Moeskroen: oorlogsburgemeester Silvère Derveaux en
zijn oorlogsschepenen
Burgemeester Omer
Vandenberghe (PSC-CVP) wordt tijdens de oorlog vervangen door VNV-er Silvère
Derveaux.
Aan schepen H. Delbar wordt bij besluit van
13 februari 1942 ontslag verleend uit zijn ambt, hij wordt, bij besluit van 14
februari 1942, vervangen door E. De Vrieze.
Onderwijzer Derveaux, geboren te Werken op 11
juni 1894, gehuwd met Madeleine Boucher, wordt op 10 september 1944
geïnterneerd, onder aanhoudingsmandaat geplaatst op 16 oktober 1945 en op 20
november 1946 te Kortrijk door de Krijgsraad veroordeeld tot levenslange
hechtenis. Deze straf wordt bij besluit van 29 april 1952 omgezet in 20 jaar
buitengewone hechtenis. Hij komt voorwaardelijk vrij op 24 december 1952 en
overlijdt te Torhout op 23 juni 1968.
Worden mee veroordeeld in het proces en
vonnis van 20 november 1946:
- Michiel De Meester,
oorlogsschepen, geboren te Roeselare op 3 oktober 1903, veroordeeld tot
levenslange hechtenis, ingevolge een genadevraag later omgezet in 20 jaar
buitengewone hechtenis en in voorwaardelijke vrijheid gesteld op 29
september 1951;
- Jan Thienpont,
oorlogsschepen, geboren te Sint-Amandsberg op 14 mei 1906, veroordeeld tot
15 jaar buitengewone hechtenis en in voorwaardelijke vrijheid gesteld op
20 december 1950;
- Lodewijk Willaert,
politieinspecteur, geboren te Nieuwpoort op 30 september 1906, veroordeeld
tot 7 jaar gewone hechtenis en militaire degradatie en in voorwaardelijke
vrijheid gesteld op 30 maart 1949.
Het Kortrijksch Handelsblad ontbreekt niet op dit ophefmakend
proces
en doet in de edities van 22, 26 en 29 november 1946 omstandig verslag ervan:
“Dinsdagvoormiddag werd onder
bijzondere belangstelling de ophefmakende en belangrijke zaak ten laste van
oorlogsburgemeester Derveaux en zijn collega’s uit Moeskroen opgeroepen. Het
Voorzitterschap werd waargenomen door den Heer Moerenhout, terwijl
Krijgsauditeur De Prêter als Openbaar Ministerie fungeert.
Nadat de Krijgsraad plaats had
genomen aan de groene tafel worden de vier betichten Derveaux Silveer,
oorlogsburgemeester uit Moeskroen, Thienpont Jan en De Meester Alexander,
oorlogsschepenen uit Moeskroen en politieagent Willaert Lodewijk door de
Rijkswachters binnengebracht en nemen plaats op den bank der beschuldigden. Na
de traditionele ondervraging nopens de identiteit van ieder van hen, werd het
woord verleend aan den Heer Krijgsauditeur De Prêter die gedurende gansch den
voormiddag de verschillende akten van beschuldiging voordraagt;
De zaak Derveaux Silveer.
De eerste akte van
beschuldiging is deze van den hoofdbetichte Derveaux Silveer. Deze werd geboren
te Werken, den 11 Juni 1894 en woont Koninklijke Laan, 96, te Moeskroen.
Derveaux oefende voor den oorlog het ambt van onderwijzer uit en werd bij het
begin der bezetting lid van het VNV en bleef dit gedurende gansch den duur van
de bezetting. Het is te danken aan de tusschenkomst van het VNV dat Derveaux op
1 Mei 1941 tot burgemeester van Moeskroen werd benoemd, in vervanging van den
huidigen Burgemeester Heer Omer Vandenberghe, die door Secretaris-Generaal
Romsée werd afgesteld. Deze kandidatuur werd eveneens gesteund door den Heer
Dr. Bulckaert, toenmalig gouverneur van West-Vlaanderen. Als burgemeester
verschafte hij alle mogelijke voordeelen aan de VNV-leden en stelde zich gansch
ten dienste van deze formatie. Telkens personen bij hem om raad kwamen of hem
eene gunst kwamen afsmeeken, zette hij hen aan lid te worden van het VNV. Hij
colporteerde zelf met Volk en Staat en wierf eveneens Hélène Verduyn aan voor het
VNVV en deze werd door hem aangesteld als stichtster en leidster van het VNVV
van Moeskroen.
Op 16 September 1941 zond hij
aan Thienpont die aan het Oostfront streed een brief waarin hij schreef: “Gij
vecht aan het Oostfront, wij hier staan aan het Westfront. De Rus en den
Engelschman moeten kapot en eensdaags zullen wij, Vlamingen, den baas zijn in
Vlaanderen. Wij zullen dan een betooging houden te Brussel en de straten zullen
daar zwart zien van zwarthemden en de witten wit van woede”.
In 1942 werd Derveaux lid en
celleider van de Vlag en bleef dit tot het einde van het jaar 1942 waarna hij
ontslag nam omdat hij naderhand niet meer akkoord ging met de ideologie van de
Vlag. In 1942 ondernam Derveaux een reis naar Duitschland. Op 21 Juli 1941 werd
Saelens Roger, ingevolge de incidenten welke zich op dien dag voordeden te
Moeskroen, door de Duitschers aangehouden. Zijn broeder Emiel ging de
tusschenkomst afsmeeken van den Burgemeester Derveaux om deze los te laten. De
burgemeester verzocht hem ’s anderendaags terug te keeren. Toen hij terugkwam
zegde hij dat hij bij de Duitschers voor deze zaak geweest was en dat zijn
broeder zou loskomen indien hij eenige kommunisten wilde verklikken. Daarop
ging deze niet in.
Op 21 Juli begaf burgemeester
Derveaux zich naar het Te Deum in de hoofdkerk van Moeskroen. Enkele zwarten in
uniform namen achter den burgemeester plaats om deze te beschermen, hetgeen
aanleiding gaf tot hevige incidenten. Aldus werden verscheidene leden van de
zwarte brigade geslagen en in den loop van den dag werd overgegaan tot
verscheidene aanhoudingen. De politie van Moeskroen werd door den burgemeester
ten stadhuize verzameld, samen met de leden van de strijdformaties van Rex en
de zwarte brigademannen onder leiding van Verbeke Albert en Vanhoutte Ghislain,
die overgingen tot een 20-tal aanhoudingen.
De burgemeester, als hoofd der
politie, stelde zijne manschappen volledig ten dienste van de zwarte brigade en
Rex; hij legde gansch het politiekorps de taak op deel te nemen aan het
uitvoeren van razzia’s samen met de feldgendarmerie.
Op 10 November 1941 werden in
opdracht van burgemeester Derveaux, Staelens en Schotte aangehouden door de
politieagenten Dedeurwaerder en Willaert wegens het verspreiden van clandestiene
bladen. Op 15 November 1941 werden beiden naar de feldgendarmerie geroepen en
veroordeeld tot 1 maand gevang, doch hebben er in werkelijkheid 42 dagen
gezeten. Op 6 Januari 1942 werd Staelens naar Duitschland gedeporteerd. Alle
opgemaakte verslagen der agenten moesten aan den burgemeester overhandigd
worden, die ze dan op zijne beurt aan de Duitschers overmaakte.
Op 15 Maart 1942 werd sabotage
gepleegd door het stichten van brand in het station van Moeskroen. Fritsche
André en Vandeplassche Adhémar werden van deze feiten beschuldigd. Beiden
werden op de feldgendarmerie van Moeskroen ontboden, ondervraagd, doch bij
gebrek aan bewijzen terug losgelaten. Evenwel werden beiden naderhand terug
aangehouden, verschenen voor het Duitsche Krijgsgerecht te Brugge alwaar
Vandeplassche A. veroordeeld werd tot de doodstraf en gefusilleerd. Fritsche
tot 5 jaar gevang, naar Duitschland gedeporteerd, alwaar hij overleden is. De
verklikking gaat uit van Derveaux.
Verzele Joseph,
collegebestuurder te Moeskroen, die in het College eene uitvoering van een
tooneelstuk had laten opvoeren, zonder daartoe de toestemming der Duitschers
aangevraagd te hebben, werd door den officier der feldgendarmerie aangehouden,
naar Kortrijk overgebracht alwaar hij op de Kommandantur ondervraagd werd. Daar
werd hem bekend gemaakt dat het feit overgemaakt werd door Derveaux.
Castelein Ernest werd wegens
inbreuk op de Verordeningen der Ravitailleering door den Administratieven
Rechtbank van Kortrijk veroordeeld tot 700 fr. boete. Derveaux was met deze
uitspraak niet tevreden en riep de tusschenkomst in van Dr. Verkinderen,
Arrondissements-Commissaris, die hem van deze feiten op de hoogte bracht en
daarvan kennis gaf aan de Duitschers. In December 1942 werd Castelein door de
Duitschers veroordeeld tot 10.000 fr. boete.
Ook werd Decoene Léon door
Derveaux verklikt. Laatstgenoemde zegde dat het VNV in zijn persoon beleedigd
was geworden en dat hij wel zou zorgen dat de Duitschers hem daarvoor een
rechtmatige straf zouden toepassen. Ook ten huize van Dessaux Désiré werd een
huiszoeking gedaan. Deze werd gedurende acht dagen aangehouden en voor het
Duitsche Krijgsgerecht vrijgesproken, hetgeen niet in den smaak viel van
Derveaux.
Op 23 December 1943 werd
Herpels Simonne door Derveaux bedreigd met zijn revolver. Hij nam haar
eenzelvigheidskaart af. Enkele dagen nadien ging de vrouw bij den burgemeester
haar kaart terug vragen. Hij zegde dat de kaart op de G.F.P. te Kortrijk
berustte en dat ze werd afgenomen omdat de vrouw zich te laat op straat bevond.
Derveaux werd er tevens van
beschuldigd verscheidene leden van de Passieve Luchtbescherming en de Baanwacht
aangeworven te hebben voor de Hulp-Feldgendarmerie. Betichte woonde in den loop
van 1942 een eerste vergadering bij, op touw gezet voor de aanwerving van
hulp-feldgendarmen.
Betichte verklaart thans dat
hij de doeleinden dezer vergaderingen niet kende. Een tweede dergelijke
vergadering werd gehouden in het “Soldatenheim” te Kortrijk. Verscheidene
getuigen beschuldigen thans betichte door hem aangezet te zijn geweest zich te
laten inlijven bij de hulp-feldgendarmerie.
Ook Geldhof Jules werd door
den burgemeester verklikt, alsook zekere Leveugle, afgezet als bestuurder van
den Ravitailleeringsdienst van Moeskroen, omdat deze de Duitsche verordeningen
niet had toegepast, en onder betichting den burgemeester beleedigd te hebben.
Leveugle werd over deze feiten ondervraagd en tijdens het verhoor werd hem
medegedeeld dat hij daarover beschuldigd werd door den burgemeester.
Derveaux maakte ook lijsten op
van Asociale en ongure elementen, welke hij aan het Arbeidsambt overmaakte.
Ten slotte richtte
burgemeester Derveaux een brief naar den heer Vandevelde, bestuurder van het
Arbeidsambt te Brussel, waarin gemeld werd dat hij op buitengewone manier het
ambt van burgemeester waarnam ten voordeele van de Duitschers en dat hij zich
ten volle ten dienste stelde om de werkonwilligen aan het Arbeidsambt over te
maken en hij op alle manieren streefde de Duitsche verordeningen streng en
nauwkeurig toe te passen.
Kortom burgemeester Derveaux
was de schrik en de terreur van gansch de Moeskroensche bevolking, aan wie hij
ontzaglijk veel leed en ellende wist te veroorzaken.
Na de uiteenzetting van de
zaak ten laste van oorlogsburgemeester Derveaux, uit Moeskroen, behandelt heer
Krijgsauditeur De Prêter de zaak Thienpont Jan, oorlogsschepen van Moeskroen.
Thienpont Jan werd geboren te
St-Amandsberg (Gent), den 14 Mei 1906, bediende, wonende St-Pietersstraat, 19,
te Moeskroen. Deze liet zich in 1940 inlijven bij de VNV en bleef lid van deze
formatie tot het einde der bezetting. Hij werd lid van De Vlag en van de
Dietsche Militie Zwarte Brigade waarvan hij tot Schaarleider werd gepromoveerd.
Hij droeg eveneens het zwart uniform dezer formatie, onder meer na de
bombardementen op Kortrijk, van 26 Maart 1944 en 21 Juli 1944, waar hij
gewapend dienst deed.
Vanaf 1941 stelde hij zich
heel en al ten dienste van den vijand.
Op 2 Mei 1941 verklikte hij den
genaamden Loncke, wegens het aanbrengen van R.A.F.-opschriften op de muren der
stad Moeskroen. Deze werd door de Feldgendarmerie opgehaald, in het gevang
opgesloten en veroordeeld tot een geldboete van 100 frank.
Op 21 Juli begaf Thienpont
zich in uniform der Zwarte Brigade naar het “Te Deum” in de hoofdkerk van
Moeskroen, volgens zijn verklaringen om burgemeester Derveaux te beschermen.
Deze provocatie verwekte natuurlijk incidenten onder de opgehitste bevolking.
Toen Thienpont de kerk verliet
werd hij door de woedende menigte geslagen, waaronder zich Fache André en
Holvoet Joseph bevonden, die den Zwarte Brigade-man slagen toebrachten.
Na den dienst begaf Thienpont
zich naar de Feldgendarmerie om er bescherming te zoeken.
Denzelfden dag werd overgegaan
tot een huiszoeking bij Holvoet, doch deze kon ontsnappen. In plaats van den
zoon werd alsdan vader Holvoet medegenomen. Enkele dagen nadien kwam de zoon
Holvoet zich dan aanmelden; vader André Holvoet werd losgelaten, doch zijn zoon
werd veroordeeld tot drie maanden gevang, terwijl Fache André, die insgelijks
aangehouden werd, tot een jaar gevang werd veroordeeld door het Duitsche
krijgsgerecht.
Intusschen werd de Zwarte
Brigade op het stadhuis van Moeskroen geconcentreerd en onder leiding van
Ghislain Vanhoutte, leider van Rex Moeskroen, werd op de Groote Markt
overgegaan tot verschillende aanhoudingen. Aldus werden Demeersseman Simonne en
Vandenberghe Maurits, in samenwerking met de Feldgendarmerie door de Zwarte
Bende aangehouden, in het gevang opgesloten en tot strenge straffen door het
Duitsche krijgsgerecht veroordeeld.
In Oogst 1941 liet Thienpont
zich inlijven bij het Vlaamsch Legioen, na eerst een twintigtal dagen een
cursus gevolgd te hebben in een opleidingskamp bij de Russische grens, en droeg
het feldgrau uniform.
Einde 1941 is hij dan
feldgendarm geworden. Regelmatig maakte hij de oefeningen van de
feldgendarmerie mede en was drager van het uniform en geweer.
Verschillende malen heeft hij
in hoedanigheid van hulp-feldgendarm samen met de Duitschers dienst gedaan om
de treinen te contrôleeren en de werkonwilligen en refractairs op te sporen en
over te leveren in de handen van den bezetter; ook hielp hij aan het opsporen
van patriotten en leden van den Weerstand.
In 1943 heeft betichte
medegeholpen aan de aanhouding van een Engelsche parachutist, op bevel van een
officier der feldgendarmerie, alsmede aan de aanhouding van Baert Georges, dien
hij met zijn revolver bedreigde. Gelukkig kon deze tijdig op het gepaste
oogenblik ontsnappen.
In Juli 1944 werd Thienpont benoemd
tot schepen van Bevoorrading te Moeskroen. In Oogst 1944 nam hij ontslag en
vluchtte, samen met vrouw en kinderen naar Duitschland.
Wat den graad van
verantwoordelijkheid van betichte betreft dient gemeld, dat Thienpont van 31 December
1924 tot 18 April ’25 opgesloten werd, eerst in een krankzinnigen-gesticht, te
Zelzate en vandaar overgebracht naar de Rijkskolonie van Geel. Sinds zijn
aanhouding heeft hij tweemaal gepoogd een einde te stellen aan zijn leven. Hij
werd vervolgens overgebracht naar een psychiatrische afdeeling te Gent, waar
hij onder toezicht werd gesteld van een speciale dokter welke hem maanden lang
onderzocht. Deze kwam tot het besluit dat Thienpont, alhoewel hij geen
duidelijke geestesstoornissen vertoonde, toch als een onevenwichtig mensch moet
beschouwd worden.
De zaak De Meester,
oorlogsschepen van Openbare Werken te Moeskroen.
Demeester Alexander,
schrijnwerker, geboren te Roeselare, den 3 Oktober 1903, wonende Floris
Mulliezlaan, 13, te Moeskroen, werd in 1940 lid van het VNV. In Oktober 1941
werd hij aangesteld als schepen van Openbare Werken te Moeskroen.
Vóór zijn benoeming was
Demeester werkzaam in Duitschland, en burgemeester Derveaux liet hem weten, dat
hij voor hem ’n schoone plaats had, indien hij uit Duitschland wilde
terugkeeren, en hij met hem nuttig werk kon verrichten te Moeskroen.
In 1942 werd Demeester lid van
de Dietsche Militie Zwarte Brigade, waarvan hij tot ploegleider bevorderd werd.
Hij was drager van het uniform dezer formatie en colporteerde enkele malen met
de Nationaal-Socialist.
Op 15 December 1942 werd hij
’t voorwerp van een gewapenden aanval op zijn persoon. Voor straf verplichtte
hij de stad Moeskroen als schadevergoeding een groote boete te betalen.
In het “Soldatenheim” te
Kortrijk woonde hij een vergadering bij voor aanwerving van hulp-feldgendarmen.
In April-Mei 1943 maakte hij
een lijst op van pompiers, die naderhand werden opgeroepen naar de Werbestelle.
Kommandant Loncke gaf aan dezen uitnoodigingsbrief van de Werbestelle geen
gehoor. Hierop schreef Demeester een onderteekenden brief naar de Werbestelle,
waarop zekere pompiers naar Duitschland moesten gedeporteerd worden.
Demeester verklaart thans
nooit dergelijke lijst opgemaakt te hebben.
Demeester werd ook nog beticht
op 26 Juli 1942 medegeholpen te hebben aan het opsporen van een Engelschen
parachutist, die zich verplicht zag met zijn vliegtuig neder te dalen te
Moeskroen. De parachutist werd gevonden en opgehaald. Derveaux gaf het bevel
een strenge straf aan de stad Moeskroen op te leggen, indien de bevolking den
parachutist hulp zou verschaffen.
Tijdens de opzoekingen naar
den parachutist werden verscheidene personen door Demeester bedreigd indien zij
niet zeggen wilden waar de parachutist zich bevond. Deze had zich verscholen op
de hoeve van landbouwer Billiet Clovis. Gansch de hoeve werd afgezocht en de
landbouwer werd met de doodstraf bedreigd indien de parachutist niet gevonden
werd. Ten slotte kon deze gevangen genomen worden.
In Maart 1944 stichtte
Demeester te Moeskroen een hulp-politiekorps, een soort politie van de nieuwe
orde en zette de leden van de passieve luchtbescherming aan zich te laten inlijven.
Deze politie had voor taak dadelijk krachtdadig in te grijpen in geval van
aanslagen of sabotagedaden gepleegd door de patriotten van den Weerstand.
In 1944 werd ten huize van
Demeester een nieuwen aanslag op zijn persoon gepleegd. Hij kon echter voor de
tweede maal aan den dood ontsnappen. Hierop verwittigde hij onverwijld de
Rijkswacht en de feldgendarmerie, die zich naar het huis van Demeester begaven,
vanwaar deze hem vergezelden naar een dichtbij gelegen herberg. Opzoekingen
naar den dader werden gedaan en drie mannen, de genaamden Vandekerckhove
Pieter, Mercier en Tijtgat Albert, die zich in de herberg bevonden, werden
aangehouden.
In den loop van Juli 1944 werd
in een andere herberg “Café du Cycle”, te Moeskroen, samen met Demeester een
nieuwe razzia uitgevoerd, voor het opsporen van werkonwilligen. Een tiental
dezer, die zich in deze herberg bevonden, konden op het laatste nippertje nog
de vlucht nemen.
Demeester verklaart thans dat
hij de feldgendarmen bij de razzia’s vergezelde, opdat zij geen dommigheden
zouden doen.
De zaak Willaert Lodewijk,
gewezen politie-inspecteur te Moeskroen.
Willaert Lodewijk, geboren te Nieuwpoort,
den 20 September 1906, wonende Izegemstraat, 5 te Moeskroen, werd op 6 Mei 1941
door het schepencollege van Moeskroen tot politieagent benoemd, en later
toegevoegd bij de contrôlediensten. Hij werd lid van het VNV, was de Nieuwe
Orde steeds genegen en voerde de bevelen van burgemeester Derveaux en van de
Duitschers stipt uit.
Aan politie-agent Mahieu
Georges vroeg hij lid te worden van het VNV. Hij volgde de politieschool te
Brugge, en werd daarna als politie-inspecteur te Moeskroen aangesteld.
Hij verklikte zekere
Meulebrouck Cyriel aan den vijand wegens diefstal gepleegd ten nadeele van den
bezetter en werd ook beticht Joden over de grens te smokkelen. Hij werd op 25
Februari 1943 aangehouden, tot vier maanden gevang veroordeeld, naar
Duitschland gedeporteerd en is in Mei ’45 naar België teruggekeerd. Bij zijn
aanhouding vergezelde hem Willaert Louis.
Verder verklikte hij nog
zekere Stelandre Marcel, handelsreiziger, lid van de Kommunistische partij, die
eertijds nog deelgenomen had aan den burgeroorlog in Spanje. Deze werd op 26
April 1943, onder betichting van tabaksmokkel naar het politiebureel opgeleid
en door Willaert ondervraagd. Daar werd hij beschuldigd deel uit te maken van
een terroristenbende. Willaert telefoneerde naar de Duitschers die Stelandre
kwamen aanhouden en hem in het gevang opsloten.
Betichte beweert dat de
aanhouding van Stelandre op een zuiver toeval berust.
Ten slotte verklikte hij nog
Stichelbaut Robert, drukker, en beschuldigde hem van valsche eenzelvigheids- en
grenskaarten te drukken, alsook zich over te leveren aan sluikhandel. Op 14
September 1943 werd bij Stichelbaut een huiszoeking gedaan en 200 kgr. tabak
aangeslagen. Stichelbaut werd aangehouden, tot drie jaar gevang veroordeeld,
naar Duitschland gedeporteerd, vanwaar hij in Mei 1945 is teruggekeerd.
Benevens deze beschuldigingen
werden Willaert ook nog goede daden toegeschreven. Aldus zou hij bij Eerw. Heer
Cyriel Verschaeve en Raeder, bevelhebber van België en Noord-Frankrijk tusschen
gekomen zijn voor verscheidene personen die tot de doodstraf werden
veroordeeld, om deze niet te laten uitvoeren en de hulp ingeroepen te hebben
van burgemeester Derveaux; ook talrijke personen heeft hij geholpen met de
verordeningen niet toe te passen en hen verder te redden van moeilijkheden met
de Duitschers.
Drie leden van den Weerstand,
door de vier beschuldigden verklikt, werden naderhand door de Duitschers
terechtgesteld.
Op 23 Deccember 1942 had de
vrouw van Ghislain Vanhoutte, leider van Rex-Moeskroen, vernomen dat denzelfden
avond een aanslag zou gepleegd worden op haar man door de leden van den
Weerstand. Daarop verwittigde vrouw Vanhoutte burgemeester Derveaux die
Thienpont, Demeester en Willaert daarvan op de hoogte bracht. Deze besloten
dien avond zich in de omgeving van het huis Vanhoutte in hinderlaag te leggen
om de daders te snappen.
Zeker oogenblik verschenen in
de duisternis twee personen. Onmiddellijk werden deze door de vier mannen
aangehouden. Het betrof hier Beaucarne Raymond en Decoene Roger, die onder
bedreiging van revolver naar de feldgendarmerie werden overgebracht.
Op de feldgendarmerie had
Derveaux een onderhoud met den Kommandant over het gebeurde.
Beaucarne en Decoene werden op
de feldgendarmerie op schandelijke wijze geslagen. Decoene werd met een dolk
bedreigd door Demeester, en Thienpont bevond zich met een mes in de hand.
Ten gevolge van de
mishandelingen bekende Beaucarne dat ook Moulin Joseph in de zaak van den
aanslag op Vanhoutte was gemengd. Beaucarne moest onmiddellijk de feldgendarmen
vergezellen naar het huis van Moulin. Deze werd ten zijnen huize aangetroffen
en geslagen. Ook werd een huiszoeking gedaan bij Beaucarne waar de radio op den
post van Londen stond. Alle huisgenooten van Beaucarne werden op de G.F.P. te
Kortrijk ontboden, aangehouden en opgesloten. Zekere Dumortier Maurits, die
zich ook in het gevang van Kortrijk bevond, een uitgekochte van de Duitschers,
werd gedurende enkele dagen in de verschillende cellen der gevangenen gestoken,
waar hij weldra het vertrouwen wist te winnen van de aangehoudenen, die hem
alles vertelden, en daarna ging hij het overbrieven aan de Duitschers.
Op den Krijgsraad te Brugge
werden op 12 Januari 1943 Beaucarne Alfons veroordeeld tot een jaar gevang;
Beaucarne Jules, tot 6 maanden; Beaucarne Germaine, tot 4 maanden; Beaucarne
Albert, tot 3 jaar en Jacques André tot vier maanden gevang.
Beaucarne Raymond, De Coene
Roger en Moulin Joseph werden op 28 Januari 1943 door den Krijgsraad te Brugge
ter dood veroordeeld en op 16 Februari 1943 terechtgesteld.
Hiermede eindigde deze
uitvoerige uiteenzetting der vier akten van beschuldiging.
Bij de ondervraging van
Derveaux, waarom hij burgemeester geworden is, zet hij de omstandigheden
daarvan uiteen en verklaart dat hij kandidaat was van den Gouverneur Bulckaert,
terwijl Dr. Fetcher een anderen persoon, zekere Robert Vandeputte van Moeskroen
had voorgesteld, en hij deze functie aanvaard heeft om erger kwaad te
vermijden.
De drie andere betichten weten
niets bijzonders in te brengen.
De zitting wordt voortgezet
met den aanvang van het getuigenverhoor dat meer dan 150 personen zal behelzen.
Na de vier uitvoerige akten van beschuldiging, door Krijgsauditeur De Prêter
uiteengezet, en die voor de vier betichten de meest bezwarende beschuldigingen
daarstellen, hetgeen laat voorzien dat tegen een paar beschuldigden de
doodstraf zal uitgesproken worden, wordt vervolgens overgegaan tot het
getuigenverhoor.
Meer dan honderdvijftig
getuigen, meestal personen uit Moeskroen, die door de verdachten verklikt,
aangehouden, veroordeeld werden, en die naderhand naar Duitsche
concentratiekampen van Dachau, Nordhausen, Neuengamme, Dora en andere werden
gedeporteerd, komen gedurende twee dagen de meest verpletterende getuigenissen
afleggen en beschuldigen formeel de vier betichten, die, gezeten op den bank
der beschuldigden, nota nemen van de verklaringen der getuigen.
Verscheidene personen uit
Moeskroen werden bovendien door het Duitsche Krijgsgerecht tot de doodstraf
veroordeeld, met het gevolg dat zij enkele dagen nadien te Oostakker werden terechtgesteld.
Onder de getuigen ten laste
vermelden wij: de heeren Verrue, gewezen politie-inspecteur te Moeskroen;
Beyens, hoofd-politiecommissaris; de adjunkt-commissarissen der stad Moeskroen,
Mercier Arthur en Dupont; Saelens Emiel; Baele Jules en Achiel, die op de
vergadering voor aanwerving der hulp-politie aanwezig waren.
Op deze vergaderingen, waarop
oorlogsschepen Demeester aanwezig was, verklaarde deze laatste, dat de
hulp-politie in het leven geroepen werd om terreur tegen terreur te stellen.
Na de vergadering trok
Demeester zijn revolver uit zijn zak en zegde: “Al wie een woord uit deze
vergadering zal reppen, zal door dit wapen hier neergekogeld worden”. Onder de
verklikte personen die als getuigen optraden vermelden wij: Loncke, Fache
André; Holvoet Joseph; Fache Lucien; Vandenberghe Maurice; Demeersseman Simonne;
Bonnaeve Eugène; Tijtgat Albert; Plattevoet Charles; Stelandre Marcel;
Stichelbaut André en tal van anderen.
Na het getuigenverhoor ten
laste werden nog een 20-tal getuigen ten gunste opgeroepen, hetgeen nog een
gansche voormiddag in beslag nam. Onder dezen noteeren wij: Eerw. Heer Georges
Pringiers, bestuurder van het Pensionaat te St-Denijs, die wegens het bezit van
een geheimen zender door de Duitschers werd aangehouden op 3 juli 1944, tot de doodstraf
werd veroordeeld en enkele uren vóór zijn terechtstelling, door tusschenkomst
van Derveaux en Willaert werd begenadigd. De doodstraf werd alsdan omgezet in
levenslangen dwangarbeid. De priester moest verder in de zoutmijnen slavelijken
arbeid verrichten en werd in mei 1945 bevrijd; Pardange Remi; Georges Renaudière,
ex-secretaris der stad Moeskroen en thans verblijvend te Brussel.
Verder verschijnen nog
verscheidene jongelingen die komen verklaren, dat zij door tusschenkomst van
Derveaux of Willaert naar Duitschland niet werden gedeporteerd.
Als getuigen ten gunste voor oorlogsburgemeester
Derveaux verschenen: Kindts René; Backeljauw; Verfaillie Jean; Monteyne
Guillaume; Duyck Ernest; Lambrecht Fernad; Ange Bonte; Quivreaux Joseph en Papier
Aline.
Als getuigen ten ontlaste voor
Willaert: Dr. Devos uit Moeskroen; vrouw Esquenet; Vankeirsbilck; Marceau;
Carette Louis en anderen.
Al deze personen verklaren dat
zij door tusschenkomst van één der beide betichten gunsten hebben bekomen of
geholpen werden tijdens de bezetting.
Lefevre Maurits, schoonbroeder
van Derveaux mag niet getuigen en werd naar zijn plaats teruggestuurd.
Donderdag voormiddag nam het
getuigenverhoor een einde.
De uitspraak.
Onder overgroote
belangstelling werd door de Krijgsraad van Kortrijk uitspraak gedaan in de zaak
van het Schepencollege van Moeskroen, dat zich tijdens de bezetting aan de
meest afschuwelijke feiten, ten overstaan van de Moeskroensche bevolking,
waarbij drie leden van den Weerstand, na vreeselijke folteringen, door de
Duitschers werden terechtgesteld, plichtig gemaakt heeft.
Het is juist 12.05 uur toen de
vier beklaagden, onder den grootsten indruk, door de rijkswacht werden
binnengeleid in de gerechtszaal en naar den bank der beschuldigden
overgebracht.
Na lezing te hebben gegeven
van de motiveering der straffen, werd door Voorzitter Moerenhout volgende uitspraak
geveld:
Derveaux Silveer, 52 jaar,
oorlogsburgemeester van Moeskroen, wonende Koninklijke laan, 96, te Moeskroen,
veroordeeld tot levenslange hechtenis (algemeene afkeuring in de zaal).
Thienpont Jan, 40 jaar,
oorlogsschepen van Bevoorrading, St-Pietersstraat, 19, te Moeskroen, veroordeeld
tot 15 jaar buitengewone hechtenis.
Demeester Alexander, 43 j.,
oorlogsschepen van Openbare Werken, Floris Mulliezlaan, 13, te Moeskroen,
veroordeeld tot levenslange hechtenis.
Willaert Lodewijk, 40 jaar,
politieagent, Izegemstraat, 56, te Moeskroen, veroordeeld tot 7 jaar gewone hechtenis
en de militaire degradatie.
De vier veroordeelden worden
bovendien levenslang ontzegd van alle rechten …”
In de genadeverzoeken van Derveaux die op
zijn veroordeling volgen, worden telkens de feiten uiteengezet die tot zijn
bestraffing hebben geleid en de omstandigheden beschreven waarin deze hebben
plaats gehad.
Het meest volledige feitenverslag dateert van
6 januari 1949 doordat het aangevuld wordt met een verslag opgesteld op 10
december 1949.
Het verslag van 6 januari 1949:
“Veroordeelde was tijdens de ganse bezetting lid van
het V.N.V. In hoedanigheid van V.N.V.-er werd hij op 1 Mei 1941 benoemd tot
oorlogsburgemeester te Moeskroen. Hij heeft het woord gevoerd op vergaderingen
van het V.N.V., heeft gecolporteerd met “Volk en Staat” en miek misbuik van
zijn functie van burgemeester om op grote schaal propaganda voor het V.N.V. te
voeren. In 1942 was hij daarenboven lid en celleider der De Vlag; hij nam
ontslag na enkele maanden. Als hoofd der plaatselijke politie heeft hij deze
bereidwillig ter beschikking gesteld van de politiediensten der bezettende
overheid bij het vervullen van hun opdrachten. Door inlichtingen van
politionele aard aan de Duitsers te verstrekken heeft hij bijgedragen in de
aanhoudingen van:
- Staelens Roger en Schotte Jacques (10.11.41: 42
dagen aangehouden);
- Frisque André[1]
en Vandeplassche Adhémar[2]
(13.3.42: 8 dagen aangehouden wegens brandstichting in de statie en na hun
invrijheidstelling opnieuw aangehouden op 15.8.42 wegens het verspreiden
van vlugschriften).
Frisque heeft toen de brandstichting bekend, werd
veroordeeld tot 5 jaar en is gestorven in Duitsland; Vandeplassche werd ter
dood veroordeeld en werd terechtgesteld.
Hij berokkende op 15 Juni 1942 moeilijkheden bij de
Duitsers aan Versele Joseph, bestuurder van het college te Moeskroen; Desseaux
Désiré werd 8 dagen aangehouden door de Duitsers wegens beledigingen aan het
V.N.V. en dit op verslag van veroordeelde; Herpoel Simonne werd aangeklaagd
door Derveaux S. bij de G.F.P. omdat zij zich na het politieuur nog op straat
bevond; Geldhof Jules, stadsarchitect werd onderhoord door de feldgendarmerie
omdat een verborgen revolver gevonden werd op de zolder van het stadhuis en
overhandigd aan Derveaux. Leveugle Maurice werd, na tussenkomst van
veroordeelde, aangehouden gedurende een maand omdat hij een Duitse officier
beledigd had. Tijdens het jaar 1943 heeft Derveaux S. een lijst van anglofielen
overhandigd aan de Duitsers.
Op 23.12.1942 heeft veroordeelde samen met Thienpont,
Demeester en Willaert (medeveroordeelden), de genaamde De Coene Roger en
Beaucarne Raymond aangehouden, dewelke een aanslag beraamd hadden op den
persoon van Vanhoutte Ghislain, hoofd der Rex-beweging te Moeskroen, na hunne
aanhouding werden beide personen overgeleverd aan de Feldgendarmerie en door
deze aan de G.F.P. Beiden werden vervolgens ter dood veroordeeld op 28 Januari
1943 en terechtgesteld te Gent op 16 Februari 1943.
Veroordeelde heeft te Moeskroen in het jaar 1942 een
vergadering belegd op dewelke een duits officier het woord voerde, betreffende
de toetreding tot de hulpfeldgendarmerie. Op deze vergadering werden de leden
van de Luchtbescherming en van de Baanwacht uitgenodigd. Dervaux S. heeft op
deze vergadering het woord gevoerd en heeft de toehoorders aangezet toe te
treden tot deze formatie. Hij woonde enige tijd later een gelijkaardige
vergadering bij te Kortrijk. Castelain Emile werd veroordeeld door de
Administratieve Rechtsmacht te Kortrijk tot 700 frank, op tussenkomst van veroordeelde
dewelke afschrift liet nemen van het oorspronkelijk P.V. lastens Castelain
Emile en het samen met een vertaling stuurde naar de Duitsers, vragende om
voorbeeldige bestraffing, werd laatstgenoemde voor dezelfde feiten nogmaals een
boete opgelegd van 10.000 frank. Zekere Bedellen, bij vonnis van de Heer
Vrederechter, verplicht zijn woonhuis te verlaten hetwelk toebehoorde aan de
Cooperatief “Le Bien-Etre” waarvan R. Vandorpe bestuurder was, ging zich
daarover beklagen bij veroordeelde. Deze liet onmiddellijk, nl. op 13 Maart
1944, een ongunstig schrijven lastens Vandorpe geworden aan de Kommandantur.
Ontleding der voornaamste gronden, aangehaald in het
genadeverzoek.
Beweert vruchteloos steeds te goeder trouw gehandeld
te hebben; dit wordt evenwel tegengesproken door de menigvuldige en hatelijke
feiten tegen hem weerhouden.
Was onderwijzer en oorlogsburgemeester; heeft als
intellectueel en gezagdrager een evenredige verantwoordelijkheid voor zijn
daden; door als oorlogsburgemeester het gezag op te nemen, neemt hij evenzeer
de verantwoordelijkheid op voor al zijn handelingen, ook voor deze welke zouden
kunnen gekwalificeerd als “incidents inhérents à l’exercice d’une fonction
publique sous l’occupation”, alsmede voor de gevolgen voortkomend uit deze handelingen
of minstens door deze handelingen mogelijk gemaakt.
Zou diensten bewezen hebben aan de medeburgers, dit
argument werd voldoende gepleit voor de Krijgsraad.
Beweert niet met een misdadig inzicht gehandeld te
hebben in de zaak De Coene Roger – Beaucarne Raymond en dat het niet aan zijn
schuld te wijten is dat deze aangehouden personen door de Duitsers
terechtgesteld werden; we hebben er hierboven reeds op gewezen dat hij hier
zeker in de verantwoordelijkheid voor deze gevolgen deelt vermits deze gevolgen
hetzij rechtstreeks uit zijn handelingen zijn voortgevloeid, hetzij minstens
onrechtstreeks mogelijk werden gemaakt door zijne handelingen: het staat vast
dat veroordeelde samen met zijn medeveroordeelden, Thienpont, Demeester en
Willaert deze beide personen heeft aangehouden welke een aanslag hadden beraamd
op de Rexleider te Moeskroen Vanhoutte Ghislain en dat ze na hun aanhouding
voor de Duitsers terechtstonden met het gevolg dat ze door de Duitsers werden
terechtgesteld.
Roept zijn goed gedrag in tijdens de vorige
wereldoorlog; dit argument werd gepleit of kon minstens gepleit worden voor de
Krijgsraad bij de behandeling der zaak.
Ouderdom, gezondheidstoestand, materiële toestand van
zijn gezin: dit zijn gevolgen van zijn laakbaar gedrag, doch welke niet een
genademaatregel wettigen.
Gemotiveerd advies: … Gezien een vorig genadeverzoek
reeds werd verworpen bij Besluit van 5 Juni 1948 Nr. 172 en geen nieuwe gronden
om genade worden aangevoerd, besluiten wij tot een ongunstig advies en stellen
voor nogmaals het verzoek om genade te zien verwerpen en de toegepaste straf in
haar omvang te zien behouden.
Gent, de 6 Januari 1949, Voor de Krijgsauditeur, De
Substituut.”
Het aanvullend verslag van 10 december 1949
gaat dieper in op de aanhouding van Roger De Coene en Raymond Beaucarne:
“… Op 23 December 1942 bracht Saxe Fernande,
echtgenote van Vanhoutte Ghislain (leider der Rex-beweging te Moeskroen) een
bezoek aan burgemeester Derveaux ten einde deze mede te delen dat zij vreesde
voor een aanslag op het leven van haar man. Zij had inderdaad sinds een paar
dagen gezien dat ’s avonds haar huis bewaakt werd door twee mannen, de ene van
grote en de andere van kleine gestalte. Zij had ook een van die mannen horen
zeggen: “c’est bien là”. Haar man verbleef toen in Frankrijk, zou met Kerstdag
naar huis komen en ze vreesde dus dat een aanslag op het leven van haar man zou
gepleegd worden.
Derveaux vatte alsdan het plan op zich ’s avonds eens
ter plaatse te begeven. Hij verwittigde vooraf beide nieuwe-orde schepenen;
Thienpont en De Meester en de nieuwe-orde politieagent Willaert. Rond 7 uur ’s
avonds begaven deze vier personen zich ter plaatse en ze zagen inderdaad twee
mannen staan die beantwoorden aan de beschrijving gegeven door vrouw Vanhoutte.
Derveaux vertelde aan zijn kameraden nogmaals hetgeen vrouw Vanhoutte hem had
medegedeeld en hij gaf bevel aan de drie anderen hem te vergezellen. Toen ze
aldus dicht genaderd waren, trok de grootste der twee mannen zijn revolver.
Thienpont sprong op hem en ontwapende hem. Beide mannen werden aangehouden en
Derveaux gaf bevel hen naar de Feldgendarmerie te geleiden. Hij zou dit bevel
gegeven hebben zich steunende op onderrichtingen van de bezettende overheid dat
dergelijke gevallen moesten overgegeven worden aan de Duitsers. De Meester en
Thienpont hielden de grootste bij de handen , terwijl Derveaux en Willaert
volgden met de kleinste.
Op dat ogenblik stak Herpoel Simonne de baan over. Derveaux
liep haar achterna, revolver in de hand tastte hij haar zakken af, vroeg haar
indien ze die beide mannen niet kende en liet haar tenslotte gaan, na haar
eenzelvigheidskaart afgenomen en haar gezegd te hebben dat ze op gevaar voor
haar leven moest zwijgen wat ze gezien had.
In de Feldgendarmerie had Derveaux een onderhoud met
de kommandant aan dewelke hij een volledig relaas van het gebeurde gaf,
namelijk omtrent de vooropgezette aanslag op Vanhoutte en de aanhouding door
hem bevolen. De twee aangehouden personen waren Decoene Roger en Beaucarne
Raymond.
Ze werden toen in de Feldgendarmerie op schandelijke
wijze geslagen.
Als gevolg waarvan had Beaucarne bekend dat zij dien
avond moesten vervoegd worden door Moulin Joseph. Hij moest de Duitsers vergezellen
naar het huis van Moulin alwaar deze aangehouden en geslagen werd.
Bayaert Antoine, welke ook een gevangene der Duitsers
was, werd door de Duitsers in dezelfde cel als Beaucarne geplaatst met het doel
aldus eventueel vertrouwelijke inlichtingen te bekomen van deze laatste.
Bayaert werd door de Duitsers onderhoord, doch wilde niet spreken. Dan werd
Dumortier Maurits in de cel van Beaucarne geplaatst. Dumortier heeft hier een
laffe verklikkingsrol gespeeld. Hij maakt aan Beaucarne wijs dat hijzelf in vrijheid
zou gesteld worden door de Duitsers. Beaucarne vertrouwde alsdan inlichtingen
toe aan Dumortier, namelijk inlichtingen nopens de vooropgezette aanslag op
Vanhoutte en nopens het feit dat hij nog een revolver weggeborgen had bij zijn
broeder. Hij gaf zelfs Dumortier een briefje waarbij hij aan zijn broeder vroeg
gezegde revolver aan Dumortier af te geven.
Beaucarne, Decoene en Moulin werden op 28 Januari 1943
te Gent veroordeeld tot de doodstraf, welke uitgevoerd werd op 16 Februari 1943
…”