Posts tonen met het label Durnez. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Durnez. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Wevelgem: politieke toestand na de bevrijding

 

Wevelgem: politieke toestand na de bevrijding

 

De Belgische regering in Londen vaardigt in mei 1944 twee besluitwetten uit. De besluitwet van 5 mei 1944 vernietigt zowat alle bestuursdaden die o.a. de schepencolleges hadden gesteld. Dit betreft ook de benoeming van Byttebier als burgemeester.

Michel Byttebier ondertekent zijn laatste notulen op 22 augustus 1944 en vanaf 29 augustus 1944 kan Remi Wallays zijn ambt weer opnemen en ondertekent hij opnieuw “onder voorbehoud”.

Op woensdag 6 september 1944, rond 10 uur, rijden de eerste twee lichte Britse verkenningstanks via de Lauwestraat Wevelgem binnen. Nergens ondervinden ze enige weerstand want de Duitsers hadden reeds op 2 september onze gemeente ontruimd[1].

Opvallend dat, na 13 september 1944, schepenen Gheysen, Masselis en Busschaert niet (meer) aanwezig zijn in het schepencollege en geen kandidaat meer zullen zijn bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen.

Op personen die tijdens de bezetting op hun vooroorlogse post gebleven zijn rust in vele gevallen een verdenking van onvaderlands gedrag.

Om het Schepencollege te vervolledigen worden de oudste gemeenteraadsleden opgeroepen, o.a. Jules Deconinck.

Op 27 september 1944 richt burgemeester Wallays een schrijven aan de provinciegouverneur, waarin hij volgende moeilijkheden signaleert:

“Daags na de bevrijding van het grondgebied van de gemeente werd aan alle drie de heren Schepenen – aangesteld vóór mei 1940 – verbod gegeven door het O.F.-P.A. nog verder hun functie uit te oefenen. De reden van dit optreden werd mij niet medegedeeld. Zondag 24 september werd den heer schepen Busschaert[2] aangehouden op onwettige manier, namelijk zonder vordering van mijnentwege. Zijn dossier werd mij niet overgemaakt. Een onderzoek is door de rijkswacht ingesteld. Hij werd heden middag voorlopig in vrijheid gesteld.

Twee onderwijzers van de gemeenteschool werden aangehouden, eveneens door het O.F.-P.A.. Een ervan werd voorlopig vrijgelaten, doch met verbod zijn dienst te hervatten. Wie is bevoegd om, bij ordemaatregel, deze onderwijzers te schorsen? Ingevolge het schrijven van den Heer Minister bezit de Burgemeester daartoe de macht niet.

Drie gemeenteonderwijzers[3] maken deel uit van het O.F.-P.A. en vragen een verlof aan van één maand om hun functie bij voornoemde organisatie te kunnen voortzetten. Kan in dit geval iets anders toegestaan worden dan een verlof zonder wedde om persoonlijke redenen?

Een tijdens de bezetting vast benoemd politieagent en een gewoon hulppolitieagent hebben hun dienst verlaten zonder hem op te zeggen, om dienst te nemen bij het O.F.-P.A.. Wat staat er in dit geval door het gemeentebestuur te doen?

Het gemeenteraadslid Moerkerke zou, in dienst van de Duitse weermacht gesneuveld zijn in Rusland, doch een officieel bericht dienaangaande bestaat er niet. Mag de gemeenteraad tot de aanstelling van zijn plaatsvervanger overgaan in de eerstvolgende zitting?”

Op 3 maart 1945 richt de burgemeester een schrijven aan de arrondissementscommissaris te Kortrijk.

“In antwoord op uw rondschrijven n° 2636 van 1 februari 1945 hebben wij de eer U te laten weten dat tot nog toe geen enkel lid van ons schepencollege geschorst werd bij ordemaatregel.

De drie schepenen echter hebben vanwege het O.F. bij de bevrijding verbod ontvangen nog te zetelen, en werden zelfs gedurende enkele uren, onrechtmatig opgesloten.

Sinds hebben zij de zitting van het College niet meer bijgewoond, en werden, bij toepassing van artikel 107 der gemeentewet, telkens vervangen door de aanwezige oudste raadsleden, namelijk HH. Masselis Maurits (katholiek), Deconinck Jules (socialist) en Casier Gerard (katholiek).

Mr. Van Ackere werd niet opgeroepen omdat hij telkens afwezig was. Hij verblijft bijna bestendig in het buitenland.

De meerderheidsgroep heeft tot nog toe ingestemd met deze doenwijze die strookte met de wettelijkheid, doch, ingeval een of meer schepenen rechtmatig moesten geschorst worden zou zij zich gerechtigd achten hare houding te herzien, en de vervanging te vragen door personen behorende tot de meerderheidsgroep.

In alle ander gevallen van afwezigheid zal, in de toekomst zoals in het verleden, stipt artikel 107 der gemeentewet toegepast worden.

Aanvaard, Mijnheer de Commissaris, de betuiging onzer hoogste achting.”

Op 6 juli 1945 beslist het Provinciaal Bestuur van West-Vlaanderen de drie schepenen Georges Busschaert, Gaston Gheysen en Jozef Masselis als schepen af te zetten,

“overwegende dat de drie schepenen na aanwezig geweest te zijn op de inhuldigingsplechtigheid van den oorlogsburgemeester Byttebier, door hun houding tegenover hem de waardigheid van hun ambt bij de bevolking in opstand hebben gebracht; dat zij daarenboven, niettegenstaande zij de meerderheid in het college vormden een onvoldoende weerstand aan de werking van den oorlogsburgemeester geboden hebben en zich te veel door den Heer Byttebier voornoemd op sleeptouw hebben laten nemen.”

Deze afzettingsprocedure lijkt in strijd te zijn met het agendapunt van de gemeenteraad van 2 december 1946, waarin sprake is van ontslagbrieven, ingediend door de drie schepenen.

De eerste gemeenteraadsverkiezingen na de oorlog worden gehouden op 24 november 1946.

De CVP behaalt opnieuw de volstrekte meerderheid, deze keer met tien zetels. Worden verkozen: lijsttrekker Achiel Wallays[4] (met 819 voorkeurstemmen wordt hij burgemeester in opvolging van zijn broer Remi), Gerard Casier, Maurits Masselis, Gaston Lietaer, Hector Duhamel[5], Robert Pollefeyt, Maurice Debonne, Georges Peferoen, Remi Wallays (133 voorkeurstemmen op de derde laatste plaats van de lijst) en Jerome Vanhove.

Achiel Wallays

Gerard Casier, Hector Duhamel en Gaston Lietaer worden de schepenen.

De Socialisten behalen drie zetels. Worden verkozen: Jules Deconinck, Jules Chambart en Alfons Durnez.


 



[1] Bron: “Wevelgem in beeld – een terugblik” – heemkundige kring Wibilinga – Wevelgem 1997.

[2] In het julinummer van het sluikblad “België Vrij” staat o.a. het volgende te lezen: “’t Koolzaad van schepen Busschaert, ongeveer 1 ha, is naar de maantjes samen met zijn wagen. Dit heerschap zal nog van ons horen”.

[3] Vermoedelijk worden hier Jan Cyriel Silverans, Jules Maurice Soenen en Maurice Vankeirsbilck bedoeld.

[4] Achiel Wallays (1895-1978) was burgemeester van Wevelgem van 1947 tot 1970.

[5] Hector Duhamel was burgemeester van Wevelgem van 1971 tot aan de fusie in 1976.

zaterdag 3 december 2022

Zonnebeke: oorlogsburgemeester Donaat Boncquet

 

Zonnebeke: oorlogsburgemeester Donaat Boncquet

 

In mei 1940 is Victor Vandenbulcke, geboren te Zonnebeke op 12 juni 1874, burgemeester van Zonnebeke, met Petrus Durnez en Cyrille Graf als schepenen.

Hij wordt ziek en bij besluit van 19 september 1940 (B.S. van 22 september 1940) wordt hem, op zijn vraag, ontslag verleend uit zijn ambt van burgemeester.

Nog voor hij sterft te Zonnebeke op 27 maart 1941, wordt hij vervangen door Donatus-Augustus-Josephus “Gust” Boncquet, geboren te Zonnebeke op 17 juni 1905, die bij besluit van 9 januari 1941 (B.S. van 12 januari 1941) benoemd wordt tot burgemeester van Zonnebeke op eensluidend advies van de bestendige deputatie van de provincieraad van West-Vlaanderen.

Bron: Zwart en Wit in de Westhoek van Roger Quaghebeur (De Klaproos, 2003)

Op 29 oktober 1945 veroordeelt de Krijgsraad van Ieper Boncquet tot 5 jaar gewone hechtenis. De burgerlijke partij gaat in beroep en op 13 maart 1946 wordt hij door het Krijgshof te Gent veroordeeld tot 15 jaar buitengewone hechtenis, in 1948 teruggebracht tot 10 jaar gewone hechtenis.

Donaat Boncquet komt voorwaardelijk vrij op 24 juni 1949 en overlijdt te Zonnebeke op 9 juli 1951.

Na zijn veroordeling te Gent, waar zijn straf verdriedubbeld werd, richt zijn zuster Victorine, met wie hij samen leeft, op 26 maart 1946 een genadeverzoek aan koningin Elisabeth, waarin ze o.a. allusie maakt op het beroep van de burgerlijke partij:

“… Ik kan nu niet begrijpen hoe zulks kan gebeuren. De krijgsauditeur Desaegher alsook de Voorzitter Matton hebben ingezien dat het hier om persoonlijke veten en lichtzinnige partijpolitiek ging, maar in Gent was de uitspraak 15 jaar …

… Mag ik aan Hare Majesteit vragen deze straf te zien verminderen of vervallen. Het is nu reeds van 7 september 1944 dat Boncquet aangehouden is …

…Ge kunt wel begrijpen dat ik niet zonder reden aan Hare Majesteit zou willen smeken mijn geval te verzachten. Vraag eens aan den Eerwaarde Heer Pastoor Mathys en aan Eerwaarde Heer Christiaans onderpastoor in Zonnebeke, ze zullen U wel inlichten wie Boncquet is.

Aan het gemeentebestuur van Zonnebeke is het nutteloos vragen te stellen want ik zeg op voorhand, dat ze de schuld zijn dat hij zulken groote straf opgelopen heeft.

Mag ik aan Hare Majesteit Koningin Elisabeth vragen deze zaak te willen onderzoeken, want er was hier geen verklikking nog aanhoudingen, juist eenige fanatiekers die alles op het spel gezet hebben met valsche beschuldigingen om hem te treffen, ja ware hij schuldig zou ik me schamen om mij tot Hare Majesteit te richten, maar ik ben er zoo zeker van dat hij onschuldig is …”

In een brief, op 6 februari 1948 gericht aan de Minister van Justitie, komt ze nog eens terug op dat beroep na de uitspraak van het Krijgshof:

“… Het ware me toegelaten aan den Heer Minister te mogen vragen het geval van Boncquet Donaat eens te willen onderzoeken daar ze hier een groote onrechtvaardige straf hebben toegediend. Op de krijgsraad te Ieper die de plaatselijken toestand onder oogen genomen hebben, hebben de maximum straf van 5 jaar tegen hem uitgesproken plus 50.000 fr burgerlijke partij aan den staat (die reeds vereffend is) maar de tegenpartij die beroep aanteekende, merk goed op niet den Auditeur.

De kasteelheer onzer gemeente een links element die veel prestige op het beroepshof te Gent uitoefent door familieleden en aanhangers heeft achter de scherm gewerkt tot hem 15 jaar buitengewone echtenis bekwam. Het is hier goed gekend dat hij al zijn macht gebruikt heeft om tot dit resultaat te komen, zelf deed hij opmerken aan personen achter de uitspraak van 13 maart 1946 voor beroepshof te Gent (zie wel dat hij meer dan 5 jaar heeft), daaraan moet men besluiten dat hij als liberaal niets onverlet gelaten heeft om zijn persoonlijke wraak uit te oefenen gezien den toestand van het ministerie die dan aan de macht was …”

Welke waren de nu de feiten die Boncquet ten laste werden gelegd die tot zijn veroordeling hebben geleid?

Substituut Maenhout vermeldt de daden in zijn verslag van 1 april 1946, ten gevolge van het indienen van het eerste genadeverzoek van Victorine Boncquet:

“Hij was lid van het V.N.V. sinds 1933 en bleef zulks gedurende gansch de bezetting. In het begin der bezetting namelijk op 9 Januari werd hij tot burgemeester van de gemeente Zonnebeke aangesteld, ambt dat hij bleef uitoefenen tot het einde van de bezetting. In deze hoedanigheid bestuurde hij de gemeente Zonnebeke met medewerking van de V.N.V. schepenen Vandelanoote Arthur en Cools Celest, volgens de richtlijnen welke hij ontving van het V.N.V. en de bezettende overheid. In zijn gesprekken, zoowel op het gemeentehuis, als op de gemeente trad  hij actief op als propagandist en verspreidde de V.N.V. gedachte bij zijn medeburgers. Ook zette hij sommige personen aan om toe te treden tot het V.N.V. o.a. Delhaye Marcel.

Als burgemeester stelde hij het gemeentehuis ter beschikking van antivaderlandsche vereenigingen zooals onder meer de Unie.

Betichte zelfs verklaart slechts gehandeld te hebben in het belang der gemeente en dezes inwoners, en slechts de hoogst noodige administratieve relaties met de bezettende macht te hebben onderhouden.

Boncquet Donaat wordt ook beschuldigd een reeks personen aan gestrengheden vanwege de vijand te hebben blootgesteld en namelijk Pastoor Lammers, Brigadecommandant Verpreet Antoon, Lapauw Séverin, Berry Edouard, Hoflack Odiel, Van Haverberke Marcel en Iweins Emmanuel[1].

Hij zelf ontkent ten stelligste ooit iemand aan den vijand te hebben aangegeven.”

In een nota van 26 augustus 1946 deelt het Auditoraat-Generaal aan de minister van Justitie mee dat Boncquet van de verklikking van pastoor Lammers, die meer dan een maand van zijn vrijheid werd beroofd, vrijgesproken werd. De overige verklikkingen, die door het Hof als bewezen zijnde werden weerhouden, hebben voor de slachtoffers als gevolg gehad: geldboeten, huiszoekingen en morele verontrustingen door de Duitsers. Daarvoor werd aan Hoflack en Van Haverbeke ieder 6.000 Fr. schadevergoeding toegekend.

Verdere opzoekingen wijzen uit dat de familienaam van de pastoor hoogstwaarschijnlijk verkeerd geschreven werd, de juiste schrijfwijze is Lammens volgens info op westhoekverbeeldt.be, vermeldend dat Gerard Lammens, geboren te Zonnebeke op 25 januari 1890, een controversiële figuur was. Hij werd in augustus 1941 opgepakt als politiek gevangene en gearresteerd. Hij had het processieverbod van de Duitsers op 15 augustus aan zijn laars gelapt en tijdens die plechtigheid had hij bovendien een anti-Duits sermoen uitgesproken. Hij werd gedurende zes maand opgesloten in de gevangenis van Merksplas. In december 1942 nam hij uit schrik voor nieuwe moeilijkheden de wijk naar Frankrijk. Gebroken en ziek keerde hij in 1947 terug en overleed te Roeselare op 1 augustus van dat jaar. Ondertussen was te Zonnebeke Arthur Matthys als nieuwe pastoor benoemd in februari 1943.

Na het ontslag van burgemeester Vandenbulcke en vóór de aanduiding, enkele maanden later, van vervanger Boncquet wordt de functie van burgemeester een tijdje uitgeoefend door schepen Petrus Durnez, die na de bevrijding opnieuw dienstdoende burgemeester wordt. Hij wordt echter afgezet als gemeenteraadslid door de nieuwe gouverneur van de Belgische regering en op 26 juni 1945 vervangen door schepen Cyriel Graf, die de functie waarneemt tot eind 1946[2].

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 26 april 1949 wordt landbouwer Petrus Durnez, geboren te Geluveld op 15 februari 1883, ontheven van de opgelegde vervallenverklaring.

Hij overlijdt te Zonnebeke op 19 augustus 1949.

Petrus Durnez wordt tijdens de bezetting als schepen vervangen door paardenkoopman en herbergier Arthur Vandelannoote, geboren te Beselare op 14 augustus 1903, die bij besluit van 6 juni 1942 (B.S. van 7 juni 1942) aangeduid wordt om het ambt van schepen waar te nemen.

De Krijgsraad van Ieper veroordeelt Vandelannoote op 24 september 1945 tot 20 jaar dwangarbeid, in 1947 herleid tot 7 jaar gewone hechtenis.

De feiten die hem ten laste worden gelegd, op basis van het verslag van substituut Maenhout van 29 april 1947:

“Veroordeelde was lid van het V.N.V. sinds 1933; in 1936 werd hij afdeelingsleider van het V.N.V. te Zonnebeke. Gedurende de bezetting trad hij zeer aktief op als dusdanig: hij organiseerde regelmatig vergaderingen van het V.N.V., leidde deze en voerde ook af en toe het woord. Hij richtte “Kameraadschapsavonden” in voor het vertrek of de terugkomst van soldaten van het Oostfront.

Hij bekent eveneens op VNV-vergaderingen het grijshemd van de VNV-hulpbrigade gedragen te hebben. In het jaar 1942 aanvaardde hij, op aanraden van het V.N.V. de funktie van schepen te Zonnebeke in vervanging van P. Durnez dewelke afgesteld was. Als paardenhandelaar heeft hij vrijwillig, met zijn paarden, en uit winstbejag, gedurende enkele maanden vervoer verzekerd voor den vijand op de vliegvelden van Wevelgem-Moorslede. Op het einde der bezetting leidde hij de versperringswerken dewelke op zijn gemeente dienden uitgevoerd voor rekening van den bezetter. Hij is eveneens plichtig aan aanwerving voor militaire formaties.”

Arthur Vandelanootte komt voorwaardelijk vrij op 8 juni 1948 onder voogdij met verbod zich in het arrondissement Ieper te vertonen.

In het laatste jaar van de bezetting wordt nog een tweede oorlogsschepen aangesteld, landbouwer Celest Cools, bij besluit van 21 april 1944 (B.S. van 23 april 1944).

Celest Cools, geboren te Passendale op 3 maart 1899, wordt op 21 augustus 1945 door de Krijgsraad van Ieper veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en voor een termijn van twintig jaar ontzet van de uitoefening van bepaalde rechten wegens vijandelijke politiek en propaganda.

De meer specifieke feiten die aanleiding hebben gegeven tot zijn veroordeling worden vermeld in het verslag van substituut André De Pover:

“Gedurende de laatste maanden van de bezetting is hij schepen benoemd geweest der gemeente Zonnebeke, dit door tusschenkomst van arrondissementscommissaris Boonen van Ieper.

Hij was Duitschgezind en had zekere levendige sympathieën voor het nazi-regime. Hij heeft daardoor propaganda gemaakt in zijn omgeving.

Hij is gemeenteoverste der boerenwacht en kantonleider van de N.L.V.C. geweest.

Hij zou de schuilplaats van een gevallen geallieerd parachutist aan de Duitschers bekend gemaakt hebben en de familie Beheyt (zijn schoonouders) en zekere partisanen aan de Duitschers verklikt hebben. Betichte loochent beide feiten ten stelligste.
Hij heeft de gebroeders Menu, welke als zwarten opgespoord werden, gedurende enkelen tijd bij zich verdoken gehouden.

Hij heeft toezicht uitgeoefend op verdedigingswerken door de Duitschers uitgevoerd te Zonnebeke.

Verdachte is soldaat geweest bij het Belgisch leger, Jagers te Voet.”

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 13 december 1949 wordt hij ontheven van de uitgesproken ontzetting van die rechten.

Hij komt vrij op 8 december 1945.


 



[1] Emmanuel Iweins geboren te Zonnebeke op 24 januari 1881 en er overleden op 4 februari 1957, was de kasteelheer van Zonnebeke.

[2] Bron: Eddy Lesage, voorzitter VZW Zonnebeekse Heemvrienden.