Posts tonen met het label Gheysen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Gheysen. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Samenstelling van de Wevelgemse gemeenteraad bij het uitbreken van de oorlog

 

Samenstelling van de Wevelgemse gemeenteraad bij het uitbreken van de oorlog

 

De laatste gemeenteraadsverkiezingen vóór de oorlog vinden plaats op 16 oktober 1938. In Wevelgem zijn dertien zetels te begeven.

De Katholieken behalen acht zetels en een volstrekte meerderheid:

·         lijsttrekker Remi Wallays[1] wordt burgemeester met 567 voorkeurstemmen;

·         Gaston Gheysen[2] wordt eerste schepen;

·         Jozef Masselis[3] wordt tweede schepen;

·         Georges Busschaert[4] wordt derde schepen;

·         Gerard Casier[5], Maurice Masselis[6], Maurice Debonne[7] en Gerard Vanmaercke[8] zijn de gemeenteraadsleden.

De Gemeentebelangen behalen drie zetels (Jozef Delmotte, Jules Van Ackere[9] en Remi Moerkerke[10]) en de Socialisten twee zetels (Jules Deconinck[11] en Maurits Verbrugghe).

Op 18 april 1941 richt Gerard Romsée, Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, een schrijven aan alle burgemeesters dat, ingevolge een beslissing van de bezettende overheid, alle werkzaamheden van de gemeenteraden tijdens de oorlog verboden zijn.

De vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen (CBS) blijven wel verder doorgaan. In september 1942 is burgemeester Remi Wallays niet meer aanwezig en wordt het College voorgezeten door schepen Gaston Gheysen, die dienstdoend burgemeester is van 27 september 1942 tot 1 oktober 1942. Maken verder deel uit van het College: schepenen Masselis en Busschaert en secretaris Jules Dujardin. Ze blijven op post gedurende gans de oorlog.

Remi Wallays wordt door de Duitse bezetter het verbod opgelegd om nog de functie van burgemeester uit te oefenen en wordt op 1 oktober 1942 vervangen door Michel Byttebier.



[1] Remi Wallays, geboren te Wevelgem op 23 januari 1892 en er gestorven op 7 juni 1971, was gemeenteraadslid voor de Katholieken van 1922 tot 1946 en burgemeester vanaf 1933 tot 1946. Hij was tevens provincieraadslid van 1921 tot 1946 en senator van 1946 tot 1954. Hij huwt op 6 oktober 1920 Adriana Deneckere, is de broer van Achiel, die hem in 1947 als burgemeester opvolgde, en vader van Madeleine die later schepen werd.

Foto genomen aan de ingang van het gemeentehuis bij de inhuldiging van Remi Wallays als burgemeester op 13 september 1933.
V.l.n.r. zien we : Henri D'Artois (bestendig afgevaardigde), Henri Heytens (schepen), Remi Wallays (burgemeester), pastoor Yserbyt.
Achteraan in het midden herkennen we notaris Frederic De Boninge.
Foto: Verzameling Magda en Willem Masselis De Witte, Wevelgem.

[2] Gaston Gheysen, geboren te Wevelgem op 12 oktober 1896 en er overleden op 23 juli 1960, was de vader van Frans, die later gemeenteraadslid en schepen werd te Wevelgem.

[3] Geboren te Wevelgem op 16 januari 1891.

[4] Georges Busschaert, geboren te Wevelgem op 23 december 1897, was schepen van 1 januari 1939 tot 31 oktober 1946 en opnieuw van 1 januari 1959 tot 31 januari 1971.

[5] Vlaskoper Gerard Casier, geboren te Wevelgem op 17 april 1895 en er overleden op 13 maart 1976, was gemeenteraadslid van 1939 tot 1946 en schepen van 1947 tot 1953.

[6] Geboren op 10 oktober 1906 en overleden te Kortrijk op 21 januari 1973.

[7] Aan Maurits Debonne, geboren te Wevelgem op 30 maart 1897 en er wonende in de Roeselarestraat 41, wordt op 9 oktober 1948 de hoedanigheid van Gewapend Weerstander toegekend voor de periode van 1 december 1942 tot 15 september 1944.

[8] Het mandaat van gemeenteraadslid van Gerard Vanmaercke, geboren te Wevelgem op 24 november 1907 en overleden te Luik op 21 juni 1981, werd op 15 juni 1945 door de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen vervallen verklaard “overwegende dat uit het gedane onderzoek ondermeer is gebleken dat belanghebbende tijdens de bezetting werken voor de bezettende overheid op het vliegveld te Wevelgem uitgevoerd heeft en daarenboven, in 1944, voor het Duitsch leger anti-tank versperringen in zijn werkhuizen vervaardigd heeft”. Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk wordt hij op 3 maart 1949 in zijn burgerlijke en politieke rechten hersteld waarvan hij beroofd was.

[9] Jules Constant Van Ackere (1873-1962) was burgemeester van Wevelgem van 1927 tot 1932.

[10] Remi Moerkerke zal sterven aan het oostfront.

[11] Jules Deconinck (1897-1979), gemeenteraadslid van 1927 tot 1976 en volksvertegenwoordiger van 1929 tot 1932, van 1936 tot 1939 en van 1949 tot 1964, richt op 29 augustus 1940 en 20 september 1940 brieven aan Michel Tommelein, waarmee hij het Manifest van Hendrik De Man onderschrijft door zijn opmerkingen erop te geven. Het Manifest van 28 juni 1940 dat Hendrik De Man aan de leden van de Belgische Werkliedenpartij richtte  en dat vooral na de Tweede Wereldoorlog inging als een lofzang op de Nieuwe Orde, ging uit van de Duitse overwinning.

Jules Deconinck


Wevelgem: politieke toestand na de bevrijding

 

Wevelgem: politieke toestand na de bevrijding

 

De Belgische regering in Londen vaardigt in mei 1944 twee besluitwetten uit. De besluitwet van 5 mei 1944 vernietigt zowat alle bestuursdaden die o.a. de schepencolleges hadden gesteld. Dit betreft ook de benoeming van Byttebier als burgemeester.

Michel Byttebier ondertekent zijn laatste notulen op 22 augustus 1944 en vanaf 29 augustus 1944 kan Remi Wallays zijn ambt weer opnemen en ondertekent hij opnieuw “onder voorbehoud”.

Op woensdag 6 september 1944, rond 10 uur, rijden de eerste twee lichte Britse verkenningstanks via de Lauwestraat Wevelgem binnen. Nergens ondervinden ze enige weerstand want de Duitsers hadden reeds op 2 september onze gemeente ontruimd[1].

Opvallend dat, na 13 september 1944, schepenen Gheysen, Masselis en Busschaert niet (meer) aanwezig zijn in het schepencollege en geen kandidaat meer zullen zijn bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen.

Op personen die tijdens de bezetting op hun vooroorlogse post gebleven zijn rust in vele gevallen een verdenking van onvaderlands gedrag.

Om het Schepencollege te vervolledigen worden de oudste gemeenteraadsleden opgeroepen, o.a. Jules Deconinck.

Op 27 september 1944 richt burgemeester Wallays een schrijven aan de provinciegouverneur, waarin hij volgende moeilijkheden signaleert:

“Daags na de bevrijding van het grondgebied van de gemeente werd aan alle drie de heren Schepenen – aangesteld vóór mei 1940 – verbod gegeven door het O.F.-P.A. nog verder hun functie uit te oefenen. De reden van dit optreden werd mij niet medegedeeld. Zondag 24 september werd den heer schepen Busschaert[2] aangehouden op onwettige manier, namelijk zonder vordering van mijnentwege. Zijn dossier werd mij niet overgemaakt. Een onderzoek is door de rijkswacht ingesteld. Hij werd heden middag voorlopig in vrijheid gesteld.

Twee onderwijzers van de gemeenteschool werden aangehouden, eveneens door het O.F.-P.A.. Een ervan werd voorlopig vrijgelaten, doch met verbod zijn dienst te hervatten. Wie is bevoegd om, bij ordemaatregel, deze onderwijzers te schorsen? Ingevolge het schrijven van den Heer Minister bezit de Burgemeester daartoe de macht niet.

Drie gemeenteonderwijzers[3] maken deel uit van het O.F.-P.A. en vragen een verlof aan van één maand om hun functie bij voornoemde organisatie te kunnen voortzetten. Kan in dit geval iets anders toegestaan worden dan een verlof zonder wedde om persoonlijke redenen?

Een tijdens de bezetting vast benoemd politieagent en een gewoon hulppolitieagent hebben hun dienst verlaten zonder hem op te zeggen, om dienst te nemen bij het O.F.-P.A.. Wat staat er in dit geval door het gemeentebestuur te doen?

Het gemeenteraadslid Moerkerke zou, in dienst van de Duitse weermacht gesneuveld zijn in Rusland, doch een officieel bericht dienaangaande bestaat er niet. Mag de gemeenteraad tot de aanstelling van zijn plaatsvervanger overgaan in de eerstvolgende zitting?”

Op 3 maart 1945 richt de burgemeester een schrijven aan de arrondissementscommissaris te Kortrijk.

“In antwoord op uw rondschrijven n° 2636 van 1 februari 1945 hebben wij de eer U te laten weten dat tot nog toe geen enkel lid van ons schepencollege geschorst werd bij ordemaatregel.

De drie schepenen echter hebben vanwege het O.F. bij de bevrijding verbod ontvangen nog te zetelen, en werden zelfs gedurende enkele uren, onrechtmatig opgesloten.

Sinds hebben zij de zitting van het College niet meer bijgewoond, en werden, bij toepassing van artikel 107 der gemeentewet, telkens vervangen door de aanwezige oudste raadsleden, namelijk HH. Masselis Maurits (katholiek), Deconinck Jules (socialist) en Casier Gerard (katholiek).

Mr. Van Ackere werd niet opgeroepen omdat hij telkens afwezig was. Hij verblijft bijna bestendig in het buitenland.

De meerderheidsgroep heeft tot nog toe ingestemd met deze doenwijze die strookte met de wettelijkheid, doch, ingeval een of meer schepenen rechtmatig moesten geschorst worden zou zij zich gerechtigd achten hare houding te herzien, en de vervanging te vragen door personen behorende tot de meerderheidsgroep.

In alle ander gevallen van afwezigheid zal, in de toekomst zoals in het verleden, stipt artikel 107 der gemeentewet toegepast worden.

Aanvaard, Mijnheer de Commissaris, de betuiging onzer hoogste achting.”

Op 6 juli 1945 beslist het Provinciaal Bestuur van West-Vlaanderen de drie schepenen Georges Busschaert, Gaston Gheysen en Jozef Masselis als schepen af te zetten,

“overwegende dat de drie schepenen na aanwezig geweest te zijn op de inhuldigingsplechtigheid van den oorlogsburgemeester Byttebier, door hun houding tegenover hem de waardigheid van hun ambt bij de bevolking in opstand hebben gebracht; dat zij daarenboven, niettegenstaande zij de meerderheid in het college vormden een onvoldoende weerstand aan de werking van den oorlogsburgemeester geboden hebben en zich te veel door den Heer Byttebier voornoemd op sleeptouw hebben laten nemen.”

Deze afzettingsprocedure lijkt in strijd te zijn met het agendapunt van de gemeenteraad van 2 december 1946, waarin sprake is van ontslagbrieven, ingediend door de drie schepenen.

De eerste gemeenteraadsverkiezingen na de oorlog worden gehouden op 24 november 1946.

De CVP behaalt opnieuw de volstrekte meerderheid, deze keer met tien zetels. Worden verkozen: lijsttrekker Achiel Wallays[4] (met 819 voorkeurstemmen wordt hij burgemeester in opvolging van zijn broer Remi), Gerard Casier, Maurits Masselis, Gaston Lietaer, Hector Duhamel[5], Robert Pollefeyt, Maurice Debonne, Georges Peferoen, Remi Wallays (133 voorkeurstemmen op de derde laatste plaats van de lijst) en Jerome Vanhove.

Achiel Wallays

Gerard Casier, Hector Duhamel en Gaston Lietaer worden de schepenen.

De Socialisten behalen drie zetels. Worden verkozen: Jules Deconinck, Jules Chambart en Alfons Durnez.


 



[1] Bron: “Wevelgem in beeld – een terugblik” – heemkundige kring Wibilinga – Wevelgem 1997.

[2] In het julinummer van het sluikblad “België Vrij” staat o.a. het volgende te lezen: “’t Koolzaad van schepen Busschaert, ongeveer 1 ha, is naar de maantjes samen met zijn wagen. Dit heerschap zal nog van ons horen”.

[3] Vermoedelijk worden hier Jan Cyriel Silverans, Jules Maurice Soenen en Maurice Vankeirsbilck bedoeld.

[4] Achiel Wallays (1895-1978) was burgemeester van Wevelgem van 1947 tot 1970.

[5] Hector Duhamel was burgemeester van Wevelgem van 1971 tot aan de fusie in 1976.

"Ons Gemeenteblad" in Wevelgem

 

 “Ons Gemeenteblad” in Wevelgem

 

Vanaf 17 februari 1943 wordt, onder bewind van oorlogsburgemeester Michel Byttebier, een gemeentekrantje "Ons Gemeenteblad" uitgegeven.

Er verschijnen 30 nummers, het laatste op 13 augustus 1944.

Elk nummer telt ongeveer vier bladzijden en bevat o.a. een rubriek "Mededeelingen vanwege den B.V.D." (bevoorradingsdienst), opgesteld door onderwijzer Roland Malfait en schepen Gaston Gheysen.

Roland Malfait schrijft ook artikels met de initialen R.E.M.

"Ons Gemeenteblad" nummer 8 van 23 mei 1943 was een speciale uitgave met “bekendmakingen in betrekking met de veiligheidsmaatregelen bij luchtgevaar”.

In "Ons Gemeenteblad" nummer 11 van 11 juli 1943 heeft burgemeester Byttebier het over een groot Wevelgemnaar die heen ging, Jozef Vansteenkiste (1879-1943). Hetzelfde nummer bevat ook een bijdrage van zijn broer Constant Vansteenkiste[1] en een bijlage over "luchtbescherming".

In "Ons Gemeenteblad" nummer 17 van 31 oktober 1943 wordt een oproep gedaan naar tijdelijk personeel, zowel voor de gemeente als voor de Commissie van Openbare Onderstand (voorgezeten door toekomstig burgemeester Achiel Wallays[2]).

Eén van de voorwaarden is dat men een getuigschrift moet kunnen voorleggen van "niet inschrijving in het jodenregister".

In "Ons Gemeenteblad" nummer 22 van 30 januari 1944 trekt Michel Byttebier in het hoofdartikel “Herinrichting van ons politiekorps” ten strijde tegen de politieke benoemingen en vriendjespolitiek.

In "Ons Gemeenteblad" nummer 24 van 5 maart 1944 schrijft Michel Byttebier een “In Memoriam Willy Mispelaere”.

“Op 24 Februari overleed te Menen Willy Mispelaere, nadat hij wekenlang op het ziekbed geveld lag en een heelkundige bewerking – het laatste middel dat hem op de been had kunnen helpen – niet meer mocht baten. Zo werd onze jongste en laatste benoemde gemeentebediende, het eerst uit dat werkmidden weggerukt …

Weinigen zullen Willy opgemerkt hebben aan zijn werktafel op het gemeente-secretariaat. Hij was immers één van diegenen, die in stilte zijn dagelijkse plichten kweet zonder erop te zinnen aan anderen op te vallen en zich te doen opmerken door veel lawaai en geweldig gebruik en misbruik van overbodige stadhuiswoorden. …”

Het laatste nummer van "Ons Gemeenteblad" van 13 augustus 1944 maakt nog melding van het einde van het schooljaar 1943-44, er lijkt geen vuiltje aan de lucht:

“Het schooljaar 43-44 werd einde Juli besloten met een kleine plechtigheid voor de leerlingen van het hoogste leerjaar. De Heren Burgemeester en Schepenen hadden eraan gehouden de laatste bijeenkomst van deze leerlingen bij te wonen. Nadat de schoolbestuurder van deze gelegenheid had gebruik gemaakt om de schoolverlatenden op het hart te drukken hoe zij zich moeten inspannen om uit te groeien tot bekwame en deftige vakmannen, moedigde de Heer Burgemeester de jongens aan tot het vervullen ven hun christelijke en burgerlijke plichten, waarna hij aan Pierre Vanacker, den leerling die de eerste plaats verwierf, de gebruikelijke eremedaille overhandigde.”


 



[1] Constant Vansteenkiste (1869-1948) lag aan de basis van de industrialisatie van de vlasbewerking. Samen met zijn broer Jozef bezat hij een zestigtal patenten op vlaswerktuigen en machines. Hij was naast uitvinder ook een idealist en ten zeerste begaan met het lot van de medemens. Als vlaamsvoelend denker zetelde hij in 1918 in de Tweede Raad van Vlaanderen en op 17 juli 1920 werd hij bij verstek veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid “wegens misdaden tegen de veiligheid van de Staat” door het Hof van Assisen van Brabant. Deze veroordeling verplichtte hem tot in 1928 in het buitenland te verblijven. In juli 1928 keert hij terug naar Vlaanderen, wordt aangehouden te Wevelgem en enkele dagen opgesloten in Vorst.

Op 1 juli 1946 werd hij vervallen verklaard van zijn politieke en burgerlijke rechten. De beslissing van de krijgsauditeur vermeldde lidmaatschap van VNV en DeVlag, en ontvangen van gelden van de Bormscommissie.

Na het indienen van een aanvraag tot herziening bij de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg, kreeg hij op 8 november 1949 volledig herstel van deze rechten.

Bijna zeventig jaar na zijn overlijden in 1948 werd hem eindelijk eer betoond en een straat naar hem genoemd. Enige duiding ontbrak in de Wevelgemse gemeenteraad van 8 september 2017.

[2] Overige leden van de C.O.O. op dat ogenblik: Camiel Schrurs, Odilon Debaere, Remi Bevernage, Camiel Hanssens en Hector Duhamel.

Twee gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht

 

Twee gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht

 

De aanslag in de Nachtegaalstraat kent in 1947 nog een vervolg, dit keer op de krijgsraad te Kortrijk.

Een krantenartikel uit het archief “Loontjens” doet verslag over de veroordeling van twee Wevelgemse collaborateurs :

“Krijgsraad te Kortrijk - Twee gevreesde partisanenjagers uit Wevelgem staan terecht

Voor de Krijgsraad wordt de ophefmakende zaak opgeroepen ten laste van Maurice Gheysen uit Wevelgem en André Salembier, eveneens uit Wevelgem, twee gehate nazikerels en geduchte bestrijders van de Weerstand.

Maurice Gheysen werd leider van de Kabelwacht op 1 december 1941 te Wevelgem opgericht, die sabotagedaden moest voorkomen.

Weinige tijd nadat de Duitsers het vliegplein van Wevelgem hadden bezet stelde Gheysen zich volledig ten dienst der Luftwaffe.

Hij wordt er verder van beticht in het lokaal weekblad “De Waarheid” in september 1940 eene lijst te hebben gepubliceerd met de namen der anglofielen uit Wevelgem, o.m. Maréchel Marcel, vlashandelaar, Loontjens Arthur, gepensioneerde schoolopziener, Vansteenkiste Abel, Defrancq, enz.

Verschillende dezer personen werden door de Duitsers lastig gevallen. Vansteenkiste werd veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf.

Gheysen verklikte eveneens Grégoire Vuylsteke, Godelieve Denys, uit Wevelgem, en de heer Vandenbroeke, politiecommissaris van Wevelgem, wier laksheid in het optreden tegen sabotagedaden werd aangewreven.

Gheysen werd in 1941 lid van het V.N.V. en dan De Vlag, hij was aanwerver voor de Algemene SS en de Waffen SS; hij werd beschermlid van de Algemene SS en van het Veiligheidskorps der De Vlag.

André Salembier deserteerde op 28 mei 1940; hij trad toe tot de Kabelwacht, werd leider van het V.N.V. te Wevelgem en propagandaleider van De Vlag; was beschermend lid van de algemene SS; wierf voor de Zwarte Brigade, had nauwe betrekkingen met Duitse officieren, nam zelfs deel aan razzia’s, kocht wapens en munitie op voor de Gestapo.

Op 24 juni werd de Gestapo Pille, op aanraden van de partisanenleider Vankeirsbilck gedood. De daders van de aanslag waren Henri Denys, zijn zoon André, Oscar Vandamme en Maurice Buyck uit Wevelgem. Gheysen en Salembier stelden alle pogingen in om de daders te ontdekken.

Twee Duitsers neergekogeld.

Henri Denys, suikerbakker, wonende Nachtegaalstraat, was rond 10.45 uur ’s avonds ten zijnent bezig wapens gereed te maken om ze bij politieagent Michel Descheemaecker te dragen, toen twee Duitsers zijn woning binnenvielen. Gheysen die de Duitsers vergezeld had, had post gevat aan de voordeur. De Duitsers die Henri Denys bedreigden, werden door de partisaan neergekogeld. Denys nam de vlucht en dook onder. Het huis van Denys werd op 5 augustus 1944 door de Duitsers met dynamiet opgeblazen.

Talrijke personen werden na dit gebeuren aangehouden en moeilijkheden berokkend.

Beide beklaagden hebben gans de duur der bezetting herhaaldelijk de weerstanders bestreden en partisanen nagejaagd.

Gheysen verklaart een dubbele rol gespeeld te hebben en een belangrijke uitvinding gedaan te hebben op wapengebied, die hij niet aan Duitsers heeft overgemaakt.

De ondervraging

Tijdens de ondervraging beweert Gheysen nimmer zijn volk noch zijn land te hebben willen verraden. Hij verklaart vele personen die op het punt stonden verontrust te worden, tijdig op de hoogte te hebben gebracht.

Salembier beweert dat hij volstrekt niet heeft willen deserteren in mei 1940. Nooit zou hij iets te maken hebben gehad met de zaak Denys, wel heeft hij getracht wapens te kopen, doch hij heeft dit niet gedaan omdat ze te duur waren.

In verband met zijn uitvinding zei Gheysen nog “Het is delikaat er in het openbaar over te spreken”.

De debatten worden zaterdag voortgezet met het getuigeverhoor (E.D.).”

Maurice Gheysen wordt op 23 juni 1945 in hechtenis genomen en geïnterneerd te Kortrijk. Op 20 mei 1947 veroordeelt de Krijgsraad te Kortrijk hem tot vijftien jaar buitengewone hechtenis, uit hoofde van[1]:

“1° a) kwaadwillig, vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 10 mei 1940 en 29 januari 1943;

b) wetens, vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 29 januari 1943 en 1 september 1944;

2° wapendracht tegen België, tussen 10 mei 1940 en 8 mei 1945;

3° in 1941, in de loop van 1943, in maart 1944, en in de nacht van 4 op 5 augustus 1944, met kwaad opzet en wetens verschillende personen aan de vijand te hebben verklikt met de verzwarende omstandigheid dat de aangifte voor enige personen een ongeneesbaar blijkende ziekte[2] tot gevolg heeft gehad …

… heeft hem veroordeeld, solidair met een medeveroordeelde[3] , te betalen aan Henri Denys, de som van tweehonderd vijftig duizend frank, aan Emma Salembier, de som van tien duizend driehonderd frank, aan Denys André, de som van zestien duizend honderd frank, aan Oscar Vandamme, de som van tien duizend frank, voor alle met de gerechtelijk interesten en de kosten …”

Op het ogenblik van de veroordeling zijn de ouders van Maurice Gheysen overleden. Volgens het “Bulletijn van Inlichtingen” van juni 1947 is hij ongehuwd en werkte hij voor eigen rekening als vlaskoper. Hij oefent al een tijdje zijn beroep niet meer uit wegens vrijwillige “lediggang” en is niet onbemiddeld wegens de nalatenschap van zijn ouders. Onroerende goederen moet hij delen met verschillende broers en zusters.

Hij gaat door als een geheimzinnig persoon en heeft geen grote neiging tot werken.

Moest hij in vrijheid worden gesteld, zal hij waarschijnlijk, nog steeds volgens het “Bulletijn”, naar het ouderlijk en geboortehuis terugkeren in de Kortrijkstraat 19, op een kamer die hij vroeger betrok. In dit huis wonen ook twee ongehuwde zusters die er een winkel uitbaten en met wie hij in onmin leefde. De kans is groot dat hij, zonder werk, er opnieuw een kluizenaarsleven zal herbeginnen. De enige kans op werk is bij zijn broer die vlashandelaar is. Elders aan het werk gaan te Wevelgem zou zeker moeilijk zijn gezien hij ongunstig aangeschreven staat bij de bevolking.

Een ander interessant stuk uit zijn dossier is de “Uiteenzetting der feiten” door de substituut opgesteld te Gent op 13 november 1950:

Op bevel der Duitsers werd te Wevelgem in december 1940 een gemeentelijke kabelwacht gesticht ten einde de sabotage betreffende de kabels van het vliegplein tegen te gaan. Veroordeelde GHEYSEN werd aangesteld als leider der kabelwacht en bleef dit tot het einde der bezetting. Hij deed die wacht met zeer veel ijver en initiatief om, zoals hij zegt: “de bevolking van represailles wegens sabotage te vrijwaren, en de Duitsers te helpen ter overwinning”. In zijn bureel hing de foto van Hitler. Hij beperkte zich niet tot de kabelwacht, maar vatte de strijd aan tegen de saboteurs en de weerstand te Wevelgem. Hij werd de schrik der bevolking en aanzien als gestapo. Zulks blijkt voldoende uit onderstaande twee gevallen:

  1. Tegen MARECHAL, LOONTJENS, DEFRANCQ en VANSTEENKISTE schreef hij in september 1940, hatelijke artikels in ’t lokale weekblad “De Waarheid”. Betrokken personen waren hem bekend als anglofielen. Voor de publicatie vroeg hij de toelating aan de Kreiskommandantuur te Kortrijk. MARECHAL en DEFRANCQ werden in januari 1944 aangehouden, verdacht van clandestiene sluikhandel te hebben verspreid. VANSTEENKISTE werd einde 1942 veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf voor wapenbezit. LOONTJENS werd verschillende malen lastig gevallen vanaf 1941, echter nooit aangehouden. De moeilijkheden, veel later door deze personen opgelopen, kunnen niet als rechtstreeks gevolg van deze verdachtmakingen aangezien worden, gezien de tijdsomstandigheden. Veroordeelde bekende deze verdachtmakingen ten laste van bovengenoemde vier personen.
  2. In 1941 vroeg veroordeelde aan BEKAERT inlichtingen over de gebroeders SEYNHAEVE die door anderen verklikt waren, erbij voegende dat ze zouden afgehaald worden. De SEYNHAEVE’s werden door landbouwer BEKAERT verwittigd en zijn gaan vluchten.

Veroordeelde was lid van het V.N.V. en de DeVlag, en propagandist voor de DeVlag. Hij was ook lid van de Algemene SS in oktober 1941 en van dan af werd hij B.L.SS. Hij was tevens lid van het Veiligheidskorps der DeVlag.

In 1941 zegde VUYLSTEKE Grégoire, een zijner kabelwachters, dat hij zogezegd naar Engeland zou oversteken. Veroordeelde verklikte hem bij de Duitsers. De broeder van VUYLSTEKE werd aangehouden doch na een paar uren, de Duitsers hun vergissing inziende, vrijgelaten. De betrokkene zelf werd door de Duitsers ondervraagd maar met rust gelaten. Veroordeelde beweert die verklikking gedaan te hebben om VUYLSTEKE last te berokkenen en de Duitsers te tonen hoe genegen hij hen was om alzo verder hun vertrouwen te hebben.

Rond maart 1944 werd een velo te Wevelgem gestolen ten nadele van CASIER Henri. DENYS Godelieve werd verdacht den dief geherbergd te hebben en door de politie aangehouden. Veroordeelde telefoneerde naar de feldgendarmerie, welke DENYS kwam onderhoren en aanhielden. Na negen dagen werd ze vrijgelaten. Hij zou het onderhoor, hetwelke afgenomen werd door de politie afgeluisterd hebben en gezien er sprake was dat de velodief in het bezit was van een revolver, heeft hij de feldgendarmerie te Menen tot tweemaal toe opgebeld.

In 1943 werd VANDENBROEKE Gerard, politiecommissaris te Wevelgem, bij de Duitsers op het vliegplein geroepen. Hij had te verantwoorden nopens zijn laksheid in het beletten van sabotagedaden. Volgens de Duitse officier, dewelke hem onderhoorde, zou veroordeelde hem beschuldigd hebben. De zaak had geen verdere gevolgen.

Op 24 juni 1944 werd te Gullegem de fahnder PILLE Maurits neergekogeld door de weerstand (P.A.), waaronder vader en zoon DENYS, VAN DAMME Oscar en BUYCK Maurice. Veroordeelde heeft samen met SALEMBIER André, medeveroordeelde in zake, actief deelgenomen aan het opzoeken van de daders. Veroordeelde bekent door de volksmond vernomen te hebben dat de daders van Wevelgem waren en verder getracht te hebben onder de bevolking te weten te komen wie bepaaldelijk de daders waren. Van de feldgendarmerie wist hij dat een gekwetste dader van Wevelgem was (zoon DENYS was gekwetst aan de wang door een kogel van PILLE). Van een SS-man uit Brussel ontving hij een lijst vermeldende de namen van 10 personen dewelke uit weerwraak dienden gefusilleerd te worden en wier adressen door hem zouden dienen nagegaan. Hij stelde zich in betrekking met de feldgendarmerie van Menen die zich onbevoegd verklaarde en die hem verzond naar oberleutnant HEYBER van het vliegveld te Wevelgem.

Hij heeft samen met SALEMBIER, politieagent DESCHEEMAECKER om inlichtingen gevraagd over de familie DENYS, namelijk of deze voortvluchtig waren en of hij ze nog gezien had. In de avond van 4 augustus 1944 werd GHEYSEN door oberleutnant HEYBER en een obergefreiter aangesproken en vergezeld zogezegd voor een kabelwachtcontrole, zo beweert hij. In de Nachtegaalstraat, alwaar nochtans geen kabels te bewaken waren, zouden ze SALEMBIER ontmoet hebben en aangesproken. Ondertussen gingen de Duitsers het huis van DENYS binnen en werden daar neergekogeld. Vader DENYS beweert veroordeelde aan de deur gezien te hebben met een revolver in de hand. GHEYSEN verwittigde een Duitse patrouille die het huis kwam omsingelen. Een der daders van de aanslag, BUYCK Maurice was in het huis van DECOENE Polydoor gevlucht. GHEYSEN had dit gezien en gaf er kennis van aan de Duitse patrouille. De familie DECOENE werd uit hun woning gehaald en naar het huis DENYS geleid waar ze tegen een muur moesten staan. Hierdoor deed DECOENE Medard een longontsteking op, waardoor hij 2 jaar onder doktersbehandeling gesteld werd en liep 3 maanden werkonbekwaamheid op. Ook vrouw en dochter DECOENE moesten onder doktersbehandeling gesteld worden. De Duitsers samen met veroordeelde gingen dan verder over tot verschillende aanhoudingen (7 personen werden verontrust, waarvan 2 na 6 dagen werden vrijgelaten en de andere door geallieerde troepen bevrijd werden te Beverlo).

Op 8 augustus 1944 heeft veroordeelde de G.F.P. opnieuw vergezeld om verschillende personen aan te houden, drie ervan werden na drie dagen vrijgelaten.”

Tijdens zijn gevangenschap weigert Maurice Gheysen het valorisatieformulier te ondertekenen waardoor zijn arbeid het karakter van schuldboete zou bekomen.

Hij bekent zekere fouten bedreven te hebben maar beweert dat hij nooit iemand vrijwillig verklikt had.

Maurice Gheysen wordt onder voogdij voorwaardelijk in vrijheid gesteld op 23 juni 1951.

Even terug naar het voorjaar van 1945.

In Wevelgem, op dat ogenblik al een half jaar bevrijd zijn, de oorlog is officieel nog niet ten einde, blijft Maurice Gheysen in het nieuws en wordt hij een onderwerp van discussie in een pamflettenoorlog tussen de lokale politieke partijen, de katholieken en de socialisten.

De socialistische partij brengt beschuldigingen uit tegen het wettelijk schepencollege van 1940 tot 31 augustus 1942, tegen de aanstelling van Gheysen als hoofd van de kabelwacht en tegen de maatregelen getroffen om sabotagedaden te verhinderen.

In een bericht aan de bevolking verdedigt burgemeester Remi Wallays zich en heeft hij het o.a. over kabelwachter “Beer Bakkers”, hij bedoelt Maurice Gheysen.

Nadat reeds tweemaal tijdens de bezetting, schrijft hij, een kabel was doorgesneden en er ernstige bedreigingen vanwege de Duitse Overheid bestonden tegenover de burgers van Wevelgem moest het schepencollege, op bevel der Duitsers de Kabelwacht aanstellen. Beer Bakkers werd door het schepencollege aangesteld in zitting van 26 november 1940. Beer Bakkers, nog steeds aldus de burgemeester, was toen volstrekt niet de Gestapo-man die hij naderhand geworden is, het schepencollege heeft dus met deze latere Gestapo-daden niets te maken. In de gemeenteraadszitting die volgde op de aanstelling van Beer Bakkers, werd er door de vertegenwoordigers van de socialistische partij met geen woord van protest opgekomen tegen deze aanstelling. De socialisten hadden toen niets te zeggen en zwegen, nu de Duitsers weg zijn is het gemakkelijk om kritiek te leveren.

De tweede partizanenjager uit Wevelgem, aldus het reeds vermelde krantenartikel, is André Salembier, geboren te Wevelgem op 2 juni 1912 en er wonende in de Kortrijkstraat 246.

De krijgsraad te Kortrijk veroordeelt hem op 20 mei 1947 tot acht jaar gewone hechtenis, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.

Ten gevolge van een genadeverzoek dat hij indient op 16 oktober 1947, gesteund door een brief van senator Remi Wallays uit Wevelgem, zet Substituut Maenhout de feiten uiteen en de omstandigheden waarin deze hebben plaats gehad:

“Veroordeelde, gemobiliseerd zijnde, tijdens de veldtocht van Mei 1940 heeft op 22.5.1940 de compagnie tot dewelke hij behoorde en dewelke in aftocht was, te Kortrijk verlaten en heeft zich alsdan huiswaarts begeven.

Veroordeelde is toegetreden tot het V.N.V. in October 1941; hij werd aangesteld als propagandaleider voor de afdeling Wevelgem en vervulde deze functie tot op einde 1942; datum zijner toetreding tot de De Vlag.

Hij is eveneens lid geweest van de DM/ZB van November 1942 tot April 1943 en heeft bewust uniform gedragen.

Hij is actief lid geweest der De Vlag vanaf October-November 1942 tot aan de bevrijding; vanaf einde 1943 was hij dienstdoende en daarna effectief celleider. Hij was gekend als hevige propagandist voor de De Vlag en wierf nieuwe leden aan; hij heeft nog gecolporteerd met “Balming” en was geabonneerd op verscheidene onvaderlandse dagbladen en tijdschriften. Veroordeelde werd gevreesd door zijn medeburgers en aanzien als een element der gestapo. In December 1943 heeft hij te Schoten wapenonderricht gehad en schietoefeningen gevolgd. In Mei 1944 is hij toegetreden tot het Veiligheidskorps der De Vlag; hij heeft ook anderen er toe aangezet om toe te treden tot bewuste formatie, onder meer Callewaert Georges.

Samen met zijn overste uit de kabelwacht Gheysen Maurice, heeft veroordeelde medegeholpen met de Duitse politiediensten in het opzoeken van de daders dewelke een actief deel genomen hadden in het neerschieten te Gullegem op 24.6.1944 van den zivilfahnder Pille Maurice van Moorsele. Deze werd neergeschoten door de P.A. mannen Denys Henri, Denys André, Van Damme Oscar en Buyck Maurice.”

Substituut Maenhout onderzoekt ook de weerlegging van de beschuldiging van verklikking in het verzoekschrift van André Salembier. Salembier was niet aanwezig op het moment van de aanslag en vernam het gebeurde pas de dag nadien. Dit werd zelfs bevestigd door Maurice Gheysen op de krijgsraad. Het verslag van de Substituut:

“… Hij werd niet veroordeeld wegens verklikking van de P.A. mannen dewelke Pille hadden neergeschoten, maar wel om ter zake taken van werk en bewaking te hebben uitgevoerd dewelke normaal op de vijandelijke legers zelf berustten, onder meer om verklaard te hebben dat hij hielp zoeken naar de daders van bewusten aanslag daar een premie ten bedrage van 500.000 Fr. uitgeloofd werd alsmede om inlichtingen gevraagd te hebben aan de plaatselijke politie nopens het mogelijk verblijf van de voortvluchtige daders.”

Op 27 februari 1948 komt senator Remi Wallays nogmaals tussen ten gunste van André Salembier. Een jaar later, op 26 februari 1950, komt Salembier voorwaardelijk vrij onder strenge voogdij met verbod zich met politiek in te laten en omgang te hebben met andere vrijgestelden.



[1] B.S. van 1948.

[2] Zo goed als zeker wordt hier o.a. Gerard Vandenbroeke bedoeld – zie rubiek over het politiekorps.

[3] André Salembier.