zondag 4 december 2022

Het verdriet van België ... en Kortrijk

 

Het verdriet van België … en Kortrijk

 

Over het algemeen wordt “Het verdriet van België” beschouwd als het meesterwerk van Vlaams schrijver Hugo Claus. De roman schildert een portret van een Vlaamse collaborerende familie in de jaren vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.

Hoofdfiguur Louis Seynaeve is elf in 1939 en zit op een nonnenpensionaat in Haarbeke. Een van zijn klasgenoten is Byttebier. Zijn paasvakantie brengt Louis in Walle door, waar zijn vader Staf Seynaeve een drukkerij heeft. Tijdens de zomervakantie verblijft hij in Bastegem bij Meerke Bossuyt, zijn grootmoeder aan moederskant.

Staf Seynaeve staat als Duitsgezind bekend en moeder Constance gaat bij de ERLA werken, een Duitse fabriek voor vliegtuigonderdelen, waar ze verantwoordelijke is voor het transport van Vlaamse arbeiders naar Duitsland. Voor sommige arbeiders weet ze uitstel te bekomen.

“Het verdriet van België” is deels autobiografisch. Je kan stellen dat Hugo Claus zelf, onder de naam van Louis Seynaeve, in zekere zin de hoofdfiguur is. De locaties in de roman verwijzen naar bestaande plaatsen. Haarbeke staat voor Aalbeke, Kortrijk krijgt de naam Walle en Bastegem komt overeen met Astene, een deelgemeente van Deinze. Sommige personages zijn gebaseerd op bestaande personen. Staf Seynaeve verwijst naar de vader van Hugo, Joseph Claus[1] (1906-1986), Constance naar zijn moeder Germaine Vanderlinden (1907-1984), en Meerke Bossuyt naar grootmoeder Julienne Santens (1871-1957), weduwe van Jan Remi Achiel Vanderlinden (1871-1931).

Joseph Claus treedt op 14 juli 1928 te Astene in het huwelijk met Germaine Vanderlinden.

Joseph Claus en Germaine Vanderlinden (bron: geletterdemens.blogspot.com)

Hugo Claus wordt als eerste van vier zonen geboren te Brugge op 5 april 1929. Het gezin Claus-Vanderlinden verhuist hetzelfde jaar van Ieper naar Astene, in 1931 naar Kortrijk in de Filips van de Elzasstraat 48 en in 1932 naar de Oudenaardesteenweg 15, op de hoek met de Deken De Grijzelaan, eveneens te Kortrijk, waar het tot 1944 verblijft.

Bij de bevrijding in september 1944 worden de drukkerij en het woonhuis aan de Oudenaardsesteenweg te Kortrijk door verzetslieden geplunderd. Joseph Claus wordt opgesloten in het interneringscentrum “De Wikings” te Kortrijk. Zijn vrouw en de vier kinderen trekken in bij “Meerke” Vanderlinden aan de Statiestraat 21 te Astene.

Vanuit Astene richt Germaine Vanderlinden op 24 januari 1945 een schrijven aan de voorzitter van de onderzoekscommissie te Kortrijk:

“Geacht Heer Voorzitter,

Op 23n dezer heb ik, vrouw Claus, Ued. een bezoek gebracht teneinde Uwe bemiddeling af te smeeken voor de (voorloopige) vrijstelling van mijn man.

Ik vraag Ued. een oogenblik Uwe aandacht te willen vestigen op onzen benarden familietoestand, geweest gedurende den oorlog en heden.

Claus Jozef is vader van 4 jongens, beneden 15 jaar. Ik zelf ben in ziekelijken toestand, waarvan bewijzen reeds ingezonden.

Uw goedheid en rechtvaardigheid tegenover noodlijdende familien kennende, wend ik mij tot Ued. om genade voor mijn man omwille der ongelukkige kinderen, die in een nijpende nood leven.

1939

Door ziekte gekweld, na de geboorte van ons jongste kind, was mijn man gedwongen het huishouden en de opvoeding der kinderen op zich te nemen.

1940-1941

De oorlog kwam, nood heerschte, mijn toestand verergerde zoodat Pr. Schockaert-Leuven, mij een operatie radiumbehandeling voorschreef. Wij waren gedwongen teneinde de kosten te kunnen dragen, ons huis te verkoopen. Na een verblijf van verscheidene dagen in Leuven, werd mij ten strengste zwaar werk verboden en moest rusten.

1942

De nood kwam nijpender, er moest een beslissing komen, ik smeekte mijn man thuis te blijven, zijn klein drukwerk voort te doen en zich verder om huishouden en kinderen te bekommeren.

Een betrekking van hulp-verpleegster voor Belgische arbeiders kwam open in de Erla[2]-werken-Kortrijk, een honderdtal meter van mijn woning. Ik smeekte mijn man die betrekking te mogen aanvaarden, daar ik in het huishouden kon voorzien en gezien het licht werk, ik mijn noodige rust kon nemen. Ik werd er aanvaard, alles ging normaal, daar mijn man nog een bijverdienste had, bij Mr. Marysse, Oudenaarde steenweg, Kortrijk, waar hij als reiziger in dienst was.

1943

Ik had het vertrouwen der arbeiders gewonnen, velen kwamen bij mij om allerhande vrijstellingen voor zichzelf en ook voor hun familie af te smeeken; ik was machteloos, ben voor hun als bemiddelaarster opgetreden bij den bestuurder. Hij kon rechtstreeks geen hulp bieden, angst zijn betrekking te verliezen, hij beloofde zijn onrechtstreeksche hulp, medewerking en aanwijzingen. Hij verbood mij persoonlijk in de verscheidene dienststellen te gaan, daar dit argwaan zou verwekt hebben.

Hij zeide “waarom stuurt ge uw man niet, hij heeft tijd en is zelfstandig, en hangt van niemand af. Ik zal hem in raad en daad bijstaan”. Zoo heeft mijn man rechtstreeks sabotage gepleegd, zooveel het hem mogelijk was, tegen tewerkstelling in Duitschland. Daar hij geen woord duitsch kon, heeft hij iedermaal de medewerking van den vertaler, Heer Loosveld-Kortrijk, noodig gehad bij gevallen in de Feldgendarmerie, gevallen voor de Werkbestelle, waren er vlamingen genoeg.

Mijn man zeide aan eenieder die het hooren wilde, dat hij een (tuyau) had in de Feldgendarmerie en de Werkbestelle om hun hulp te bieden. Het volk in nood kwam aangelopen, hij heeft hun onbaatzuchtig geholpen, dit bewijzen de spontane en sympathieke verklaringen. Bij sommige gevallen kon hij de duitschers zoo omleiden, dat ze argwaan koesterden en de duitschers zelf hem naar het gevang gedaan hebben.

Geen vaste bewijzen in handen hebbende over zijn sabotagedaden, werd hij vrijgelaten; heeft sindsdien zich zoo weinig mogelijk persoonlijk tot de Werkbestelle gewend, vrees zelf gedeporteerd te worden.

1944

Om in ons zwaar huishouden te kunnen voorzien heeft mijn man een drukmachine moeten verkoopen, dit aan een drukker van Eekloo. Mijn man heeft ze zelf verplaatst, dit nam eenige dagen in beslag. De kooper, het werkzaam karakter van mijn man ziende, bood hem aan dagelijks bij hem te komen werken. Zoo reisde mijn man veel van Kortrijk naar Gent, van Gent naar Eekloo; door moeilijk treinverkeer nam hij soms zijn reis met auto-stop. Om dichter bij zijn werk te zijn alsook om de bombardementen in Kortrijk heeft mijn man in de omgeving Eekloo-Gent een huis gehuurd (gedeeltelijk). Zijn verblijf bleef Kortrijk, met tweede verblijf Lovendegem.

Die verklaringen zijn in eer en geweten over ons bezigheid tijdens den oorlog. Nooit heeft mijn man in een of andere beweging der Wehrmacht of Dietsche Militie of Zwarte Brigade gestaan. Hij heeft altijd zijn opinie gezegd maar dit was meest lust tot humoritische discussies, maar propaganda heeft hij nooit gedaan. Affichen voor tooneelopvoeringen, door bemiddeling van De Vlag, plaatselijk feest, heeft hij eens gedrukt; dat was alles maar was er geen lid van.

Van verklikking kan er ook geen sprake zijn want spijtig, Heer Rechter, dat U niet door zijn ziele kunt lezen, Ued. zoudt zien dat hij nooit, zelfs zijn ergste vijand iets kwaad zou kunnen aandoen; dat past niet bij zijn karakter. Mijn leven en het geluk onzer kinderen ligt in Uwe handen, schenk hem ons terug.

Ik herinner mij Uw laatste woorden bij mijn bezoek, “Mevrouw wij laten U niet in den steek, wij zullen U helpen”, mij steunende op Uw woord, dank ik U zeer dankbaar en Hoogachtend”

Op 27 januari 1945 richt ook de raadsman van Joseph Claus, meester Maurice De Jaegere uit Kortrijk, een schrijven aan de voorzitter van de Consultatieve Commissie te Kortrijk:

“Het titelblad van het dossier van J. Claus draagt “Feldgendarm” maar uit het P.V. van politieinspecteur Angillis blijkt dat deze beschuldiging door geen enkel feit bewezen wordt. Claus loochent feldgendarm of hulpfeldgendarm geweest te zijn.

Claus Jozef bekent dat hij Duitschgezind geweest is. Wie hem kent weet hoe weinig diepgaande die overtuiging zal geweest zijn. Hij is een man zonder vaste overtuiging, die flauw van karakter is en gemakkelijk meeloopt. Was hij vrij gebleven, hij zou, ik ben er overtuigd van, reeds lang langs de kant gestaan hebben van de hevigste Engelschgezinden. Niet uit berekening; was hij daarmee bekommerd geweest, hij zou reeds voor den oorlog aan het hoofd gestaan hebben van een bloeiende onderneming; maar hij heeft zijn zaken steeds verwaarloosd voor bijkomstigheden, die hem niets opbrachten en heeft zoodoende steeds moeite gehad, ook tijdens de bezetting, om de twee eindjes aaneen te knoopen.

Was zijn zaak tijdens de bezetting zoo winstgevens geweest, zijn zieke vrouw zou niet verplicht geweest zijn te werken om in de nooden van haar huisgezin te helpen voorzien.

Claus Jozef was lid van V.N.V. reeds voor den oorlog. Hij is het tijdens de bezetting gebleven. Hij had op zich genomen de behoeftigen in zijn kwartier op te sporen en aan te geven bij het secretariaat van V.N.V. Dat was zijn taak als blokleider van het V.N.V.

Te dier gelegenheid kwam hij in aanraking met personen die moeilijkheden hadden met den bezetter: boeten, opeischingen voor verplichten arbeidsdienst, opsluiting in de gevangenis, enz…

Om dienst te kunnen bewijzen heeft hij vriendschappelijke betrekkingen aangeknoopt met Loosvelt, taalsman bij G.F.P. en met Huyvaere en Demeulenaere, bedienden bij de Werbestelle.

Steunend op die betrekkingen liep hij, voor al wie het hem vroeg, de G.F.P. en de Werbestelle af, en bewees aldus de vele diensten waarover getuigenissen bij het dossier berusten

In den beginne bekwam hij van de Duitschers zeer veel en later veel min tot hij eindelijk buiten vloog en niets meer bekwam.

Is het niet zonderling dat geen enkele bepaalde daad van verklikking of overlevering aan de Werbestelle hem ten laste gelegd wordt?

Dat in zijn dossier niets anders te vinden is dan getuigenissen ten gunste?

J. Claus is nooit lid geweest van De Vlag, maar hij heeft door tusschenkomst van De Vlag, pakskens verzonden naar twee personen die voor verplichten arbeidsdienst in Duitschland werkzaam waren, zijn broeder Pierre en een genaamde Broecke, broeder van een werkman van hem. Aldus is uit te leggen dat hij, alhoewel geen lid, op de lijst van de leden van De Vlag voorkomt. Het is immers nu een gekend feit dat al wie pakskens naar Duitschland stuurde langs De Vlag op de lijst van de leden ambtshalve ingeschreven werd …

J. Claus heeft een cursus voor hulppolitie gevolgd onder toezicht van den Heer Politiekommissaris Depoortere. Hij deed in de bombardementen dienst als hulppolitie. Hij was in dezen dienst drager van zwarte botten, donker grijze broek, gewone vest, gewoon hemd, plastron en band van de hulppolitie.

Het huisgezin telt vier kinderen; het oudste 15j1/2  en het jongste 6 jaar. De echtgenoote is ernstig ziek en moet een langdurige behandeling ondergaan. Bij gebrek aan eenig inkomen verkeert het huisgezin in de ellendigste armoede. Het oudste kind is verplicht geweest, bij gebrek aan geld, zijn studien te onderbreken.

De echtgenoote, Germaine Vanderlinden, verblijft thans met hare kinderen bij hare moeder, de weduwe Vanderlinden, Statiestraat, 21 Astene.

Moest de Commissie van oordeel zijn dat het noodig is dat J. Claus gedurende een zekeren tijd thuis geïnterneerd wordt, de weduwe Vanderlinden is bereid haar schoonzoon bij zich te ontvangen.”

Voorzitter Raphaël Guillemyn is niet ongevoelig voor de argumentatie ten voordele van Joseph Claus en beslist op 1 februari 1945 met zijn commissie het volgende:

“Overwegende dat Claus Jozef duitschgezind was; dat hij in zeer nauwe betrekking stond met de duitsche wehrmacht; dat hij lid was van het V.N.V. en ook hoogst waarschijnlijk van de De Vlag; dat hij veel drukwerk leverde voor de verschillende groepeeringen die met den vijand samenheulden; dat hij den naam had feldgendarm te zijn, maar dit op heden niet vastgesteld is.

Overwegende nochtans dat zijne vrouw aan eene erge ziekte lijdt en verblijft in de kliniek St. Vincentius te Deinze; dat hij vier minderjarige kinderen heeft en in verschillige gevallen van zijne betrekkingen met den vijand gebruik gemaakt heeft om diensten te bewijzen aan sommigen van zijne medeburgers.

Beslist voorloopig hem te interneeren te Astene, 21 Statiestraat bij de weduwe Vanderlinden onder de bewaking van de plaatselijke politie en de rijkswacht te Deinze die in overleg zullen handelen.

Zegt dat hij op zon- en feestdagen de vroegmis zal mogen bijwonen en dat hij zich zal mogen begeven bij zijne ziekelijke echtgenoote, in de kliniek Sint Vincentius te Deinze, eenmaal per week op dat uur vast te stellen door de rijkswacht te Deinze.

Zegt dat hij op 31 Maart 1945 terug het interneeringscentrum van Kortrijk (Wikings) dient te vervoegen.

Zegt dat hij zich vrijelijk naar zijn interneeringsplaats te Astene mag begeven maar dat hij zich onmiddellijk moet aanmelden bij de plaatselijke politie van Astene.

Zegt ook dat hij vrijelijk en door eigen middelen moet terugkeeren naar het interneeringscentrum van Kortrijk (Wikings).”

Op 13 maart 1945 vraagt Joseph Claus verlenging van zijn internering ten huize Vanderlinden en tevens of het mogelijk is voor de Commissie te verschijnen.

De Consultatieve Commissie beslist op 27 maart 1945 zijn internering te Astene met een maand te verlengen, tot 30 april 1945.

Het laatste wat in zijn interneringsdossier te vinden is, is dat hij zich op 30 april 1945 niet aanbiedt in het interneringscentrum “Wikings” te Kortrijk.

Volgens clauscentrum.be wordt vader Claus op 22 februari 1946 in voorlopige vrijheid gesteld.

Te vermelden ook dat tijdens het schooljaar 1944-1945 Hugo Claus wordt ingeschreven aan het Sint-Hendrikscollege te Deinze. Zoals elders beschreven zou hij op 8 mei 1945 te Kortrijk getuige geweest zijn van de straatrepressie tegenover stadssecretaris Louis Desmet.

Op 14 oktober 1984 overlijdt in Gent moeder Germaine Vanderlinden en op 20 februari 1986, eveneens te Gent, vader Joseph Claus.



[1] In een andere rubriek van dit boek wordt een dossier besproken van iemand uit Wevelgem met dezelfde voor- en familienaam, evenwel geen familie van mekaar.

[2] De “Umschulungswerkstatt”, omscholingswerkplaats van de firma ERLA in Kortrijk werd midden april 1942 opgericht en leverde omgeschoolde arbeiders aan Duitse firma’s werkzaam in de luchtvaartindustrie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten