Jules Bevernage en Carlos Lecompte
Op zaterdag 15 januari 1944 worden vier
Wevelgemnaars opgepakt door de Geheime Feldpolizei onder verdenking
clandestiene, anti-Duitse vlugschriften verspreid te hebben. Twee van de vier,
Alfons Defrancq en Marcel Marichal worden na enkele dagen vrijgelaten. De
overige twee, Jules Bevernage en Carlos Lecompte, blijven in voorhechtenis. Ze
zijn neven, de vader van Carlos is de broer van de moeder van Jules.
Jules Bevernage wordt geboren te Wevelgem op 28
december 1912. Zijn nonkel, met dezelfde voor- en familienaam, is op dat
ogenblik vlasfabrikant en schepen van Wevelgem. Bij het begin van de Eerste
Wereldoorlog, in augustus 1914 trekt burgemeester Vanackere naar Frankrijk en
wordt schepen Jules Bevernage senior vier jaar waarnemend burgemeester.
In de lagere school heeft Jules Bevernage junior
enkele jaren Michel Byttebier als onderwijzer.
Zijn neef Carlos Lecompte is enkele maanden
ouder en wordt geboren te Wevelgem op 26 april 1912. Hij loopt school tot aan
de leeftijd van 14 jaar en wordt daarna suikerbakker in Charleroi en in Halluin
in Frankrijk. In 1930 werkt hij een jaar in een weverij in Roubaix en daarna,
vanaf 2 juli 1933, wordt hij vlasarbeider bij A. & L. Liénard te Kortrijk.
Op 6 februari 1937 treedt hij in het huwelijk
met Marie-Louise Pottie (geboren op 9 december 1911 en overleden op 17 augustus
1953). Ze wonen in de Kortrijkstraat 180 te Wevelgem en er worden twee kinderen
geboren, Dina op 12 september 1937 en Michel op 3 januari 1941.
Op zondagavond 26 maart 1944 wordt het station
van Kortrijk zwaar gebombardeerd door geallieerde vliegtuigen. Er vallen heel
wat slachtoffers en de schade in de omgeving is enorm, ook de gevangenis wordt
gedeeltelijk vernield en verscheidene gevangenen maken van de gelegenheid
gebruik om te vluchten. Zo ook Jules Bevernage die dezelfde nacht nog zijn
woonplaats in de Roeselarestraat te Wevelgem kan bereiken.
In een verklaring van 3 januari 1945 ter
verdediging van oorlogsburgemeester Byttebier schrijft Jules Bevernage dat hij
door tussenkomst van Byttebier niet terug naar de gevangenis werd gestuurd. Op
28 maart 1944 wordt hij bij verstek door de Duitse Krijgsraad te Brugge
veroordeeld tot zes maanden gevangenis[1]. Eveneens door toedoen van
Byttebier wordt de straf niet toegepast en wordt hij niet langer lastig
gevallen door de Gestapo.
Carlos Lecompte heeft minder geluk, hij kan niet
ontsnappen, wordt overgebracht naar de gevangenis in Brugge en wordt op 30
maart 1944 door diezelfde Duitse Krijgsraad veroordeeld tot 18 maanden
gevangenisstraf, om volgende redenen:
“In Wevelgem, de
woonplaats van de aangeklaagde waar zich een vlascentrum van de provincie
West-Vlaanderen bevindt, verschijnt sinds ongeveer een jaar een Duits-vijandig
pamflet “De Vlasser”. In dit pamflet worden de door de bezettingsmacht genomen
maatregelen met betrekking tot de verwerking en handel van vlas, in de
hatelijkste vorm aangevallen. De mensen en bedrijven, die met de Duitse
instanties en hoofdkwartieren samenwerken, worden aangevallen en bedreigd. De
pamfletten bevatten de ergste scheldwoorden tegenover de bezettende macht. In
enkele exemplaren wordt openlijk met gewelddaden gedreigd, specifiek met
brandstichting en met vermelding van namen van slachtoffers. Scheldwoorden als
“Nazihunde, Gestapo-Banditen” komen regelmatig terug.
De aangeklaagde, die
zelf vlasbewerker is en in Wevelgem woont, was met een zekere Joseph Langedock
uit Wevelgem, een andere verspreider van deze pamfletten, bevriend. Midden 1943
ontving de aangeklaagde van deze Langedock een exemplaar van dit pamflet met de
bemerking dat, wanneer hij dit gelezen had, dit aan iemand anders moest verder
geven. De aangeklaagde nam dit exemplaar en gaf het, na het te hebben gelezen,
door aan een neef, een zekere Jules Bevernage. Een tijdje later ontving de
aangeklaagde opnieuw zo’n pamflet van Joseph Langedock. Ook dit las de
aangeklaagde en gaf het verder aan een zekere Georges Laperre uit Wevelgem.
Begin januari 1944 ontving de aangeklaagde een derde keer dit pamflet en deze
keer ongeveer 6 of 7 exemplaren. Eén daarvan gaf de aangeklaagde aan
bovengenoemde Laperre, de andere heeft hij, waarschijnlijk uit schrik voor de
gevolgen van zijn handelingen, verbrand. Deze feiten geeft de aangeklaagde toe.
Hij gaf als verontschuldiging aan dat hij maar zeer weinig van de inhoud van de
strooibriefjes gelezen heeft. Hij heeft enkel uit domheid de strooibriefjes
aangenomen en verder doorgegeven.
Bij de strafbepaling
heeft de Krijgsraad het volgende overwogen: het genoemde lasterblad is een
buitengewoon gevaarlijk politiek pamflet. Dit blijkt niet enkel door de inhoud
maar ook door talrijke door het gerecht bekende brandstichtingen aan
vlasfabrieken en -depots, gepleegd door de omgeving van zij die de pamfletten
opgesteld en uitgegeven hebben. De manier van doen van de aangeklaagde was
daarom buitengewoon gevaarlijk en noodzaakt de grootst mogelijke vervolging,
enkel en alleen maar ter afschrikking. Zelfs wanneer de beklaagde tot nu toe
niet bestraft werd, moet men rekening houden met het feit dat hij meerdere
malen dit pamflet aangenomen en verdeeld heeft en dat het daardoor ook bewezen
is dat hij de inhoud van deze lasterbladen goedkeurt en dat ze in zijn smaak
vallen.
Een gevangenisstraf van
één jaar en zes maanden is dan ook een gepaste straf, met de duur van de
voorhechtenis wordt geen rekening gehouden omdat deze in verhouding maar een
korte duur geduurd heeft.”
Na Brugge verblijft hij nog in de gevangenis van
Sint-Gillis, Beverloo en opnieuw Sint-Gillis en op 30 mei 1944 wordt hij
overgebracht naar Duitsland en verblijft hij achtereenvolgens in de gevangenis
van Aachen, Köln, Hagen, Hamm, Gütersloh (Oberems) en uiteindelijk in
Herzebrock (Pixel), waar hij het langst verblijft, vanaf 12 augustus 1944 tot
aan de bevrijding, op 1 april 1945, door de Amerikanen.
Aan het thuisfront ontvangen ze geen nieuws meer
vanaf augustus 1944 en verschijnt in de pers een opzoekingsbericht.
In Pixel moeten de gevangenen onder strenge
bewaking van ’s morgens vroeg tot laat in de avond werken bij de boeren of in
de bossen. In de bossen wordt Carlos Lecompte gekwetst aan de rechterhand op 15
maart 1945. Hij wordt verplicht verder te werken, loopt een bloedvergiftiging
op en belandt uiteindelijk op 24 maart 1945 in het hospitaal van Herzebrock
waar hij verblijft tot 19 mei 1945.
Dan wordt hij overgebracht naar het verzamelkamp
in Warendorf waar hij verder verzorgd wordt tot 20 juni 1945, datum waarop hij
overgebracht wordt naar Münster via Rheine. ’s Anderendaags bereikt hij België
en via Wezel en Brussel komt hij thuis te Wevelgem op 23 juni 1945. In de
Kortrijkstraat te Wevelgem hangen ze de vlaggen uit.
Bron: Kortrijksch
Handelsblad van 4 juli 1945.
Op 5 april 1948 wordt hem de hoedanigheid van
Gewapend Weerstander, op 6 juli 1948 het statuut en de titel van Politiek
Gevangene en op 6 november 1952 de titel van Weerstander door de Sluikpers
toegekend.
Aan Jules Bevernage wordt op 8 september 1948 de hoedanigheid van Gewapend Weerstander toegekend en op 6 februari 1953, na beroep, het statuut en de titel van Politiek Gevangene.
Een huldiging van
gedeporteerde Weerstanders, we herkennen rechts onderaan Jules Bevernage en op
de derde rij, onderaan te beginnen, met bril, Carlos Lecompte, rechts van Jules
Maurice Soenen.
Na de oorlog, vanaf 1947, houdt hij samen met zijn echtgenote, die in
1953 overlijdt op 42-jarige leeftijd, de herberg “’t Stationske” in de
Roeselarestraat 13.
Hij verhuist later nog naar de Kweek- en
Kozakstraat. Tijdens de nacht van zaterdag 2 op zondag 3 juli 1977, omstreeks
middernacht, wordt Carlos Lecompte bij het oversteken van de Kortrijkstraat
gevat door een autocar, hij overlijdt tijdens de overbrenging naar het ziekenhuis.
[1]
In een nota van begin 1949 van de Aanvaardingscommissie voor Politieke
Gevangenen schrijft de Staatscommissaris dat de bewering van Jules Bevernage
volgens welke hij voor dezelfde feiten als Lecompte Carlos terecht had moeten
staan indien hij niet ontvlucht was, niet steekhoudend is.
“Immers Lecompte Carlos
werd tot 18 maanden verwezen wegens verspreiding van
vlugschriften als wanneer Bevernage Jules slechts 6 maanden opliep
hoofdens bezit van anti-Duits propagandamateriaal en dan nog wel bij
verstek veroordeeld werd.”