Deerlijk:
oorlogsburgemeester Alfons Verbrugge
Derde keer, goede keer, moet gemeenteraadslid
Marc Byttebier[1] van Deerlijk gedacht
hebben toen hij op 26 april 2007 voor de derde maal de vraag stelde of de foto
van oorlogsburgemeester Alfons Verbrugge, geboren te Harelbeke op 13 november
1911, in de portrettengalerij van de Deerlijkse burgemeesters kon toegevoegd worden.
Alfons Verbrugge (foto bidprentje)
Zijn eerste tussenkomst op de gemeenteraad
van 13 februari 2003 geeft een mooi overzicht van de politiek loopbaan van
Alfons Verbrugge:
“Dat
Deerlijk zijn burgemeesters eert met een portrettengalerij in het gemeentehuis
is een lofwaardig initiatief. Het is een blijk van erkenning – over de
politieke grenzen heen – voor hun inzet voor de bevolking. Het zou zeer passend
zijn dat in het nieuwe gemeentehuis daar ook ruimte voor wordt voorzien.
Voor elke objectieve beschouwer is het echter
onaanvaardbaar dat in deze galerij systematisch één persoon wordt geweerd, nl.
Alfons Verbrugge. In een tijd waar men graag uitpakt met begrippen als
medemenselijkheid, verdraagzaamheid, vergevingsgezindheid en vrije
meningsuiting is het toch schrijnend te moeten vaststellen dat meer dan 50 jaar
na de Tweede Wereldoorlog de Deerlijkse gezagsdragers nog steeds niet de moed
hebben een einde te stellen aan deze geschiedenisvervalsing.
Zelfs in het huldeboek van huidig burgemeester Roger
Terryn – weliswaar een privaat initiatief – slaagt de auteur erin met geen
woord te reppen over Alfons Verbrugge.
Als we het curriculum van Alfons Verbrugge even
overlopen, dan kan dat niet anders dan grote verwondering wekken.
Alfons Verbrugge is de oprichter van de Gemeentelijke
Vrijwillige Brandweer, een korps waar wij terecht fier mogen op zijn.
Beroepshalve was hij in 1934 van Harelbeke, waar hij lid was van de
plaatselijke brandweer, naar Deerlijk komen wonen. Hij voelde het gebrek aan
een eigen Deerlijkse brandweer sterk aan en wilde er iets aan doen. Reeds vóór
de oorlog is er briefwisseling ter zake met het gemeentebestuur. In 1942 begint
hij aan de uitbouw van de brandweer, maar pas in 1943 wordt het korps officieel
opgericht met Verbrugge als bevelhebber door de gemeenteraad o.l.v.
burgemeester notaris Devos.
Bij de bombardementen op Kortrijk in de nacht van 20 op
21 juli 1944 heeft het Deerlijkse korps zich onderscheiden: onze brandweerlui
konden de toren, de zijbeuk en de bibliotheek van de Sint-Michielskerk redden.
Zonder hulpmiddelen haalden zij vijf mensen levend, maar helaas ook vijf doden
van onder het zes meter hoge puin van het ingestorte Hotel de Postillon.
Op 30 juli 1941 wordt Alfons Verbrugge schepen, na het
ontslag van Edmond Vanneste op 29 juli 1941 die de leeftijdsgrens van 65 jaar
heeft bereikt. (Belgisch Staatsblad der ministerieele besluiten en andere
besluiten der Secretarissen-Generaal, nr. 213 (01.08.1941) p. 5276-5277).
Bij besluit van 11 mei 1944 wordt Joseph Devos ontslag
uit het ambt van burgemeester verleend en bij besluit van 12 mei 1944 wordt
Alfons Verbrugge aangeduid om het ambt van burgemeester waar te nemen der
gemeente Deerlijk, arrondissement Kortrijk, in vervanging van den heer Devos,
aan wien ontslag uit zijn ambt is verleend. (Belgisch Staatsblad der
ministerieele besluiten en andere besluiten der Secretarissen-Generaal, nr. 135
(14.05.1944) p. 5276-5277).
Alfons Verbrugge beweert stellig dat hij zowel het ambt
van schepen als dat van burgemeester aanvaard heeft op uitdrukkelijke vraag van
burgemeester Devos. Ik zie geen enkele reden om aan deze bewering te twijfelen.
Bij de bevrijding wordt hij omwille van zijn
burgemeesterschap en ongetwijfeld ook omwille van zijn oprechte
Vlaamsvoelendheid opgepakt en volgen er acht maanden internering. Uiteindelijk
wordt hij vrijgelaten en buiten vervolging gesteld.
In 1955 ontvangt hij het diploma van nationale
erkentelijkheid voor tijdens de oorlog bewezen diensten. Het lijkt mij volkomen
uitgesloten dat een dergelijke eer iemand te beurt zou vallen die tijdens de
oorlog aan collaboratie had gedaan.
Van 1974 tot 1982 wordt hij zelfs door de bevolking het
ambt van schepen waardig geacht.
Voor de periode van zijn burgemeesterschap ontvangt hij
een pensioen (zie brief gemeentebestuur Deerlijk RB/832475 van 13.09.1983).
Blijkbaar is zijn burgemeesterschap geldig verklaard.
Zou het ogenblik niet zijn aangebroken om alle onterechte
wrok te laten varen en de man die het steeds goed heeft gemeend nog tijdens
zijn leven het genoegen van erkentelijkheid te gunnen? Zou de bouw van het
nieuwe gemeentehuis niet de ideale aanleiding zijn om hem in de galerij der
burgemeesters op te nemen?
In Deerlijk moet toch kunnen wat in Waregem kan? Voor oorlogsburgemeester Joseph Van Heuverbeke (1905-1981) is er – helaas postuum – een echt eerherstel gekomen door de Waregemse gemeenteraad. Zijn portret hangt naast dat van de andere burgemeesters in het stadhuis.”
Op zijn voorstel wordt niet ingegaan en in de
gemeenteraad van december 2004 brengt Marc Byttebier zijn tussenkomst van 2003
in herinnering. Ondertussen is Alfons Verbrugge op 8 maart 2003 thuis
overleden. De derde poging is de goeie. Op 26 april 2007 keurt de gemeenteraad
het voorstel Van Marc Byttebier goed om Alfons Verbrugge een plaats te geven in
de portrettengalerij van de Deerlijkse burgemeesters.
In zijn boek Oorlogsburgemeesters 40/44 is
Nico Wouters kritisch als hij meent dat in sommigen gevallen de objectiviteit
vooraf buitenspel werd gezet, pagina 616 en 617:
“Dit soort historiografie ondergraaft vaak de eigen
‘boodschap’. Een voorbeeld was het interview met VNV-burgemeester Alfons
Verbrugge van Deerlijk, dat in september 1997 door twee lokale historici werd
afgenomen. Omdat elke kritische toon ontbrak, werd het een forum voor de
oud-burgemeester. Over de benoeming van Verbrugge vroeg de interviewer: ‘(U)
hebt dat eigenlijk gedaan voor Deerlijk, hé?’ Verbrugge antwoordde: ‘Ik heb dat
eigenlijk gedaan om de mensen van Deerlijk te helpen en ook op aanvraag van
notaris [X][2].’
Ook de ‘repressie’ werd dik in de verf gezet, met vragen als: ‘Dat moet u toch
veel [pijn] hebben, [nadat u] zoveel goed gedaan hebt, in zo’n moeilijke
situatie, met de bevrijding, dat ze u aanhouden?’ Verbrugge gaf toe dat hij
geen rancune voelde tegenover de weerstanders die hem hadden aangehouden, want:
‘Wij waren ook op onze manier een beetje weerstander. Al die functionarissen
hier van het arrondissement van Kortrijk – de burgemeesters en schepenen –
kwamen iedere maand samen op een plek om te kijken of dat we konden een
achterpoortje vinden om aan de Duitse verordeningen te kunnen ontsnappen. Ik
moet u zeggen: ik als Vlaams-nationalist, ik ben overtuigde Vlaming. Maar ik
ben Vlaming voor mijn eigen volk. Niet voor anderen. Ik ben nooit Duitsgezind
geweest.’[3]
Dit laatste was opnieuw goed mogelijk. Het interview toont het echter niet aan.
De sympathiserende toon verhinderde namelijk dat cruciale vragen werden
gesteld.”
Aan het tekort aan objectiviteit proberen we
te verhelpen door sommige documenten te raadplegen uit de dossiers van Alfons
Verbrugge, o.a. het “objectief verslag aan den heer Plaatscommandant te
Kortrijk over den persoon van Verbrugge Alfons uit Deerlijk, geïnterneerd
krachtens een bevel in date 14.9.1944” opgemaakt op 15 september 1944 en
ondertekend door burgemeester Devos, ondertussen opnieuw in functie:
“Feiten ten laste:
·
was
plaatselijk leider VNV;
·
aanvaardde
tijdens de bezetting een openbaar ambt, respectievelijk dit van schepen, en van
burgemeester daartoe benoemd bij besluit van den Secretaris-Generaal van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken;
·
was
vervoerondernemer op bouwwerken in Frankrijk voor rekening der Duitsche
bezetting, en gebruikte daarbij verscheidene lastwagens;
·
was
als lid VNV, ipso facto, lid der Hulpbrigade;
·
droeg
een revolver als openbaar ambtenaar, ter zelfverdediging;
·
gehoorzaamde
aan de bevelen der partij, waar deze het voeren van propaganda eischte.
Verzachtende omstandigheden:
- had zijn politieke overtuiging reeds vóór 10 mei
1940, was dus geen “kazakdraaier”, wel “idealist”;
- bleef kalm in den tijd, dat de successen van het
Duitsch leger hun hoogtepunt bereikten;
- was nooit fanatiek, probeerde nooit openlijk
anderen voor zijn politieke overtuiging te winnen, zijn afdeeling van het
VNV was dan ook niet sterk, en weinig actief;
- was wel in het bezit van het gewoon uniform VNV
van voor 10 mei 1940, doch droeg geen uniform, bedoeld in het
rondschrijven nr. 340 van 21.8.1944 van het Ministerie van Justitie;
- het bezit van een wapen was voor 10 mei 1940
aangegeven bij de plaatselijke rijkswacht, had echter geen toelating tot
het dragen van een wapen, afgeleverd door den heer Procureur des Konings;
- aanvaardde het ambt van burgemeester, tegenover
den eisch der Duitsche Overheid tot de vervanging van den heer Devos over
te gaan, teneinde te beletten dat een vreemd element met dit ambt zou
worden belast;
- stelde zich als openbaar ambtenaar op een
verdienstelijke wijze ter beschikking der bevolking, verdedigde de
belangen der bevolking tegenover de Duitsche overheid, sprak voor vele
jongelieden, door arbeidsplicht bedreigd, ten beste en maakte enkelen
vrij, verzette zich tegen de activiteit van de Vlaamsche
Hulpfeldgendarmerie, belast met het ophalen van de dienstweigeraars, en
had daarbij harde woordenwisselingen, verleende rantsoenzegels aan
dienstweigeraars en dergelijke meer;
- heeft nooit iemand bij de Duitsche overheid
verklikt;
- ontving herhaaldelijk dreigbrieven, gewoonlijk
naamlooze, zonder daarop te reageeren. Reeds in 1941 ontving hij een
eerste dreigbrief, waarvan de daders bekend werden, en bekentenissen
aflegden. Nooit heeft hij tegen deze personen willen optreden, hoewel hem
daartoe mogelijkheid werd geboden. Deze personen werden niet eens
verontrust;
- stond, afgezien van zijn politieke overtuiging,
gunstig bij de bevolking aangeschreven.”
Op 2 november 1944 wordt Verbrugge
geïnterneerd te Kortrijk en vanaf 27 januari 1945 geschiedt de internering
gedurende twee maanden ten zijnen huize, op beslissing van de
Consultatieve Commissie van Kortrijk.
Bij de tweede repressiegolf, op 16 mei 1945,
wordt hij opnieuw geïnterneerd te Kortrijk. Op de vraag van zijn raadsman om
hem voorlopig in vrijheid te stellen, gaat de Consultatieve Commissie deze
keer, op 24 juli 1945, niet in, “ … overwegende dat hij blijkt lid te zijn
geweest van de Zwarte Brigade naar onlangs bekomen inlichtingen, dat hij ook
gewestleider was van V.N.V. …”.
De raadsman van Verbrugge, Joris De Clerck
uit Waregem, reageert op 4 augustus 1945:
“… Aangezien er weliswaar een foto bestaat van
Verbrugge waarop hij het uniform draagt van de Zwarte Brigade; dat deze foto
dateert van juli of ten laatste van augustus 1940; dat tengevolge van een
meeningsverschil met Luc Rijckeboer, Verbrugge onmiddellijk zijn ontslag heeft
gegeven (reeds in augustus 1940) en hij sindsdien nooit geen uniform meer heeft
gedragen;
Aangezien de Heer Substituut-Krijgsauditeur De Pretere
deze verklaring, na onderzoek, juist heeft bevonden en dit niet als bezwarend
element aanziet; …
Aangezien dezelfde beslissing van de C.C. dd.
24/7/1945 de betichting weerhoudt dat hij gewestleider is geweest van het
V.N.V.; dat deze betichting onwaar is en blijkt uit het feit dat Samain,
onderwijzer te Harelbeke, van hetzelfde beticht wordt en hierover bekentenissen
heeft afgelegd; dat dus onmogelijk twee personen terzelfdertijd kunnen
gewestleider geweest zijn van het V.N.V.;
Aangezien het ledenaantal van het V.N.V. in Deerlijk
slechts ten getalle van 7 was; dat er dus onmogelijk propaganda kon zijn
gevoerd; dat nooit geen lid van de afdeeling V.N.V. Deerlijk gecolporteerd
heeft;
Aangezien de klacht tegen Verbrugge werd neergelegd
door Verhaeghe en Deloof;
- dat Deloof thans zelf op het Auditoraat te
Kortrijk een dossier ten zijnen laste heeft voor zijn gedrag gedurende de
bezetting;
- dat Verhaeghe (21 jaar) binst de bezetting
ontdekt werd door Verbrugge als schrijver van een naamloze dreigbrief; dat
Verbrugge hem aanmaande kalm te zijn, hem bovendien nooit op een andere
manier verontrust heeft, en thans Verhaeghe op weerwraak zint;
Aangezien de gemeente Deerlijk algemeen sympathie
heeft voor Verbrugge; dat dit niet het geval zou zijn geweest moest Verbrugge
een onvaderlandsche houding aangenomen hebben gedurende de bezetting;
Aangezien het huis van Verbrugge, noch tijdens de
septemberdagen, noch tijdens de V dagen, nooit werd geplunderd, verwoest of
beschilderd; dat dit nogmaals zijn sympathie in de gemeente bewijst;
Aangezien Verbrugge vader is van 4 kleine kinderen en
zijn thuiskomst, om de broodwinning, allerdringendst is;
Om al deze en vroeger aangehaalde redenen, behage het
de Consultatieve Commissie, een gunstig advies op zijn naam uit te brengen en
Verbrugge Alfons in voorlopige vrijheid te willen stellen.”
Een verklaring van burgemeester en notaris Devos
moet dit pleidooi kracht bijzetten:
“Ik, burgemeester, moest op 12.2.1944 op post blijven
omdat tot in Februari 1944 moest gewacht worden op een liefhebber voor deze
lastige karwei. Inderdaad reeds in 1942 kreeg Alfons Verbrugge opdracht het
ambt van burgemeester te aanvaarden. Hij weigerde alsdan, evenals in 1943. In
1944, ten overstaan van de verregaande sabotage der Duitsche verordeningen
moest ik weg, zelfs als Alfons Verbrugge niet aanvaardde. Om te vermijden dat
een vreemde SS man burgemeester werd te Deerlijk, aanvaardde A. Verbrugge?”
Op 30 augustus 1945 beslist de Consultatieve
Commissie hem opnieuw ten huize te interneren en dat hij vrij naar zijn
woning mag gaan en zich vrijelijk mag bewegen in zijn huis, winkel en
werkplaats en dat hij op zon- en feestdagen zijn godsdienstplichten in de
vroegmis mag vervullen.
Hij wordt in voorlopige vrijheid gesteld op
26 november 1945.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten