zondag 4 december 2022

Burgemeester Edmond Vandenbussche van Sint-Eloois-Winkel over zijn ontslag.

IN OPBOUW


Geert Demeyere, penningmeester van de heemkring Wynckel-Capelle, liet me weten dat Norbert Ghekiere, geboren te Sint-Eloois-Winkel op 20 mei 1881, overleden te Roeselare op 17 december en burgemeester van Sint-Eloois-Winkel van 1921 tot 1936, in zijn verzameling (hoofdstuk IX Wereldoorlogen - doc. 098-106) een passage besteedde aan de afzetting van burgemeester Edmond Vandenbussche, die zelf het verhaal beschrijft:

Edmond Vandenbussche als burgemeester door de Duitsers afgezet.

Op 26 mei 1942 tot september 1944.


Niemand kan beter deze belangrijke tijdspanne weergeven dan deze die ze beleefd heeft. Ik heb aan Edmond gevraagd of hij zo goed zou willen zijn, zelf het relaas te schrijven van een zeer interessant tijdperk welk de Winkelnaren met veel belangstelling zullen vernemen: wat een burgemeester al kan tegen komen onder de vijandelijke bezetting. Met mijn besten dank laat ik burgemeester Vandenbussche aan het woord:

"Het was op 3 Pinksterdag van het jaar 1942, zijnde de 26e mei dat de Duitse feldgendarmen naar de café A.C.W. kwamen en vroegen aan de gérante Yvonne Berouw, echtgenote van Maurits Claus, of ik op het secretariaat was in het A.C.W..

Ik was juist op het secretariaat in het A.C.W. aangekomen toen de gérante mij kwam zeggen dat de feldgendarmen naar mij kwamen vragen en dat ik bij hen verwacht was in de café.

Ik ging dadelijk mede. Zij vroegen mij of ik reeds 60 jaar oud was. Ik antwoordde dat ik slechts 52 jaar oud was. Zij zeiden: "Wij hebben een brief mede, waarin vermeld wordt dat ge moet ontslag nemen als burgemeester". Ik vroeg dan: "Wanneer?". Zij antwoordden: "Wij weten het niet. Ga naar de Ortskommandantur te Roeselare en vraag het daar."

Ik ban dan maar seffens naar de Ortskommandantur te Roeselare gereden. In de Ortskommandantur was het een nieuwen kommandant door wie ik ontvangen werd. Ik toonde de brief die de feldgendarmen mij overhandigd hadden. Hij zegde: "Ik ben hier slechts voor enkele dagen aangekomen en ik weet van niets. Ik ben niet op de hoogte van het geval, wend U naar het Arrondissementskommissariaat." (dat toen reeds verplichtend door de Duitse overheid te Roeselare in de St Amandstraat gevestigd was). Ik begaf mij toen naar het Arrondissementskommissariaat. Ik werd door een bediende Mr. Vanlandeghem ontvangen.

Hij zeide:"Wij hebben ook een schrijven ontvangen dat U moet ontslag nemen". Ik vroeg hem dan: "Wanneer moet ik ontslag nemen?" "Ja", zegde hij, "neem ontslag einde mei". Ik zegde: "'t Is goed, ik zal dan ontslag nemen". Hetgeen ik dan gedaan heb. 

Dit was natuurlijk een verrassing voor mij. Tevens was ik blijde ervan af te zijn.

Het was niet meer gemakkelijk burgemeester zijn onder de Duitse bezetting. Elke dag al die brieven van de Kommandantur met hun bevelen, uit te voeren door het gemeentebestuur en al hun plagerijen, boete hiervoor, onderrichtingen daarover, enz.

Is mijn ontslag gekomen door de werking van het V.N.V. of Verdinaso of is het uitgegaan van de vorige Ortskommandant in overleg met voornoemde organisaties? Ik weet het niet. Ik heb nooit gezocht na de oorlog om dit te weten te komen.

Ik stond alleszins in geen grote gratie van bij het begin van de bezetting.

De 1e dag van de bezetting was ik op het gemeentehuis (oud gemeentehuis bij Camiel Dejonckheere) om de klederen in ontvangst te nemen van de soldaten onzer gemeente, die door de Duitsers niet gevangen waren of hen hadden kunnen ontvluchten, en om hun namen op lijsten te zetten.

Die lijsten werden verder bijgehouden en ieder soldaat die terugkeerde uit gevangenschap in Duitsland, werd op deze lijst verder opgetekend. Deze lijsten berustten op het gemeentehuis om later te kunnen dienen als bron van inlichtingen voor deze soldaten.

De laatste dagen van de vijandelijkheden alhier in 1940, hadden de Duitsers een telefoonkabel gelegd op de grond langs de graskant van de westkant van de baan Gullegem - Smissestraat.

Alois Seynaeve, toen wonende nevens de café "'d Oude Smisse" in de tweewoonst aan de noordkant naast de We. Cyriel Lafere, een konijnenboerke, was gras gaan afpikken langs de westkant van de Smissestraat en had in de telefoonkabel gepikt, zodanig dat er twee-drie draden afgepikt waren. De Duitsers, zoals altijd moesten natuurlijk de burgemeester verantwoordelijk stellen voor alles wat er gebeurde. Zij haalden mij, toen ik die klederen in ontvangst nam, en namen mij mede naar de Smisseknok al rumoer makende en dreigementen uithalende. Ge had gezegd, ze gaan heel de Smisseknok te vuur en te zweerd zetten (schieszen und brennen).

Zij voerden mij dan naar het gemeentehuis alwaar ik mijn werk kon voortzetten.

Na vier uur moest ik naar de Kommandantur te Roeselare om de brieven af te halen gelijk wij in de eerste dagen der bezetting ieder dag moesten doen.

De Ortskommandantur was in het Klein Seminarie ingericht. Al de gemeenten moesten daar hun brieven afhalen met de onderrichtingen aan de gemeenten. Toen ik daar aankwam zegde de schepen Joseph Billiau van Roeselare, die daar ook juist was: "Wat is dat te Winkel. Wij hebben daar horen klappen van sabotage". Ik vertelde hem alles. Wat er ons te wachten stond, wisten wij niet. Alles passeerde. Misschien een geluk dat de Koning gekapituleerd had. De gemeente kwam er goed van af.

De eerste keer dat er vergadering was van de burgemeesters in het Klein Seminarie te Roeselare, moesten wij al te maal Duits verstaan. Het was voor de VATTERS. De Ortskommandant stelde mij ook een vraag. Ik verstond het voor een vliegmachien die zou neer gevallen zijn op de gemeente.

Ik antwoordde dat het geen waar was. De burgemeester van Hooglede Joseph Hemeryck, broeder van onze E.H. Pastoor Hemeryck, zegde toen aan mij: "Ge verstaat mis, hij vraagt of er op Winkel een Friedhof is van de oorlog 1914-1948". Ik zegde toen van ja. Hij had toen al de air mij uit te lachen omdat ik het niet verstaan had (Joseph Hemeryck kende beter Duits omdat hij na de oorlog 1914-18 lid van de Belgische commissie was die de dieren voor oorlogsschade moest verzamelen).

Ieder week was er vergadering van de burgemeesters in de Ortskommandantur (Klein Seminarie). Daar kregen wij alle soort onderrichtingen. Ook werden wij belast ieder week de blikken dozen in te zamelen. In het begin gaf ik daar geen gevolg aan. Wij werden gevraagd of wij dit wel uitvoerden. Ik had er nog geen gevolg aan gegeven en werd daarvoor beboet (ik weet niet hoeveel mark).

Dan heb ik Constant Lefevere en D'Hulster gevraagd dit te willen doen. Zij reden iedere week rond de processieweg met een karreke. Na de oorlog lagen zij daar nog in het gemeentegevang op de koer van het oud gemeentehuis. Zij hadden ze nog niet nodig gehad om te oorlogen. Waar ze dan eindelijk beland zijn weet ik niet meer.

Na dit spel werd ik op een vergadering van burgemeesters gezegd dat ik moest blijven. Ik werd in een zaal geleid en ik moest mij zetten op een stoel die daar stond op een verhoog. Toen ik daar wat gewacht had kwam er een vrouw, een dactylo met brieven die zij mij gaf. Ik vroeg: "Is dit alles?" "Ja, ge moogt voortgaan" zei ze.

Later, het was zeker in de zomer van 1941 moest ik naar de Kommandantur gaan. Daar aangekomen werd ik door deze Duitser die de landwirtschaft onder zijne bevoegdheid had, ondervraagd over de levering van de aardappelen.

Er was daar een Elzasser als tolk (dolmetscher) bij. Ik werd ondervraagd door de bediende van de landwirtschaft, die mij vroeg wie de inschrijving voor de leveringen van aardappelen door de landbouwers gedaan had. Ik zegde: "De bediende van de bevoorrading, Julien Dhont, na de Missen de zondag". Dat was alzo een gehele epistel die regelmatig afgeklopt werd met de schrijfmachien. Na dat alles gevraagd was, ging hij weg. Ondertussen zei de Elzasser in het frans: "Ge kent de Duitsers nietwaar, hebt gij dat gedaan gelijk gij zegt?", ik zegde "Ja", "Welnu ge moet niet bevreesd zijn, maar indien gij moest gedaan hebben gelijk zij te verstaan geven, het ware slecht". Slecht betekent hier zeer slecht, onder de militaire diktatuur mag men zich aan alles verwachten.

Toen de bediende van de landwirtschaft terugkeerde, vroeg hij of ik ging tekenen. Ik zegde: "Ik wil het eerst lezen indien het juist is wat ik zegde". Ik las het, het was geheel juist. Ik heb dan getekend.

Later op het jaar, het was misschien al november of december 1941, werd ik wederom naar de Ortskommandantur geroepen. Het was in de namiddag, het regende slagwater. Ik reed naar Roeselare naar de Kommandantur, het water stond in mijn schoenen toen ik er aankwam. Ik moest bij de Ortskommandant gaan. Hij wilde bij hoog en bij laag hebben dat ik gezegd had aan de landbouwers dat ze moesten hun "kartoffelen" wegsteken. Ik loochende het ten stelligste. Hij zegde: "Toch toch, ik heb het uit mijn duimen niet gezogen". Ik deed hem het voorstel, dat hij degenen die het hem gezegd hadden opgeroepen worden om eens samen te komen en dit eens te bespreken. Hij liet mij gaan.

Daags voor Lichtmis 1942, dus op 1 februari werden verscheidene landbouwers uit het Noorden van de gemeente door de Kommandantur opgeroepen om op 1 februari naar de Ortskommandantur te gaan.

Ik vernam 's avonds dat ze ondervraagd werden (zij waren langs de ene deur ingelaten en langs de andere uitgelaten, zodanig dat ze tegen elkander niet konden spreken en aan elkander niet konden zeggen wat ze gevraagd werden over de levering aardappelen, en of ik hen had gezegd dat ze hun kartoffelen moesten wegsteken. Niemand wist iets. Het liep die avond rond dat ze mij trachtten te treffen. Dit was de mening na dit onderzoek.

Zij hebben niets kunnen vinden van tegenwerking van mijnentwege, toch was ik voor hen niet betrouwbaar. Zij vonden van alles uit om ons oud burgemeesters te kunnen treffen.

Het was in het voorjaar van 1942. Er waren niet veel aardappelen meer. Het was vergadering in de Ortskommandantur voor de burgemeesters.

Er waren dan al veel nieuwe burgemeesters. Het was alzo de gewoonte dat de oud burgemeesters zich te samen aan dezelfde tafel zetten en de nieuwe aan de andere tafel. Het was toen al een geheel tijdje dat deze vergaderingen plaats hadden in de raadzaal van het stadhuis te Roeselare.

De burgemeesters kregen de opdracht te zorgen voor aardappelen voor de mensen omdat het eruit zag dat er gene zouden genoeg zijn tot aan de nieuwe oogst. De kommandant vroeg aan de eerste die aan de tafel zat van de nieuwe burgemeesters (het was de nieuwe burgemeester van Rumbeke, Vanhaverbeke) hoeveel aardappelen hij wel zou kunnen bezorgen aan de gemeente. Hij wist seffens te zeggen hoeveel duizend kgr. en geheel die tafel wist dat te zeggen. Toen hij gedaan had met die tafel, kwam hij af naar de tafel van de oud burgemeesters, maar deze konden dit niet zeggen, deze waren niet zo slim.

Ik vertelde dit aan de secretaris hier ter gemeente André Rousseau. Hij zei: "Ik geloof het, de nieuwe burgemeesters worden enkele dagen voordien samen geroepen of bericht wat zal gevraagd worden, en maken zich gereed". Dus zij wisten wat er zou gebeuren en waren gereed. Ge kunt denken welk figuur wij daar maakten.

Als men dit alles eens meegemaakt heeft en eens overdenkt, moet men zeggen dat er veel komedie met ons "onbetrouwbaren" gespeeld werd, en eindelijk vonden zij stof om stillekens de oud burgemeesters aan kant te zetten om zo steeds meer te kunnen besturen met nieuwe (zwarte) burgemeesters.

Het was zeker ook in 1942 dat men de "vlaskapellen" op de meersen begon in brand te steken. Nieuwe wachters moeten aangesteld worden, en alzo was het altijd iets en waren de burgemeesters nooit gerust gelaten.

Dus na al die plagerijen kreeg ik op 26 mei 1942 de feldgendarmen die mij de ontslagbrief overhandigden. Dit was de verrassing die ik op 3e Pinksterdag kreeg.

Ik was op zaterdag 23 mei 1942 naar de studieweek van de K.W.B. geweest in de Normaalschool te Torhout. Deze duurde tot in de namiddag van de 2e Pinksterdag 25 mei.

De 26ste mei 1942 kreeg ik mijn ontslag. Later in de maand juni of juli moet er, volgens de schepen Jules Witdouck-Sabbe mij nog verklaard heeft, bericht naar het gemeentehuis gekomen zijn dat ik verder het ambt van burgemeester mocht waarnemen.

Hadden zij mij ontslag gegeven zonder een ernstige kandidaat te hebben om mij op te volgen, ik weet het niet. Ik ben niet meer terug gekeerd.

Het heeft geduurd tot 23 juli 1942. Toen verscheen er een besluit in het staatsblad van 26 juli 1942 dat aan Edmond Vandenbussche, burgemeester der gemeente Sint-Eloois-Winkel, arrondissement Roeselare, ontslag uit zijn ambt verleend werd.

Bij besluit van 24 juli 1942 verscheen in hetzelfde staatsblad van 26 juli 1942 dat Achiel Vanneste Masquelin aangeduid werd om het ambt waar te nemen van burgemeester Sint-Eloois-Winkel, arrondissement Roeselare, in vervanging van de heer Vandenbussche Edmond, aan wie ontslag uit zijn ambt is verleend.

Vanneste Achiel is alzo waarnemend burgemeester geweest van die datum af tot het einde van de oorlog alhier 7 september 1944.

Hij heeft gelukkig nooit iemand overgedragen aan de Duitsers hoewel velen er schrik van hadden.

Ik heb gelukkig nooit geweten dat er verzetslieden waren op de gemeente tenzij in de loop van de zomer 1944.

Het was Maurice Derthoo die mij zegde wat er als sabotage zou gebeuren op de gemeente, namelijk afsnijden van de telefoondraden. Ik heb hem toen gezegd: "Doe dit niet, wat kan het maken hier op de gemeente. Als er bommen vallen kan er nergens meer getelefoneerd worden om hulp," en ik voegde erbij: "Ge moest het nooit gezegd hebben dat u deel maakte van een verzetsgroep. Ik moest het niet weten. Als ik soms zou gevraagd worden naar zulke dingen was het voor mij gemakkelijk, ik zou niet kunnen antwoorden op dergelijke vragen en nu is het moeilijker te gebaren van niets te weten. Wie weet wat er ons nog te wachten staat".

Alzo is de oorlog voor mij gepasseerd in grote afwachting naar het einde van deze tragedie.

Achiel Vanneste, waarnemend burgemeester van 26 juli 1942 tot 7 september 1944.

Achiel was een rechtschapen man, een idealist ongelukkig voor een verkeerde zaak, een idealist vraagt niet om geld, hij was armer aan 't eind dan aan 't begin van zijn beheer. Afkerig voor sleur en slenter, plantrekkerij en broekvagerij, in bewondering voor de Duitse tucht en dril, uitwendig en bleef verre van schoon menselijkheid en echte cultuur.

Meegesleurd door de machtige en schrikkelijke gebeurtenissen, losgebroken door het ingrijpen van een heers en oorlogszuchtig nazivolk, Achiel beging de fout het ambt van waarnemend burgemeester te aanvaarden uit de handen van een onwettig gezag.

Hij was bewust dat hij te zorgen had voor het welzijn der Winkelnaren. Ik, noch iemand heeft ooit gehoord dat Achiel iemand zou verraden of overgedragen hebben aan de bezetter. Hij kwam slechts met de Duitsers in aanraking waar het moest, en als het ging om de belangen te verdedigen van de bevolking, onder andere van de opgeëisten.

Hij was lid van het Vlaams Nationaal Verbond (V.N.V.) en plaatselijk afdelingsleider. Hij werd benoemd tot waarnemend burgemeester door Romsee, Secretaris Generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken met bijzondere opdracht de Vlaamse belangen der bevolking te behartigen, alsook hun stoffelijke belangen en niet het minst van degene die door de noodrantsoenering het ergst te lijden hadden, wat hij ook werkelijk deed, en de Duitse verordeningen toepaste in het voordeel der Winkelnaren, zoals voor de kroostrijke gezinnen, werklieden, ouderlingen, armen, enz. ...

Hij zorgde voor Winterhulp (W.H.), nationale instelling, verspreid over heel het land. Hij deed daarin schoon werk met de dagelijkse uitdeling van soep aan schoolkinderen en aan alle bekende noodlijdende. Plaatselijk heeft hij daaraan medegeholpen door regelmatige uitdeling van kolen. Ook eieren, erwten, enz. werden hen bezorgd.

Achiel vroeg aan de landbouwers bij iedere varkensslachting 2 kgr. vlees te bezorgen aan een ondersteund gezin van W.H., vraag waaraan de landbouwers goed voldeden.

Het bestuur der gemeente zelf was niet moeilijk, gezien alles geregeld was door het bestuur der bevoorrading uit Roeselare en door de voorschriften der Provinciale Directie uit Brugge.

De landbouwers voldeden bijna 100% aan hun leveringsverplichtingen opgelegd door het bestuur uit Brussel. En velen deden ook hun best om de kleine man enkele kgr. graan te bezorgen aan schappelijke prijs. Het mag gezegd dat Winkel daarin uitmuntte tegenover andere gemeenten. Op het einde van de oorlog, na de landing in Frankrijk, belegde Achiel ter plaatse een algemene vergadering waarop het gemeentebestuur, de Commissie van Openbare Onderstand, W.H., St. Vincentius a Paulo genootschap, enz. volledig vertegenwoordigd waren, en waar hij een dringende oproep deed om in de misschien heel moeilijke komende dagen of weken (bij het voorbijtrekken der strijdende legers en het misschien moeten ondergaan van enkele dagen frontlinie, en de onvermijdelijke dagen of weken van bestuurloosheid) elkander te helpen en bij te staan, en de echte christelijke naastenliefde toe te passen en dit elk in zijn omgeving, en met al de middelen waarover ieder beschikte, in samenwerking met ieder die wilde en kon medewerken.

Ook nam hij de nodige maatregelen om de voorbijtrekkende of toekomende vluchtelingen hulp en voedsel te verschaffen. Door de vlugge voorbijgang der strijdende legers werd aan allen, gelukkig deze grote ellende gespaard.

In 1943 werden de gebroeders Michel en André Tack uit Izegem aangehouden te Sint-Eloois-Winkel aan het Duits kerkhof Oekenestraat, door de feldgendarmen en weggevoerd, hun velo's werden naar 't gemeentehuis gedaan, en enkele dagen later daar afgehaald door de feldgendarmen. In strijd met wat sommige Winkelnaren dachten, had Achiel niet de minste schuld in de aanhouding van de gebroeders Tack.

Michel en André Tack waren weerstanders, leden van het geheim leger. Michel werd ter dood veroordeeld op 17 mei 1944 en met de handbijl onthoofd te München (Duitsland) op 31 oktober 1944. André werd ter dood veroordeeld op 15 september 1943 en gehalsrecht te Vucht (Holland) op 15 oktober 1943.

Einde augustus 1944 had de Ortskommandantur van Roeselare haar matten opgerold. De zondag 3 september 1944 sloegen de "witten" te Izegem de inboedel stuk in de huizen van 11 "zwarten".

De winkelnaren hebben zich aan dergelijke heuveldaden niet plichtig gemaakt, dit strekt ter hunner eer. In een beschaafd land wordt de bestraffing van wetsovertredingen overgelaten aan de bestaande rechtbanken. Op die zondag om 4 uur 's namiddags zijn een zestal leden van de witte brigade van Izegem waaronder een broer van Michel en André Tack naar Sint-Eloois-Winkel gekomen, om de waarnemend burgemeester Achiel Vanneste aan te houden.

Dir gebeurde op vrij brutale wijze, waarbij Achiel en Tack gewond werden, zonder erge gevolgen. Achiel verliet zijn huis en werd achtervolgd langs de Groenestraat en tegen "De Gesrul" aangehouden.

Hij werd veroordeeld in 1945 door het krijgsgerecht te Kortrijk tot 3 jaar gevang, en beroving van zijn politieke rechten voor 15 jaar, burgerrechten werden behouden. Na 26 maanden wederopvoeing werd hij vrijgelaten, dit volgens de wet Lejeune.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten