Posts tonen met het label Maenhout. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Maenhout. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Menen: burgemeester Armand Deweerdt wordt vervangen door Aimé Maenhout

 

Menen: burgemeester Armand Deweerdt wordt vervangen door Aimé Maenhout

 

Ook in Menen wordt de Tweede Wereldoorlog te boek gesteld, door verschillende auteurs[1].

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 komt een coalitie van zes katholieken en drie liberalen tot stand. De socialisten, met o.a. volksvertegenwoordiger August Debunne, belanden in de oppositie.

Het schepencollege is samengesteld uit de liberale burgemeester Armand Deweerdt[2], tevens geneesheer en chirurg met een eigen kliniek te Menen, en vier schepenen:

  • Benoit Pype[3] van de katholieke middenstand;
  • Georges Osten[4] van de liberalen;
  • Honoré Baston[5] en Maurice Meheus[6], twee christen democraten die op post blijven gedurende de oorlog.

Eind januari 1942 wordt Deweerdt geschorst door de bezettende macht en vervangen door eerste schepen Honoré Baston die dienstdoende burgemeester wordt.

Officieel wordt, bij besluit van 23 juli 1942 (B.S. van 26 juli 1942), aan Armand Deweerdt ontslag uit zijn ambt verleend. Bij besluit van dezelfde datum wordt ook aan schepen Benoit Pype ontslag verleend.

Deweerdt wordt vervangen door apotheker Aimé Maenhout[7] en Pype door Hilaire Lecoutre[8], bij besluiten van 24 juli 1942 (B.S. van 26 juli 1942).

Ook aan Georges Osten wordt ontslag verleend, bij besluit van 29 april 1943 (B.S. van 2 mei 1943). Hij wordt vervangen door Marcel Lewyllie[9], die bij besluit van 30 april 1943 (B.S. van 2 mei 1943), zoals Lecoutre, aangeduid wordt om het ambt van schepen waar te nemen.

Twee september 1944, de bevrijding is bijna een feit te Menen … we citeren uit het boek van Antoon Vanmarcke (deel 1 – pagina 117):

“… Uit alle hoeken der stad kwamen op de Grote Markt stadsgenoten toegestroomd, gekleed in witte en blauwe overall. Ze noemden zichzelf “weerstanders” of “verzetslieden”.

Zij zullen vrede, orde en vrijheid brengen, zij zullen dienst doen als politie, op deze wijze de wettelijke macht, de Rijkswacht over het hoofd ziende. Ook zullen zij rechtspraak uitoefenen.

Hierdoor heerste er anarchie, de overheid was er onverschillig om, de man op de straat was de baas.

Het is later gebleken, dat zij weerstanders waren van het dertiende uur, die van deze omstandigheden gebruik maakten om zich weerstanders te noemen, om hun eigen onvaderlandse daden die zij vroeger eens bedreven hadden gemakkelijker te kunnen versmoren. Zij hitsten anderen op om hun haatgevoelens die ze droegen tegenover bepaalde stadsgenoten bot te vieren.

De ware weerstanders, zij die al in het gelid stonden van vóór er sprake was van een Duitse nederlaag, hadden andere opdrachten te vervullen. Zij streden aan de zijde der geallieerden om ons grondgebied te helpen bevrijden en om ons te helpen verlossen van de Duitse tirannie.

Tegen de avond vormde er zich een bende van een vijfentwintigtal mannen en vrouwen, met een paar notabelen der stad aan hun hoofd (de kleine man van de straat is gemakkelijk te vinden om mee te lopen, als het er maar om gaat, om te gaan stelen en te plunderen).

Ze trokken de Rijselsestraat in, recht naar de apotheek van de door de bezettende overheid in 1942 aangestelde burgemeester, om hem uit zijn ambt te ontslaan, hem aan te houden en op te sluiten in het stadhuis.

Doch sedert vrijdag laatst, toen de helft van het politiekorps aangespoord door hun onmiddellijke overste, hem weerspannig was en weigerden zijn bevelen op te volgen, zodat hij de orde niet meer kon handhaven, besloot hij zijn ontslag in te dienen als hoofd van politie en heeft onmiddellijk de stad, in ordeloze toestand verkerende, verlaten, zodat zij hem niet aantroffen in zijn woning.

Aangespoord door enkele voormannen werden zijn vrouw en zijn kinderen uit hun woning gedreven; meubelen, huisgerief en klederen, samen met al de geneesmiddelen uit de apotheek werden gestolen, geplunderd, vernield en weggesleept.

Op de meest belangrijke en noodzakelijke geneesmiddelen werd echter de hand gelegd door de voorzitter van het Rode kruis, om deze van vernieling te vrijwaren.

De avond viel intussen in en voor de rest van de nacht bleef alles kalm en rustig.”

Aimé Maenhout, gehuwd met Germaine Briers en vader van vijf kinderen, wordt uiteindelijk in hechtenis genomen op 13 september 1944 en te Menen geïnterneerd.

De Krijgsraad te Kortrijk veroordeelt Aimé Maenhout op 16 juli 1945 tot 15 jaar buitengewone hechtenis en levenslang verlies van zijn rechten.

In zijn dossier laat de substituut-krijgsauditeur achteraf uitvoerig de daden vermelden die tot de veroordeling hebben geleid:

“Veroordeelde was lid van het V.N.V. en was ook lid van de Vlag. Hij heeft tweemaal in betrekking gestaan met de duitsche overheid ten einde een zaal te bekomen voor propagandavergaderingen van de Vlag en zulks in 1941 en 1942. Hij beweert om principieele redenen in 1942 uit de Vlag te zijn getreden. Tot in 1942 heeft hij de vergaderingen van de Vlag bijgewoond. Hij werd in juli 1942 tot burgemeester te Meenen benoemd. Zijn kandidatuur werd door de leiding van het V.N.V. voorgedragen. Als burgemeester is hij een gewillig werktuig geweest in de handen der duitschers. Hij heeft vergaderingen of feesten gehouden door de duitschers bijgewoond onder meer een plechtigheid ingericht door de bezettende macht en de germaansche SS ter gelegenheid van SS-man Soenen’s afsterven aan het Oostfront. Ook in 1944 een zelfde plechtigheid ingericht door de Germaansche SS en de feldgendarmerie ter gelegenheid van het afsterven van Vanhoutte aan het Oostfront. Hij heeft samen met schepen Lecoutere een duitsch militair feest bijgewoond, gehouden in het college te Meenen, en heeft de Hitlergroet gebracht staande nevens de duitsche officieren toen de troepen defileerden. In zijn cabinet op het stadhuis hingen de photos van Hitler, Tollenaer en Staf Declercq. Hij heeft met Volk en Staat gecolporteerd. In den loop van 1944 heeft hij een bericht doen uithangen aan de bevolking gericht, na een gewapende overval aan de sluizen der Leie waarbij vlaamsche wachters gekwetst werden, waarbij hij deze vlaamsche wachters ophemelde en de bevolking verzocht inlichtingen te verschaffen aan de duitsche overheid ingeval de aanwezigheid van geallieerde valschermspringers vastgesteld werd. Hij heeft namen van werkonwilligen aan de duitschers overgemaakt. Verder heeft hij in zijn gesprekken propaganda gemaakt voor de duitschers. Ook wordt hij ervan verdacht namen van personen die zonder werk waren aan de Werbestelle te hebben overgemaakt. Aannemende verzachtende omstandigheden spruitende uit zijn vorig goed gedrag heeft de krijgsraad hem veroordeeld tot vijftien jaar buitengewone hechtenis.”

De feiten worden tevens vermeld in het Kortrijksch Handelsblad van 21 juli 1946 dat verslag doet van zijn proces en ook de getuigen en de verdediging aan het woord laat:

“… Een 13-tal getuigen verschijnen voor den Voorzitter, thans heer Guillemyn, en leggen belangrijke verklaringen af, doch de pers kan om zeggens van gansch dezen getuigendéfilé niets waarnemen. Het getuigenverhoor werd ingezet door een drietal Meenensche politieagenten, Vanhoutte Valère, Decuypere en Vertain, die een brokske geschiedenis van ten tijde van den Burgemeester komen vertellen. Nog getuigen ten laste zijn: Walgraeve, die moeilijkheden opgeloopen heeft met de Duitschers, daar hij niet wilde werken met zijn paard en kar; Vandermeiren Angèle; de kommandant van de rijkswacht van Meenen; h. Verleyen Arsene; Debreux Maurice; Logie en Ghesquière; ten ontlaste: Demeester, hulpapotheker van Maenhout, en h. Vandevoorde, stadssekretaris van Meenen, die meer dan een half uur lang, op zijn duizend gemakken, een gansche analyse geeft over den toestand van het stadsbestuur van Meenen, uit den goeden ouden tijd van burgemeester Maenhout. Aan de perstafel verstaan we geen woord van al wat daar in deze half uur gezegd werd.

Na het getuigenverhoor, dat bijna gansch den voormiddag in beslag had genomen werd het woord verleend aan de verdediging.

Mr. Decordier, uit Gent, vraagt den Krijgsraad den vóóroorlogschen politieken toestand te willen in acht nemen. Reeds in de Meidagen van 40 heerschte er te Meenen ’n groote spanning en verbittering toen de Engelschen en Franschen de stad hadden bezet, wegens het opmaken der lijsten van zekere VNV-ers, die dan ook aanleiding gegeven heeft tot vele moeilijkheden.

Op aandringen van een brief van het VNV en den toenmaligen arrondissementscommissaris van Kortrijk, aanvaardde Maenhout het burgemeesterschap. Dit heeft hij gedaan, omdat , hij daardoor een middel zag om de Duitschers beter te keer te gaan. Heeft hij dit nu gedaan uit eigenbelang, wel neen. Ook niet uit winstbejag, want hij stond aan het hoofd van een der belangrijkste apothekerijen van stad, maar wel met inzicht zooveel mogelijk de bevolking van Meenen te helpen en de aktie van de SS tegen te werken.

Op administratief- en ravitailleeringsgebied was hij zeer aktief. Nooit heeft hij bijzondere relaties gehad met de Duitschers; nooit heeft hij ten zijnen huize Duitschers uitgenoodigd, noch soepeetjes gegeven. Hij is bij de Vlag gebleven zoolang de Vlag op kultureel gebied een aktie uitoefende, maar zoodra een “Anschluss” werd op touw gezet, heeft hij ontslag genomen.

Bij den aanslag op de sluizen van de Leie is hij onmiddellijk bij den Ortskommandant gegaan en gesmeekt opdat er geen gijzelaars zouden genomen worden.

De kommandant maakte toen de opmerking dat indien dit nog eenmaal zou gebeuren, strenge maatregelen zouden genomen worden tegen de bevolking. En daarom heeft hij onmiddellijk affiches doen uithangen om de bevolking te waarschuwen.

Op het oogenblik van de parade van de SS bevond hij zich met schepen Lecoutere op het stadhuis. Een feldwebel is op dit oogenblik op het stadhuis gekomen en ze moesten met hem meegaan, ze wisten niet waarheen en daar werden ze gebracht op den koer van het college, waar ze verplicht werden den défilé bij te wonen. Wat de rouwhulde van de gesneuvelde SS betreft, in samenwerking met de Duitsche SS heeft h. Maenhout deze moeten laten doorgaan op het stadhuis. Pleiter weerlegt nog eens de betichting dat lijsten aan de Werbestelle zouden zijn overgemaakt, het geval Walgraeve en de getuigenis der drie politieagenten.

Weliswaar heeft hij een paar onvoorzichtigheden begaan, maar betichte heeft gezegd dat de foto van het driemanschap daar gehangen werd onder dwang van den secretaris van den Ortskommandant. Op zijn eigen risico heeft hij talrijke personen geholpen. Zijn vrouw lijdt aan een erge zenuwziekte, die gevaar oplevert voor zinsverbijstering; zij is ook lijdend aan de maag en betichte heeft vijf minderjarige kinderen. Hij heeft zijn apotheek moeten verlaten, voor hem beteekent dit een sociale en financieele ruïne. Ten slotte vraagt pleiter rekening te willen houden met de meest verzachtende omstandigheden.

Oorlogsburgemeester Maenhout werd verwezen tot 15 jaar buitengewone hechtenis en levenslange ontzegging zijner rechten.

Het Openbaar Miniusterie had de levenslange opsluiting gevraagd.”

In 1945 wordt de apotheek te Menen overgelaten en start zijn echtgenote als gerante een apotheek op te Gent, in een eigendom van zijn moeder.

Bij besluit van 29 juni 1948 wordt de straf herleid tot 10 jaar gewone hechtenis en op 12 juli 1949 komt hij voorwaardelijk vrij.



[1] Geraadpleegde bronnen voor het hoofdstuk Menen:

·         Menen 1940-1945 door Antoon Vanmarcke - Familia et Patria, Handzame - 3 delen 1977, 1978 en 1980.

·         Menen tijdens de Tweede Wereldoorlog door Walter Desmet en Yves Dupont – 2000, heruitgegeven in 2018-2019 door Rotary Menen.

[2] Geboren te Oostende op 26 februari 1902 en er overleden op 29 december 1958.

[3] Geboren te Menen op 12 augustus 1907 en er overleden op 9 oktober 1960.

[4] Geboren te Menen op 11 januari 1891 en er overleden op 10 februari 1961.

[5] Geboren te Menen op 22 augustus 1896 en er overleden op 6 februari 1954.

[6] Geboren te Olsene op 20 maart 1888 en overleden te Menen op 25 november 1957.

[7] Geboren te Zomerberg op 7 februari en overleden te Ledeberg op 11 april 1982.

[8] Geboren te Menen op 25 december 1894 en overleden te Elewijt op 4 januari 1956.

[9] Geboren te Menen op 29 augustus 1901 en er overleden op 30 december 1948.