Sluikpers
in Wevelgem
Zoals op vele andere plaatsen in het land
worden ook in Wevelgem clandestiene krantjes en pamfletten gestencild en
verspreid, vooral de maanden vóór de bevrijding.
Het eerste Wevelgemse sluikblad dat het licht
ziet is “De Vlasser”, het wordt gesticht begin 1943.
Initiatiefnemer voor dit sluikblad is Albert
De Coninck[1],
een verzetsman met militaire achtergrond, aanvankelijk actief in het Mechelse, die
tijdens de bezetting de clandestiene KPB in West-Vlaanderen leidt vanuit
Kortrijk, Diksmuide en Moorslede.
Albert De Coninck
Medestichters zijn Maurice Dewildeman en Marcel
Louage.
Marcel Louage, geboren te Wevelgem op 19
maart 1908, is gehuwd met Madeleine Pynoo, geboren te Wevelgem op 11 januari
1905. Ze wonen op de Artoishoek 81 te Wevelgem.
Maurice Dewildeman, geboren te Wevelgem op 19
februari 1895, scheidt van Martha Devos, met wie hij in het huwelijk getreden
was te Wevelgem in 1919, verhuist van Wevelgem naar Moorslede van 15 april 1936
tot 17 februari 1948 en woont er samen met Cecilia Pynoo, geboren te Lauwe op 3
april 1901 en weduwe van Adhomarus Degroote. Vanaf 18 februari 1948 verhuizen
ze naar Wevelgem, Dewildeman naar de Kruishoek 32 en Pynoo naar de Kruishoek
35.
Albert De Coninck, die door zijn
verzetsactiviteiten genoodzaakt was bijna iedere dag elders te verblijven, o.a.
te Moorslede ten huize van Cecilia Pynoo in de Breulstraat 86, had er Maurice
Dewildeman leren kennen.
“De Vlasser” wordt vanaf januari tot juli
1943 gestencileerd in het huis van Cecilia Pynoo en ter verspreiding afgeleverd
aan Dewildeman en Louage. Omdat de situatie in Moorslede te gevaarlijk wordt,
brengt men vanaf juli 1943 het stencilmateriaal over naar Wevelgem in de
Nieuwstraat 125, ten huize van Joseph Langedock, geboren te Wevelgem op 6 maart
1905, en zijn echtgenote Marie Magdalena Debal, geboren te Wevelgem op 24
augustus 1904.
Begin 1944, na de verdeling van een tiental
nummers, is de toestand in Wevelgem op zijn beurt te riskant geworden en wordt
het materiaal opnieuw naar Moorslede verhuisd.
De sluikpers, als geweldloos onderdeel van
bijna elke oorlogsvoering, schuwt af en toe het harde taalgebruik niet, zoals
reeds aangegeven in de rubriek over Jules Bevernage en Carlos Lecompte.
De collaborateurs of diegenen die volgens de
verzetslui met de Duitse instanties meewerken worden er met naam genoemd,
aangevallen en bedreigd. Een fragment uit het januarinummer 1944 van “De Vlasser”:
“31 December 1943 zal een heuglijke dag blijven in de
geschiedenis van het Vlaamsche verzet tegen den Duitschen bezetter en zijn
trawanten. Te Wevelgem, St. Pieter-Ledegem, Zonnebeke overal kraaide de roode
haan bij helpers van den vijand.
Bij Minne, de man die ijverig voor de Duitschers werkt
werd een groote slag door de partisanen gewonnen.
De Duitschers hadden gedacht dat door het ter dood
brengen van 9 Vlaamsche partisanen, ze het verzet gebroken hadden. Hoe onnoozel
van hun part! 31 December was de dag waarop de partisanen plotseling ten aanval
gingen. Het bewees hun kracht en hun macht.
Dat de Nazis en hun hielen likkers niet denken dat ze
hun straf zullen ontloopen. Onmeedoogend zullen de slagen van het verzet op hun
schurftige karkassen neerkomen.
Minne, Steenkiste, Vanhauwaert, allen die voor de
Duitschers werken en aldus hem bij zijn roofoorlog onder steunen, kregen een
scherpe verwittiging. Al metsen ze nog de deuren toe, al leggen ze nog
electriekdraad rond de schuur, niets zal baten. Geen kilo vlas voor den
bezetter, en wie het vandaag niet voelen zal, hij zal het morgen voelen, maar
ontsnappen aan de straf bestaat niet.
Aan hen die de wacht doen bij de vlasschuren sturen
wij de verwittiging, dat zij zulk een werk moeten weigeren. Want onze
partisanen zullen zonder genade optreden tegenover allen die hun in den weg
willen staan.
Beeft maar op uw beenen, heeren. Gij verraders, gij
helpers van den vijand kunt maar op één wijze aan uw verdiende straf ontsnappen
en dit is door u te zelfmoorden.”
Aan de stichters van “De Vlasser” worden na de oorlog verschillende
titels toegekend.
Aan Maurice Dewildeman wordt op 12 november 1947 de hoedanigheid van gewapend
weerstander toegekend, op 11 juni 1951 de titel van burgerlijk weerstander en op 22 september 1953 de hoedanigheid van
weerstander door de sluikpers.
Hij ontvangt onderscheidingen van de “British Commenwealth of Nations” en van de president van de USA. Hij is inlichtings- en actieagent en als adjudant van het Belgisch Partizanenleger krijgt hij militaire eretekens toegekend om te Moorslede:
“op 4 September 1944,
vergezeld van 3 Partisanen en slechts gewapend met een pistool Cal. 6.35, vier
duitsche soldaten ontwapend en gevangenomen te hebben.
Deze actie hem toegelaten hebbende
wapens te verzamelen ging hij voort op dezelfde wijze hetgeen hem toeliet 21
duitsche krijgsgevangenen aan de geallieerde troepen over te leveren.”
SM Maurice Dewildeman van de
klasse 1915.
In “Wit & Zwart in de Westhoek (De Klaproos, 2002)” beschrijft Roger Quaghebeur
Maurice Dewildeman als volgt:
“Maurice Dewildeman was één
van de voornaamste gewapend weerstanders van de streek. Hij woonde in de
Breulstraat te Moorslede, maar was ook in de Westhoek bedrijvig. Vlashandelaar
van beroep, legde hij zijn bedrijf stil om de bezetter niet te moeten
bevoorraden. Hij werd in november 1941 lid van de Gewapende Partizanen, was
bovendien inlichtingenagent, stichter van de sluikbladen “De Vlasser” en “De
Boer”, die hij mee hielp verspreiden. Hij liet een zevental treinen ontsporen,
nam meerdere Duitse krijgsgevangenen en redde neergehaalde
vliegtuigbemanningen. De drukpers van de Gewapende Partizanen stond in zijn
huis en voor mensen in de problemen zocht hij een veilige schuilplaats.
Dewildeman deed zowat alles wat met sabotage te maken had: van administratieve
taken tot aanslagen.”
Dewildeman overlijdt in 1975.
Op 3 januari 1952 wordt aan Cecilia Pynoo de
hoedanigheid van weerstander door de sluikpers toegekend en op 1 juni 1953 de
titel van burgerlijk weerstander.
Marcel Louage was eveneens inlichtings- en
actieagent. Aan hem wordt op 29 oktober 1947 de hoedanigheid van gewapend
weerstander toegekend en op 7 augustus 1952 die van weerstander door de
sluikpers.
Op 27 juni 1947 wordt aan Joseph Langedock,
in wiens huis “De Vlasser” een tijdje gedrukt wordt, de hoedanigheid van
gewapend weerstander toegekend en op 18 december 1952 de titel van weerstander
door de sluikpers.
Joseph Langedock
Bij afwezigheid van haar voor de bezetter voortvluchtige
echtgenoot Joseph, verleent Marie Debal in mei 1944 enkele dagen onderdak aan
de Canadese piloot Alvin Casey en in juli 1944 enkele weken aan een andere piloot,
de Amerikaan Paul George. Beide vliegeniers worden afgehaald door Maurice
Dewildeman en overgebracht naar Moorslede.
Marie Debal ontvangt onderscheidingen en
bedankingen van de Amerikaanse en Britse overheden. Op 28 mei 1951 wordt haar
de titel toegekend van burgerlijk weerstander.
Dochter Jenny Langedock, geboren te Wevelgem
op 21 januari 1935, doet haar eerste communie tijdens de oorlog en is op zeer
jonge leeftijd op haar manier actief voor de weerstand.
Jenny doet haar eerste
communie op 12 juni 1941.
In een vruchteloze poging om de titel van
weerstander door de sluikpers te bekomen, verklaart ze op 4 november 1950 het
volgende aan de politiecommissaris van Wevelgem:
“Ik weet niet meer welk jaar
het begonnen is doch gedurende de bezetting moest ik van mijn vader brieven
dragen, zoals naar Carlos Lecompte en ik heb er nog verscheidene malen naar Lauwe
moeten dragen doch ik moest nergens binnengaan maar moest de brieven afgeven
aan een persoon die op afspraak aldaar in de straat kwam. Ik kende die persoon
niet doch ik wist hoe hij gekleed was. Ik heb nog veel brieven rondgedragen in
Wevelgem doch ik herinner me niet meer juist aan wie. Ik wist wel dat het voor
de Weerstand was dat ik die brieven moest dragen. Ik heb er ook gedragen bij
Silverans en bij Remi Schrurs. De documenten van de Weerstand gered bestond in
het meenemen van stukken van de Weerstand die thuis niet mochten blijven, omdat
er te groot gevaar was, naar de school waar ik ze verborg in mijn lessenaar
zonder dat iemand zulks wist.
Ik deed dit op last van mijn
vader, en ik was wel bewust van het gevaar dat daaraan verbonden was. Ik ben
voortvluchtig geweest op het einde van den oorlog, ongeveer 6 à 7 weken vóór de
bevrijding en ik was ondergedoken bij de hovenier, Pierre Dorny, Ons Dorp, te
Menen. Ik ben ook een tijd te Rollegem geweest doch ik ken de naam van de
personen niet waar ik verbleef.
Mijne ouders en ikzelf zijn
alle drie ondergedoken geweest omdat wij gehoord hadden dat ze ons zouden komen
afhalen. Ik ben gedurende die zes of zeven weken niet naar de school geweest.”
Niet alleen “De Vlasser” wordt in Wevelgem
gedrukt, ook “België Vrij” en “’t Vrije Vlasland” zien er het licht.
Medestichter en opsteller van “België Vrij”
is onderwijzer Jan Cyriel Silverans. Het sluikblad wordt eerst getypt op
stencils in zijn huis en daarna gestencileerd bij een buur, in de Brugstraat
74, bij Maurice Delbeke, geboren te Wevelgem op 20 januari 1896, en Rachel
Delanoy, geboren te Hooglede op 1 juni 1907.
“België Vrij” verschijnt slecht eenmaal, in
juli 1944, en wordt daarna vervangen door “’t Vrije Vlasland” omdat “België Vrij”
reeds op een aantal andere plaatsen verschenen was.
Ook nu ontbreekt de harde taal niet. Een
fragment uit “België Vrij”, julinummer 1944:
“We hebben echter gestreefd om
zooveel mogelijk onze lezers voldoening te geven en wij hopen dat wij geslaagd
zijn, want ziehier frisch van de pers, het nummer “België Vrij” gewest Wevelgem
– Meenen. Dat wij dankbaar van dit blad zullen gebruik maken om de verraders te
ontmaskeren en aan de schandpaal te spijkeren hoeft geen betoog, en van heden
af zal regelmatig een rubriek verschijnen: “Leer de verraders kennen” waarin U
de namen zullen bekend gemaakt worden van hen die ten dienste staan van de
Gestapo die somwijlen in stad en land zulke paniek kan zaaien. “Een verwittigd
man, is er twee waard” zoo zegt een spreekwoord, voortaan zullen wij de zwarte
beesten met naam en bijnaam leeren kennen. Wij zullen ook van ons blad dankbaar
gebruik maken om de actie’s door het plaatselijk gewestelijk O.F. comité aan de
bevolking kond te doen.”
[1]
Albert De Coninck, geboren te Alderley-Edge bij Manchester en overleden te
Berchem op 6 december 2006, was een Belgisch communist, vrijwillig strijder in
de Spaanse Burgeroorlog en Partizanenleider in Vlaanderen.