Ledegem: oorlogsburgemeester Camiel Mares
In Ledegem is CVP-er Pieter Denolf, geboren
te Ledegem op 11 januari 1899, burgemeester sedert 1939 en hij blijft dat, een
onderbreking tijdens de oorlog niet te na gesproken, tot hij sterft op 21 mei
1962.
Pieter Denolf (foto uit gemeentehuis Ledegem)
Bij besluit van 26 mei 1943 (B.S. van 30 mei
1943) krijgt burgemeester Denolf verbod van de bezetter om nog verder zijn ambt
uit te oefenen. Hij wordt vervangen door eerste schepen Adolf Neirynck, die
waarnemend burgemeester wordt. Bij besluit van 2 juli 1943 (B.S. van 4 juli
1943) en tot aan de bevrijding wordt zijn plaats ingenomen door
oorlogsburgemeester Camiel Mares, geboren als landbouwerszoon te Gistel op 31 maart
1912.
In 1942 treedt Camiel Mares in het huwelijk
met Yvonne Claus.
Bij de bevrijding, op 9 september 1944, wordt
hij afgehaald en opgepakt.
Camiel Mares (foto: archief Chris Mares)
Bij vonnis van de Krijgsraad te Kortrijk
wordt hij op 9 november 1945 veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf met de
eraan verbonden levenslange ontzetting der bij artikel 123sexies van het
Strafwetboek voorziene rechten, wegens vijandelijke propaganda.
In de strafinrichting te Merksplas beschrijft
hij hoe het zo ver is kunnen komen.
“Oorzaak en geschiedenis van mijn gevangenschap
Tot mijn 14de jaar bezocht ik de
gemeenteschool bij onderwijzers waarvan er nu verscheidene opgesloten werden
voor propaganda.
Van mijn 14de tot 19de jaar
bezocht ik de normaalschool van Thorhout bijgenaamd de kweekschool voor
zwarten.
Het duurde 4 en een half jaar vóór ik benoemd werd als
onderwijzer. Intusschen was ik waarnemend onderwijzer te Gistel, Lauwe,
Eernegem, Ledegem en Aartrijke, en werd eindelijk vast benoemd in 1936 in de
aangenomen jongensschool van Ledegem, waar ik dit ambt uitoefende tot juli
1943. Van dit ogenblik af werd ik als d.d. burgemeester der gemeente aangesteld
en bleef het tot september ’44.
Als onderwijzer was ik reeds van 1938 in de D.C.O.
(Dinaso corp. Voor onderw.). Bij de versmelting van V.N.V.-Dinaso-Rex ging ik
over naar het V.N.V., was in 1942 lid der Z.B. en droeg op het einde van den
oorlog een revolver op zak.
In september ’44 weigerde de P.A. en de A.B. van
Ledegem me aan te houden, waarop een afdeeling van den A.B. van Meenen, 37 man
sterk, naar Ledegem afzakte om me aan te houden en me weg te voeren naar het
F.K.D. (folterkamp Dewitte) van Lauwe, waar ze me mishandeld hebben omdat –
naar hun zeggen – gansch Ledegem zwart was en ik daarvan de schuld was. Na een
maand is het onzen tegenwoordigen burgemeester gelukt[1]
me daaruit te halen en me terug naar onze gemeente te brengen, van waar we dan
later naar Kortrijk overgebracht werden, waar ik opnieuw enkele van die fameuze
heeren uit Lauwe als bewaker aantrof, die daar, natuurlijk op een mindere
schaal, me het leven zoo zoet (sic) mogelijk trachtten te maken tot ik door hun
drijverijen naar het gevang overgebracht werd.
Door den heer auditeur werd ik vervolgd voor
propaganda, art. 118 bis nl. voor lidmaatschap V.N.V. en Z.B.
Als getuige ten laste had ik enkel het verslag der
gendarmerie over hogervernoemde feiten.
Als getuigen ten onlaste had ik den gewezen
burgemeester der gemeente, een gemeentebediende (hoofd der Christen Werklieden)
en een werkersploegbaas bij wien ik veel werklieden werk verschaft had met het
doel hen aan wegvoering te onttrekken.
Het dossier bevatte verscheidene getuigenissen van
vrijstellingen van werkverplichting door mijn tusschenkomst (o.a. van een P.A.
man), van het geven van valsche eenzelvigheidskaarten (o.a. van Desimpelaere
beroepsrenner), van het geven van rantsoeneeringszegels aan ver boven de
honderd man (waaronder verscheidene A.B. mannen), van het uitdelen van giften
aan zieken, armen en ouderlingen, en van verscheidene andere zaken waarin ik de
inwoners der gemeente van dienst had kunnen zijn. In alles een honderd vijftig
geschreven getuigenissen.
Het vonnis luidde: 3 j. opsluiting voor propaganda.
Sedertdien heeft de tegenwoordige burgemeester der
gemeente, de E.H. Pastoor der parochie en de gemeentebedienden elk een
genadeverzoek gericht aan den H. Minister van Justitie met het doel mijn in
vrijheidstelling te bekomen eenerzijds als erkentelijkheid voor het goed dat ik
voor de gemeente gedaan heb en anderzijds, om mijn kranke vrouw en kind alzoo
uit de armoede te helpen, waarin ze door mijn opsluiting gedompeld zijn.”
Hij komt voorwaardelijk vrij op 19 december
1946 en op 11 mei 1950 wordt hij door de burgerlijke kamer der rechtbank van
eerste aanleg van het arrondissement Kortrijk tot 31 december 1950 vervallen
verklaard van bepaalde rechten en hersteld in alle overige rechten waarvan hij
beroofd werd.
Na zijn vrijlating verhuist het gezin Mares
naar Wevelgem en vooraleer Camiel Mares opnieuw aangesteld wordt als
onderwijzer, eerst in Geluwe en daarna, van 1966 tot 1977, in de gemeentelijke
jongensschool te Wevelgem[2], komt hij als bakker aan de
kost. Hij overlijdt te Wevelgem op 23 juni 1987, vier jaar na het overlijden
van zijn echtgenote Yvonne Claus.
![]() |
Vijfde leerjaar in Geluwe - geboortejaar 1950, met meester Mares |
Yvonne Zulma Claus is afkomstig uit een
kroostrijk gezin. Haar vader Alfons Claus, geboren op 14 januari 1872, is
bakker op de Molenhoek te Wevelgem, gehuwd met Irma Mullebrouck en vader van 12
kinderen.
Op 17 oktober 1918, enkele weken vóór het
einde van de Eerste Wereldoorlog, wordt Alfons Claus dodelijk getroffen door
een granaat te Harelbeke.
Op dat ogenblik zijn nog 10 kinderen in
leven, moeder Irma Mullebrouck overlijdt in 1941 en wordt aldus in zekere zin
gespaard van het leed dat haar kinderen meemaken na de oorlog:
- Edmond “Warden” Claus,
geboren te Wevelgem op 20 juli 1902 en er wonende in de Lode de
Boningstraat 30, oudste zoon en bakker te Wevelgem wordt op 4 juni 1945
geïnterneerd in de Wikings te Kortrijk op verdenking lid geweest te zijn
van de Algemeene SS-Vlaanderen. Een maand later, op 14 juli 1945,
wordt hij vrijgelaten. Met hem vormt Camiel Mares een aantal jaren een
bakkersduo in de Lode de Boningestraat 30;
- Willem Frederic Claus,
gehuwd met Bertha Couckuyt, zelfstandig schrijnwerker, geboren te Wevelgem
op 9 augustus 1903 en wonende te Lauwe in de Kortrijkstraat 104 wordt op
12 december 1945 door de krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot zeven jaar
gewone hechtenis en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij artikel
123sexies van het strafwetboek,.
Op 11 februari 1946 zet de substituut-krijgsauditeur
te Kortrijk de feiten uiteen die tot zijn veroordeling hebben geleid:
“Verdachte
heeft geen militairen dienst gedaan. Midden Juni 1940 gaat hij, door gebrek aan
werk, vrijwillig naar Duitschland werken te Annaburg tot Januari 42. Werkte dan
nog te St. Omer en te Calais en vluchte er dan weg, doordat hij zou moeten
werken voor den O.T. Om niet meer terug te moeten keeren naar Frankrijk of
Duitschland liet hij zich op 1 April 1942 inlijven, bij de Vl. Fabriekswacht te
Vilvoorde, teekende aldaar een verbintenis van één jaar en ontving er het
uniform. Deed tot 15 Februari 1943 dienst te bailloeul in Fr. geuniformeerd en
gewapend met een geweer aan lagers van bouw- en andere materiaalen. Dan deed
hij wachtdienst aan een kolenlager te Canteux-Arlin tot 15 Maart 1943. Nam er
ontslag en na een maand thuis te zijn geweest laat hij zich inlijven bij het
NSKK te Vilvoorde. Teekende er eene verbintenis van één jaar en kreeg er vier
weken militaire opleiding gekleed in veldgrijs uniform. Ontkent toen een wapen gehanteerd
te hebben. Deed op verschillende plaatsen dienst o.a. te Rijsel. Tienen,
Forge-les-Eaux, Pavilly-Laferte en ten slotte te Douai tot September 1944. Dan
ging hij naar Duitschland te Nordwälde en Ströte tot April 1945, datum waarop
hij werd gevangen genomen door de Amerikanen op 3 Mei 1945. Bekent te Vilvoorde
den eed van trouwheid aan den Führer te hebben afgelegd. Was bevorderd tot
Rottenführer bij het N.S.K.K. Was lid van het VNV sedert zijne dienstname bij
de Vl. Fabriekswacht. Droeg een revolver bij het NSKK doch verklaart dat het
zijn persoonlijken eigendom was. Ontkent lidmaatschap van D.M.Z.B. en Waffen
SS. Verklaart verder nooit dienst te hebben gedaan op het front.
De
Krijgsraad heeft zich min of meer streng getoond wegens de gepleegde feiten en
heeft hem veroordeeld tot zeven jaar hechtenis (gewone).”
Het Krijgshof te Gent
herleidt de straf op 8 april 1946 tot vijf jaar gewone hechtenis. Hij komt
voorwaardelijk vrij op 7 februari 1948;
- Peter Raoul Claus,
geboren te Wevelgem op 29 juni 1904. Op 1 oktober 1940 wordt hij
aangesteld als tijdelijk politieagent “voor den duur van den oorlog” – zie
rubriek over het politiekorps;
- Laura Maria Gabrielle
Claus, geboren te Wevelgem op 12 april 1906;
- Joseph Achiel Claus, bankbediende,
geboren te Wevelgem op 23 maart 1907 en er wonende in de Papestraat 12
wordt op 13 februari 1946 door de krijgsraad te Kortrijk aanvankelijk
veroordeeld tot 18 maanden gevangenis en levenslange ontzetting van de
rechten “123sexies” en daarna, na bijkomend onderzoek, tot 3 jaar gevangenis.
Het Krijgshof van Gent vermindert
de gevangenisstraf opnieuw tot 18 maanden op 19 december 1946, uit hoofde van
de wapens te hebben opgenomen tegen België of tegen zijn bondgenoten, als lid
van de N.S.K.K., tussen september 1944 en mei 1945 in Duitsland. Hij wordt op
dezelfde dag van het arrest in vrijheid gesteld.
Bij vonnis van de rechtbank
van eerste aanleg te Ieper van 15 februari 1949 wordt Joseph Claus gedeeltelijk
hersteld in de rechten waarvan hij beroofd werd;
- Gabrielle Marguerite
Claus, geboren te Wevelgem op 14 juli 1908;
- René André Claus,
geboren te Wevelgem op 13 juli 1909. Op 1 oktober 1940 wordt hij
aangesteld als tijdelijk gemeentebediende – zie rubriek
“Gemeentepersoneel”;
- Yvonne Zulma Claus, geboren
te Wevelgem op 6 maart 1911, echtgenote van oorlogsburgemeester Camiel
Mares;
- Leopold André Achiel
Claus, geboren te Wevelgem op 15 september 1912. Hij is onderwijzer aan de
gemeentelijke jongensschool te Wevelgem van 1932 tot 1942 – zie rubriek
“Het onderwijzerskorps”;
- Godfried Alfons Antoon
Claus, geboren te Wevelgem op 28 januari 1914 en er wonende in de Hoogweg
14. De Krijgsraad te Kortrijk veroordeelt hem op 19 december 1945 tot zes
jaar gewone hechtenis en levenslange ontzetting van de rechten “123sexies”
uit hoofde van de wapens te hebben opgenomen tegen België en zijn
bondgenoten tussen 1 mei 1942 en 1 mei 1945 in België, Rusland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland en Hongarije als lid van de N.S.K.K.
Naar aanleiding van een
genadeverzoek zet de krijgsauditeur van Kortrijk op 28 november 1946 de feiten
uiteen:
“Is
slachtersgast van beroep. Tot oktober 1941 was hij werkloos. Dan ging hij
vrijwillig naar Duitschland werken tot 25 December om dan thuis te blijven tot
in Mei 1942. Rond 15 Mei 1942 trad hij in de N.S.K.K. te Vilvoorde, na een
tweetal weken ging hij naar de Fahrschule te Vorst. Daarna vertrok hij naar
Rusland, alwaar hij vervoer deed tot 4 Maart 1943. Van Maart 1943 tot September
1943 verbleef hij met rust te St-Denys-Westrem. Daarna deed hij tot 15 Maart 1944
dienst in Frankrijk. Op 15 Maart 1944 vertrok hij alover Diest naar Griekenland
en van daar op 5 September naar Hongarije, om na een achttal weken terug naar
Duitschland te keeren alwaar hij op 1 Mei 1945 door de Amerikaansche Legers
werd bevrijd.
Hij
bekent dat hij in de NSKK gewapend was met een geweer en dat hij de wacht heeft
moeten optrekken. Verder bekent hij het vervoer van munitie en benzine te
hebben gedaan en in 1942 te Koursk den eed van getrouwheid aan den Fuhrer te
hebben afgelegd. Hij had den graad van Rothenfuhrer t.t.z. Obergefreiter.”
Met zijn brief van 14 mei
1947 komt pastoor Pil tussen (zie rubriek over de geestelijken in Wevelgem).
Godfried Claus komt
voorwaardelijk vrij op 5 september 1947.
[1]
Pieter Denolf.
[2]
In het vijfde of zesde leerjaar, rond 1965-1966, kregen wij Franse les van
meester Mares. Ongeveer op het hetzelfde tijdstip volgde mijn jongere broer
Renaat het tweede leerjaar bij hem. Op een dag kwam meester Mares bij ons thuis
om mijn moeder te zeggen dat Renaat meer melk moest drinken, hij zag er te
bleekjes uit …