zondag 4 december 2022

Kortrijk: oorlogsschepen Julien Vandenbulcke

 

Kortrijk: oorlogsschepen Julien Vandenbulcke

 

Oorlogsschepen Julien Vandenbulcke, geboren te Kortrijk op 4 oktober 1898, wordt op 8 november 1945 door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en levenslange ontzetting uit de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.

Julien Vandenbulcke (bron: Kortrijk tijdens de 2e Wereldoorlog - deel 2 - José Vanbossele)

Het Kortrijksch Handelsblad van 14 november 1945 geeft verslag van zijn proces:

“Vóór den Krijgsraad van Kortrijk werd de zaak ten laste van Julien Vandenbulcke, geboren te Kortrijk, den 4 Oktober 1898, ondernemer en gewezen Schepen van Openbare Werken der stad Kortrijk, wonende Jan Breydellaan, 29, te Kortrijk, opgeroepen. Betichte werd op 6 Oktober door de Commissie in voorloopige vrijheid gesteld en verschijnt dus vrij.

Reeds van het ontstaan van het VNV was Vandenbulcke er beheerder en financieleider van, en dit sedert 1933. Hij beweert nooit geen bijzondere funktie in het VNV vervuld te hebben, alhoewel hij regelmatig de vergaderingen van het VNV in het “Vlaamsche Huis” te Kortrijk, bijwoonde. Tevens ontkent hij ooit lid te zijn geweest van “De Vlag”, alhoewel er in den bundel twee stukken steken, waarop hij voorkomt, op een lijst gevonden te Kortrijk, en een andere te Brussel.

Op 8 Oogst 1942 werd Vandenbulcke Julien tot schepen van Openbare Werken te Kortrijk benoemd, dit in opdracht van de leiding van het V.N.V., en kwam aldus in het Kortrijksch Schepencollege, met den heer Arthur Mayeur als burgemeester.

Op heel korrekte wijze heeft hij steeds zijn ambt van schepen uitgeoefend. Alleen was hij Duitschgezind en in zijn bureel op het stadhuis hingen de foto’s van de vooraanstaande leiders van het VNV.

Voor zijn werk ontving hij gedurende 23 maanden een maandgeld van 1000 fr. en genoot hij van een speciale kolenverdeeling van het Voorzorgscomité van de SS.

Nooit werd hij gezien in uniform van een anti-vaderlandsche groepeering, doch colporteerde met “Volk en Staat” en bracht meermalen den groet met geheven hand.

Talrijke vooraanstaande personaliteiten van het stadhuis worden als getuigen opgeroepen. Als eerste getuige ten laste verschijnt h. Terry, stadssecretaris van Kortrijk, die toen dienst deed in het bureel der opeischingen en verklaart dat de ex-schepen zich soms verzette tegen de opeischingsbevelen, door den bezetter uitgevoerd.

Daarop volgt politie-agent Rysman, die een zeer bezwarende getuigenis komt afleggen, die handelt over de feesten ingericht door den ersatz-schepen, welke gegeven werden aan de stadswerklieden en verder niet veel goeds van betichte weet te vertellen.

Dokter Mattelaer Robert heeft hem nog zien colporteeren met dagbladen, wist dat hij Duitschgezind was, niet werd gevreesd door de geburen en zelfs nog gereed was om de menschen een plezier te verschaffen.

Heer Politiekommissaris Depoortere der stad Kortrijk verklaart dat hij tot schepen werd aangesteld buiten den gemeenteraad om, geen gemeenteraadslid was, door het VNV werd aangesteld, een voorstander was der nieuwe orde, en het politiekorps van Kortrijk steeds vijandig stond.

Als getuige ten ontlaste verschijnt nu Pyper, timmerman te Kortrijk, die nog in dienst is van betichte en diensvolgens niet kan aanhoord worden en naar zijn plaats mag terugkeeren.

De reeks getuigen ten ontlaste wordt gesloten met h. ingenieur Demeyere, stadsingenieur, gewezen Provinciaal Commissaris van den Wederopbouw; h. Pattou, klakkenfabrikant, die volstrekt niets af weet over zijn politieke neigingen om het schepenambt te bemachtigen; Hinnekens, handelaar in bouwmaterialen; Vandeleene Joseph, redder van den stedelijken zwemkom, die komt verklaren, dat hij nooit aan politiek deed bij het werkvolk en aan den Zwemkom zelfs nog krachtdadig tegen de Gestapo is opgetreden.

Heer Krijgsauditeur Boone zegt dat men hier voor twee soorten misdaden staat. De eerste als arrondissementeele financieleider van het VNV, als colporteerder en de manier om zich aan te stellen als VNV-er; en ten tweede zijn publiek leven als schepen van Openbare Werken. Met het aanvaarden van het ambt van schepen was hij in strijd met art. 118bis van het Strafwetboek en handelde tegen de Belgische instellingen, met zich aldus ten dienste te stellen van den bezetter.

De heer Auditeur vordert een straf van drie jaar.

Het is Mter Pringiers die de verdediging van betichte zal waarnemen. Pleiter vangt zijn pleidooi aan met een korte en beknopte schets te geven over den stoet door de Vlag en de SS op 21 Maart 1944 hier ter stede ingericht bij gelegenheid van de overbrenging van het lijk van Jan Acke naar Kortrijk en de schermutselingen en de incidenten die zich hier dan in stad hebben voorgedaan en waarvan de Duitschers de schuld van dit alles legden op den rug van de politie. Zijn naam die voorkomt op de lijst van de Vlag werd misbruikt door zijn broeder, Alfons Vandenbulcke, om de lijst der namen op te blazen.

Wat zijn Duitschgezindheid betreft, nooit heeft hij op het stadhuis of elders gesproken ten voordeele van de Duitschers, omdat hij steeds zelfstandig stond. In den zwemkom heeft hij op eigen gevaar, de Gestapo geweerd, de deuren opengezet, en het volk zonder te betalen binnen gelaten. Op het stadhuis richtte hij een Sociaal Dienstbetoon in, om de bedienden en hunne familieleden, zoo zedelijk als materieel te helpen, zette feesten op touw bij gelegenheid van St-Niklaas of Nieuwjaar. Nooit heeft hij personen aangezet zich in het VNV te laten inlijven; hij heeft altijd andere personen gerespekteerd. In den wederopbouw heeft hij zooveel mogelijk bedienden van Duitschland weerhouden. Als schepen heeft hij eerlijk bestuurd, want het bilan sloot dan met een boni van drie millioen. Het initiatief der benoeming werd genomen door den secretaris-generaal. Hij heeft gewerkt voor de burgerbevolking van Kortrijk. Die persoon is een eerlijk man in alles en draagt tegen niemand den minsten haat. Dat is het gemoed van den h. Vandenbulcke. Het is aan hem te danken dat men het interneeringskamp der Wikings en van het Fort heeft opgetimmerd.

Tot slot vraagt pleiter dan ook hem een principieele straf te willen toepassen.

Op de vraag van den heer Voorzitter Soetens of hij nog iets te zeggen heeft, antwoordt verdachte: “Ik vertrouw op den raad”.

Na een zeer korte beraadslaging werd Vandenbulcke Julien verwezen tot twee jaar gevang en levenslange ontzegging van alle rechten.

De onmiddellijke aanhouding werd ook bevolen.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten