zondag 4 december 2022

Deerlijk: oorlogsburgemeester Alfons Verbrugge

 

Deerlijk: oorlogsburgemeester Alfons Verbrugge

 

Derde keer, goede keer, moet gemeenteraadslid Marc Byttebier[1] van Deerlijk gedacht hebben toen hij op 26 april 2007 voor de derde maal de vraag stelde of de foto van oorlogsburgemeester Alfons Verbrugge, geboren te Harelbeke op 13 november 1911, in de portrettengalerij van de Deerlijkse burgemeesters kon toegevoegd worden.

Alfons Verbrugge (foto bidprentje)

Zijn eerste tussenkomst op de gemeenteraad van 13 februari 2003 geeft een mooi overzicht van de politiek loopbaan van Alfons Verbrugge:

Dat Deerlijk zijn burgemeesters eert met een portrettengalerij in het gemeentehuis is een lofwaardig initiatief. Het is een blijk van erkenning – over de politieke grenzen heen – voor hun inzet voor de bevolking. Het zou zeer passend zijn dat in het nieuwe gemeentehuis daar ook ruimte voor wordt voorzien.

Voor elke objectieve beschouwer is het echter onaanvaardbaar dat in deze galerij systematisch één persoon wordt geweerd, nl. Alfons Verbrugge. In een tijd waar men graag uitpakt met begrippen als medemenselijkheid, verdraagzaamheid, vergevingsgezindheid en vrije meningsuiting is het toch schrijnend te moeten vaststellen dat meer dan 50 jaar na de Tweede Wereldoorlog de Deerlijkse gezagsdragers nog steeds niet de moed hebben een einde te stellen aan deze geschiedenisvervalsing.

Zelfs in het huldeboek van huidig burgemeester Roger Terryn – weliswaar een privaat initiatief – slaagt de auteur erin met geen woord te reppen over Alfons Verbrugge.

Als we het curriculum van Alfons Verbrugge even overlopen, dan kan dat niet anders dan grote verwondering wekken.

Alfons Verbrugge is de oprichter van de Gemeentelijke Vrijwillige Brandweer, een korps waar wij terecht fier mogen op zijn. Beroepshalve was hij in 1934 van Harelbeke, waar hij lid was van de plaatselijke brandweer, naar Deerlijk komen wonen. Hij voelde het gebrek aan een eigen Deerlijkse brandweer sterk aan en wilde er iets aan doen. Reeds vóór de oorlog is er briefwisseling ter zake met het gemeentebestuur. In 1942 begint hij aan de uitbouw van de brandweer, maar pas in 1943 wordt het korps officieel opgericht met Verbrugge als bevelhebber door de gemeenteraad o.l.v. burgemeester notaris Devos.

Bij de bombardementen op Kortrijk in de nacht van 20 op 21 juli 1944 heeft het Deerlijkse korps zich onderscheiden: onze brandweerlui konden de toren, de zijbeuk en de bibliotheek van de Sint-Michielskerk redden. Zonder hulpmiddelen haalden zij vijf mensen levend, maar helaas ook vijf doden van onder het zes meter hoge puin van het ingestorte Hotel de Postillon.

Op 30 juli 1941 wordt Alfons Verbrugge schepen, na het ontslag van Edmond Vanneste op 29 juli 1941 die de leeftijdsgrens van 65 jaar heeft bereikt. (Belgisch Staatsblad der ministerieele besluiten en andere besluiten der Secretarissen-Generaal, nr. 213 (01.08.1941) p. 5276-5277).

Bij besluit van 11 mei 1944 wordt Joseph Devos ontslag uit het ambt van burgemeester verleend en bij besluit van 12 mei 1944 wordt Alfons Verbrugge aangeduid om het ambt van burgemeester waar te nemen der gemeente Deerlijk, arrondissement Kortrijk, in vervanging van den heer Devos, aan wien ontslag uit zijn ambt is verleend. (Belgisch Staatsblad der ministerieele besluiten en andere besluiten der Secretarissen-Generaal, nr. 135 (14.05.1944) p. 5276-5277).

Alfons Verbrugge beweert stellig dat hij zowel het ambt van schepen als dat van burgemeester aanvaard heeft op uitdrukkelijke vraag van burgemeester Devos. Ik zie geen enkele reden om aan deze bewering te twijfelen.

Bij de bevrijding wordt hij omwille van zijn burgemeesterschap en ongetwijfeld ook omwille van zijn oprechte Vlaamsvoelendheid opgepakt en volgen er acht maanden internering. Uiteindelijk wordt hij vrijgelaten en buiten vervolging gesteld.

In 1955 ontvangt hij het diploma van nationale erkentelijkheid voor tijdens de oorlog bewezen diensten. Het lijkt mij volkomen uitgesloten dat een dergelijke eer iemand te beurt zou vallen die tijdens de oorlog aan collaboratie had gedaan.

Van 1974 tot 1982 wordt hij zelfs door de bevolking het ambt van schepen waardig geacht.

Voor de periode van zijn burgemeesterschap ontvangt hij een pensioen (zie brief gemeentebestuur Deerlijk RB/832475 van 13.09.1983). Blijkbaar is zijn burgemeesterschap geldig verklaard.

Zou het ogenblik niet zijn aangebroken om alle onterechte wrok te laten varen en de man die het steeds goed heeft gemeend nog tijdens zijn leven het genoegen van erkentelijkheid te gunnen? Zou de bouw van het nieuwe gemeentehuis niet de ideale aanleiding zijn om hem in de galerij der burgemeesters op te nemen?

In Deerlijk moet toch kunnen wat in Waregem kan? Voor oorlogsburgemeester Joseph Van Heuverbeke (1905-1981) is er – helaas postuum – een echt eerherstel gekomen door de Waregemse gemeenteraad. Zijn portret hangt naast dat van de andere burgemeesters in het stadhuis.

Op zijn voorstel wordt niet ingegaan en in de gemeenteraad van december 2004 brengt Marc Byttebier zijn tussenkomst van 2003 in herinnering. Ondertussen is Alfons Verbrugge op 8 maart 2003 thuis overleden. De derde poging is de goeie. Op 26 april 2007 keurt de gemeenteraad het voorstel Van Marc Byttebier goed om Alfons Verbrugge een plaats te geven in de portrettengalerij van de Deerlijkse burgemeesters.

In zijn boek Oorlogsburgemeesters 40/44 is Nico Wouters kritisch als hij meent dat in sommigen gevallen de objectiviteit vooraf buitenspel werd gezet, pagina 616 en 617:

“Dit soort historiografie ondergraaft vaak de eigen ‘boodschap’. Een voorbeeld was het interview met VNV-burgemeester Alfons Verbrugge van Deerlijk, dat in september 1997 door twee lokale historici werd afgenomen. Omdat elke kritische toon ontbrak, werd het een forum voor de oud-burgemeester. Over de benoeming van Verbrugge vroeg de interviewer: ‘(U) hebt dat eigenlijk gedaan voor Deerlijk, hé?’ Verbrugge antwoordde: ‘Ik heb dat eigenlijk gedaan om de mensen van Deerlijk te helpen en ook op aanvraag van notaris [X][2].’ Ook de ‘repressie’ werd dik in de verf gezet, met vragen als: ‘Dat moet u toch veel [pijn] hebben, [nadat u] zoveel goed gedaan hebt, in zo’n moeilijke situatie, met de bevrijding, dat ze u aanhouden?’ Verbrugge gaf toe dat hij geen rancune voelde tegenover de weerstanders die hem hadden aangehouden, want: ‘Wij waren ook op onze manier een beetje weerstander. Al die functionarissen hier van het arrondissement van Kortrijk – de burgemeesters en schepenen – kwamen iedere maand samen op een plek om te kijken of dat we konden een achterpoortje vinden om aan de Duitse verordeningen te kunnen ontsnappen. Ik moet u zeggen: ik als Vlaams-nationalist, ik ben overtuigde Vlaming. Maar ik ben Vlaming voor mijn eigen volk. Niet voor anderen. Ik ben nooit Duitsgezind geweest.’[3] Dit laatste was opnieuw goed mogelijk. Het interview toont het echter niet aan. De sympathiserende toon verhinderde namelijk dat cruciale vragen werden gesteld.”

Aan het tekort aan objectiviteit proberen we te verhelpen door sommige documenten te raadplegen uit de dossiers van Alfons Verbrugge, o.a. het “objectief verslag aan den heer Plaatscommandant te Kortrijk over den persoon van Verbrugge Alfons uit Deerlijk, geïnterneerd krachtens een bevel in date 14.9.1944” opgemaakt op 15 september 1944 en ondertekend door burgemeester Devos, ondertussen opnieuw in functie:

“Feiten ten laste:

·         was plaatselijk leider VNV;

·         aanvaardde tijdens de bezetting een openbaar ambt, respectievelijk dit van schepen, en van burgemeester daartoe benoemd bij besluit van den Secretaris-Generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

·         was vervoerondernemer op bouwwerken in Frankrijk voor rekening der Duitsche bezetting, en gebruikte daarbij verscheidene lastwagens;

·         was als lid VNV, ipso facto, lid der Hulpbrigade;

·         droeg een revolver als openbaar ambtenaar, ter zelfverdediging;

·         gehoorzaamde aan de bevelen der partij, waar deze het voeren van propaganda eischte.

Verzachtende omstandigheden:

  • had zijn politieke overtuiging reeds vóór 10 mei 1940, was dus geen “kazakdraaier”, wel “idealist”;
  • bleef kalm in den tijd, dat de successen van het Duitsch leger hun hoogtepunt bereikten;
  • was nooit fanatiek, probeerde nooit openlijk anderen voor zijn politieke overtuiging te winnen, zijn afdeeling van het VNV was dan ook niet sterk, en weinig actief;
  • was wel in het bezit van het gewoon uniform VNV van voor 10 mei 1940, doch droeg geen uniform, bedoeld in het rondschrijven nr. 340 van 21.8.1944 van het Ministerie van Justitie;
  • het bezit van een wapen was voor 10 mei 1940 aangegeven bij de plaatselijke rijkswacht, had echter geen toelating tot het dragen van een wapen, afgeleverd door den heer Procureur des Konings;
  • aanvaardde het ambt van burgemeester, tegenover den eisch der Duitsche Overheid tot de vervanging van den heer Devos over te gaan, teneinde te beletten dat een vreemd element met dit ambt zou worden belast;
  • stelde zich als openbaar ambtenaar op een verdienstelijke wijze ter beschikking der bevolking, verdedigde de belangen der bevolking tegenover de Duitsche overheid, sprak voor vele jongelieden, door arbeidsplicht bedreigd, ten beste en maakte enkelen vrij, verzette zich tegen de activiteit van de Vlaamsche Hulpfeldgendarmerie, belast met het ophalen van de dienstweigeraars, en had daarbij harde woordenwisselingen, verleende rantsoenzegels aan dienstweigeraars en dergelijke meer;
  • heeft nooit iemand bij de Duitsche overheid verklikt;
  • ontving herhaaldelijk dreigbrieven, gewoonlijk naamlooze, zonder daarop te reageeren. Reeds in 1941 ontving hij een eerste dreigbrief, waarvan de daders bekend werden, en bekentenissen aflegden. Nooit heeft hij tegen deze personen willen optreden, hoewel hem daartoe mogelijkheid werd geboden. Deze personen werden niet eens verontrust;
  • stond, afgezien van zijn politieke overtuiging, gunstig bij de bevolking aangeschreven.”

Op 2 november 1944 wordt Verbrugge geïnterneerd te Kortrijk en vanaf 27 januari 1945 geschiedt de internering gedurende twee maanden ten zijnen huize, op beslissing van de Consultatieve Commissie van Kortrijk.

Bij de tweede repressiegolf, op 16 mei 1945, wordt hij opnieuw geïnterneerd te Kortrijk. Op de vraag van zijn raadsman om hem voorlopig in vrijheid te stellen, gaat de Consultatieve Commissie deze keer, op 24 juli 1945, niet in, “ … overwegende dat hij blijkt lid te zijn geweest van de Zwarte Brigade naar onlangs bekomen inlichtingen, dat hij ook gewestleider was van V.N.V. …”.

De raadsman van Verbrugge, Joris De Clerck uit Waregem, reageert op 4 augustus 1945:

“… Aangezien er weliswaar een foto bestaat van Verbrugge waarop hij het uniform draagt van de Zwarte Brigade; dat deze foto dateert van juli of ten laatste van augustus 1940; dat tengevolge van een meeningsverschil met Luc Rijckeboer, Verbrugge onmiddellijk zijn ontslag heeft gegeven (reeds in augustus 1940) en hij sindsdien nooit geen uniform meer heeft gedragen;

Aangezien de Heer Substituut-Krijgsauditeur De Pretere deze verklaring, na onderzoek, juist heeft bevonden en dit niet als bezwarend element aanziet; …

Aangezien dezelfde beslissing van de C.C. dd. 24/7/1945 de betichting weerhoudt dat hij gewestleider is geweest van het V.N.V.; dat deze betichting onwaar is en blijkt uit het feit dat Samain, onderwijzer te Harelbeke, van hetzelfde beticht wordt en hierover bekentenissen heeft afgelegd; dat dus onmogelijk twee personen terzelfdertijd kunnen gewestleider geweest zijn van het V.N.V.;

Aangezien het ledenaantal van het V.N.V. in Deerlijk slechts ten getalle van 7 was; dat er dus onmogelijk propaganda kon zijn gevoerd; dat nooit geen lid van de afdeeling V.N.V. Deerlijk gecolporteerd heeft;

Aangezien de klacht tegen Verbrugge werd neergelegd door Verhaeghe en Deloof;

  • dat Deloof thans zelf op het Auditoraat te Kortrijk een dossier ten zijnen laste heeft voor zijn gedrag gedurende de bezetting;
  • dat Verhaeghe (21 jaar) binst de bezetting ontdekt werd door Verbrugge als schrijver van een naamloze dreigbrief; dat Verbrugge hem aanmaande kalm te zijn, hem bovendien nooit op een andere manier verontrust heeft, en thans Verhaeghe op weerwraak zint;

Aangezien de gemeente Deerlijk algemeen sympathie heeft voor Verbrugge; dat dit niet het geval zou zijn geweest moest Verbrugge een onvaderlandsche houding aangenomen hebben gedurende de bezetting;

Aangezien het huis van Verbrugge, noch tijdens de septemberdagen, noch tijdens de V dagen, nooit werd geplunderd, verwoest of beschilderd; dat dit nogmaals zijn sympathie in de gemeente bewijst;

Aangezien Verbrugge vader is van 4 kleine kinderen en zijn thuiskomst, om de broodwinning, allerdringendst is;

Om al deze en vroeger aangehaalde redenen, behage het de Consultatieve Commissie, een gunstig advies op zijn naam uit te brengen en Verbrugge Alfons in voorlopige vrijheid te willen stellen.”

Een verklaring van burgemeester en notaris Devos moet dit pleidooi kracht bijzetten:

“Ik, burgemeester, moest op 12.2.1944 op post blijven omdat tot in Februari 1944 moest gewacht worden op een liefhebber voor deze lastige karwei. Inderdaad reeds in 1942 kreeg Alfons Verbrugge opdracht het ambt van burgemeester te aanvaarden. Hij weigerde alsdan, evenals in 1943. In 1944, ten overstaan van de verregaande sabotage der Duitsche verordeningen moest ik weg, zelfs als Alfons Verbrugge niet aanvaardde. Om te vermijden dat een vreemde SS man burgemeester werd te Deerlijk, aanvaardde A. Verbrugge?”

Op 30 augustus 1945 beslist de Consultatieve Commissie hem opnieuw ten huize te interneren en dat hij vrij naar zijn woning mag gaan en zich vrijelijk mag bewegen in zijn huis, winkel en werkplaats en dat hij op zon- en feestdagen zijn godsdienstplichten in de vroegmis mag vervullen.

Hij wordt in voorlopige vrijheid gesteld op 26 november 1945.


 

 

 

 



[1] Eregemeenteraadslid Marc Byttebier, geboren te Deerlijk op 26 juli 1945, overleed op 27 december 2021.

[2] Notaris Joseph Devos.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten