Posts tonen met het label Vanden Avenne. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vanden Avenne. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Wevelgem: oorlogsburgemeester Michel Byttebier en zijn familie

 

Wevelgem: oorlogsburgemeester Michel Byttebier en zijn familie

 

Michel Jerôme Norbert Byttebier wordt geboren te Sint-Denijs op 5 januari 1898, als zoon van Modest en Leonie Voet, hij is wees op de leeftijd van elf en, samen met zijn broer Hector (1895-1977) en zijn zuster Madeleine (1906-1996) wordt hij, vanaf augustus 1913, opgevangen in het kroostrijk[1], Vlaamsgezind gezin van de broer van zijn vader, Théophilus Byttebier (1851-1924) en zijn echtgenote Malvina Delbeke (1873-1961).

Het gezin van Theophiel Byttebier en de drie kinderen van zijn broer Modest – v.l.n.r.: achteraan: Michel Jérôme Norbert, Raphaël, Maria, Georges, Susanna, Valeer, Gabrielle, Michel Joseph, Hector - midden: Germaine, Pharailda, Theophiel, Malvina, Bertha, Marguerite - vooraan: Maurits, Paula, Madeleine, Gerard (bron: familiearchief Byttebier).

De invloed van dit Vlaamsgezind gezin is niet gering op Michel Jerôme Norbert Byttebier.

Zijn neef met dezelfde (voor)naam, een van de kinderen van Théophilus, Michel Joseph Byttebier (1897-1983), wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog, op vrijdag 2 maart 1917, samen met drie medestudenten opgepakt wegens het illegaal aanplakken van strooibiljetten, waarin het aandeel van de Vlamingen in het Belgisch IJzerleger onderstreept wordt. De Duitse, franskiljonsgezinde politiechef Heitz liet die bende van vier in de “Nieuwe Wandeling” opsluiten. Daar stichten ze de volgende morgen een Plakkersclub met “Nog plakken” als devies[2].

De Plakkersclub na hun vrijlating uit de Nieuwe Wandeling met hun pamflet, Cyriel Pycke, Michiel Byttebier, Frans Van Gelder en Frans Naudts (Bron: Archief Frans Mariman, 33/12, AMVS (Leuven))

Michel Joseph Byttebier en zijn broer Marcel Georges (Gerard) Byttebier (1905-1978) worden op 23 september 1946 bij verstek door de Krijgsraad te Gent veroordeeld tot de doodstraf en tot 150 miljoen BF schadevergoeding aan de Belgische Staat, wegens politieke en economische collaboratie. Tevens worden ze levenslang vervallen verklaard van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.

Hun firma had een deel van de Atlantische muur gemaakt, het indrukwekkend bouwwerk dat door de Duitsers aan de Frans-Belgische kust was opgetrokken om een invasie van de geallieerden te verhinderen. Beide broers waren bij verstek veroordeeld omdat zij na de bevrijding naar Venezuela en Argentinië waren gevlucht.

Op 7 oktober 1949 wordt de doodstraf in beroep bevestigd door het krijgshof te Brussel en wordt de boete op 200 miljoen BF gebracht.

Via zijn advocaat Demeester richt Michel Joseph Byttebier op 20 augustus 1964 een genadeverzoek aan Koning Boudewijn met de vraag om zijn straf om te zetten in een voorwaardelijke straf.

Met zijn brief van 2 september 1964 vraagt zijn advocaat aan de Minister van Justitie of zijn cliënt terug naar België zou kunnen keren zonder aangehouden te worden wanneer hij met een “vrijgeleide” de grens overschrijdt. Hij vermeldt ook dat Michel Joseph Byttebier reeds teruggekeerd is uit Argentinië en zich in Lille (F) bevindt.

Uit briefwisseling van advocaat Demeester met het ministerie van Justitie blijkt dat aan Michel Byttebier de toelating werd gegeven om zich tot 20 augustus 1969 te Kortrijk te vestigen met een kaart van vreemdeling. Die toelating wordt regelmatig verlengd. Op 9 december 1970 wordt hij echter onverwachts te Antwerpen aangehouden in het appartement van zijn zuster[3] te Antwerpen en opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis. Volgens de advocaat heeft de aanhouding niets te maken met enige overtreding van de opgelegde reglementering in verband met zijn domicilie te Kortrijk, maar is hij eerder het slachtoffer geworden van een familievete met een zoon van zijn zuster die weduwe was.

Over zijn verblijf in Argentinië en zijn terugkeer naar België schrijft Vooruit op 13 december 1970 het volgende:

“… Na de oorlog werd tegen de aannemer Byttebier een proces ingespannen. De man werd tot levenslang veroordeeld. Hij was er echter in geslaagd, samen met een broer, zich naar Argentinië te begeven. Aldaar richtten ze een nieuwe bouwonderneming op die weldra grote uitbreiding nam. Hun goede relaties met personen uit de omgeving van diktator Peron die in die tijd het goede en slechte weer maakte in Argentinië, zou daaraan niet vreemd zijn. Weldra stonden ze zo hoog in aanzien dat ze tot de upper-class behoorden.

Zekere dag had te Buenos-Aires een receptie plaats, waarop een zeer hoog geplaatste Belgische persoonlijkheid aanwezig was, aan wie mevr. Byttebier[4] werd voorgesteld. Op een vraag in het Frans weigerde ze in die taal te antwoorden en sprak Nederlands. Het incident heeft toen in Buenos-Âires opspraak verwekt.

Ongeveer gelijktijdig met de val van Peron kwam het bedrijf Byttebier in faling, maar in de jongste jaren hebben de zonen van de ekonomische kollaborateur de zaken weer op dreef gebracht, zodat hun onderneming die zich voornamelijk met wegenbouw inlaat, weer bloeiend is geworden.

De Byttebier die na de oorlog in ons land bij verstek werd veroordeeld, was zo onvoorzichtig af en toe familieleden in het Kortrijkse en te Antwerpen op te zoeken. Dat heeft hij de jongste dagen weer gedaan, reizend als Argentijns staatsburger.

Toen hij een bezoek wilde brengen aan een familielid wonende in het Antwerpse werd hij in volle stadscentrum door leden van de militaire opsporingsbrigade gevat.”

’t Pallieterke van 17 december 1970 over zijn aanhouding:

“Ir. Michiel Byttebier aangehouden

De Belgische justitie heeft zich andermaal met roem overladen: woensdag arresteerde ze de ongeveer 74 jaar oude Ir. Byttebier. Die “vangst” werd behoorlijk ingekleed in het door het auditoraat verspreide zegebericht. Men had de hand gelegd op “de bouwer van de Atlantikwall!”.

Het is misschien niet overbodig aan ons vergeetachtig volk, en vooral aan de jongeren, die niets meer over de oorlog weten, een woord uitleg te geven. De “Atlantik-Wall” is het werk van zowat alle aannemersbedrijven van West-Europa. Indien we inderdaad een zo slecht karakter hadden als we in onze titel vermelden, zouden we een lijstje kunnen geven van de aannemers van openbare werken die Duitse verdedigingsinstallaties meegebouwd hebben. De meest beroemde firma’s van dit land waren er bij, en ze konden trouwens niet anders. Want indien men het soms niet meer weet: als de Duitse bezettende meerderheid een firma opeiste, dan volstond het niet dat de direktie zei: “Spijt me, maar we doen het niet.”.

Tot zover de situatie in de bedrijfstak waartoe de firma Byttebier van lang voor de oorlog behoorde. Eén van de twee firmanten was vóór 1940 al overleden. Byttebier heeft tijdens de oorlog de zaken voortgezet zoals alle andere aannemersbedrijven.

De Byttebiers waren overtuigde vlaamsgezinden. En dus was de repressie voor België in de eerste plaats een gelegenheid om ook deze vlaamsgezinde man te kraken. Hij werd in 1949 ter dood veroordeeld bij verstek. Die straf werd toen tegen elke van kollaboratie verdachte vlaamsgezinde bij verstek uitgesproken: een lager tarief was er niet.

Ondertussen was Ir. Byttebier met zijn familie naar Argentinië uitgeweken. Een aantal leden van het gezin zijn er nu nog. Maar de ondertussen ouder wordende vader kon er niet aarden. Ofschoon hij de Argentijnse nationaliteit verworven had, keerde hij terug naar zijn geliefd West-Vlaanderen – de streek waar de Byttebiers jarenlang een bastion van Vlaamsnationalisme geweest waren.

Hij werd onder zijn ware naam in het bevolkingsregister ingeschreven. Hij werd opnieuw opgenomen in de vroegere vrienden- en bekendenkring. Indien we een lijstje gaven van de vooraanstaande mensen uit dit land die vriendschappelijk met de thans in de cel zittende Byttebier omgaan, zouden sommigen verbaasd opkijken. En dan gaat het over prominenten die mijlen ver van de Volksunie verwijderd zijn …

Ir. Byttebier “vangen” was al sedert jaren een koud kunstje. De oude man – een mens met een opgeruimd en vriendelijk karakter, al is hij nu straatarm – is een liefhebber van de natuur, van het leven in openlucht, van lichaamsbeweging. Men kon hem – tot aan zijn arrestatie – fluks pedalerend langs de Vlaamse wegen zien fietsen, op weg naar vrienden: een wijsgeworden, opgeruimd en vrolijk mens, die, na het verlies van zijn fortuin en van zijn macht, de betrekkelijkheid der dingen had leren inzien.

Veel speurderswerk was er niet nodig om die gezellige man, die zich niet verborgen hield, te vangen. Wie er het krijgsauditoraat heeft toe aangezet om voor de zoveelste keer aan te tonen wat een hatelijk land België is, weten we niet, en zullen we nooit weten. Want die lamenadige verklikker zal wel te laf zijn om zich ooit in het openbaar bekend te maken. Hij mag langs deze weg vernemen – ’t Pallieterke leest hij zéker – wat we over hem denken. Hij zal in zijn haat ten ondergaan op de manier waarop we nog beroepsverklikkers hebben weten eindigen. Namen te noemen verhindert ons de naastenliefde.

Voor de rest: noch de laattijdige aanhouding van Byttebier, noch de negentig dagen vóórarrest van de negen Vlaamse plakkers van Laken zijn van aard onze mening over deze Staat te wijzigen. Wat we erover denken is destijds uitgesproken (in het Frans) door Joris Van Severen in volle Kamer: La Belgique, qu’elle crève!”

Michel Joseph Byttebier wordt om gezondheidsredenen voorlopig in vrijheid gesteld op 4 maart 1971 en bij K.B. van 11 mei 1971 wordt de doodstraf omgezet in 20 jaar buitengewone hechtenis.

In 1978 vragen Michel Joseph en Marcel Byttebier de herziening van hun proces. Zij betogen dat zij niet vrijwillig hadden gecollaboreerd, dat zij door de Duitsers waren opgeëist en dat ze dat, na zoveel jaren, met getuigenissen van Duitsers konden bewijzen.

Na de gebruikelijke procedure en gunstig advies tot herziening verbreekt het Hof van Cassatie op 30 september 1980 het arrest van het militair gerechtshof voor zover de broers veroordeeld waren wegens economische collaboratie. Bijgevolg bleef de straf voor de politieke collaboratie en kon de zaak slechts omtrent de economische collaboratie worden overgedaan.

Bij dergelijk proces moet de veroordeelde zijn onschuld bewijzen.

Volgens meester Delwaide collaboreerden de broers Byttebier allerminst met de Duitsers, maar poogden ze eerder de bezetters tegen te werken. Hetzelfde gold ook voor het groeiende aantal arbeiders die de firma in dienst stelde tijdens de bezetting. “Het bestand liep inderdaad op van 100 naar 1.900, maar hierbij werden ook de werknemers van onderaannemers geteld plus de arbeiders die werden ingeschreven zonder effectief te werken, om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland.”

Op 17 juni 1982 verschijnt Michel Joseph Byttebier voor het militair gerechtshof te Brussel dat na al te gepassioneerde debatten zegt dat de economische collaboratie bewezen blijft en dat bijgevolg de boete van 200 miljoen BF eveneens blijft gelden.

Michel Joseph Byttebier gaat in verbreking. Hij overlijdt op 26 augustus 1983 maar zijn zoon Walter (1925-2015) neemt de vraag tot herziening over. Ook in de dood  zou voor Michels eerherstel worden gevochten.

Het Hof van Cassatie verbreekt opnieuw het arrest en begin september 1986 wordt de zaak Byttebier weer behandeld voor het militair gerechtshof, dat het vroeger arrest nogmaals bevestigt: Michel Joseph en Marcel Byttebier blijven schuldig aan economische collaboratie.

Te noteren dat een andere zoon van Michel Joseph Byttebier, Hugo (1924-2004), oudere broer van de reeds vermelde Walter, in verband wordt gebracht met de zaak Adolf Eichmann door schrijfster Bettina Stangneth, in haar boek "Eichmann in Argentinië - Het onbezorgde leven van een oorlogsmisdadiger".

Een jongere broer van Michel Joseph en Marcel Byttebier, namelijk Mauritius, geboren te Heestert op 12 mei 1909, een fabrikant in stoven en wonende te Kortrijk in de Bruggesteenweg 77, wordt op 29 november 1945 door de krijgsraad te Kortrijk bij verstek veroordeeld tot levenslange hechtenis.

De feiten die tot zijn veroordeling hebben geleid worden, naar aanleiding van zijn genadeverzoek, op 9 april 1951 door substituut Maenhout van Gent uiteengezet:

“Vóór 10.5.1940 was hij reeds lid van het Verdinaso; hij werd op 16.5.1940 door de Engelse legeroverheden aangehouden en vervolgens met andere verdachte personen opgesloten in de citadel van Rijsel. Hij werd aldaar vrijgesteld bij de aankomst der Duitse troepen en kwam op 30.5.1940 te Kortrijk terug.

Hij heeft in het begin van de bezetting enkele vergaderingen van het Verdinaso bijgewoond. Omstreeks Augustus 1941 is hij toegetreden tot de Algemene SS. Hij werd alras officier in deze para-militaire organisatie van dewelke hij het uniform droeg. Hij had de titel van SS-Sturmbanfuhrer en was gelast met de inspectie van de SS in West-Vlaanderen en namelijk te Kortrijk, Brugge, Oostende en Roeselaere. Hij geeft toe dat er, ter gelegenheid van zijn inspecties, marsch- en sportoefeningen plaats grepen en er lezingen werden gehouden over het nationaal-socialisme en de sociale economie in Duitsland.

Hij beweert dat er aan zijn gordelriem een revolvertas was vastgehecht, doch dat er geen pistool in stak. Uit de overtuigingstukken in zake blijkt echter dat hij op 23.12.1942 een schrijven gericht heeft aan de O.F.K. te Gent om een nieuwe “Waffenschein” te bekomen ter vervanging van deze slechts geldig tot 31.12.1942.

In 1941 heeft hij zich ook gericht tot het comité voor politieke ontvoerden en vroeg hij toekenning van een toelage; hij was ter zake in briefwisseling met René Lagrou van Antwerpen.

Op 11.12.1942 werd door een zijner bedienden een brief opgesteld in dewelke hij vermeldt dat men er in geslaagd was al de leden van het personeel der Firma aan te sluiten bij de Unie voor Hand- en Geestesarbeiders. Alhoewel getuigen zulks beweerden, heeft veroordeelde steeds ontkend dat er op de koer van zijn fabriek oefeningen voor SS mannen gehouden werden. Veroordeelde heeft steeds beweerd dat hij in Oogst 1942 zijn ontslag heeft gegeven als SS-Sturmbanfuhrer. Ter zake dient echter opgemerkt dat hij zich op 23.12.1942 nog beriep op deze hoedanigheid toen hij een verzoek richtte aan de O.F.K. te Gent om een nieuwe “Waffenschein” te bekomen; anderzijds blijkt uit zekere stukken van de bundel dat hij nog tijdens het jaar 1942 een vergoeding ontving van de Germaanse Freiwilligen Leitstelle. Het blijkt niet uit de bundel dat hij zich nog met de SS heeft ingelaten na 1.1.1943 en er mag dus worden aangenomen dat hij zijn ontslag heeft ingediend op het einde van 1942.

Veroordeelde bekende dat hij lid was van de De Vlag, doch beweerde ontslag te hebben ingediend wanneer hij uit de SS trad; hij verkreeg nochtans op 6.7.1944 een nachtpassierschein als lid van de De Vlag.

Hij zou ook in de vrijen handel munitie hebben opgekocht voor de diensten van de De Vlag. Hij werd op 17.7.1944 uitgenodigd om tegenwoordig te zijn op het eerste generaal-appel van het Veiligheidskorps van de De Vlag. Het is niet bewezen dat hij op deze vergadering aanwezig was en of hij werkelijk enige activiteit heeft gehad als lid van het V.K. der De Vlag.

Tijdens de bezetting was hij geabonneerd op De Nationaal Socialist, de SS man, de De Vlag, Balming en Volk en Staat. Hij had ook een toelating tot jagen en ging dikwijls op jacht met vertegenwoordigers van de Bezettende Overheid.

Hechtenistoestand. Hij werd regelmatig geinterneerd op 20.9.1944 en op 19.10.1945 in voorlopige vrijheid gesteld in gevolge beslissing van de Consultatieve Commissie voor het Arrondissement Kortrijk. Hij werd alsdan ten huize geinterneerd en namelijk ter woonst van zijn schoonbroeder Mr. Vantomme te Berchem bij Antwerpen. Hij is enkele dagen nadien aldaar vertrokken om zich aan een tweede aanhouding te onttrekken. Hij leefde sindsdien ondergedoken, alsook in het buitenland[5]. Hij werd op 19.2.1951 te Gent aangehouden in gevolge zelfaanbod. Hij is thans gedetineerd in de gevangenis te Sint Gillis.

Veroordeelde beroept zich op het feit dat hij tot een te strenge straf verwezen werd gezien de ongunstige atmosfeer in dewelke de zaak vóór de Krijgsraad behandeld werd en gezien hij verstek miek. Deze bewering strookt ons inziens met de waarheid en veroordeelde zou tot een milder straf veroordeeld geweest zijn ware hij ter terechtzitting tegenwoordig geweest.

Hij geeft verder een bondige uiteenzetting van de feiten weerhouden ten zijnen laste en voert aan dat hij nooit enig kwaad aan zijn medeburgers berokkend heeft. Zulks blijkt daarenboven ook uit de menigvuldige attesten destijds gevoegd bij de bundel en ook uit deze gevoegd bij de genadevraag. Hij beroept zich tevens op zijn familietoestand om een gunstmaatregel te zien tussenkomen in zijn geval.

Aangezien terecht  mag aangenomen worden dat verzoeker tot een milder straf zou veroordeeld geweest zijn, ware hij op tegenspraak verwezen.

Dat inderdaad dient rekening gehouden te worden met het feit dat hij aan zijn voornaamste schuldige activiteit – namelijk in de Algemene SS – een einde heeft gesteld op het einde van 1942.

Gezien zijn familiale toestand en dat het billijk voorkomt de uitgesproken straf te herleiden, in verhouding tot de ernst der gepleegde feiten.

Om deze redenen verlenen wij ter zake een gunstig advies en stellen wij voor de uitgesproken straf te herleiden op vijf jaar gewone hechtenis.”

Krachtens het Koninklijk Genadebesluit nummer 498 van 1 augustus 1951 wordt Mauritius Byttebier voorlopig in vrijheid gesteld en wordt zijn straf omgezet in 5 jaar gewone hechtenis.

Nog een ander broer van Michel Joseph, Marcel en Mauritius Byttebier, namelijk Raphaël, geboren te Heestert op 23 maart 1902, houthandelaar, wonende te Kortrijk, IJzerkaai 54, wordt in oktober 1946 door de krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot 18 maanden gevangenis wegens economische collaboratie.

We zetten een stap terug naar Michel Jérôme Norbert Byttebier die opgroeit in het kroostrijk gezin van nonkel Theophiel en tante Malvina.

In augustus 1919 verhuist Michel Byttebier naar Wevelgem.

Hij behaalt het diploma van onderwijzer te Torhout op 9 augustus 1919, wordt benoemd op 28 september 1919 en treedt in dienst in Wevelgem op 1 oktober 1919, in vervanging van Emiel Poleyn die gepensioneerd wordt[6].

Op 23 juni 1923 huwt hij te Ooigem met Maria Vanden Avenne (1897-1981).

Enkele maanden later, op 27 september 1923, wordt hij ingelijfd bij de medische dienst van de landmacht maar vrijgesteld van dienst in vredestijd[7].

Uit het huwelijk worden vier kinderen geboren: Lieven (1924-2020), Zeno (1926-2023), Fries (1927-1990)[8] en Fronie (1929-2017).

Moeder Maria Vanden Avenne begint een winkel in porseleinwaren. Niet veel later geeft vader zijn ontslag als onderwijzer (ook in het volwassenenonderwijs), breidt de zaak uit en start een groothandel in porselein, kristal en bestekken. Moeder doet de administratie.



Wanneer vader Michel op 1 oktober 1942 tot burgemeester wordt benoemd, is er opvolging nodig in de zaak. Zoon Lieven zit verplicht tewerkgesteld in Duitsland en als tweede oudste volgt Zeno zijn vader op.

Foto genomen, vermoedelijk rond het tijdstip van de inhuldiging van Michel Byttebier als burgemeester, op de hoek van de Lauwestraat. Vooraan met handen in handschoenen samengehouden: Michel Byttebier. De man met bril en handen samengevouwen links tegen de deurstijl: Gerard Foulon, onderwijzer in Wevelgem en VNV-gewestleider. Links van hem: arrondissementscommissaris Verkinderen[9], VNV-er. Rechts tegen de deurstijl, boven de dame met hoed: Frans Strubbe[10], VNV-arrondissementsvoorzitter.

Michel Byttebier begint de notulen van het CBS te ondertekenen vanaf de zitting van 29 september 1942.

In de zitting van 6 oktober 1942 aanhoort het College gemeentesecretaris Dujardin, die lezing geeft:

“1° van het besluit van den heer Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, dd. 25 september 1942, waardoor Mijnheer Michiel Byttebier aangeduid wordt om het ambt waar te nemen van Burgemeester, in vervanging van den heer Remi Wallays, aan wie ontslag uit zijn ambt is verleend;

2° van het proces-verbaal van eedaflegging waaruit blijkt dat Mr. Byttebier voornoemd op 1 oktober 1942, den grondwettelijken eed in handen van den heer Gouverneur heeft afgelegd. Diensvolgens is den Heer Byttebier Michiel aangesteld als Burgemeester van Wevelgem vanaf 1 oktober 1942, en hij neemt onmiddellijk het voorzitterschap der vergadering waar.”

Onder impuls van onderwijzer Gerard Foulon, gewestleider V.N.V. Wevelgem, wordt een huldevergadering georganiseerd op zondag 18 oktober 1942.

Aan het bewind van oorlogsburgemeester Michel Byttebier komt een einde wanneer Wevelgem begin september 1944 bevrijd wordt.

Uit het boek “Mijn Oorlog” van Frans Robesyn blijkt dat Michel Byttebier de eerste uren of dagen na de bevrijding spoorloos is:

"Op een bepaald ogenblik werd gedreigd met de plundering van de gleiswarenwinkel van Michiel Byttebier, de huidige oorlogsburgemeester die nergens meer te bespeuren was. Dit was voor de mannen van de weerstand een brug te ver. Ze lanceerden een oproep om jonge mannen in hun rangen te krijgen en geplande wandaden te verijdelen. Ik zelf heb dan ook aan deze oproep beantwoord. 's Avonds om 6 u moest ik mij aanmelden aan de winkel van de firma Byttebier. Daar ik tot hier toe nog nooit enig wapen in handen had gekregen, werden mij de eerste schietlessen gegeven met een geweer. Ik werd aangeduid om de nachtwacht te houden in de winkel van de burgemeester wat mij heel onwennig overkwam. 's Morgens werden wij binnengeroepen door mevrouw Byttebier die ons met plezier een tas koffie aanbood uit wederdank omdat wij wellicht haar winkel hadden gevrijwaard van plundering of andere wandaden. 's Anderendaags werd ons gemeld dat mijnheer Byttebier ergens was opgedoken en dat de verdere bewaking van zijn winkel niet meer nodig was. Ik  ben naar huis getrokken en was heel tevreden dat ook dit avontuur achter de rug was."

Michiel Byttebier wordt uiteindelijk aangehouden door verschillende leden[11] van het Onafhankelijkheidsfront Wevelgem te Gotem in Limburg op 15 september 1944.

Hij wordt nog naar zijn huis begeleid om wat kledij en toiletgerief op te halen en wordt daarna achtereenvolgens overgebracht naar:

  • De tapijtfabriek “Manufacture Franco-Belge de Tapis” op de hoek van de Leie- en Kweekstraat in Wevelgem;
  • Het “kasteel” van Wevelgem in de Vanackerestraat;
  • Het Sint-Niklaasklooster in de Voorstraat te Kortrijk;
  • Rijkswacht te Brugge;
  • Het Pandreitje, de stedelijke gevangenis van Brugge;
  • Op de zolder van de Halletoren van Brugge.

Op 27 september 1944 wordt hij overgebracht naar het kamp te Sint-Kruis, dat als gevangenis moest worden ingericht.

Het verdedigingsdossier opgesteld op 11 oktober 1944 ten gunste van Michel Byttebier en gericht aan de substituut te Kortrijk, bevat 4 farden bewijsstukken.

In een eerste farde wordt verwezen naar een affiche die uitgeplakt werd ter gelegenheid van Nieuwjaar 1943:

“Weinige weken na het ambt van Burgemeester te hebben opgenomen heeft hij de in deze farde berustende affiche doen uitplakken ter gelegenheid van het Nieuwjaar 1943. U zult bestatigen dat den tekst van dezen aanplakbrief merkwaardig is gezien Mr. Byttebier belooft geen rekening te houden met de verleden of toekomende politieke gedachten der inwoners: gedurende de Duitse bezetting was dergelijke verklaring nogal moedig.”

De inhoud van de tweede farde wordt als volgt omschreven:

“Deze farde bevat attestatiën van verschillende personen die uit het gevang of strafkampen bevrijd werden dank zij de tusschenkomst van Mr. Byttebier: U zult merken dat het hier niet gaat om complaisance-attestatiën, daar er zich onder deze zekere bevinden uitgaande van personen waarvan de faam onberispelijk is zooals bij voorbeeld de onderpastoor Lietaer van Handsaeme, de welke het nuttig zou wezen te onderhooren als getuige.”

Op de lijst van personen die uit het gevang of strafkampen bevrijd werden staan o.a. ook vermeld: André Vanderplancke uit de Gullegemstraat 124 te Wevelgem, Jeroom Heernaert uit de Kozakstraat 24 te Wevelgem en Omer Masselis uit de Menenstraat te Wevelgem.

Farde nummer drie verwijst ook naar attesten:

“Zij bevat talrijke attestatiën van personen die van den verplichten arbeiddienst vrijgesteld werden of die door toedoen van den gewezen Burgemeester uitsteltermijnen bekomen hebben, nog eens zult U onder deze, personen vinden die zeer vertrouwbaar zijn zoals bij voorbeeld de attestatie van Mr. Henri-José Van Ruymbeke, Robbeplaats 6 te Kortrijk, zoon van Mr. Henri Van Ruymbeke eere advocaat-pleitbezorger, Robbeplaats 6 te Kortrijk, sedert meerdere jaren afgevaardigde-beheerder der Bank de la Société Générale de Belgique, welke beiden zich altijd goede vaderlanders hebben vertoond. Het zou insgelijks nuttig wezen deze twee personen als getuige te onderhooren.”

Op de lijst van personen die van de verplichte arbeidsdienst vrijgesteld werden, worden o.a. ook volgende Wevelgemnaren vermeld: Odiel Duhamel uit de Kloosterstraat, Michel Watteyn uit de Wijnbergstraat, Willem Vanhee uit de Lauwestraat 47, Medard Verraest uit de Roeselarestraat 196, Eugène Vanneste uit de Lode de Boningestraat en Michel Amerlynck.

Op de lijst van diegenen die uitstel voor de verplichte arbeidsdienst bekwamen staan vermeld: Hector Mulliez uit de Lauwestraat 10, Albert Masselis uit de Menenstraat en Maurits Vlieghe uit de Leiestraat, allen uit Wevelgem.

De laatste farde:

“Hier zult U attestatiën vinden van verschillende gunsten die de Burgemeester bekomen heeft voor de bevolking.

Eigenlijk en in het bijzonder dient er opgemerkt dat Mr. Byttebier tot twee maal toe de gemeente Wevelgem vermeden heeft blootgesteld te worden aan de ergste wraakmaatregelen, gezien er door zijn toedoen geen gijzelaars genomen en gebeurlijk gefusilleerd werden:

  • een eerste maal wanneer een Duitse soldaat gedood werd in begin 1944: geen gijzelaar noch wraakmaatregel werd genomen, niettegenstaande het de gewoonte was van den bezetter;
  • een weinig later werden twee Duitsers omgebracht door en in het eigen huis van Henri Denys en zijn zoons , gelegen Nachtegaalstraat te Wevelgem. Henri Denys en zijn zoons hebben kunnen vluchten: iedereen dacht dat er deze maal gijzelaars zouden genomen worden en gebeurlijk gefusilleerd, maar door talrijke gedane voetstappen van Mr. Byttebier werd Wevelgem van dergelijke sanctie gespaard.”

Allerlei tegemoetkomingen en tussenkomsten:

  • vrijmaking der huizen Gullegemstraat, nummers 197 tot 207, te Wevelgem, die reeds opgeëist waren voor de valsche vliegplein;
  • tussenkomst van Mr. Byttebier om de vereffening te bekomen van al de schulden der Duitsche militairen tegenover de winkeliers en herbergiers zijner gemeente;
  • kolenverdeeling;
  • tusschenkomst tot in vrijheidstelling;
  • verscheidene teruggaven van aangeslagene koopwaren;
  • bedankingen aan de “Zekerheid en Hulp Dienst” uit Wevelgem, bekend als de best ingerichte der streek dank aan Mr. Byttebier.

Nog andere verdedigingsdocumenten volgen, o.a. een brief van pastoor Henri De Brabandere, gericht aan de echtgenote van Michel Byttebier:

“Wevelgem, 1 januari 1945.

Geachte Mevrouw,

Zooals gij het mij hebt gevraagd kan ik U schriftelijk bevestigen hetgeen ik U zegde een paar dagen geleden.

Mr. Byttebier die binst de bezetting het ambt van burgemeester waarnam, is verschillende keeren op mijn verzoek bij de bezettende overheid tusschen gekomen ten voordele van eene of andere familie mijner parochie.

Ondermeer is het aan hem te danken dat Noël Masselis niet naar Duitschland moest vertrekken.

Vier gezinnen van den Kruishoek, die tijdelijk hunne woning hadden moeten verlaten, mochten op zijn aandringen wederom hun huis gaan bewonen.

Hij deed vele pogingen opdat Henri Delbarge uit krijgsgevangenschap zou mogen terug keeren.

En zonder zijn tusschenkomst zou het mij waarschijnlijk niet mogelijk geweest zijn, verbeteringen toe te brengen aan de noodkerk van den Posthoorn.

Ik durf verhopen dat deze inlichtingen U zullen kunnen van dienst zijn en bied U de uitdrukking mijner eerbiedigste gevoelens.”

Opmerkelijk in het verdedigingsdossier is ook de getuigenis van Gerard Verhaeghe, bestuurslid bij het Epuratiecomité O.F. te Wevelgem.

Aan Gerard Verhaeghe (°31/12/1921) werd op 5 april 1948 de hoedanigheid toegekend van gewapend weerstander en op 11 juni 1952 van werkweigeraar.

Vanaf juli 1944 helpt hij nog mee aan het stockeren en verspreiden van de sluikpers (België Vrij, ’t Vrije Vlasland, …), waaruit volgende fragmenten:

“Bytebier Michiel, Lauwestraat, Wevelgem, naziburgemeester, wiens ribbekast aan ’t rammelen gaat sedert de invasie en de successen onzer geallieerden, zoekt veiligheid bij den baas van den Appel en Paepe. Zijn bijzonderste artikelen bracht hij reeds in veiligheid. De strop is de zoetste dood, verklaarde hij eens in een café op de Plaats. Dat hij maar reeds een koorde zoekt”.

“Staaltje van de nieuwe orde te Wevelgem. In de laatste dagen kwam in de gemeente Wevelgem, een vrouw spontaan onpasselijk. Op verzoek van een dokter moest die vrouw onmiddellijk overgebracht worden naar een hospiaal in een naburige stad. Naastbestaanden begaven zich naar het gemeentehuis, om den auto van “Het Roode Kruis” aan te vragen. Daar was geen spraak van een auto en het antwoord klonk als volgt: “De burgemeester is op reis met de auto”. De nobele nazidienaar mag hem dus de luxe permiteeren om een auto, bestemd alleenlijk voor zieken te vervoeren, te gebruiken om allerhande zaken met den bezetter te regelen. Zulke mag bestaan volgens de nieuwe orde, maar menschen laten kreveeren mag ook bestaan.” (Uit “België Vrij”, julinummer 1944).

Hierna de getuigenis van Gerard Verhaeghe ten gunste van Michel Byttebier:

“Ik ondergetekende Verhaeghe Gerard, bestuurslid bij het Epuratiecomité O.F. Wevelgem, verklaar bij deze dat de heer Byttebier Michel, die tijdens de bezetting het ambt van Burgemeester waarnam, voor mij herhaalde malen tusschenbeide gekomen is in de diensten der Werbestelle teneinde mij te onttrekken aan verplichte dienstwerkname in Duitschland.

Zijn tusschenkomst had dan ook voor gevolg dat ik een aantal maanden ontslagen werd van de verplichtingen, aan alle jonge mannen opgelegd, tegenover de Werbestelle.

Toen in de eerste maanden van 1944 herhaalde malen naamlooze lijsten, waar verscheidene personen van Wevelgem in vermeld stonden, aan de G.F.P.[12] werden overgemaakt. Zoo kwam ook mijn naam op een dezer lijsten voor, met aanduiding alsdat ik lid was eener ondergrondsche groepering, clandestine pers ter lezing rondgaf en in het bezit was van wapens.

Dank zij het krachtdadig en invloedrijk ingrijpen van den heer Byttebier die de Duitsche autoriteiten wist te overtuigen dat al deze aanklachten uit de lucht gegrepen waren en niets dan loutere verzinsels bevatten, ontsnapte ik, zooals zoveel anderen aan aanhouding, deportatie en een onnoembare mogelijke nasleep van moeilijkheden en misschien wel gruweldaden allerhande. Ik maak hier tevens dankbaar gebruik om te vermelden dat de heer Byttebier tijdens het waarnemen van het burgemeesterschap op een waarlijk voorbeeldige wijze het bestuur der gemeente in handen nam.

Zoo vriend als vijand zou dit thans nog durven te getuigen. Dwars van hem, een propagandisch cachet aan het beheer der gemeente te geven. In Wevelgem ontstonden geen nieuwe straatnamen, personen uit de zoogenaamde nieuwe orde wereld vermeldend.

Neen, zijn attentie betrof enkel het aanschijn der gemeente te verfraaien. Talrijke werken werden dan ook uitgevoerd, die van groot openbaar nut zijn.

Mag ik dan ook vermelden zijn onvermoeibare werking voor Winterhulp, waar hij niet zoozeer een vertegenwoordiger eener politieke partij was, doch de onverdroten bezieler, die zijne talenten, invloeden, tijd en kapitaal ter beschikking stelde voor de minst bedeelden uit ons volk.

Wevelgem, was vier jaar lang een gemeente waar honderden soldaten ingekwartierd lagen, de laatste paar jaar kwam een garnizoen der Vlaamsche Fabriekswacht nog deze bezetting aanvullen.

Talrijk zijn de moeilijkheden geweest, en veel tact en inschikkelijkheid was er van doen om de kalmte en de rust op de gemeente te handhaven.

Ondanks dit alles was Wevelgem uitgegroeid tot een broeinest van de resistantie. Talrijke sabotagedaden werden gepleegd op de spoorbaan, kabels en leidingen doorsneden, koolzaadoogsten vernield, aanvallen op Duitschers, meer dan 500 nummers van een en hetzelfde clandestien blad werden uitgegeven. Ontegensprekelijk moest de heer Byttebier hierover lont hebben geroken. Nooit of nooit zou bij hem de gedachte zijn opgekomen de rol te gaan vervullen van de lage verklikkers. Integendeel al zijn invloeden en connekties wendde hij aan om onheil en gevaar der gemeente af te wenden en was steeds ter beschikking waar het ook kon om zijn medeburgers te bewijzen of ze uit moeilijkheden te helpen.

Voor echt en waarachtig.

Wevelgem, 2 januari 1945

Get. VERHAEGHE G.”

Al even opmerkelijk is de verklaring van Jules Bevernage[13] in het dossier:

“Ondergetekende Jules Bevernage, woonachtig Roeselarestraat, n° 152 te Wevelgem, aanziet het als zijn plicht, aangaande de zaak Michiel Byttebier, volgende verklaring af te leggen:

Op 15 januari 1944 werd ik ondergetekende door de Duitse Gestapo afgehaald voor het verspreiden van anti-Duitsche propagandaschriften (De Vlasser). Na 72 dagen in de gevangenis te Kortrijk te hebben doorgebracht, kon ik bij den bomaanval op ’t station van Kortrijk van 26 Maart ontsnappen. Door tusschenkomst van den toenmalige Heer Burgemeester Michiel Byttebier heb ik de gevangenis niet meer moeten vervoegen. Enkele dagen nadien werd ik veroordeeld tot 6 maanden gevangenis welke straf eveneens door tusschenkomst van den Heer Burgemeester niet werd toegepast zoodat ik nooit meer door de Gestapo werd lastig gevallen.

Deze hulp waarvoor Michiel Byttebier zich verscheidene malen persoonlijk naar Kortrijk begaf, werd spontaan zonder eenige aanvraag van mij noch mijne familie verleend; ook heeft de heer Byttebier om deze hulp nooit de minste vergoeding aanvaard wanneer ze hem aangeboden werd.

Dit feit meen ik bevestigd op voldoende wijze wat alle rechtgeaarde Wevelgemnaars getuigen, dat de heer Michiel Byttebier in deze moeilijke omstandigheden maar één doel nastreefde: zijn medeburgers te helpen waar hij het kon.

3 januari 1945.

Get. Jules Bevernage”

Op 1 februari 1945 wordt Byttebier overgebracht van Sint-Kruis naar het interneringskamp “De Wikings” in Kortrijk. In totaal verblijft hij 290 dagen in interneringscentra[14], gespreid over de perioden van 16 september 1944 tot 23 maart 1945 en van 12 mei 1945 tot 21 augustus 1945.

Tussendoor wordt hij, op beslissing  van de Consultatieve Commissie te Kortrijk, in voorlopige vrijheid gesteld vanaf 24 maart 1945 in Roeselare, met verplichtend verblijf bij zijn beste vriend Achille Hostens, Hortensiastraat 14. “Op zon- feestdagen mag hij de vroegmis bijwonen”.

De beslissing van de Consultatieve Commissie van 23 maart 1945 tot voorlopige invrijheidstelling in Roeselare hield rekening met de gezondheidstoestand van Byttebier en met “hetgeen hij ten gunste van de Wevelgemse bevolking gedaan had”.

Het verplichtend verblijf in Roeselare, opgelegd door de Consultatieve Commissie, is slechts van korte duur want op 12 mei 1945 wordt hij opgesloten in de gevangenis van Roeselare om de dag erna opnieuw geïnterneerd te worden in de Wikings te Kortrijk en dit tot 21 augustus 1945.

Op 22 augustus 1945 wordt hij vrijgelaten met verplicht verblijf te Berchem Antwerpen bij mevrouw Baeten[15], Marie-Josélaan 69, onder toezicht der plaatselijke politie, op beslissing van de Directie der Consultatieve Commissies en der Verdachten in Brussel en na advies van Dokter Holvoet van de "Wikings", zich op zijn beurt steunend op een verslag van zenuwarts J. Van Laere uit Kortrijk.

Op 30 augustus 1945 richt de Directie der Consultatieve Commissies in Brussel een schrijven aan de voorzitter van de Consultatieve Commissie  te Kortrijk. Omdat bericht wordt dat de invrijheidstelling te Berchem schandaal zou verwekken in Wevelgem, wordt advies gevraagd. Indien nodig is men altijd bereid de reïnternering van Byttebier te bevelen.

Op 31 augustus 1945 richt de Krijgsauditeur van Kortrijk een schrijven aan de Auditeur-Generaal te Brussel, waarin hij zich beklaagt over het feit dat de plaatselijke commissie in Kortrijk niet betrokken werd in de besluitvorming. Hij vraagt om Michel Byttebier onmiddellijk opnieuw te interneren en hij besluit: “Het zal wel niet nodig zijn te wijzen op de erbarmelijke indruk te Wevelgem, door bewuste beslissing van de Consultatieve Commissie te Brussel verwekt, en op de gevolgen die zo een beslissing kan medeslepen”.

Het Onafhankelijkheidsfront, tevens Zuiveringscomité van Wevelgem richt op 5 september 1945 een schrijven aan de minister van Justitie:

“Excellentie,

Ingevolge ons onderhoud met uw kabinetshoofd den Weled. Heer Vander Meersch, zijn wij zoo vrij hierbij de aanklachten te voegen gericht tegen den Naziburgemeester Byttebier en die alleen in ons bezit zijn toegekomen. Nog andere werden gedaan.

Wij dringen er ten zeerste op aan, opdat gerechtigheid geschiede.

Wie de wapens droeg in de Zwarte Brigade, krijgt in Kortrijk één jaar en blijft vast zitten. Deze burgemeester, groot financier, groot propagandist en gewezen onderwijzer, opvoeder der jeugd, werd geïnterneerd buiten de gemeente.

Wij vragen de onmiddellijke terug interneering in ’t kamp en ’n voorbeeldige bestraffing, gezien zijn geval den 20sten dezer voor ’t gerecht komt, meer nog, het onder sequesterstellen van al zijn bezit.

Hopende, Heer Minister, aldus de volkswoede te bedaren, bieden wij Ued. de verzekering onzer oprechte Vaderlandsche gevoelens.”

Een lijst met de beschuldigingen ten aanzien van Byttebier wordt toegevoegd:

“Dossier Byttebier

Aangehouden door het O.F. Wevelgem te Gothem, den 15-9-44

Overgebracht naar St-Kruis den 27-9-44

Beschuldigd van:

1.      Den Heer Wallays, Burgemeester, zonder redenen te doen afzetten door de Duitschers, den 31 augustus 1942;

2.      Zelf het burgemeestersambt te hebben aanvaard van de Duitschers. Dit deed hij uit zuiver politieke en Duitschgezinde overtuiging. Als groot exploitant, had hij zich moeten bezig houden met zijn handel, doch zooals hij in het “Laatste Avondmaal” verklaarde, dat hij er alles op waagde, zoo heeft hij alles gewaagd, en moet er nu maar de gevolgen van dragen;

3.      Oefeningen te hebben gedaan met de zwarten (verklaring Van der haegen);

4.      Drager van pistool (verklaring Lannoo);

5.      Hooge officieren met verdachte valiezen in zijn woonst ontvangen te hebben (verklaring Sinnaeve);

6.      Omgang in zijn huis met de Generaal (verklaring Sinnaeve);

7.      Onder de bescherming gestaan te hebben van Duitsche soldaten (verklaring Sinnaeve);

8.      Gebouwd en herbouwd te hebben gedurende de gansche bezetting en zijn vrienden te hebben laten bouwen;

9.      ’n Gestapo te hebben aangesteld op de gemeente om alles te controlleeren (verklaring Staelens);

10.  Actie’s gevoerd te hebben tegen sabotagedaden (Gemeenteblad n°9-17);

11.  Deed de politie Engelsche piloten opzoeken (verklaring Deneckere);

12.  Gaf bevel huizen te ontruimen (verklaring Werbroeck en Courtens Maurice);

13.  Oprichter te zijn van het zwarte politiekorps te Wevelgem;

14.  ’n Wacht ingericht te hebben tegen sabotage (bewijs Dujardin);

15.  Duitsche propagandist te zijn met:

a.      ’n Gemeenteblad opgericht te hebben en kosteloos verspreid te hebben in al de huizen, om zijn politieke gedachten te verspreiden;

b.      De “Nieuwe Orde” te hebben gepropagandeerd (Gemeenteblad n°1);

c.       Den vrijwilligen arbeidsdienst te hebben gepropagandeerd (Gemeenteblad n°4);

d.      Eerbied voor een Naziburgemeester te hebben geeischt (verklaring Roose Louis);

e.       Den Hitlergroet te hebben gebracht (verklaring Roose Louis – Silverans – Soetaert);

f.        ’n Kerstboom met verlichting aan het standbeeld te hebben opgericht;

g.      Gecolporteerd te hebben met Duitschgezinde bladen (verklaring Herman);

h.      ’n Brandvenster met Van Severen in zijn woonkamer te hebben aangebracht;

i.        ’n Photo van zijn inhuldiging, alsook ’n photo met zwarten van zijn inhuldiging en het boek “mein Kampf” op zijn bureel op het stadhuis te hebben laten staan;

j.        De onderwijzers ’n nieuw zangrepertorium te hebben opgelegd;

k.       ’n Hakenkruis te hebben doen bouwen op de Plaats te Wevelgem (onderstand);

l.        ’n Groote V te hebben aangebracht op het stadhuis, Noordkant;

m.    Te hebben afgezet om zijn overtuiging (verklaring Staelens);

n.      Moeilijkheden te hebben berokkend om hun overtuiging (verklaring Roose Louis en Sinnaeve);

o.      Te verklaren dat hij 100 per 100 Duitsch was (verklaring Staelens);

p.      Met geregeld de Duitsche kantien te bezoeken;

q.      Was lid van de Vlag, volgens verklaring G. Knockaert;

r.       Was oprichter van de Vlag, volgens verklaring Lannoo;

s.       Had ’n abonnement op “Volk en Staat”, verklaring Scherpereel;

t.        Was lid V.N.V., verklaring Foulon;

u.      Had ’n postabonnement op “De Vlag”, “S.S. Man”, “Nation. Social.” en “Balming”;

v.       Heeft de Middenstand doen aanslagen voor de zwarten en als lokaal V.N.V.;

w.     Was de man van het V.N.V. (brief Foulon en klacht D’Haeveloose);

x.       Heeft zijn huis geleend voor opleiding der zwarten (verklaring Sinnaeve);

16.  Byttebier verklikte Verhenneman Henri;

17.  Wilde Sinnaeve en zijn dochter doen wegsteken door de Werbestelle;

18.  Wilde Silverans doen wegsteken door den Kriegscommandant;

19.  Bedreigde Dr. Verhaest om als eerste gijzelaar te doen afhalen;

20.  Deed al de schoolkinders aftasten in de school door de politie om krijt om te zoeken waarmede de muren beschreven werden;

21.  Leidde zijn 2 minderjarige zoons op in de N.S.J.V., die het kostuum hebben gedragen en waarvan er één de leiding had (zie photo).”

Op 12 september 1945 sturen onderwijzer Jan Cyriel Silverans en Jules Chambart, namens het Onafhankelijkheidsfront van Wevelgem, nogmaals een brief naar de Minister van Justitie:

“Excellentie,

’n Acht dagen geleden vroegen we Ued. een onderhoud aan. Daar Ued. belet waart, hebben we kunnen spreken met Mr. Vander Meersch, uw achtbaar kabinetshoofd. Ondertusschen hebben we te Kortrijk reeds ’n onderhoud gehad met den Heer krijgsauditeur, die de zaak Byttebier in handen heeft. Allen laten ons in de zoete hoop dat gerechtigheid zal geschieden, doch ondertusschen is en blijft Byttebier in huisarrest buiten de gemeente, blijft in Wevelgem de mistevredenheid aangroeien en doen de geruchten de ronde, dat hier weer de macht van ’t geld is tusschengekomen . Wij gelooven, dat de feiten meer dan erg genoeg zijn, om niet het minste medelijden te laten blijken. De offers door zoovele Weerstanders gebracht, mag niet vruchteloos zijn. Zij die gevallen zijn voor de vrijheid, kunnen niet meer optreden, tegen hen die deze vrijheid hebben helpen bestrijden. Wij hebben den heiligsten plicht gerechtigheid te doen geschieden aan hen die deze vrijheid hielpen in gevaar brengen.

Mogen wij van Ued. vernemen of er reeds is ingegrepen tegen deze interneering ten huize. Gaarne hadden we U persoonlijk nog eens gesproken over dit geval en dit op Dinsdag 18 September a.s.

Wil aanvaarden, Heer Minister, met onzen dank onzen eerbiedigen en Vaderlandsche groet.

Namens het Zuiveringscomité van Wevelgem.

Chambart en Silverans (get.).”

Het OF van Wevelgem stuurt op 19 september 1945 een telegram naar voorzitter Mathieu van de Consultatieve Commissies te Brussel, gevolgd door een brief van 20 september 1945.

“Zeer Geachte Heer,

Bij onze thuiskomst uit Brussel, lag het bericht reeds thuis dat de zaak Byttebier slechts voorkwam op 4 Oktober a.s.

Volgens genomen inlichtingen, zou de voorzitter van Kortrijk onverwachts elders opgeroepen zijn. Wij verhaasten ons dan ook om Ued. dit bericht over te maken, opdat U den noodigen maatregel tegenover den naziburgemeester zoudt willen treffen en dat rust en vrede op onze gemeente zou heerschen.

Wil aanvaarden, Zeer Geachte Heer Voorzitter, met onzen oprechten dank de uitdrukking onzer welgemeende Vaderlandsche gevoelens.

Namens het zuiveringscomité van Wevelgem

Silverans en Chambart (get.)”

Op 22 oktober 1945 wordt Michel Byttebier veroordeeld door de Krijgsraad te Kortrijk (in een zaal boven het stadhuis) tot 3 jaar gevangenis, hij wordt diezelfde dag onder aanhoudingsbevel geplaatst en opgesloten in de gevangenis “De Nieuwe Wandeling” te Gent.

Het proces Byttebier krijgt de nodige aandacht in het Kortrijksch Handelsblad van 26 oktober 1946. De tijdsgeest indachtig, brengt de journalist van dienst de zaak op een eigengereide stijl:

“Maandag namiddag kreeg de zaak Byttebier, die op donderdag 20 september een aanvang nam, met de uiteenzetting der feiten en het getuigenverhoor en onderbroken moest worden wegens verschillende omstandigheden, eindelijk haar beslag.

Een overgroote menigte nieuwsgierigen, meestal personen uit Wevelgem, verdrongen zich reeds van vóór 9 uur in de bovenzaal van het Stadhuis, om den afloop der debatten te volgen.

Weinige minuten na 9 uur verschijnt de Krijgsraad, voorgezeten door den onderzoeksrechter Guillemyn, en den heer Krijgsauditeur Lebbe, als Openbaar Ministerie.

Betichte verschijnt vrij. Hij draagt in den volksmond den populairen naam van “Het Ventje”, gezien deze persoon klein is van gestalte. Hij wordt naar voor geroepen en zet zich op den bank der beschuldigden, om aandachtig de akte van beschuldiging ten zijnen laste te aanhooren. De Krijgsauditeur neemt het woord en zet de feiten uiteen. Uit zijn verklaringen kan men uitmaken dat Byttebier Michel, geboren is te St.-Denijs, den 5 januari 1898, groothandelaar van beroep is en woont in de Lauwestraat, 86, te Wevelgem.

Betichte was reeds in 1936 lid van het Verdinaso, doch bij de stichting der Eenheidsbeweging van het VNV, trad hij in 1941 tot deze toe. In juli 1942 had te Lauwe een groot huldefeest plaats, ingericht door de betichte zelf, ter eere van den SS.-man Roger Tanghe, die van het Oostfront was teruggekeerd. Tevens maakte beklaagde een hevige propaganda voor het “Legioen Vlaanderen”, deed in de Cinema “Royal” te Wevelgem een film voor “De Vlag”-leden afrollen en werd gezien in het Astridpark, terwijl hij bezig was oefeningen te doen te midden andere VNV-ers, onder leiding van zekere Salembier. Toen was hij in burgerskleedij, doch stapte mede in de rangen der Zwarte Brigade-mannen. Tweemaal ook liet hij aan de Zwarte Brigade-mannen toe oefeningen op zijn koer te verrichten, alhoewel dit iedere zondag werd gedaan gedurende een tijdperk van 6 à 7 maanden.

In Oogst 1941 werd hij tot afdeelingsleider van het VNV van Wevelgem benoemd, hetgeen hij gedurende een drietal maanden waarnam, in samenwerking met den gewestleider van het VNV, een zekere Foulon.

Bij zijn aanstelling liet betichte een proclamatie verschijnen, waarbij hij een oproep deed tot zijn kameraden de VNV-ers en waarbij men kan lezen, dat zij moeten winnen en in alle koppigheid den strijd dient voortgezet, en hij op hun aller medewerking rekent.

Vervolgens hield hij ook een spreekbeurt over: “Hoe wordt het VNV te Wevelgem een macht?”. Gedurende enkele maanden was hij ook lid van “De Vlag” en werd op 28 september 1942 door het Staatsblad tot burgemeester der gemeente Wevelgem benoemd.

Op 31 augustus 1942 werd alsdan door de feldgendarmerie aan den h. Wallays, burgemeester, een schrijven overhandigd, waarin gemeld stond, dat hij als burgemeester uit zijn ambt werd ontzet en zich onmiddellijk bij dit besluit moest neerleggen.

De benoeming van Byttebier, als burgemeester, verschenen in het Staatsblad, werd dan door den toenmaligen gouverneur Bulckaert bekrachtigd. Nu waren de VNV-ers de mannen van den dag … En op 18 oktober 1942, dus enkele weken na zijn benoeming, werd hij op grootsche wijze gehuldigd door het VNV. Te dier gelegenheid defileerde de Zwarte Brigade in aanwezigheid van Dr. Strubbe, toen arrondissementsleider van het VNV, afdeeling Kortrijk, en Deckmyn, bestendig afgevaardigde der provincie. In hoedanigheid van burgemeester sprak hij dan ook na de Zwarte parade, de aanwezigen toe.

Wat de uitoefening van zijn burgemeestersambt betreft, deden zich geen radikale wijzigingen voor, noch andere veranderingen in het bestuur; het schepencollege bleef ongewijzigd en geen bedienden werden afgesteld of door andere vervangen. Het politiekorps werd uitgebreid en een hulppolitie werd in het leven geroepen, doch slechts acht mannen kwamen zich aanbieden.

Hij wordt er tevens van beschuldigd de lijst der smokkelaars aan den bezetter te hebben overhandigd, met het gevolg, dat in augustus 1943 een 30-tal personen der gemeente werden aangehouden en naar het kamp van Watten, in Frankrijk, gebannen en opgesloten.

Byttebier verklaart van zijn kant, dat hij niets anders kon dan die lijst onderteekenen. Anders werd de gemeente verstandig bestuurd; hij toonde veel tegemoetkomingen en wist vele menschen te helpen.

Van zoodra hij burgemeester werd benoemd, stichtte hij het maandbladje “Het Gemeenteblad”, dat kosteloos aan alle inwoners der gemeente werd uitgedeeld, waarin den lof der Nieuwe Orde werd bezongen en geschreven stond dat de leidende overheid moet een nieuwe orde scheppen. Regelmatig verschenen daarin alle Duitsche verordeningen, zonder verder groote politieke aktie.

Op Nieuwjaar 1944 hield hij voor alle gemeentebedienden een groot Nieuwjaarsfeest, waarop het woord werd gevoerd door letterkundige Willem Putman[16]. De bedienden die zich afzijdig hadden gehouden en op het feest niet waren tegenwoordig geweest werden door den burgemeester op hunnen vingers geklopt.

In Juli 1944 werd op het kasteel Vanackere, waar de Fabriekswachters den eed van trouw aan den Führer moesten afleggen, een groot feest gegeven, waaraan de burgemeester deelnam. Bij den algemeenen troepenschouw op de Markt, stond betichte daar te midden de Duitsche officieren, en groette met uitgestrekten arm de voorbijtrekkende troepen.

In 1944 viel op het grondgebied een geallieerd vliegtuig te pletter; de Duitschers waren daar weldra ter plaatse, om de parachutisten op te zoeken, en burgemeester Byttebier, die daar ook tegenwoordig was, gaf aan de aanwezigen bevel te helpen zoeken.

Ook had burgemeester Byttebier grooten omgang met Duitsche officieren en regelmatig ontving hij ten zijnen huize hooggeplaatste Duitsche “katten” en tot laat in den nacht gingen de boemelfeestjes in het mooie huis van den ex-burgemeester hun gang.

Ten slotte stond hij ook nog in groot aanzien bij de Ortskommandantur van Wevelgem en de Kreiskommandantur van Kortrijk.

Het Rekwisitorium

Hierop spreekt Krijgsauditeur Lebbe een streng rekwisitorium uit. Hij legt den nadruk op het feit dat Byttebier burgemeester werd benoemd door den bezetter en schetst hem verder als de burgemeester van de Nieuwe Orde. Bij den bezetter stond hij aangeschreven als een “persona grata”. Verder was hij een vooraanstaand lid van het VNV, die de functie van afdeelingsleider van het VNV heeft waargenomen en vordert een opsluiting van tien jaar.

De Verdediging

Niet minder dan drie advokaten staan gereed aan den bank der verdediging om hun beklaagde te verdedigen en zij zullen al hun poeder verschieten om een machtig opgebouwde thesis van onschuld in de weegschaal te werpen.

De eerste verdediger die het woord neemt en in prachtige termen de onschuld van Byttebier tracht te bewijzen is Mr. Thiers, uit Roeselare, die de raadsman is van niet minder dan vier oorlogsburgemeesters. Hij vangt zijn meesterlijk en prachtig pleidooi aan met lezing te geven van een brief van den plaatselijken VNV-secretaris, Van Tilborgh, geschreven enkele dagen vóór zijn benoeming als burgemeester van Wevelgem, waarin gemeld wordt, dat hij het volle vertrouwen van de kaderleden niet meer bezit, omdat toen, Byttebier nog slechts met één voet in het VNV stond. Dit is een duidelijk bewijs dat Byttebier geen echte VNV-er was.

Pleiter toont aan, dat er een oneindige kloof bestond tusschen het Verdinaso en het VNV. Toen hij burgemeester werd heeft hij ontslag genomen als afdeelingsleider en verder belet dat een 200% VNV-er in den burgemeestersstoel had gekropen.

Nu stelt hij de vraag of Byttebier wel geburgemeesterd heeft in dienst van den bezetter, of in dienst van het volk? Voor het volk heeft hij geburgemeesterd en dag en nacht heeft hij zich afgesloofd voor het welzijn en de welvaart van het volk. Als burgemeester heeft hij de politiek van het volk niet gediend: nooit vergaderingen belegd of bijgewoond, noch VNV-affiches uitgehangen; nooit heeft hij de gemeentelokalen ter beschikking gesteld van het VNV; nooit een redevoering gehouden die aan een burger den minsten aanstoot heeft kunnen geven. Integendeel hij heeft het VNV bekampt en tegengewerkt.

Schepen Masselis heeft hij niet laten afstellen, toen een VNV-er zich wilde van dezen schepenzetel bemachtigen. Hij had den durf kaarten van de fronten van 1943 en 1944 te laten aanbrengen op de bureelen. Wie had dat durven doen? Daarom werd hij geroepen vóór den Tuchtraad van het VNV door Strubbe. Een foto van Hitler in zijn bureel gehangen? Nooit … Nooit heeft hij zijn politie ten dienste gesteld der feldgendarmerie … nooit geen straatnamen veranderd … nooit geen enkel lid van de Openbare Diensten afgesteld … nooit propagandameetingen ingericht voor het VNV, de NSKK of de Vlaamsche Wacht … nooit medegeholpen om de dienstweigeraars te laten opzoeken … nooit de beeltenis der Koninklijke Familie verwijderd uit de gemeentebureelen.

Van de leveringen der landbouwers eischte hij slechts dat er een minimum zoude geleverd worden. Méér dan 80 ha werden aldus voor den bezetter gezeurd; geen uitstalramen heeft hij doen opeischen voor Duitsche propaganda; nooit heeft hij bedienden aangeraden zich lid van iets te laten maken; nooit geen abonnement op Duitschgezinde bladen genomen; nooit vergaderingen laten beleggen; nooit geparadeerd in uniform; nooit eenigen steun aan de Oostfronters geschonken; nooit geen radio’s afgehaald; nooit vooraanstaande personen wachtdienst laten doen, zooals dit gebeurd is te Kortrijk. Waar is nu die medewerking met den vijand. Ik zoek ze, aldus pleiter, maar tevergeefs.

In de gemeente Wevelgem werd eens een zevende zoon geboren en h. Byttebier heeft zich ingespannen om een afgevaardigde uit Brussel te laten komen voor het peterschap te aanvaarden; deze persoon heeft hij officieel op het stadhuis ontvangen. Beteekent dat niet de gehechtheid en zijn trouw aan het Vorstenhuis? Er is dus geen enkel bewijs voor handen dat hij de politiek van den vijand in handen zou hebben gewerkt.

Toch moet pleiter toegeven dat hij wel vriendelijke betrekkingen met Duitsche officieren heeft onderhouden, maar hij zocht die betrekkingen om van de Duitschers voordeelen te kunnen aftroggelen. Heeft hij daardoor den vijand gediend? Daar is absoluut geen sprake van. Want op een meesterlijke wijze heeft hij die betrekkingen uitgebaat ten gunste van de bevolking.

Ja, hij bewoont een prachtig huis en heeft een mooi interieur, en die daar komt wordt soms wel op een sigaar of een glas wijn onthaald.

Is het dan te verwonderen, dat een Duitsch officier zich daar wellicht gansch thuis gevoelt? Het zijn alleen vuiltongen, die dit alles in pessimistischen zin uitleggen, vuiltongen als Delplancke, waarvan de kommissaris zelf getuigt dat het een babbelziek persoon is.

Al deze vriendelijke betrekkingen met den bezetter zijn verkeerdelijk uitgelegd worden. De schuld dat we hier terecht staan, aldus verdediger, ligt aan een O.F.-lid Silverans. En hier nu worden al die haatdragers, die verdachtmakers, die ronselaars van klachten, die twistzaaiers in de families over eenzelfden kam geschoren. Die man als Siverans, die niet kan verdragen dat burgemeester Byttebier in de hovingen van Vanackere een feestje geeft voor de oude mannekens en de oude wijvekens van het gesticht van Wevelgem … Van waar komt die haat? Spreker toont dan verder de haat aan die tusschen deze beide personen bestond, kwestie van een tooneelbond. Voor den oorlog bestonden er te Wevelgem twee tooneelbonden, deze van de Christen Volksbond, onder leiding van Silverans, die niet mocht spelen met vrouwenrollen[17], en den tooneelbond “Ik Dien”, die met vrouwenrollen optrad en natuurlijk meer succes had.

Maar … had Byttebier hr Silverans moeten zoeken, het zou niet lang geduurd hebben. Silverans heeft al de klachten geronseld. Gansch de aktie tegen Byttebier komt van Silverans en zijn kliek meeloopers. Tweemaal heeft hij de Brigademannen op zijn overdekte koer laten oefeningen doen, op aanvraag van Claus, juist omdat het regende. Nooit heeft hij verklikkingslijsten laten opmaken. Wie die lijst wel gemaakt heeft weet de hr Krijgsauditeur wel.[18]

Tot besluit zegt pleiter dat Byttebier onschatbare kwaliteiten bezit, een behendig en geslepen persoon is, een der beste intellectueelen, die meester geweest is over den bezetter, autoritair van karakter, die op eigen beenen stond en een krachtig uithoudingsvermogen bezit. De gepleegde feiten zijn wellicht wel laakbaar, doch hij heeft nooit eenige strafbare houding aangenomen.

Mr Pringiers uit Kortrijk, tweede verdediger van betichte, betoogt dat van de zoovele klachten er bitter weinig nog is overgebleven. Het Openbaar Ministerie heeft van het geval Byttebier gezocht een “Zwart Boek” te kunnen opstellen en van gansch dit boek is slechts één bladzijde overgebleven, maar wij hebben een “Witboek” geëditeerd over Byttebier.

Byttebier stond niet in de orde van de diktatuur als burgemeester. Hij was een voorstander van een sociale hervorming en niet van een politieke hervorming van den Staat. Hoe zou het er in de gemeente uitgezien hebben met een VNV-er burgemeester als Van Tilborgh of een SS-man? De benoeming was de wensch van het overgroot gedeelte der bevolking en werd gedaan met de goedkeuring van het schepencollege. Door toedoen van het VNV burgemeester geworden? Geen waar … Burgemeester Byttebier heeft de VNV-ers op meesterlijke wijze gefopt. Hij was voorstaander van de Belgische grootheid en onafhankelijkheid en hij is het gebleven. Zijn wedde van burgemeester deelde hij uit aan de minst bedeelden der bedienden der gemeente.

Bij zijn burgemeesterbenoeming stroomden van alle kanten gelukwensen toe. Tijdens de inhuldigingsvergadering spreekt hij over de behartiging van de belangen der gemeente. Hier nu leest pleiter een indrukwekkend manifest, uitgehangen te Wevelgem op Nieuwjaar 1943, waarin hij de bevolking in deze droeve tijden aanzette veel moed te scheppen, het hoofd hoog te houden en malkander te helpen en te steunen. Vele slachtoffers werden uit de bombardementen op Wevelgem gered, schuilplaatsen heeft hij doen bouwen en tal van gelden heeft hij gegeven aan liefdadige werken. Dank zij Byttebier werden velen niet terechtgesteld of in concentratiekampen gestoken of voor executiepeletons gebracht. Nooit heeft hij de Duitsche verordeningen onder dwang doen toepassen, honderden briefjes heeft hij gegeven aan dienstweigeraars om de grens te overschrijden. En verder leest pleiter nu aanzienlijke goede getuigschriften en beklemtoont al die goede werken die de burgemeester gedurende de uitoefening van zijn ambt voor de bevolking heeft gepresteerd. Ten slotte leest pleiter nog een prachtige brief af, een aanspraak die hij gehouden heeft vooraleer de jeugd naar Duitschland moest vertrekken (talrijke toehoorders weenen) met als besluit trouw te blijven aan hun huis en haard, aan Vorst en Land. In naam van de talrijke menschen aan wien de burgemeester hulp heeft verschaft, vraagt hij dan ook de vrijspraak.

Mr Mussche, uit Brussel, derde verdediger, behandelt dan verder in de Fransche taal meer den juridischen kant der zaak, geeft een uiteenzetting over de politiek van Van Severen, zijn wegvoering en zijne terechtstelling te Abbeville en toont ook nog eens al de goede werken aan die Byttebier tijdens zijn ambstvervulling heeft gedaan. Hiermede worden de debatten gesloten verklaard.

De Voorzitter vraagt aan het klein burgemeesterke indien hij nog iets in te brengen heeft voor zijne verdediging, waarop hij antwoordt; “Met vertrouwen verwacht ik de uitspraak van den Krijgsraad” …

De uitspraak

Na 45 minuten beraadslaging wordt de zitting heropend en veroordeelt de Krijgsraad Oorlogsburgemeester Byttebier tot drie jaar gevang en levenslange ontzegging zijner rechten. De onmiddellijke aanhouding werd bevolen.”

In beroep wordt zijn straf, bij arrest van het krijgshof te Gent van 21 februari 1946, herleid tot 1 jaar gevangenis en levenslange ontzetting van de rechten bepaald door artikel 123sexies van het strafwetboek. Hij komt dezelfde dag voorlopig vrij.

De straf wordt kwijtgescholden rekening gehouden met de reeds ondergane internering van 290 dagen.

In het genadedossier 52.034 zet de substituut te Gent op 28 februari 1946 de feiten uiteen die tot zijn veroordeling hadden geleid en stelt hij voor de straf kwijt te schelden:

“Veroordeelde was sedert 1936 aangesteld bij de Dinasobeweging. In 1941 trad hij toe tot de eenheidsbeweging VNV. In juli woonde hij een huldefeest bij van een Waffen SS man en heeft propaganda gemaakt voor Legioen Flandern. Hij woonde oefeningen bij van een groep VNV’ers, waarvan sommigen het paard droegen.

Veroordeelde heeft de toelating gegeven aan de Zwarte Brigade om oefeningen te doen op zijn koer. Hij werd in oktober 1941 dienstdoende afdeelingsleider van het VNV benoemd. Hij is omstreeks dezelfde periode gedurende enkele maanden lid geweest van “DeVlag”. Op 28 september 1942 werd hij tot Burgemeester van Wevelgem benoemd in plaats van de wettelijke Burgemeester afgesteld door de duitschers. Een inhuldigingsfeest werd ter dier gelegenheid op touw gezet. De uitnodigingen gingen uit van de leiding van het VNV. De Zwarte Brigade defileerde voor de nieuwe Burgemeester omringd door verscheidene VNV’ers. Hij woonde ook een vergadering bij waarop de Zwarte Brigade de eed van trouw aan de führer aflegde. Hij maakte in alle omstandigheden propaganda van de nieuwe orde en het VNV. Hij heeft een lijst van smokkelaars aan de Werbestelle overgemaakt.

Aangezien veroordeelde wegens dezelfde feiten als deze die ten grondslag lagen aan zijn veroordeling sedert 15/9/44 tot 23/3/45 en van 12/5/45 tot 21/8/45 werd geïnterneerd.

Dat hij slechts op 22 oktober 1945 onder aanhoudingsbevel werd geplaatst.

Aangezien het billijk voorkomt de duur der internering in mindering te brengen met de uit te boeten straf.

Om deze redenen stel ik ambtshalve voor kwijtschelding te verlenen van 290 dagen wegens ondergane internering.”

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 14 april 1949 wordt Michel Byttebier hersteld in bepaalde rechten waarvan hij beroofd werd.


Links Michel Byttebier, achteraan midden zijn zoon Zeno Byttebier.

Hij wordt in eer hersteld door een arrest van het Hof van Beroep te Gent op 16 februari 1965.

Van 25 april 1961 tot 28 juli 1965 was Théo Lefèvre Eerste Minister, aan het hoofd van een CVP-BSP coalitie.

Zonen Fries en Zeno Byttebier (links op de foto) in gezelschap van o.a. Premier Théo Lefèvre (bron: Facebookpagina Zeno Byttebier)

Lang kan Michiel Byttebier niet genieten van zijn eerherstel, hij overlijdt te Wevelgem op 13 september 1965.

Onder grote belangstelling en begeleiding van de Koninklijke Harmonie “De Eendracht” wordt hij op 17 september 1965 ten grave gedragen na een uitvaartplechtigheid in de Sint-Hilariuskerk te Wevelgem.







[1] Er worden 18 kinderen geboren. Een van de kinderen heeft dezelfde (voor)naam, Michel Joseph Byttebier (1897-1983).

[2] Bron: RUG - Faculteit Letteren & Wijsbegeerte - Michiel Vantongerloo - "Pro Flandria Servanda" Het Gentsch Studenten Corps 'HOU ende TROU' (1916-1918) en het Gentsch Studenten Corps (1933-1940) in vergelijkend perspectief.

[3] Waarschijnlijk betreft het hier Susanna Godelieve Maria Byttebier (1903-1991) die gehuwd was met Armand Eggermont (1900-1931).

[4] Laura Mertens (1899-1994).

[5] Ierland.

[6] Michel Byttebier was onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool van Wevelgem:

·         In 1920 van het 1ste leerjaar

·         In 1921 van het 3de leerjaar A

·         In 1922 en 1923 van het 4de leerjaar B

·         in 1924, 1925, 1926, 1927 en 1928 van het 5de leerjaar A

[7] Een militaire fiche van een latere datum vermeldt veroordelingen, op 4 april 1933 wegens smaad aan de politie en het niet toegelaten gebruik van de verstralers van een voertuig en op 11 mei 1936 wegens het inrichten van niet wettelijk toegelaten loterijen.

[8] Fries Byttebier was CVP-schepen van Openbare Werken in Kortrijk van 1965 tot 1990. Hij overleed te Kortrijk op 3 februari 1990. De begrafenisdienst vond plaats in de Sint-Rochuskerk. De nacht ervoor zouden rond de kerk hakenkruisen geschilderd geweest zijn, die vóór de dienst verwijderd werden.

[9] Arrondissementscommissaris Michiel Verkinderen werd op 2 december 1942 per vergissing door een Duitse wachtpost doodgeschoten. Uit “Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog” van José Vanbossele: “Sedert in de buurt van het vliegveld in Wevelgem een soldaat – vermoedelijk door partizanen – werd gedood, hebben de schildwachten een losse vinger aan de trekker: deze namiddag werd een wachtpost van de Luftwaffe per vergissing neergeschoten en gisterenavond vuurde een patrouille van de Vlaamse Wacht op de auto van arrondissementscommissaris Michiel Verkinderen die aan het kasteel Van Ackere een stoplicht had genegeerd. Verkinderen werd dodelijk in de rug geraakt en overleed rond middernacht in het politiecommissariaat”.

Bron: Kortrijk tijdens de 2e Wereldoorlog - deel 2 - José Vanbossele)

[10] Dr. Jur. Frans Strubbe, arrondissementeel voorzitter van het VNV, een begeesterd Vlaming. Werd in mei 1940 naar Frankrijk gedeporteerd en kon als bij mirakel ontsnappen uit de centrale gevangenis van Loos tijdens de slag om Lille (bron: Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog, José Vanbossele).

Frans Strubbe

[11] Volgens Zeno Byttebier was daar ook Jules Maurice Soenen bij. De plaatsen van internering vanaf zijn aanhouding werden tevens door Zeno meegedeeld.

[12] G.F.P. = Geheime Feldpolizei.

[13] Zie rubriek “Jules Bevernage en Carlos Lecompte”.

[14] Interneringskampen werden in het leven geroepen nadat de “straat” haar “repressiewerk” had gedaan en in afwachting van een proces. Deze kampen werden meestal bewaakt door “weerstanders” , soms van het laatste uur.

[15] De beste vriendin van de echtgenote van Michel Byttebier

[16] Na de bevrijding werd West-Vlaming Willem Putman wegens culturele collaboratie veroordeeld tot vier jaar cel en levenslange ontzetting uit zijn burgerrechten. In de nazomer van 1946 werd hij vervroegd vrijgelaten (Bron: Wikipedia).

[17] De vrouwenrollen werden gespeeld door mannen.

[18] Wijlen Lieven Byttebier, zoon van Michel Byttebier vertelde me dat zijn vader, bij zijn aankomst in het gemeentehuis, de verklikkingslijst aantrof in de lade van het bureau van burgemeester Remi Wallays.