Posts tonen met het label Michels. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Michels. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Vichte: burgemeester Paul Deroost blijft op post - oorlogsschepen Gerard Vandoorne

 

Vichte: burgemeester Paul Deroost blijft op post – oorlogsschepen Gerard Vandoorne

 

Paul Deroost, geboren te Vichte op 28 oktober 1890 en er overleden op 1 november 1971, burgemeester van Vichte sedert 1926, blijft op post tijdens de bezetting. Eerste schepen is Jules Michels en tweede schepen Georges Bekaert.

Paul Deroost[1]

In januari 1946 richt hij een boodschap aan de inwoners van Vichte, waarin hij zijn afscheid als burgemeester aankondigt.

Bij Regentbesluit van 25 juli 1946, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 5 en 6 augustus 1946, wordt hem, op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van burgemeester.

Eerste schepen Jules Michels, geboren te Vichte op 7 september 1886 en overleden te Waregem op 1 juli 1983, blijft niet op post. Hem wordt ontslag verleend bij besluit van 26 augustus 1941 (B.S. 30 augustus 1941).

Maurice Vandendriessche, geboren te Vichte op 20 januari 1897 en er overleden op 2 april 1960, is reeds sinds 1926 gemeenteraadslid wanneer hij bij besluit van 27 augustus 1941 (B.S. van 30 augustus 1941) aangeduid wordt om Michels als schepen te vervangen. Vandendriessche wordt later burgemeester van Vichte, van 1947 tot 1952.

Maurice Vandendriessche[2]

Tweede schepen Georges Bekaert, geboren te Vichte op 31 mei 1898, sterft tijdens de bezetting, op 6 februari 1943 en wordt vervangen door Gerard Vandoorne, geboren te Vichte op 21 november 1912.

Vandoorne wordt bij besluit van 7 mei 1943 (B.S. van 9 mei 1943) aangeduid om het ambt van schepen waar te nemen.

De krijgsraad van Kortrijk veroordeelt Vandoorne op 21 december 1946 tot acht jaar gewone hechtenis.

Op 3 februari 1947 zet de Substituut-Krijgsauditeur van Kortrijk de feiten uiteen die tot zijn veroordeling hebben geleid:

“Voor den oorlog stond hij reeds in het VNV. Binst de bezetting is hij lid geweest van de zwarte brigade, vanaf September 1940 tot einde 1943, waarna hij overgegaan is tot de hulpbrigade. Hij was geldomhaler van de vlaamsch nationaal ziekenbond “ik dien”. In Juli 1943 is hij schepen der gemeente Vichte geworden.

Op Kerstavond 1942 was VANDOORNE en DEWAELE beiden in uniform der zwarte brigade geweldig verweten geweest door DEPUYDT Rudolf, die dronken was. VANDOORNE melde het gebeurde aan zijn overste CALMEIN, vendelleider der zwarte brigade, die bevel gaf over te gaan tot de aanhouding van DEPUYDT. CLARISSE Marcel, VNV-burgemeester van Harelbeke, heeft dit werkje opgeknapt met medehulp van VANDOORNE en DEWAELE. Onder bedreiging hunner revolvers hielden ze DEPUYDT aan en leverden hem over aan de duitschers te Kortrijk. DEPUYDT werd na 8 dagen vrijgelaten.

Op 23 October 1943 werd er door verschillende controleurs huiszoekingen gedaan te Anzegem-Kaster, bij personen die verdacht waren smokkelhandel te drijven. In een dier huizen, namelijk bij den landbouwer ALGOET, werd er door controleur MORTIER een ouden revolver en een dolk gevonden, alsook bevond er zich in dit huis een vreemd persoon, die zoogezegd doofstom was en afkomstig van Vichte. MORTIER belde om versterking naar de rijkswacht van Anzegem. Daar deze belet was belde hij naar de GFP te Kortrijk. Ondertusschen was den vreemdeling verdwenen. CASTELAIN Joseph kreeg opdracht naar het station te gaan om de andere controleurs, die daar verzamelden, te gaan verwittigen. Onderweg ontmoette hij VANDOORNE, die juist in de streek was om er geld in te zamelen voor zijn ziekenbond. CASTELAIN vertelde aan VANDOORNE dat er op de hoeve ALGOET een geheimzinnigen persoon bevond die zoogezegd van Vichte was. VANDOORNE die ook van Vichte is, dacht dat het misschien dien persoon was die eenige weken voordien een aanslag op hem gepleegd had en hij kwam mee tot aan de hoeve om eens te zien.

De GFP kwam op de hoeve aan. Deze gaf aan de controleurs opdracht de huiszoeking door te drijven. Ook VANDOORNE, die evenwel geen controleur was en die daar in feite niets te maken had, zocht mede. Op een gegeven oogenblik werd een geheimen kelder ontdekt, volgestopt met wapens en munitie. Korts daarop werd den vreemdeling ontdekt. Aan de duitschers bekende deze dat hij een Engelsch soldaat was, die zich sedert 1940 in de streek schuil hield. VANDOORNE die in hem den dader meende te herkennen van den aanslag op hem gepleegd gaf den Engelschman een kaakslag zeggende: “mijn bloed kookt als ik u zie”. Ook zou hij den Engelschman aan de duitschers aangewezen hebben als zijnde den persoon die op hem geschoten had.

Den boer ALGOET Camiel, diens vrouw en dochter en den Engelschman werden weggevoerd. De eerste twee zijn in Duitschland gestorven. De dochter en den Engelschman zijn na de kapitulatie teruggekeerd.”

In een brief van 28 mei 1948 gericht aan de bestuurder van het I.C. Leopoldsburg, waar hij opgesloten zit, geeft Gerard Vandoorne zijn uiteenzetting van de feiten:

“ … Tengevolge van dorpspolitiek voor den oorlog en zonder ooit de bedoeling gehad te hebben verraad te plegen, was ondergetekende lid geworden van V.N.V. Dat lidmaatschap bleef tijdens de oorlog voortbestaan, en hij werd tevens lid van de Zwarte Brigade, en gedurende een jaar schepen van de gemeente, met zijn eenvoudige ontwikkeling niet begrijpend welke ijselijke gevaren voor volk en land hierachter schuilden. Over het hogergenoemde bestaat geen enkele klacht vanwege de gemeente Vichte, daar het V.N.V. bij de bewoners nog steeds de betekenis had van een dorpspolitieke partij …

Wat de andere ten laste gelegde zaken betreft:

In het najaar 1942, ’s zondags uit Kortrijk terugkerend met enkele dorpsgenoten bracht de electrische tram ons tot Deerlijk op twee kilometers van Vichte onze woonplaats. Enkele dorpsgenoten legden de weg te voet af. Ik zelf en een kennis haalden onze fiets af in een nabijliggende herberg, en reden tewege de groep achterna. Het was valavond en plots was de baan versperd door een groepje halfbedronken lieden, die van een hanengevecht terugkeerden. Wij sprongen af en wilden uitwijken, toen een zekere Depuydt voor ons sprong en ons aanviel. Hij was bedronken en wist aanvankelijk ook niet wie wij waren. Ik sprak hem kalmerend aan met zijn naam: “Adolf, laat ons met rust, we laten u ook met rust, we willen onze weg voortgaan. Daarop herkende hij mij en begon ons te overladen met allerlei scheldwoorden, vooral in verband met onze politieke groepering. We zegden niets en reden tot bij onze vrouw en kennissen. Opeens rijdt Depuydt in den donkeren tusschen ons groepje, kneust een der vrouwen, laat zijn fiets vallen, bedreigt me met een mes. Zijn kennissen kwamen bij, trokken de razende zooveel mogelijk achteruit, doch zijn scheldpartij duurde tot aan onze woning. ’s Anderendaags vertelde ik het incident aan den heer Calemijn uit Kortrijk, op het bureel van “Ik dien” waar ik alle maandagen moest heen gaan voor afrekening. Deze heeft het geval aan de Duitschers verteld en Depuydt doen ophalen. Wij werden verzocht, samen met den heer Dewaele uit Vichte, een rapport op te maken. We hebben geweigerd. Depuydt kwam een paar dagen later vrij. Bij mijn veroordeling erkende hij zelf spontaan, de grote schuld te zijn. Als nota dient vermeld dat Depuydt onlangs voor aftroggelarij en bedreiging met wapens voor gemeenrecht werd veroordeeld.

“Als inlijding in het geval Kaster meld ik eerst het volgende. Een veertien dagen voor het geval hieronder aangehaald is een aanslag op mij gepleegt geweest, door toedoen van den Heer Burgemeester, werd ik onderhoord door het parket, den Heer Onderzoeksrechter Sabbe, en daarna door de Duitschers”.

In de loop van de maand September 1943 deden de kontrollediensten uit Kortrijk op bevel van Brussel, een onderzoek in verband met de voeding, op drie verscheidene plaatsen te Kaster (WVl). Bij de familie Algoet ontdekten ze wapens, en een lijst met namen er op, alsook van gepleegde branden. Bij die ontdekking vroegen de kontroleurs aan ieder zijn eenzelvigheidskaart. Een er van wilde niet spreken en niets geven. De familie Algoet verklaarde dat die persoon een doofstomme was, wonende op de knok te Vichte en vermelden zijn naam, het toeval wilde nu dat ik juist in die streek dienst deed als geldomhaler van de ziekenkas, naamlijk Anzegem en Gijzelbrechtegem heel nabij Kaster, daar ontmoette ik Castelein die mij vroeg of ik in mijn gemeente geen doofstomme kende, en gansch die zaak vertelde. Ondertusschen had hij mij gevraagt eens te gaan zien om zoodoende die persoon te erkennen, ik zegde dat ik zouw zien wat ik deed, en ging mijn ronde verder doen. Ondertusschen waren de Duitschers reeds door de kontroleur Mortier opgebeld en op de hoeve aanwezig. De hele familie was reeds aangehouden, alle wapens gevonden enz … Daar ik nabij de hofstede Algoet moest gaan om geld te ontvangen bij een zekeren Van Assche Odiel ook een boer, werd ik aangesproken door den zelfde Duitscher die mij had onderhoord veertien dagen voordien, bij dien aanslag op mij. Hij was verwittigd van den kontroleur dat ik daar moest komen, en verzocht mij bij dien doofstomme te komen, daar gekomen was dien doofstomme voor de tweede maal verdwenen, maar na enkele minuten hadden ze hem terug, en na een tijd werd ik er bij gehaald, en vroegen ze mij als ik hem erkende als den dader van mijn aanslag, en of hij van mijn gemeente was. Ik zei beslist: neen, en zegde hem niet te erkennen. Verder gebeurde er niets meer. Alles werd opgeladen en de aangehoudenen weggevoerd.

Later tijdens den oorlog dus, kwam die zaak te Brugge voor de krijgsraad. Ik werd als getuige nooit opgeroepen, de kontroleurs wel. Ik had evenmin een schriftelijke verklaring af te leggen, nog eenige konfrontatie mee te maken.

Toen ik voor de krijgsraad verscheen te Kortrijk op 21/12/46 verklaarde hogergenoemde doofstomme, die in werkelijkheid een Engelsch soldaat[3] was, evenals de dochter Algoet waarmee hij ondertusschen getrouwd was, dat ik tegen de Duitsche op de dag der aanhouding zou gezegd hebben dat hij de dader van de aanslag op mijn persoon was, en dat ik bij de verklaring hem een slag in het gezicht zou gegeven hebben.

Beide verkaringen loochende ik ten stelligste en houd nog steeds mijn onschuld staande. Moest ik gezegd hebben dat de Engelschman de dader van de aanslag was op mijn persoon, dan zou ik zekerlijk een schriftelijke verklaring hebben moeten afleggen en konfrontatie meemaken. Getuige Van Meer gewezen beroepsmilitair en krontoleur van dienst, die het hele gebeuren te Kaster van ’t begin tot het einde aanwezig was, en voor het gerecht een nauwkeurig relaas gaf, en ten nadele van Mortier en de andere kontroleurs sprak, verklaarde op verzoek van mijn advokaat aan de voorzitter onder eede “dat hij alles meemaakte maar dat hij mij absoluut niet zien slaan heeft. Dat verklaarde Van Meer die voor mij een volslagen vreemdeling en een uitgesproken Belgischgezinde was, en dien persoon zal ik heel mijn verdere leven dankbaar zijn omdat hij rechtzinnig was …”

De dienst van de voorlopige en voorwaardelijke invrijheidstelling van het Ministerie van Justitie schrijft in een nota van 1 juni 1949 gericht aan de bestuurder van het interneringscentrum:

“In verband met Uw staat 78 van 31.7.1948 nr. JR/VIG/18891 betreffende de veroordeelde Gerard VAN DOORNE, geboren te Vichte de 21.11.1912, heb ik de eer U ter kennis te brengen dat in het vonnis van 21.12.1946 uitgesproken door de Krijgsraad te Kortrijk geen enkel feit van verklikking ten laste van voornoemde weerhouden werd.

Ik verzoek U de Commissie tot Beheer van de onder Uw bestuur staande inrichting van dit feit op de hoogte te stellen en mij onverwijld een nieuw voorstel tot voorwaardelijke invrijheidstelling ten gunste van belanghebbende te laten geworden, waarin rekening gehouden wordt met deze nieuwe gegevens.”

Gerard Vandoorne komt voorwaardelijk vrij op 2 juli 1949.



[1] Bron foto: Anzegemse wetenswaardigheden – De burgemeesters van Vichte – Gezamenlijke opzoekingen door Devogelaere Etienne en Speleers Frans (users.telenet.be)

[2] Bron foto: zelfde bron als voor foto van Paul Deroost.

[3] De Engelse soldaat waarvan sprake wordt uitgebreid besproken in het hoofdstuk “Kaster”. Het betreft John-Bob Norgan, geboren te Manchester op 15 april 1918.

Waarmaarde: onduidelijke stoelendans

 

Waarmaarde: onduidelijke stoelendans

 

In het Belgisch Staatsblad worden een aantal wijzigingen in het bestuur van Waarmaarde gepubliceerd (in chronologische volgorde):

  • bij besluit van 23 januari 1941 (B.S. van 25 januari 1941) wordt aan Moerman J., op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van burgemeester;
  • bij besluit van 20 februari 1941 (B.S. van 22 februari 1941) wordt Michels A. benoemd tot burgemeester, in vervanging van Moerman J.;
  • bij besluit van 6 september 1941 (B.S. van 11 september 1941) wordt Deviaene L. aangeduid om het ambt van schepen waar te nemen;
  • bij besluit van 6 oktober 1941 (B.S. van 10 oktober 1941) wordt aan Vancaemelbeke E. ontslag verleend uit zijn ambt van schepen;
  • bij besluit van 7 oktober 1941 (B.S. van 10 oktober 1941) wordt Moerman J. aangeduid om het ambt van schepen waar te nemen;

Het eerste en laatste besluit trekken onze aandacht, Jules Moerman neemt ontslag als burgemeester en wordt maanden later aangeduid als schepen.

Een regentsbesluit gepubliceerd in het B.S. van 28 februari 1947 is eveneens opvallend te noemen:

“Bij Regentsbesluit dd. 14 December 1946 is, op grond van artikel 8 der besluitwetten van 8 Mei 1944 en 31 Mei 1946 betreffende de openbare ambten, de heer Michels, bij tuchtmaatregel voor een termijn van drie maanden in zijn ambt van schepen der gemeente Waarmaarde geschorst.

Dat besluit is als volgt gemotiveerd:

“Overwegende dat een onderzoek gelast werd omtrent de houding, onder de bezetting, van den heer Michels, schepen der gemeente Waarmaarde;

Overwegende, dat uit het gedane onderzoek onder meer gebleken is dat belanghebbende, onder de bezetting en namelijk in 1941, tot tweemaal toe een vergadering van het V.N.V. heeft bijgewoond en aldus zijn symphatie heeft betoond voor deze anti-nationale groepeering;

Overwegende dat hij, als wd. Burgemeester een persoon die bekend stond als medewerker van den vijand, aangesteld heeft tot leider van de burgerwacht;

Overwegende dat betrokkene door aldus te handelen de eer en de waardigheid van zijn ambt in opspraak heeft gebracht.””

Het boek “Wermarda 1072 – Waarmaarde 1976” van Platteau-Vanrenterghem P., uitgegeven door de gemeente Waarmaade behandelt van pagina 49 tot 53 deze periode maar brengt geen volledige klaarheid in de bestuurswijzigingen.

Volgens de uitgave was Jules Moerman burgemeester bij het uitbreken van de oorlog en Heron Michels[1] schepen. In 1941 wordt Moerman vervangen door Michels, na de oorlog wordt Moerman opnieuw burgemeester en Michels opnieuw schepen. Op bladzijde 50 staat te lezen dat Heron Michels dienstdoende burgemeester was van 1945 tot 1947.


 



[1] Geboren te Wortegem-Petegem op 26 november 1905 en overleden te Oudenaarde op 20 februari 1983.