Kortrijk: oorlogsschepen Julien Vandenbulcke
Oorlogsschepen
Julien Vandenbulcke, geboren te Kortrijk op 4 oktober 1898, wordt op 8 november
1945 door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf
en levenslange ontzetting uit de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het
strafwetboek.
![]() |
Julien Vandenbulcke (bron: Kortrijk tijdens de 2e Wereldoorlog - deel 2 - José Vanbossele) |
Het Kortrijksch
Handelsblad van 14 november 1945 geeft verslag van zijn proces:
“Vóór den Krijgsraad van
Kortrijk werd de zaak ten laste van Julien Vandenbulcke, geboren te Kortrijk,
den 4 Oktober 1898, ondernemer en gewezen Schepen van Openbare Werken der stad
Kortrijk, wonende Jan Breydellaan, 29, te Kortrijk, opgeroepen. Betichte werd
op 6 Oktober door de Commissie in voorloopige vrijheid gesteld en verschijnt
dus vrij.
Reeds van het ontstaan van
het VNV was Vandenbulcke er beheerder en financieleider van, en dit sedert
1933. Hij beweert nooit geen bijzondere funktie in het VNV vervuld te hebben,
alhoewel hij regelmatig de vergaderingen van het VNV in het “Vlaamsche Huis” te
Kortrijk, bijwoonde. Tevens ontkent hij ooit lid te zijn geweest van “De Vlag”,
alhoewel er in den bundel twee stukken steken, waarop hij voorkomt, op een
lijst gevonden te Kortrijk, en een andere te Brussel.
Op 8 Oogst 1942 werd
Vandenbulcke Julien tot schepen van Openbare Werken te Kortrijk benoemd, dit in
opdracht van de leiding van het V.N.V., en kwam aldus in het Kortrijksch
Schepencollege, met den heer Arthur Mayeur als burgemeester.
Op heel korrekte wijze heeft
hij steeds zijn ambt van schepen uitgeoefend. Alleen was hij Duitschgezind en
in zijn bureel op het stadhuis hingen de foto’s van de vooraanstaande leiders
van het VNV.
Voor zijn werk ontving hij
gedurende 23 maanden een maandgeld van 1000 fr. en genoot hij van een speciale
kolenverdeeling van het Voorzorgscomité van de SS.
Nooit werd hij gezien in
uniform van een anti-vaderlandsche groepeering, doch colporteerde met “Volk en
Staat” en bracht meermalen den groet met geheven hand.
Talrijke vooraanstaande
personaliteiten van het stadhuis worden als getuigen opgeroepen. Als eerste
getuige ten laste verschijnt h. Terry, stadssecretaris van Kortrijk, die toen
dienst deed in het bureel der opeischingen en verklaart dat de ex-schepen zich
soms verzette tegen de opeischingsbevelen, door den bezetter uitgevoerd.
Daarop volgt politie-agent
Rysman, die een zeer bezwarende getuigenis komt afleggen, die handelt over de
feesten ingericht door den ersatz-schepen, welke gegeven werden aan de
stadswerklieden en verder niet veel goeds van betichte weet te vertellen.
Dokter Mattelaer Robert heeft
hem nog zien colporteeren met dagbladen, wist dat hij Duitschgezind was, niet
werd gevreesd door de geburen en zelfs nog gereed was om de menschen een
plezier te verschaffen.
Heer Politiekommissaris
Depoortere der stad Kortrijk verklaart dat hij tot schepen werd aangesteld
buiten den gemeenteraad om, geen gemeenteraadslid was, door het VNV werd
aangesteld, een voorstander was der nieuwe orde, en het politiekorps van
Kortrijk steeds vijandig stond.
Als getuige ten ontlaste
verschijnt nu Pyper, timmerman te Kortrijk, die nog in dienst is van betichte
en diensvolgens niet kan aanhoord worden en naar zijn plaats mag terugkeeren.
De reeks getuigen ten
ontlaste wordt gesloten met h. ingenieur Demeyere, stadsingenieur, gewezen
Provinciaal Commissaris van den Wederopbouw; h. Pattou, klakkenfabrikant, die
volstrekt niets af weet over zijn politieke neigingen om het schepenambt te
bemachtigen; Hinnekens, handelaar in bouwmaterialen; Vandeleene Joseph, redder
van den stedelijken zwemkom, die komt verklaren, dat hij nooit aan politiek
deed bij het werkvolk en aan den Zwemkom zelfs nog krachtdadig tegen de Gestapo
is opgetreden.
Heer Krijgsauditeur Boone
zegt dat men hier voor twee soorten misdaden staat. De eerste als
arrondissementeele financieleider van het VNV, als colporteerder en de manier
om zich aan te stellen als VNV-er; en ten tweede zijn publiek leven als schepen
van Openbare Werken. Met het aanvaarden van het ambt van schepen was hij in
strijd met art. 118bis van het Strafwetboek en handelde tegen de Belgische
instellingen, met zich aldus ten dienste te stellen van den bezetter.
De heer Auditeur vordert een
straf van drie jaar.
Het is Mter Pringiers die de
verdediging van betichte zal waarnemen. Pleiter vangt zijn pleidooi aan met een
korte en beknopte schets te geven over den stoet door de Vlag en de SS op 21
Maart 1944 hier ter stede ingericht bij gelegenheid van de overbrenging van het
lijk van Jan Acke naar Kortrijk en de schermutselingen en de incidenten die
zich hier dan in stad hebben voorgedaan en waarvan de Duitschers de schuld van
dit alles legden op den rug van de politie. Zijn naam die voorkomt op de lijst
van de Vlag werd misbruikt door zijn broeder, Alfons Vandenbulcke, om de lijst
der namen op te blazen.
Wat zijn Duitschgezindheid
betreft, nooit heeft hij op het stadhuis of elders gesproken ten voordeele van
de Duitschers, omdat hij steeds zelfstandig stond. In den zwemkom heeft hij op
eigen gevaar, de Gestapo geweerd, de deuren opengezet, en het volk zonder te betalen
binnen gelaten. Op het stadhuis richtte hij een Sociaal Dienstbetoon in, om de
bedienden en hunne familieleden, zoo zedelijk als materieel te helpen, zette
feesten op touw bij gelegenheid van St-Niklaas of Nieuwjaar. Nooit heeft hij
personen aangezet zich in het VNV te laten inlijven; hij heeft altijd andere
personen gerespekteerd. In den wederopbouw heeft hij zooveel mogelijk bedienden
van Duitschland weerhouden. Als schepen heeft hij eerlijk bestuurd, want het
bilan sloot dan met een boni van drie millioen. Het initiatief der benoeming
werd genomen door den secretaris-generaal. Hij heeft gewerkt voor de
burgerbevolking van Kortrijk. Die persoon is een eerlijk man in alles en draagt
tegen niemand den minsten haat. Dat is het gemoed van den h. Vandenbulcke. Het
is aan hem te danken dat men het interneeringskamp der Wikings en van het Fort
heeft opgetimmerd.
Tot slot vraagt pleiter dan
ook hem een principieele straf te willen toepassen.
Op de vraag van den heer
Voorzitter Soetens of hij nog iets te zeggen heeft, antwoordt verdachte: “Ik
vertrouw op den raad”.
Na een zeer korte
beraadslaging werd Vandenbulcke Julien verwezen tot twee jaar gevang en
levenslange ontzegging van alle rechten.
De onmiddellijke aanhouding
werd ook bevolen.”