januari 1949:
“Subsidiairement à mon N° 3192 du 28-XII-48 relatif à
la demande d’intervention en faveur du S/Lieutenant Aux. COSYNS, Antoine,
Bourgmestre de Lauwe, j’ai l’honneur de vous faire parvenir quelques
renseignements complémentaires.
VERSCHAEVE, Camille, orphelin de père et mère,
s’engagea en 1941 dans l’organisation Todt et combattit au front de l’Est.
Fin 1942 début 1943, sur les instances et conseil de
proches parents (oncles et tantes), il ne rejoignit plus cet organisme à
l’issue d’un congé.
Les nommés DELABARE, A., et FIEUWS, Y. et d’autres
personnes de Lauwe peuvent en témoigner que VERSCHAEVE a fait partie de ‘O.T.
et en portait l’uniforme.
Vers le mois de décembre 1943, il était parvenu de
s’infiltrer dans les milieux de la résistance, toutefois on se méfiait de lui.
Le Commandant DE PAEPE fut mis au courant des
antécédants de VERSCHAEVE. Cet officier donna ordre de surveiller les allées et
venues de l’intéressé. Il fut établi que VERSCHAEVE se rendit à plusieurs
reprises à la Feldgendarmerie de Courtrai et qu’il était à la solde de cette
police.
C’est ainsi que le Commandant DE PAEPE, après mûres
réflexions, donna ordre au S/Lieut. Aux. COSYNS de faire supprimer VERSCHAEVE,
afin de prévenir de nombreuses arrestations. A noter que nous étions en alerte,
les alliés venant de débarquer.
Le S/Lieut. Aux. COSYNS, désigna le nommé VAN DEN
BROUCKE pour remplir cette mission. Ce dernier l’exécuta le 19 juin 1944.
Le Commandant DE PAEPE, fut arrêté malheureusement le
2 août 1944 à Gand, lors d’une mission.
Le capitaine THIELEMANS, F. successeur du Commandant
DE PAEPE à la tête du Secteur de Courtrai, fut mis au courant de cette affaire
et lors de la libération, porta les faits à la connaissance des chefs de l’A.S.
et de Mr le Procureur du Roi. Un rapport fut transmis à l’époque. Une enquête
judiciaire fut menée en novembre 1944.
Il est certain que le S/Lieut. Aux. COSYNS n’a pas agi
de sa propre initiative, mais sur ordre de son Chef le Commandant DE PAEPE.
Vu les fonctions publiques occupées actuellement par
le S/Lieut. Aux. COSYNS, il serait désirables que cette affaire soit classée.”
Op 11 mei 1952 richt Jules Vaneeckhoutte een
aangetekend schrijven aan Kolonel De Ridder, hoofd van de Dienst voor de
Weerstand:
“Ik ondergetekende, VANEECKHOUTTE Jules, Kraaiveld, 24
te Lauwe, beroepsmilitair, officieel erkend weerstander heb de eer U te
berichten dat ik oppositie aanteken tegen de weerstandserkenningen van de
genaamden COSYNS, Antoine, brouwer, Plaats, 21 te Lauwe en DEWEERDT, Armand,
geneesheer, Wahisstraat, 34 te Menen en zulks om de volgende redenen:
1.
COSYNS:
beweert in Februari 1941 door de in Duitsland overleden politieke gevangene uit
Menen, de genaamde SLAMBROUCK, Jules als weerstander gerecruteerd te zijn
geworden. In werkelijkheid werd hij op 17.3.1942 door SLAMBROUCK gerecruteerd
in mijn bijzijn en werd ik als zijn onmiddellijke overste aangewezen, wat ik
gebleven ben tot in Februari 1944. Cosyns liegt dus over meer dan één jaar voor
wat betreft zijn weerstandsactiviteit.
2.
DEWEERDT:
beweert gerecruteerd te zijn geworden door COSYNS voornoemd in September 1942.
In feite deden de gebeurtenissen zich als volgt voor: ik kreeg van sectorkdt.
LABIS Joseph uit Aalbeke opdracht VERKINDERE Joseph uit Menen (aldaar
plaatselijk weerstandsoverste) uit te nodigen een contact met een tweede weerstandsgroep
te leggen. VERKINDERE vertikte zulks te doen en ik zou me verplicht gezien
hebben zelf de opdracht uit te voeren, wat LABIS me echter verbood; ik
localiseerde echter een groep met Dr. DEWEERDT aan het hoofd en gelaste
vervolgens Julien CAGNIE uit Lauwe (in Duitsland overleden) de groep DEWEERDT
officieel te recruteren. Dit geschiedde op 20.11.1943, zijnde een drietal weken
vóór de aanhouding van CAGNIE. Dr. DEWEERDT liegt dus eveneens over meer dan 1
jaar voor wat betreft zijn weerstandsactiviteit en met hem waarschijnlijk wel
zijn ganse groep, zijnde circa 50 man. Ik verklaar dat alle getuigenissen, die
beide personen naar voor gebracht hebben om die te vroegtijdige
recruteringsdata te staven, vals zijn. Ik houd ten andere bijkomende bewijzen
ter beschikking om mijn verklaring te staven.
3.
Beide
personen hebben een bundel ter erkenning ingediend zonder dat hun
recruteringsmodel A door mij getekend werd, wat voor hen van rechtswege
onontbeerlijk was, vermits ik in feite hun recruteur was en dit des te meer dat
in het eerste geval SLAMBROUCK Jules en in het tweede geval CAGNIE Julien als
P.G. in Duitsland overleden zijn.
Hopende op een nuttig gevolg in deze zaken, bid ik U
intussen, Heer Kolonel, de verzekering mijner algehele hoogachting te willen
aanvaarden.”
De zaak wordt grondig onderzocht en talrijke
getuigen worden gehoord. De 10de herzieningscommissie[7], gelast met de herziening
van de beslissingen genomen door de controlecommissie van Brugge van 8 oktober
1947, in zake van Cosyns Antoine, beslist op 23 februari 1954 eenparig hem niet
te erkennen als gewapend Weerstander en de beslissing van 8 oktober 1947 te
niet te doen.
Enkele fragmenten uit de beslissing:
“… Overwegende dat belanghebbende in zijn besluiten
verklaart dat hij niet ontkent deel te hebben gemaakt van het Dinaso; dat
hierop moet worden aangemerkt dat hij ter zitting van 13 mei 1952, stuk 18 van
de bundel, heeft ontkend lid te zijn geweest van het Verdinaso en beweerde zich
slechts een drietal keer naar het lokaal te hebben begeven in 1900 veertig,
lokaal genaamd “Café Falado” te Lauwe, dat zijn eigendom is.
Dat echter het lidmaatschap van belanghebbende in het
Verdinaso te Lauwe is gebleken uit de volgende verklaringen …
… Dat onder de drang van het vorderende onderzoek de
betrokkene ter zitting van 28 oktober 1952 eindelijk heeft toegegeven lid te
zijn geweest van het Verdinaso, er echter op drukkende dat hij slechts “gewoon
lid” is geweest en slechts enkele vergaderingen heeft bijgewoond.
Dat echter uit de voormelde getuigenissen in hun
geheel genomen onomstootbaar bewezen lijkt dat Cosyns na het begin der
vijandelijke bezetting in een café (“Falado” te Lauwe), dat zijn eigendom was,
en waaraan de brouwerij waarin hij is geïnteresseerd, bier leverde, heeft
deelgenomen aan de stichting van een groep Verdinaso, waarin hij de rol van
propagandaleider heeft vervuld, dat hij hierbij activiteit aan de dag heeft
gelegd, onder anderen ten overstaan van de aanwerving der Dinaso-Jeugd …
… Dat echter het argument van de buitenvervolgstelling
ten overstaan van Cosyns een element is zonder de minste waarde in verband met
zijn activiteit als weerstander omdat het uit het onderzoek van de Commissie en
de stukken van de bundel als bewezen voorkomt dat de geïnteresseerde verre van
anti-Duitse oogmerken te hebben in die periode, openlijk met de bezettende
macht vriendschappelijke betrekkingen heeft gehad en zich heeft gedragen op een
wijze die evenmin voor een weerstander als voor een ambtenaar (schepen der
gemeente) kon stroken met de elementaire waardigheid …
… Overwegende dat de erkenning van belanghebbende als
burgerlijk weerstander eveneens werd geweigerd als ongegrond om reden van zijn
medewerking aan het Verdinaso en zijn vriendschappelijke omgang met de bezetter
…”
In het dossier van Cosyns is nogal wat te
doen omtrent enkele foto’s waarop hij te zien is.
Match op 7 juli 1940 tussen White Star Lauwe (links) en een Duitse ploeg (rechts), Cosyns staat in het midden, rechts van een Lauwse speler.
Links de potloodschets van “Toto” Cosyns van de hand
van Verschaeve, foto rechts van Vanseveren.
Op 12 juli 1945 leggen Diana Leplae en de
echtgenote van Evariste Dupont schriftelijke verklaringen af met betrekking tot
die foto’s:
“Ik ondergeteekende Leplae Diana, verklaar hierbij,
dat Antoine Cosyns, tegenwoordig burgemeester in Lauwe, stichter en leider was
van het Verdinaso, waaruit bestond, Omer Fieuws, zijn schatbewaarder, Oscar
Vandenbroucke, bakker, apotheker Lejour, Roger Neirinck, Julien Deconinck en
nog anderen, gesticht in de café Fa-la-do, café behoorende aan Antoine Cosyns,
in oktober 1940.
Onderhandere gaf hij bieravonden voor de Duitschers,
waaronder hij zei, “de zoolang verwachte kamaraden zijn daar” alsook liet hij
zich photograpfeeren met de Duitschers, met de duitsche voetbal, ook bestaan de
photo’s daarvan, ook schonk hij aan den patroon van de café Fa-la-do, het portret
van Joris Vanseveren, met zijn handteeken eronder, ook schonk hij hem nog zijn
eigen photo, om al achteren van Joris Vanseveren te steken, ook zei hij aan den
patroon van den café, doet daar den koning weg van den muur, ik zal daar den
stichter van het verdinaso hangen. Ook liet hij zich photographeeren in
Verdinaso costuum, met den Hitlergroet en begon ook al zijn vergaderingen met
duitsche liederen.
Hiermede verklaar ik alles voor echt, ook zijn er nog
twee getuigen[8],
die hierbij verklaren alles gehoord en gezien te hebben.”
“Ik ondergeteekende Vrouw Dupont Evariste verklaar
hierbij alsdat den Heer Cosyns tegenwoordig Burgemeester uit Lauwe mij zegde op
den 1ste Juni 1945 alsdat het van mij afhangde de straf voor mijn
man en mijn zoon[9]
te verminderen of te vergrooten daar hij al veel moeilijkheden gehad had van
Joris Vanseveren met zijn eigen photo erachter daar door dwingt hij mij de
waarheid te verzwijgen waar ik geen gehoor kan aan geven ik ben bereid verdere
verklaring af te leggen indien het noodig is.”
Op 27 juni 1952 verklaart Evarist Dupont
schriftelijk te Ieper:
“Ondergetekende DUPONT Evarist, voorheen wonende te
Lauwe thans gehuisvest te Ieper, bevestigt hiermede dat in de herberg “Falado”
tijdens de vijandelijke bezetting door mij uitgebaat te Lauwe, slechts de foto’s
hingen van Leopold III en van Vanseveren. Achter de foto van Vanseveren zat een
schets in potlood getekend door Verschaeve van Lauwe en aangeboden aan Cosyns
Antoine destijds voorzitter van de plaatselijk voetbalclub “White Star”. Deze
fotoschets van Cosyns Antoine werd door Verschaeve uit Lauwe, getekend in 1939
in het lokaal van de White Starclub destijds gevestigd in de herberg “De
Sterre” Plaats te Lauwe, alwaar deze schets gedurende verscheidene maanden
opgehangen werd.”
Tijdens de openbare zitting van de
herzieningscommissie van 6 september 1952 worden belangrijke getuigenissen
afgelegd, o.a. opnieuw van Diana Leplae uit de Opstalstraat 101 te Lauwe:
“Ik heb niet gewerkt met de Weerstand. Ik kende goed
Van Eeckhoutte maar heb nooit gewerkt voor hem. Ik heb Cosyns gekend vóór de
oorlog. In October 1940 heeft hij het Verdinaso gesticht in het café Falado te
Lauwe, dat gehouden werd door de broeder van mijn moeder: Evariste Dupont. Ik
kwam daar regelmatig en Cosyns heeft alle vergaderingen bijgewoond van het
Verdinaso, waarvan hij het hoofd werd. Ik heb gezien dat Cosyns het portret van
Van Severen in het café Falado heeft gehangen en zijn eigen portret er achter
heeft gestoken. Ik bevestig dat ik dat zelf gezien heb. Ik heb nooit de minste
moeilijkheid gehad persoonlijk met Cosyns, tenzij bij de bevrijding in
September 1944 toen verscheidene weerstanders mij kwamen afhalen om mijn haar
af te snijden, naar zij zeiden op bevel van Cosyns. Het portret van Cosyns was
getekend met potlood, het was juist hetzelfde als hetgeen U mij vertoont. Het
portret is niet bijgezwart achterhand. Hij droeg een groen hemd en een zwarte
das met lendenriem, hetzij het uniform van het Verdinaso, dat ik hem regelmatig
heb zien dragen en waarin hij geposeerd heeft voor de tekening. De lendenriem
had een gesp, maar ik kan niet zeggen wat er op stond, maar hij had ook
schouderriem aan als Joris Van Severen, ik heb dat verscheidene malen gezien.
Die tekening werd gemaakt door Verschaeve die lid van de Organisation Todt
geweest is. Hij was zeer goed bevriend met Cosyns. Verschaeve werd vermoord op
het laatste van de bezetting, langs de spoorweg. Van zijn familie vernam ik dat
hij doorzeefd was door kogels. Meer weet ik persoonlijk niet over deze zaak.
Cosyns heeft bij mijn hoofd herhaaldelijk bieravonden gegeven voor de Duitsers
en heeft daar zelf verschillende malen verklaard dat hij Duitsers aan huis
ontving. Hij was altijd op schok met de Duitsers, liep er mee op straat en kwam
met hen naar het café. Hij was het die telkens het bier gaf. Bij hem kwamen
officieren en onder-officieren. Ik heb de Duitsers tegen hem horen zeggen en er
waren nog andere personen bij: “Sie werden bestimmt bürgemeister”. Na de
bezetting door de Duitsers heeft Cosyns zeker nog drie maanden in Belgisch
uniform rondgelopen. Lamont Madeleine heeft mij verklaard dat Sabbe Leopold en
Casteleyn door de Duitsers werden gedood in haar bijzijn. Dit was rond de
eerste September. De Wwe Sabbe is Marguerite Monteyne, Leopold Sabbestraat te
Lauwe. Ik ben geen familie van Lepla Marie, echtgenote van de oud-burgemeester
Vande Plassche. Bij Cosyns werden voortdurend grote soupers gehouden met alle
soorten van mensen. Het Verdinaso heeft daar omtrent een jaar bestaan en dan
heeft Cosyns zich teruggetrokken … Cosyns beloofde 25 frank aan mijn kozijn
Dupont Julien voor ieder nieuw lid dat hij kon bijbrengen voor het Dinaso of
voor de Dinaso-jeugd. Een andere kozijn van mij die eveneens Julien Dupont heet
en politieagent is in Lauwe, is enkele dagen geleden met Cosyns moeten meegaan
naar Ieper bij Evariste Dupont en Cosyns heeft deze laatste iets doen tekenen,
in verband met het hangen van de fameuze portretten. Cosyns heeft daar cendriers
afgegeven, en speelkaarten en heeft bier beloofd. Mijn tante moet dinsdag vóór
Uw commissie verschijnen. Bij mij zelf heeft Cosyns nog politie en gendarmerie
gestuurd om druk uit te oefenen om te weten waar die photo’s waren.”
Ook
Camiel Hespel, 44 jaar, wever te Lauwe, Wevelgemstraat 85, neemt plaats op de
getuigenbank:
“Ik ben erkend als
weerstander G.L. Van Eeckhoutte was mijn chef. Ik heb Cosyns gekend van vóór de
bezetting. Ik weet dat Cosyns bij de stichters van het Verdinaso was rond
October November 1940. Er waren veel mensen die dat wisten. Verdinaso werd
gesticht in het café Falado dat hem toebehoorde. Ik heb de portretten die U mij
vertoont in het café weten hangen, de muur was nog niet beplakt en er hingen
drie portretten: dit van de Koning, dit van Van Severen en het derde was Cosyns
in uniform van het Verdinaso. Het zijn wel de portretten waarvan gij mij de
photocopie vertoont. Na een tijdje was het portret van Cosyns verdwenen en naar
ik vernam stak het achter het portret van Van Severen. Ik weet dat omdat ik er
op belust was de portretten te bemachtigen. Ik heb de voetbalmatch bijgewoond
tussen een ploeg van de Wehrmacht, Duitse Genietroepen die de noodbrug gemaakt
hadden, en de lokale Voetbalclub. Aan het lokaal van de voetbalclub café De Ster,
hing er een aankondiging: Voetbalmatch Klein België tegen Gross Deutschland.
Cosyns was in het bestuur van de Voetbalclub. Ik heb gezien dat Cosyns zich
heeft laten photograferen met de twee voetbalploegen. De photocopie die gij mij
vertoont is wel genomen van de echte photo, die veel duidelijke was. Het is
Cosyns die tussen de twee ploegen staat. Ten gevolge van die match zijn er
moeilijkheden gekomen en is de plaatselijke voetbalclub “White Star”
uiteengevallen. Onder de spelers[10]
waren er die het veld wilden verlaten voor de match en Cosyns heeft ze
tegengehouden …
Het portret van Cosyns
werd getekend door Verschaeve, die een wees was. Die jongen ging naar Frankrijk
gaan werken en schijnt naar het Oosten gevoerd geweest te zijn. Wij hebben hem
lang niet gezien. Ik meen dat het in de loop van 1943 was dat hij terug verschenen
is, maar hij heeft zich lang verdoken in een bouw van Baekeland te Lauwe. Op
een zeker ogenblik hoorde ik dat die jongen aanvaard werd in de Weerstand. In
de café Pompier moeten Cosyns en hij eens ruzie gehad hebben en enkele dagen
later, werd Verschaeve gedood over de spoorweg op het grondgebied Aalbeke.
Twintig minuten later was ik ter plaats, het lijk was gedekt door een deken. De
Duitsers waren reeds ter plaats. Ik was op de Plaats in Augustus 1943 toen
Cosyns aangehouden werd door de Duitsers. Hij was terug na een uur vijf en
dertig minuten. Ik heb de tijd genoteerd. Ik geloof dat er een dossier op het
Krijgsauditoraat bestaat betreffende een onderzoek tegen Vanden Broucke André
in verband met de zaak Verschaeve, en ook Cosyns werd, naar ik weet,
onderhoord. Donderdag laatst op het entrainement van de Voetbalclub heb ik
gehoord dat Vanden Broucke Oscar, die nog altijd goed bevriend is met Cosyns,
aan de postbode gevraagd heeft, wie een uitnodiging gekregen heeft voor Uw
Commissie. De postbode Frans Detavernier heeft mij dat zelf bevestigd. In maart
1942 heb ik vernomen van Van Eeckhoutte dat een tweede groep Weerstanders te
Lauwe was aangenomen namelijk de groep van Cosyns, en ik heb hem gewaarschuwd
tegen deze groep. Ik heb nog gezien dat Cosyns dronk met Urbain Lodewijk en
Tuytens, beiden gestapo’s van Kortrijk die na de bevrijding gefusilleerd
werden. Het is Cottignie die de eerste bij de Engelse geweest is aan de brug te
Lauwe. Ik heb Cosyns in zijn auto met twee doctors en met leden van zijn groep
zien wegvluchten van de hoeve Lampe toen de Duitsers terug aan de Leiebrug
kwamen. Zij hebben hun uniform weggegooid tussen de tabakplanten van Lampe.
Een
volgende getuige die dag is Irma Verhoeve, weduwe Aimé Lambaere, 55 jaar, uit
de Moeskroenstraat 29 te Lauwe:
“Mijn man stond in de
politieke beweging van Rex vóór de oorlog, tengevolge waarvan Cosyns na de
bevrijding heeft beweerd dat wij Duitsgezinden waren. Daar mijn man te gevolge
van zijn gezindheid vóór de oorlog, bij het begin van de bezetting door Cosyns
verdacht werd gemaakt, heeft mijn man gemeend deze te moeten terechtwijzen na
de voetbalmatch gespeeld in 1940 tussen de lokale voetbalclub en een ploeg van
de Duitse genietroepen. Na deze match heeft mijn man aan Cosyns verweten in
aanwezigheid van Duitse officieren dat hij een lafaard was omdat hij een
voetbalmatch had ingericht zo kort na het begin van de bezetting. ’s
Anderendaags zijn Duitse officieren mijn man komen bedreigen en Cosyns heeft
hen de weg naar ons huis getoond. Na de bevrijding heeft Cosyns bij de
arrondissementscommissaris klacht gedaan dat wij aan economische collaboratie
zouden gedaan hebben. Wij werden daarvan verwittigd en vermits er geen grond
was, zijn wij niet meer lastig gevallen. Wij behoorden sinds 1914-1918 aan de
Belgische Inlichtingsdienst, waarvan ik hier de bewijzen voorleg.”
Reeds
op 11 januari 1945 liet Aimé Lambaere, geboren te Lauwe op 28 september 1889 en
overleden in 1952, op vraag van de Procureur des Konings in een Pro
Justitia het volgende noteren:
“Ik heb in Juli 1940
bezoek gekregen van de Duitse Politie “STPOL”. Ik werd ervan beschuldigd de
Duitse Wehrmacht te hebben beledigd. De Duitse Politie zegde klaar en duidelijk
dat zij gezonden waren door COSYNS Antoon, en dat ik in het vervolg ook meer
eerbied zou moeten hebben voor COSYNS Antoon, daar deze persoon voor de
verbroedering was met de Duitsers.”
Een
andere getuige is Georges Everaert, 42 jaar uit de Wevelgemstraat 35 te Lauwe:
“Ik ben erkend als weerstander van de groep Van
Eeckhoutte. Ik ben goed bevriend geweest voor de oorlog met Dupont Evariste en
ben dikwijls in zijn café Falado geweest, waar kort na het begin van de
bezetting ik drie portretten heb zien hangen: de Koning, Joris Van Severen en
een getekend portret van Cosyns. Naderhand zijn er maar twee blijven hangen,
dat van Cosyns was weg. Ik heb Cosyns gezien in Falado, met een groen hemd,
zwarte das, rijbroek en lendenriem. Het is op verzoek van Hespel Camiel dat ik
ter gelegenheid van de verhuizing van Dupont Evariste, waarbij ik geholpen heb,
in de café Falado de portretten heb weggenomen. Dat van Cosyns was geplakt van
achter op dat van Van Severen. Van Eeckhoutte heb ik binst de bezetting nooit
gekend. De postbode Detavernier Frans heeft tegen mijn vrouw gezegd toen hij Uw
convocatiekaart afgaf, dat Vanden Broucke Oscar, vriend van Cosyns, hem
gevraagd had, wie geconvoceerd was, dat hij ze per auto naar Brugge zou willen
brengen.
Men heeft verschillende keren gevraagd bij mij naar
die portretten, en Cosyns heeft mij ontboden in zijn kabinet op het Gemeentehuis,
waar hij mij vroeg of het waar was dat ik de portretten gestolen had. Op mijn
weigering deze af te geven, heeft hij mij gezegd dat ik er de gevolgen zou van
dragen. ’s Anderendaags heb ik twee rijkswachters gehad en ben ontboden geweest
naar de gendarmerie van Rekkem, waar ik geweigerd heb van te ondertekenen, ik
ben trouwens ongeletterd. Ik ben zelf naar Kortrijk gegaan gendarmerie-kapitein
Van Bruaene, die ’s anderendaags de zaak heeft onderzocht te Rekkem, en in mijn
bijzijn de leden van de brigade heeft berispt. De getuige verklaart niet te
kunnen tekenen. Waarvan akte (2 handtekeningen).”
Op 9 september 1952 verschijnt de 29-jarige
André Vanden Broucke uit de Boldriesstraat 94 te Lauwe als getuige voor de herzieningscommissie:
“… Op een zeker ogenblik is er verraad geweest van
wege Verschaeve, wij hadden hem geprobeerd bij twee gelegenheden en bemerkt dat
hij nog in betrek stond met de Duitsers. Ik heb verslag gegeven aan Commandant
De Paepe en het bevel ontvangen van Cosyns, Verschaeve neer te schieten in een
bos. Derdeyn en Ducolombier waren daar ook bij. Ik bevestig stellig dat Cosyns
daartoe bevel gaf. Naderhand heeft men mij gezegd dat Verschaeve samen met
Cosyns lid zou geweest zijn van het Verdinaso …”
Antoon Cuppens, 46 jaar, commissaris bij de
Rechterlijke Opdrachten te Brugge, komt op dinsdag 16 september 1952 getuigen:
“Naar aanleiding van een onderzoek naar misdrijven
door de Weerstand heb ik vastgesteld dat het Verdinaso te Lauwe werd gesticht
op 14 October 1940; de voorzitter was De Coninck Julien, de propagandaleider
was Cosyns Antoon, de penningmeester was Neirynck Roger, de secretaris was
Fieuws Omer en de corporatieleider was apotheker Lejour en het lokaal was het
lokaal Falado uitgebaat door Dupont Evarist (vader) en Dupont Julien (zoon).
Zijn opgesloten geworden als inciviek De Coninck, Neirynck en de familie
Dupont. Uit mijn onderzoek is gebleken dat Cosyns verscheidene eetmalen gegeven
heeft aan Duitse officieren. Dr. Hespel kan daaromtrent getuigen. De herberg
Falado was eigendom van de brouwerij De mets, waarin Cosyns gerechtigd was, en
die voormalig eigendom was van zijn schoonouders. Cosyns was toen brouwmeester
in de zaak van zijn schoonouders. Fieuws is opdrachtgever geweest van een aanval
in October (20) 1944 op de hofstede Fernagutt Camiel[11]
te Lauwe, waarbij een toevallige gast aan de hoeve werd gedood. Deze aanval was
een misdaad van gemeen recht en werd gestraft door de Krijgsraad omdat zij
gepleegd werd door gewapend weerstanders. Er waren zeven betichten, zonder bij
te rekenen Fieuws die toen overleden was. Deze laatste had tijdens het
onderzoek geprobeerd het O.F. daarvan te betichten. Fernagutt heeft het Geheim
Leger opgebeld om een auto te vragen ten einde het slachtoffer Steelandt Jules
naar de kliniek te voeren waar het is overleden. Fieuws heeft daartoe dezelfde
wagen gebruikt waarmee de overval gepleegd werd en waarmee de buit (één zwijn,
juwelen en geld) werd vervoerd. Het is op de hoeve dat Fieuws verklaarde dat de
overval voorzeker was uitgevoerd door het O.F. Ik heb ondervonden dat ik in
mijn onderzoek hulp had van M. Thielemans, maar dat ik op alle manieren en op
erge wijze zelfs tegengewerkt werd door Cosyns. De verklaring van Mevrouw
Lambaere die gij mij voorleest stemt volledig overeen met deze die Lambaere
zelf tijdens mijn onderzoek aflegde, en waarvan ik U afschrift zal overmaken
met toestemming van de heer Procureur des Konings. Als ik mij goed herinner dan
blijkt uit de verklaring van minstens een paar getuigen in het onderzoek door
mij geleid, dat het rond Februari 1942 zou zijn dat Cosyns van houding is veranderd.
De gewezen postmeester van Lauwe, thans vermoedelijk
te Tielt, Laevens Jerome, zal waarschijnlijk ook zeer goed bekend zijn met de
houding van Cosyns.”
Cosyns is nog geen tweeënvijftig, wanneer hij
op 8 november 1964 in Kortrijk overlijdt.
Terwijl de ware aard van Cosyns geleidelijk
aan het licht komt, is Camiel Vandeplassche ondertussen de kop van jut. In het
Belgisch Staatsblad van 2 februari 1946 wordt het volgende over hem
gepubliceerd:
“Bij besluiten van de deputatie van West-Vlaanderen d.
23 en Maart 1945, getroffen bij toepassing van artikel 2 van de besluitwet van
21 December 1944, gewijzigd bij de besluitwet van 7 Mei 1945, strekkende tot vervallenverklaring
van de mandaten der onwaardige provincie- en gemeenteraadsleden zijn de heeren
…. Vandeplassche, C. (Lauwe), als gemeenteraadslid vervallenverklaard.
Deze beslissingen zijn definitief, daar de
belanghebbende niet binnen het vereischte tijdsverloop beroep aangeteekend
hebben.”
In het Kortrijksch Handelsblad van 15
november 1946 wordt een verslag van de Krijgsraad te Kortrijk gepubliceerd
onder de titel “Ex-burgemeester Vandeplassche, uit Lauwe, vrijgesproken”:
“Vandeplassche Camiel, geboren te Lauwe den 24
februari 1895, bediende, gewezen burgemeester der gemeente Lauwe, van 1927 tot
het einde der bezetting, wonende Moeskroenstraat 99 te Lauwe. Verschijnt vrij.
Betichte is nooit lid geweest van een Pro-Duitsche groepeering doch was een persoon
bezield met een vreesachtig en zwak karakter.
Hij nam steeds een vleiende houding aan tegenover de
Duitschers, dit bewijst zijn gevonden briefwisseling.
Op 20 augustus 1943 was hij verplicht de Feldgendarmen
te vergezellen wegens het opsporen van dienstweigeraars en ongure elementen.
Aldus werd zekere Bovijn Nestor aangehouden en in het gemeentegevang
opgesloten. Deze zocht een middel uit om weg te vluchten en vroeg om naar den
koer te gaan. Betichte die op dit oogenblik aanwezig was aan het gevang zegde
tegen den dienstdoenden feldgendarm: “Let op hij gaat wegvluchten” waarop hij
teeken deed aan den feldgendarm, die dadelijk ingreep en Bovijn naar den koer
vergezelde.
Einde 1940 werd ook vrouw Delembre Christine verklikt
aan de Duitschers, wegens anti-Duitsche uitlatingen. Vandeplassche zou over de
vrouw inlichtingen verschaft hebben over hare algemeene houding. De vrouw werd
niet gestraft daar er geen voldoende bewijzen voor handen waren.
In 1941 werden Deleu en Everaert door de Duitschers
aangehouden wegens diefstal van autobanden uit een garage. Op de kommandantuur
werden ze ondervraagd en Vandeplassche zou erin tussengekomen zijn en gezegd
hebben: “Niemand anders kan dien diefstal gepleegd hebben dan die twee. Ik weet
zelfs dat ze ook naphte gestolen hebben en ik weet waar zij die naphte naartoe
brengen.”
Tenslotte werden in 1941 de vrouwen Holvoet en Deman,
die kolen gestolen hadden uit dezelfde garage in betichting gesteld door de
Duitschers. Het is Vandeplassche die dit overgemaakt heeft aan de Duitschers.
Betichte zegde dat hij verplicht geweest is dit aan de
Duitschers te vermelden, om zelf verder geen moeilijkheden te hebben. Beide
vrouwen beweren dat zij door Vandeplassche verklikt zijn geworden.
Het Getuigenverhoor
Als eerste getuige verschijnt Kerckhof Cyriel, die
aangehouden werd, en hij verklaart dat betichte de feldgendarmen vergezelde.
Het is Vandeplassche die teeken deed aan de feldgendarmen toen Bovijn naar de
koer wilde gaan, daar deze verdacht werd van te kunnen wegvluchten.
Cockele Albert zat ook opgesloten in het
Gemeentegevang. Hij verklaart dat betichte zou gezegd hebben tot de
feldgendarmen, toen Bovijn vroeg om naar den koer te gaan: “U moet zien dat ze
niet wegloopen.”
Vandenbroucke Oscar werd in ’43 zekeren morgen
opgehaald door de feldgendarmen, vergezeld door Vandeplassche. Toen Bovijn
vroeg om naar den koer te gaan zegde betichte tegen de Duitschers dat ze
moesten oppassen, dat Bovijn zou wegloopen.
Cappon Lucien, concierge van het Gemeentehuis van
Lauwe, heeft verscheidene personen in het gevang zien binnenbrengen, onder
ander Bovijn. Deze laatste vroeg aan de feldgendarmen en den burgemeester om
zijn water te mogen maken, heeft de toelating verkregen, doch kan niet zeggen
of betichte er in tusschengekomen is. Vandeplassche gaf slechte adressen op van
personen die door de feldgendarmen werden opgezocht.
Bovijn Nestor werd door de feldgendarmen in 1943
vergezeld door Vandeplassche aangehouden. Gekomen in het gemeentegevang vroeg
hij om zijn water te maken, kreeg de toelating, doch op het oogenblik dat hij
wilde ontsnappen, kwam een feldgendarm op hem af, zoodat hij zijn doen niet
heeft kunnen verwezenlijken. Later heeft hij hooren zeggen dat het den
burgemeester was die de Duitschers had verwittigd. Nooit heeft hij
Vandeplassche aanzien als een verklikker, daar hij met den burgemeester in
goede betrekkingen leefde en nooit door hem moeilijkheden werd aangedaan.
Delembre Christine werd tijdens de bezetting naar
Brugge geroepen waar zij vóór het Duitsche Krijgsrecht moest verschijnen wegens
anti-Duitsche uitlatingen. Ze verbleef verscheidene dagen in het gevang.
Getuige heeft een brief gezien, onderteekend en uitgaande van den Burgemeester
Vandeplassche en denkt aldus dat zij door hem verklikt is geworden.
Deleu heeft klacht neergelegd tegen Vandeplassche, die
tijdens het onderzoek gedaan door de Duitschers is tusschengekomen en gezegd
heeft: “U moet den diefstal niet afstrijden”. De zaak ging hier over diefstal
van autobanden. Vandeplassche is tegen getuige komen getuigen.
Vrouw Monteyne heeft moeilijkheden gehad met de
Duitschers wegens kolendiefstal. De burgemeester zegde dat zij de kolen moest
terugbrengen en zich aanmelden aan de garage waar een Duitsch officier kwam.
Niettegenstaande dat zij loochende kolen gestolen te hebben zegde de Duitsche
officier, dat het wel zij was die de kolen gestolen had, daar de burgemeester
Vandeplassche het hem verklaard had. De burgemeester verklaarde dat hij dat had
moeten zeggen aan de Duitschers, anders dat hij zelf in het vuile zou gekomen
zijn. Getuige heeft dan als straf haar rantsoen van 50 kgr. moeten afgeven.
Achiel Vandamme, veldwachter te Lauwe, getuigt ten
gunste. Hij weet niets ten laste te leggen van den burgemeester, noch weet hij
dat de burgemeester personen aan de Duitschers zou verklikt hebben. De personen
die beweren dat zij verklikt zijn geworden door hem missen. Getuige weet
verders niets anders dan lof over den burgemeester. Hij heeft alles gedaan om
de menschen te helpen, de ondergedokenen te verwittigen als de feldgendarmerie
op ronde was.
Oscar Deblock, veldwachter te Rekkem getuigt ook ten
gunstig. Nooit heeft hij gehoord dat Vandeplassche tijdens de bezetting
personen moeilijkheden zou aangedaan hebben, wel het tegenovergestelde.
Een derde getuige ten gunste, leider van de Witte
Brigade, verklaart dat door de tusschenkomst van Vandeplassche de
ondergedokenen hun zegels hebben gekregen.
Vanhauwaert Abel werd in 1943 opgehaald en ook
opgesloten in het gemeentegevang. Hij heeft niets gezien noch gehoord aangaande
de zaak Bovijn.
Duthoo Madeleine, vrouw van Verfaille, uitbater van de
garage, verklaart dat er autobanden gestolen waren.
Laevens Jeroom, postmeester te Lauwe, weet te
verklaren, dat betichte zich goed gedragen heeft tijdens de bezetting; hij
saboteerde de Duitsche verordeningen en getuige heeft nooit over Vandeplassche
hooren klagen.
De Verdediging
Meester Dousy, uit Kortrijk, behandelt het geval
Bovijn Nestor en onderlijnt den weinig samenhang van de verklaringen der
getuigen. De houding van Vandeplassche is, dat hij verklaart van niets af te
weten. Alles is te zoeken in het feit dat die menschen ten onrechte overtuigd
waren dat Vandeplassche hen zou verklikt hebben. Het minste gebaar en het
minste woord hebben die menschen verkeerdelijk uitgelegd, onder een zekeren
invloed.
Ten slotte behandelt pleiter nog de overige
verklikkingen, tracht deze in twijfel te trekken en zegt dat Vandeplassche zich
nooit bewust ten dienste gesteld heeft van de Duitschers.
Van zijne acht maandenlange interneering is hij physisch
en zedelijk geknakt geworden.
Pleiter vraagt de vrijspraak.
Meester Roelandt, uit Kortrijk, tweede verdediger,
onderlijnt de kleinzielige dorpspolitiek die op de gemeente Lauwe heerscht. Van
al die aanklachten die in een furie zijn binnengekomen, blijft er bijna niets
meer over.
Van de vier partijen had de partij van Vandeplassche
de meerderheid en zijn politieken tegenstrever heeft al die klachten tegen hem
neergelegd.
Vrouw Delembre heeft het handteeken van Vandeplassche
niet gezien op den aanklachtbrief.
Het feit Deleu-Everaert is het feit waar Vandeplassche
hier als taalman opgeroepen werd.
Vandeplassche heeft veel goeds bewerkt op zijn
gemeente tijdens de bezetting. Het gaat hier slechts om een politieke kwestie
en pleiter vraagt ten slotte de vrijspraak omdat beklaagde geen straf verdient.
De uitspraak
Daar de feiten niet genoegzaam bewezen zijn, werd
betichte dan ook vrijgesproken.”
In het Belgisch Staatsblad van 4 september
1949 komen we te weten dat Camille Vandeplassche wel beroofd werd van zijn
burgerlijke en politieke rechten en dat ingevolge een vonnis van de burgerlijke
kamer der rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Kortrijk hij op 5
mei 1949 hersteld werd in al zijn rechten.
Hij overlijdt in 1982.
[1]
De gegevens betreffende Antoine Cosyns werden bekomen via het Tijdschrift
van de Geschiedkundige Vereniging Het Land van Aalst - www.hetlandvanaalst.be.
[2]
De verzetsgroep “Macareux” in Lauwe stond vanaf 1943 onder leiding van Antoine
Cosyns, die op 2 september 1944 vervangen werd door Fieuws. Bij de stichting in
1941 stond de groep eerst onder het bevel van Vaneeckhoutte (bron: Analyse
en situering van het verzet in de stad Kortrijk: 1940-1944 van Petra
Demeyere).
[3]
Projet: “De bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog in het collectieve
geheugen”.
[4]
Zo goed als zeker bedoelt geïnterviewde hier Antoine Cosyns.
[5]
De Zone III van het Leger van België, het latere Geheim Leger, bestond vanaf
1943 uit de Provincies Oost- en West-Vlaanderen. Kortrijk was één van de
sectoren van de Zone III.
[6]
Schuilnaam voor de verzetsgroep in Moeskroen.
[7]
Waren aanwezig: Voorzitter Amaat De Bock, Officier-Verslaggever Arthur Farasyn,
volgende afgevaardigden van de gewapende Weerstand: Pierre Cremers (G.L.),
Barbe Henri (P.M.) en Cortoys Louis (N.K.B.) en griffier Karel Poupeye.
[8]
Camiel Hespel en Georges Everaert.
[9]
Evariste Dupont, geboren te Lauwe op 27 november 1897, en zijn zoon Juliaan
Dupont, geboren te Lauwe op 30 juli 1925, werden op 16 januari 1946 door de
Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld, respectievelijk tot twee en drie jaar
gevangenisstraf, o.a. wegens lidmaatschap bij de Vlaamsche Fabriekswacht.
[10]
Op te merken dat op de foto met de twee voetbalploegen slechts tien spelers van
White Star Lauwe te zien zijn.
[11]
Landbouwer Camille Fernagut, geboren te Vlamertinge op 26 april 1886 en
overleden te Lauwe op 28 december 1965.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten