zondag 4 december 2022

Bissegem: oorlogsburgemeester Felix Laperre en zijn familie

 

Bissegem: oorlogsburgemeester Felix Laperre en zijn familie

 

Oudstrijder 1914-18 Felix Georges Laperre, geboren te Bissegem op 6 mei 1894 en er overleden op 2 juli 1964, is gehuwd met Elvira Devloo en heeft vijf dochters en een zoon: Lia, Marcel, Irena, Denise, Rosa en Frieda.

Bij besluit van 6 september 1941 (B.S. van 7 september 1941) wordt hij aangeduid om het ambt waar te nemen van burgemeester van Bissegem, in vervanging van Henri De Backere[1], aan wie ontslag uit zijn ambt “verleend” wordt, eveneens bij besluit van 6 september 1941 van hetzelfde staatsblad.

Hoe die aanduiding tot stand komt wordt uitgebreid en wetenschappelijk beschreven in de bijdrage van Heili Verstraete[2] in het zesmaandelijks tijdschrift De Leiegouw – jaargang 63, aflevering 1, 2021 -  Collaboratie en verzet in het Kortrijkse tijdens de Tweede Wereldoorlog, waaruit ook bepaalde info komt voor dit hoofdstuk over Bissegem.

De bezetting loopt ten einde en kort voor de bevrijding duikt Felix Laperre onder. Hij wordt pas op 30 november 1944 geïnterneerd te Kortrijk, eerst in het Provoosthuis dan in De Wikings. Rond die tijd is hij het slachtoffer van de straatrepressie in Kortrijk.

Bron: Kortrijk, Rijksarchief, Verzameling Loontjens.

De voorovergebogen bijna niet te herkennen man op de foto is Felix Laperre, omgeven door een meute die hem aan het aftroeven is op de Grote Markt van Kortrijk. Hij wordt gedwongen op zijn knieën vergiffenis te vragen bij het oorlogsmonument ter nagedachtenis van de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog.

De gezinsleden van Laperre verblijven op dat ogenblik in Duitsland. Zoon Marcel bevindt zich aan het oostfront en moeder Elvira is met haar dochters op 31 augustus 1944 gevlucht naar Antwerpen om op 2 september 1944 in Duitsland aan te komen. Het vluchttransport wordt georganiseerd door Jozef Bachot, echtgenoot van dochter Irena, met wie hij in het huwelijk trad op 30 mei 1944.

Jozef Bachot en Irena Laperre (foto CEGESOMA)

Jozef Bachot, geboren te Antwerpen op 15 december 1920, is op dat ogenblik Antwerps stormbanleider bij de Algemeene SS-Vlaanderen.

De SS-Stormban Antwerpen in volle parade tijdens de zomer van 1944, luttele weken voor de bevrijding. Vooraan met gestrekte arm stormbanleider Jozef Bachot (foto Auditoraat-generaal via “Gewone Vlamingen? De jodenjagers van de Vlaamse SS in Antwerpen, 1942 (Deel 1)” van Lieven Saerens)

Jozef Bachot wordt verschillende malen, bij verstek, ter dood veroordeeld wegens verklikking en moord.

Hij duikt onder in Duitsland met een andere naam, “Josef Winter”. In 1961 wordt hij er aangehouden en in 1963 wordt hij, volgens de reeds geciteerde Lieven Saerens, tot zeven jaar gevangenis veroordeeld en in 1965 nog eens tot 3,5 jaar, wegens de moord op een priester en een schooldirecteur[3], feiten die hij tijdens de oorlog in Duitsland had gepleegd.

Op 6 oktober 1961 verschijnt daarover een bericht in de krant “Zeeuwsch Dagblad”:


Eerste Substituut-Krijgsauditeur Van Mighem van Antwerpen zet op 10 juli 1967 de gepleegde feiten nogmaals uiteen en besluit dat de doodstraf uitgesproken door de krijgsraad van Antwerpen, bij verstek op 7 januari 1948, dient behouden:

“Veroordeelde stond in de jeugdbeweging van het VNV sedert het begin van de bezetting. Op 16/6/1941 wordt hij ingelijfd bij de WAFFEN SS waar hij het tot “Hauptsturmführer” brengt in de loop van 1943.

Begin 1944 wordt hij afgedeeld bij de Hitlerjeugd met de titel van Standaardführer te Brugge. Daar hij deel uitmaakte van de Algemene SS Vlaanderen wordt hij op 15/5/1944 in voornoemde stad Stormbanleider van de Germaanse SS om begin juni diezelfde functie te komen uitoefenen te Antwerpen.

Reeds in januari 1944 gaf hij blijk een ware misdadiger te zijn.

Bij de aanhouding van een duits deserteur, Seppel Vitz te Bissegem, schiet hij deze neer. Vanaf het ogenblik dat hij te Antwerpen in dienst treedt ontketent hij een ware terreur. Deze begint te Lamain.

Tijdens het voorjaar 1944 was de Abwehrstelle Antwerpen te weet gekomen dat er in het Doornikse actieve weerstandsgroepen aan het werk waren om geallieerde vliegers te versluizen. Een agent van de Abwehrstelle had zich in een weerstandsgroep komen laten aansluiten. Hij werd echter ontmaskerd en uit de weg geruimd. Als “represaille” werd een razzia georganiseerd. De Abwehrstelle deed beroep op de Algemene SS en vormde vier kampgroepen. Van een er van was Bachot de leider. Ingevolge de razzia te Lamain op 6/6/1944 werden woningen geplunderd en uiteindelijk 31 personen aangehouden waarvan twee de dood vonden in concentratiekampen.

Op 12/7/1944 vermoordt hij Adjunct-Commissaris Migom uit Antwerpen die als weerstander een duits agent van de Abwehrstelle ontmaskerd had. Op vraag van deze dienst en samen met een viertal Algemene SS-leden lokte hij Migom in een hinderlaag, brachten hem naar het hoofdkwartier van de Algemene SS te Antwerpen en maakte hem op beestachtige wijze af. Het lijk werd per auto naar een afgelegen gemeente gebracht en in de bossen achtergelaten.

Op 30/7/1944 neemt hij als leider, met de Algemene SS deel aan een razzia te Boechout, weer in samenwerking met de Abwehrstelle, die daar een weerstandsgroepering ontdekt had. Vijftien personen werden opgeleid, enkelen werden kort nadien vrijgelaten en de overigen gedeporteerd naar Duitsland waarvan er 5 niet terugkeerden.

Op 1/8/1944 leidt hij opnieuw een kampgroep tijdens een eerste razzia te Meensel-Kiezegem, die plaats grijpt naar aanleiding van het neerschieten van een zekere Merckx, aanhanger der Nieuwe Orde, en die ingericht werd door het Veiligheidskorps van de DE VLAG. Hij levert zich over aan onmenselijke behandelingen op aangehouden personen en schiet er Beddegenoote Jan Oskar neer. Een 15 tal personen bleven aangehouden. Ze werden in handen gespeeld van de G.F.P. en S.D. te Leuven. Met de hun ontlokte inlichtingen werd een tweede razzia op touw gezet. Deze greep plaats op 11/8/1944. Het Veiligheidskorps had nu een zeshonderd manschappen ter beschikking, die het dorp omsingelden. Veroordeelde beveelt weer een kampgroep, hij laat er zich opmerken door zijn sadistisch optreden. Hij martelt personen om ze aan het spreken te krijgen, helpt een hoeve in brand steken en hij gaat over tot tal van aanhoudingen vermits hij tot de executieve groep behoorde. Totaal werden er 82 personen vastgehouden waarvan slechts enkelen uit de concentratiekampen terugkeerden.

Op 13/8/1944 neemt hij nogmaals deel aan een razzia ingericht door het Veiligheidskorps van de DE VLAG, in Limburg. Het centrum van de razzia was gelegen in de dorpen Meeuwen-Wijshagen. Russische krijgsgevangenen werden opgespoord. Hijzelf gaf bevel twee personen neer te schieten waaronder Verheyen Mathieu. Er waren een viertal aangehoudenen die in concentratiekampen werden opgesloten.

Tijdens de evacuatiedagen, beter bepaald op 2 september 1944, werd op het bureau van de gewestleider der DE VLAG, Belgiëlei te Antwerpen, een dronken DE VLAG-lid, namelijk De Witte Theophilis, aangetroffen die in het bezit gevonden werd van in dit bureau gestolen potloden. Hij werd ook verdacht van diefstal van een schrijfmachine van de DE VLAG diensten aldaar gevestigd. Hij werd opgesloten in de kelder van het gebouw op bevel van Weyler, gewestleider van de DE VLAG te Antwerpen. Hij werd er bewaakt door twee DE VLAG-leden door Weyler er voor aangeduid. Op zeker ogenblik is Bachot, die op de hoogte gebracht werd van de feiten, naar de kelder gekomen en heeft er De Witte met 2 revolverschoten afgemaakt.

Op 3/9/1944 gaf hij het bevel te Antwerpen aan drie[4] Algemene SS-mannen waaronder Trappers Josephus, het echtpaar Blanes-Reiss[5] en Boone Helena, opgesloten in de kelders van het hoofdkwartier van de Algemene SS en die bezwarende getuigen zouden kunnen zijn, neer te schieten. Dit gebeurde. Blanes werd op slag gedood, Boone overleed enkele dagen later in een hospitaal. Reiss kwam haar verwondingen te boven doch ze was in 1947 nog steeds werkonbekwaam.

Bachot legde gedurende gans de tijd der bezetting een grote propagandistische activiteit aan de dag. In talrijke optochten stapte hij aan het hoofd van zijn manschappen. Hij gaf scholingslessen en hielp het Veiligheidskorps van “DE VLAG” oprichten.

De dag vóór de bevrijding van Antwerpen vluchtte hij samen met de andere Algemene SS-leden naar Duitsland. Hij wordt daar Compagniechef in het JAGDVERBAND 502 en levert er zich aan allerlei baldadigheden over. Hij toont zich buitengewoon streng tijdens de opleiding zijner manschappen als saboteurs.

Tijdens de winter 1944/1945 bevond de Compagnie waarover Bachot het bevel voerde zich te Giesen. In deze stad was het belgische meisje Blyau[6] uit Gent werkzaam. Zij had een duitse vriendin die verloofd was met een lid van het Jagdverband. In maart 1945 verliet Bachot met zijn compagnie Giesen ingevolge de opmars der geallieerde legers. Bovengenoemde meisjes volgden de compagnie. Begin april 1945 bereikten zij het dorpje Schillbach bij Flauen. Een tiental dagen later vertrok Bachot met het grootste deel der manschappen. Vóór zijn vertrek gaf hij het bevel aan een der achterblijvers, die als “Wehrwolf” moest fungeren namelijk aan Vantrois Cyriel, het duits en het belgisch meisje uit de weg te ruimen, daar ze voor hen hinderlijk waren. Vantrois voerde het bevel uit en bracht zijn chef, Bachot, hiervan op de hoogte toen hij enkele dagen later vervoegde.

Men is het spoor van Bachot bijster.”

Op 23 augustus 1984 slaagt journalist Maurice De Wilde erin Jozef Bachot te lokaliseren en te interviewen in het kader van de BRT-televisiereeksen over de Tweede Wereldoorlog.

Fotomoment van de BRT-uitzending met de door Maurice De Wilde geïnterviewde Bachot.

De echtgenote van Bachot, Irena Laperre, wordt op 4 juni 1947 door de krijgsraad te Kortrijk bij verstek – ze kon eveneens niet opgespoord worden – veroordeeld tot 20 jaar buitengewone hechtenis en levenslange ontzetting uit de rechten voorzien bij artikel 123sexies van het strafwetboek als lid van de D.M.S., leidster van de Hitler Jugend en lid van het Jagdverband 502. Op 9 mei 1947 wordt ze vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit. Ook Bachot had zijn Belgische nationaliteit verloren.

In 1965 richt Irena Laperre tweemaal een genadeverzoek aan Koning Boudewijn, op 31 mei 1965 vanuit Ehlershausen in Duitsland en op 9 december 1965 vanuit Reinfeld-Holstein eveneens in Duitsland. Ze schrijft dat ze in de steek werd gelaten door haar man en dat een echtscheidingsprocedure werd ingeleid. Aan haar vraag om te mogen terugkeren naar haar vaderland met drie minderjarige kinderen wordt geen gevolg gegeven.

Na haar vlucht richting en tijdens haar verblijf in Duitsland treedt de oudste dochter van Felix Laperre, Lia Laperre, geboren te Bissegem op 10 december 1921, op 28 december 1944 in het huwelijk met Joseph Vande Wiele, geboren te Kortrijk op 4 juni 1920 en op dat ogenblik met een week oostfrontverlof.

Bij beslissing van de krijgsauditeur te Kortrijk van 15 juli 1946 wordt Lia Laperre levenslang vervallen verklaard van de bij artikel 123sexies van het strafwetboek bedoelde rechten wegens lidmaatschap van de D.M.S., DeVlag en beschermend lid SS. Deze beslissing wordt op 10 oktober 1946 door de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk bevestigd.


Lia Laperre

De krijgsraad van Kortrijk veroordeelt haar man, Joseph Vande Wiele, op 20 mei 1947 tot 12 jaar gewone hechtenis en levenslange ontzetting uit zijn burgerrechten.

De substituut te Brugge zet op 30 september 1947, naar aanleiding van zijn vraag tot strafvermindering, de feiten uiteen die tot zijn veroordeling hebben geleid:

“Vandewiele werd, bij het vormen van de eenheidsbeweging VNV, vendelleider en begeleider van het NSJV. In die hoedanigheid trad hij zeer actief op en voerde een groote propaganda. In Februari 1942 trad hij tot het Vlaanderenkorps toe van de Algemeene SS Vlaanderen, en toonde er zich eveneens zeer bedrijvig. Hij heeft er de uniform van gedragen en werd op 20 April 1942 tot unterschaarleider bevorderd. Meteen was hij lid van de De Vlag. Hij meldde zich voor het Vlaamsche Legioen en werd op 17 April 1943 opgeroepen. Na verscheidene specialisatieleergangen te hebben gevolgd, vervoegde hij zijn eenheid in Rusland, die op den terugtocht was. Op 28 Juli 1944 volgde hij officierenleergangen en werd tot Oberjunker (adjudant, candidaat officier) bevorderd. In April 1945 kwam hij met het Jagdverband 502 in aanraking, doch zijn aansluiting bij die eenheid is niet bewezen.”

Joseph Vande Wiele komt voorlopig vrij op 7 december 1949.

Terug naar het IC De Wikings in Kortrijk, waar Felix Laperre, ver van zijn gezin, opgesloten zit en in april 1944 aan de bestuurder vraagt of hij bezoek mag ontvangen van Mevrouw Descamps Antoine[7] uit Hulste, bij wie hij veel van zijn kinderjaren had doorgebracht.

De bestuurder van het IC wint inlichtingen in bij de burgemeester van Hulste en Bissegem.

Op 23 april 1945 laat de burgemeester van Hulste weten dat “er bij zijn weten niets te zeggen valt op het gedrag en de zedelijkheid van de herbergierster Mevr. Descamps Antoine, wonende alhier Bruggestraat 36”, tevens meldt hij dat hij “niet weet welke verhoudingen er bestaan tusschen voornoemde persoon en Laperre Felix …”

Op 1 mei 1945 laat de opnieuw zetelende burgemeester De Backer aan de bestuurder van het Interneringscentrum te Kortrijk weten dat “De genaamde Mevr. Descamps Antoine uit Hulste aan Laperre F. onderdak heeft verschaft gedurende twee maanden, onmiddellijk na de bevrijding, zij is geen familie doch wel een lief … Zijn gezinsleden, vrouw en 5 kinderen zijn naar Duitschland gevlucht, zijn zoon is SS-officier bij de Wehrmacht.”.

De enige zoon van Felix Laperre, Marcel Laperre, overlijdt op 27 april 1945 aan het oostfront.

Op dat ogenblik is niemand van de familie op de hoogte van zijn dood. De Belgische overheid blijft zonder resultaat op zoek naar hem. Op de rouwbrief van Felix Laperre, die sterft op 2 juli 1964, staat hij niet vermeld als overleden.

De eerste vermelding van zijn dood vindt men op een lijst van gesneuvelde oostfronters opgenomen in het maandblad Berkenkruis van april 1978.

Marcel Laperre wordt op 3 december 1946 door de krijgsraad te Kortrijk bij verstek veroordeeld tot 15 jaar buitengewone hechtenis, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek, wegens lidmaatschap van de Waffen SS en de Germaansche SS. Hij wordt tevens vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit op 25 december 1947.

Vijf maanden vóór de veroordeling bij verstek van Marcel Laperre, verschijnt vader Felix Laperre op 3 juli 1946 voor de Kortrijkse krijgsraad.

Een verslaggever van het Kortrijksch Handelsblad is aanwezig, in de editie van 16 juli 1946 noteert hij het volgende:

“Vóór den Krijgsraad van Kortrijk, voorgezeten door den heer Moerenhout, werd de zaak opgeroepen ten laste van Laperre Felix, geboren te Bissegem, den 6 Mei 1894, vlasnijveraar en herbergier, Heulestraat 19, te Bissegem.

Na de ondervraging van verdachte werd door heer Krijgsauditeur Lebbe overgegaan tot de lezing der akte van beschuldiging.

Laperre werd lid van het Dinaso reeds langen tijd vóór het uitbreken van den oorlog. In Mei 1941 wordt hij lid van het VNV, en in 1942 gedurende een jaar lid van De Vlag, waarna hij tot celleider van De Vlag te Bissegem werd aangesteld.

Op 10 September werd hij tot oorlogsburgemeester van Bissegem aangesteld.

In het uitoefenen van zijn ambt was hij steeds partijdig en bij benoeming van gemeentebedienden benoemde hij zijn eigen kandidaten, veranderde de namen der straten, voerde een hevige propaganda door woord en daad voor den bezetter; in zijn gesprekken hemelde hij steeds al wat Duitschland aanging op, belegde in zijn herberg propaganda-vergaderingen en in zijn herberg hingen de foto’s van Hitler, Tollenaere, Staf Declercq, Elias en verder gansch den Duitschen état-major.

Aan het gemeentehuis liet hij aanplakbrieven brengen voor aanwerving voor de SS en ten zijnen huize ontving hij propaganda-materiaal voor De Vlag. Hij werd er tevens van beschuldigd een lijst opgemaakt te hebben van ongure elementen, smokkelaars en asocialen, welke hij aan het Arbeidsambt te Kortrijk overmaakte.

Verder worden hem nog acht verklikkingen ten laste gelegd.

De verklikking van burgemeester De Backer Henri, uit Bissegem, die door toedoen van verdachte tal van moeilijkheden met de Duitschers heeft gehad, daar hij van anti-Duitschgezindheid beschuldigd werd.

De tweede verklikking is deze van Boury Georges, in Augustus 1942, die beticht werd van in het bezit te zijn van een geheimen uitzendingspost en vervolgens door het Arbeidsambt aangehouden werd, voor de verplichte tewerkstelling in Duitschland.

De Vloo Oktaaf werd in den Zomer van 1944 aan de feldgendarmerie aangeklaagd, langdurig door dezen opgezocht, doch kon niet aangehouden worden.

Vermelden wij dat De Vloo de schoonbroeder is van beklaagde, met wien hij in ruzie leefde nopens politieke aangelegenheden.

Ook werd onderpastoor Karel Van Elslander van Bissegem, aan den vijand verklikt. Deze werd ervan beschuldigd anglofiel te zijn, propaganda te maken tegen de Waffen SS. In Oktober 1943 werd ten zijnen huize een eerste huiszoeking gedaan, doch niets werd gevonden; doch in December 1943 werd hij door de S.D. aangehouden en veroordeeld tot drie maanden gevang.

Kesteloot Victor was in Juli 1943 in de herberg van Laperre. Hij scheurde er een foto van Hitler en korten tijd nadien werd hij door de feldgendarmen aangehouden en door den Duitschen Krijgsraad van Gent veroordeeld tot vijf maanden gevang.

De laatste verklikking welke verdachte ten laste wordt gelegd is deze van den genaamden Henri De Backer, zoon van den huidigen burgemeester, Deryckere Roger en Simoens, in Februari 1944, wegens hun anglofilie en ook omdat zij den SS.-man Dezutter en SS. Laperre Felix[8], zoon van verdachte, hadden beleedigd.

Zij werden verplicht de wacht op te trekken vóór het huis van Bogaert Zulma, hetwelk met teer was besmeurd geworden. Later werden de drie jongelingen aangehouden en door het Duitsche kriegsgericht veroordeeld tot verscheidene maanden gevangenisstraf.

Ook stond de oorlogsburgemeester in zeer goede betrekkingen met de Kreiskommandantur van Kortrijk, waar hij dagelijks vertoefde.

Betichte is een zeer bespraakt man en weet op ieder vraag van den voorzitter een gepast antwoord gereed te houden, voornamelijk ook betreffende de verandering der straatnamen van Bissegem in Staf Declercqplaats, Tollenaerestraat, en Vanzeverenstraat.

Er valt verder een groote belangstelling waar te nemen, vooral van het vrouwelijk element uit Bissegem, die telkens protest uitbracht op de antwoorden van den ex-burgemeester op de vragen van den voorzitter.

Het getuigenverhoor.

De Backer Henri, huidig burgemeester van Bissegem, werd tijdens de bezetting afgesteld en moest plaats ruimen voor betichte. De burgemeester geeft een omstandig verslag van de algemeene houding van betichte.

In Augustus 1940 had getuige een stoet van de Dinaso’s verboden. Niettegenstaande dit verbod is hij toch doorgegaan.

Laperre is hierop naar het vliegplein van Wevelgem gegaan om aan de Duitschers mede te deelen dat de burgemeester den stoet verboden had. Hij is teruggekomen naar het huis van den burgemeester om er kabaal te maken en dit niettegenstaande zijn vrouw ziek was. Zekeren dag werd dan ook door de kontroleurs een huiszoeking gedaan ten huize van den burgemeester. Ook verder heeft hij met Laperre moeilijkheden opgeloopen betreffende het sluiten van de herberg “De Toren”, wegens zedenzaken. Betichte bracht daarvan de Duitschers op de hoogte, die gekomen zijn om die herberg opnieuw te openen.

Toen getuige uit eigen beweging naar het gebouw van den Sicherheitsdienst te Gent trok, om zijn zoon van deportatie van Duitschland vrij te krijgen, ontmoette hij daar ook betichte. Te Gent werd Debacker verweten dat hij Engelschgezind was, waarop hij antwoordde dat hij noch Engelsch- noch Duitschgezind, maar wel Belg was.

Betichte zat gansche dagen op de kommandantur te Kortrijk.

Op de vraag door de verdediging waarom de café “De Toren” werd gesloten, zegt de burgemeester dat dit hem niet aangaat, dat dit een zaak is van den gemeenteraad en daarbij een beroepsgeheim daarstelt.

Delaere Eugeen behandelt de zaak van de aanhouding van E.H. Van Elslander, het hoofd der Kajotters, die ook werd aangehouden.

Boury Georges, uit Bissegem, heeft ook het bezoek der Wehrmacht ontvangen.

Verder zegt getuige dat Laperre wapens droeg, als burgemeester de Duitschers in de hand heeft gewerkt, en dat getuige zelfs persoonlijk tweemaal werd verklikt, onder betichting dat hij in het bezit was van een geheime zender.

Oorlogsmisdadiger en feldwebel Youpp heeft hem zelf nog verklaard, dat de burgemeester als een echte anglofiel stond aangeschreven.

Ameye Petrus, uit Bissegem, brengt ook een zware getuigenis in tegen verdachte.

Eerst geeft hij relaas nopens de politieke aktie van betichte, behandelt verder de verklikking van Kesteloot, het geval van den deserteur, een Tjeeck en schetst Laperre als een hevig Duitschgezinde, die op alle manieren de Moffen in de hand heeft gewerkt ten nadeele der bevolking van Bissegem. Betichte speelde steeds dubbel spel. Daar dat de onderpastoor rondging voor het ophalen van meel en andere goederen bij de boeren voor het “Pakket van den Krijgsgevangene” en voor de verplichte tewerkstelling in Duitschland, heeft betichte hem doen wegsteken. In het café “Het Gemeentehuis” zegde verdachte, toen hij dit vernam: “Hij zal geen acht dagen meer op vrije voeten loopen”. En korten tijd nadien werd E.H. Van Elslander aangehouden. Ook sprak hij regelmatig de meid van den onderpastoor aan om te weten wat deze deed en zegde.

Kesteloot Victor getuigt in de Fransche taal. Hij heeft de foto van Hitler en zijn trawanten zien hangen in de keuken van Laperre. Op een zeker oogenblik is getuige in de keuken gegaan, heeft deze hatelijke foto van den muur getrokken, in stukken gescheurd en onder tafel geworpen. Op dit oogenblik waren er geen Duitschers in huis. De dochter Laperre vroeg hem dan waarom hij dit gedaan had, waarop getuige antwoordde: “Ik heb dit gedaan omdat ik Hitler niet graag zie”, waaop deze onmiddellijk riposteerde: “Maar ik zie Hitler gaarne, want mijn verloofde en mijn broeder vechten voor hem”.

Getuige is dan weggegaan en korten tijd nadien terug in het café Laperre gekomen, waarop hij door de feldgendarmerie aangehouden werd.

Lecluyse André, veldwachter te Bissegem, betoogt dat verdachte zeer Mofschgezind was en als burgemeester alle Belgische wetten wist te saboteeren. Schepenen werden door hem afgezet om oorlogsschepenen in zijn plaats te laten benoemen.

Getuige bevestigt voorgaande verklaringen betreffende de foto’s van Hitler en zijn état-major, die in de keuken van Laperre hingen.

Getuige stond bij verdachte tevens aangeschreven als een onbetrouwbaar persoon. Hierop staat betichte recht om te protesteeren doch wordt verzocht zijn mond te houden.

De Backer Henri, zoon van den huidigen burgemeester heeft nog de wacht moeten staan aan de deur van “ne zwarten”, wegens het opmaken van een lijst van gijzelaars door Laperre. Tijdens den nacht stampte hij voortdurend met zijn kloefen en ingevolge een klacht van vrouw Laperre werd getuige aangehouden en gedurende drie dagen opgesloten. De zoon van Laperre is ook SS geworden. Zekeren dag werd hij door getuige zijn hatelijke houding verweten, waarop deze werd aangehouden en veroordeeld tot 8 maanden gevang, daar hem ten laste werd gelegd dat hij leider was van de terroristengroep van Bissegem.

Deryckere Roger heeft samen met Debacker de wacht moeten staan aan de huizen van de zwarten daar hij ook opgeschreven stond op de lijst van ongure elementen. Ook hij werd aangehouden en tot verschillende maanden gevang veroordeeld.

Vermeersch Marie-Louise is een getuige ten ontlaste. Zij was aanwezig in de herberg Laperre als de foto van Hitler gescheurd werd. Zij verklaart nu dat er op dit oogenblik ook Duitschers aanwezig waren en ze heeft die zelfs zien telefoneeren.

Ten slotte volgen nog twee getuigen ten ontlaste: Lapiere Cyriel, die beweert dat Laperre een goed vaderlander (sic) was, en Van Coillie Alberic.

Meester Van Duerm, uit Kortrijk, stelt zich Burgerlijke Partij voor den Belgischen Staat. Hij wijst er op dat verdachte van het begin der bezetting in dienst van den bezetter stond en voortdurend bezoeken bracht aan de Kreiskommandantur.

Hij heeft misbruik gemaakt van zijn ambt van burgemeester om invloed uit te oefenen op zekere personen en de plannen van de Duitschers heeft hij in de hand gewerkt. Verder schetst pleiter zijn evolutie op politiek gebied en onderlijnt het feit dat zijn laakbare houding den weerstandsgeest van het volk en de gemeenschap heeft bestreden en niet alleen moreele maar ook materieele schade heeft berokkend en vraagt ’n schadevergoeding van 100,000 fr.

Meester Cosaert, uit Kortrijk, stelt zich hierna Burgerlijke Partij voor Debacker Henri, vlashandelaar, die van 26 Februari 1943 tot 15 November 1943 werd gevangen gezet, zijn handel daardoor heeft moeten verlaten met een winstverlies van 44,600 fr.; zijn radio werd verder aangeslagen (3000 fr.); pakjes moesten verzonden worden; 12 bezoeken werden afgelegd voor een gezamenlijk bedrag van 6000 fr.; werd door de Duitschers zwaar mishandeld, zoodat één zijner nieren werd kapot geslagen en werd verder behandeld door de dokters Lauwers en Dezitter (200 bezoeken aan 50 frank = 10,000 fr.) voor zedelijke pijn en smart 50,000 fr. hetzij een gezamenlijk bedrag van 159.970 fr.

Krijgsauditeur Lebbe geeft nu verder een omstandig overzicht over de feiten en eischt een straf van 12 jaar gewone hechtenis.

Meester Claessens, uit Brussel, betoogt dat al de verklikkingen geen steek houden en alleen maar aangebracht zijn geworden om een zekere atmosfeer rond die zaak te scheppen. Vóór den oorlog was hij Dinaso. Pleiter schetst dan verder de omstandigheden die geleid hebben tot zijn benoeming als burgemeester van Bissegem, door tusschenkomst van Verkinderen, nadat dit werd voorgelegd aan onderwijzer Pille, en na tien jaar lid te zijn geweest van het schepencollege.

Ten onrechte werd alles wat te Bissegem gebeurde hem aangewreven. Punt voor punt behandelt hij nu de zaak der verklikkingen en trekt deze in twijfel. Ook brengt pleiter hier een hulde aan onderpastoor Van Elslander, die alles gedaan heeft tijdens de bezetting voor de vrijwaring der jeugd, en die daarom drie maanden lang werd opgesloten en die de éénige is die den burgemeester niet beticht. Als de betichte zei: “Ik heb bewijzen genoeg op zak om het hoofd der Kajotters te doen aanhouden”, dan is dit nog geen bewijs dat hij dien onderpastoor verklikt heeft.

Op ironische wijze behandelt pleiter nu de verklikking Kesteloot, die onder invloed van den drank was, en vraagt dan ook aan den Krijgsraad een milde straf uit te spreken.

De Burgerlijke Partij, die werpt zich op betichte als een bloedzuiger. Ten slotte zegt pleiter aan den Krijgsraad: “Denkt dat hij nog familie heeft en dat hij ook nog moet leven”.

Na een tamelijk lange beraadslaging werd Laperre veroordeeld tot 10 jaar gevang en levenslange ontzetting van alle rechten.

De Burgerlijke Partij bekomt voor De Backer Henri (zoon) de som van 50,000 frank.

Er deden zich geen noemenswaardige incidenten voor.”

Naar aanleiding van het beroep dat Felix Laperre op 10 juli 1946 aantekent tegen het vonnis van de krijgsraad zet Substituut-Krijsauditeur Lebbe van Kortrijk op 19 juli 1946 de feiten samengevat nog eens uiteen die tot de veroordeling hebben geleid:

“Laperre Felix werd door de Krijgsraad van Kortrijk op 3 juli 1946 tot 10 jaar gewone hechtenis veroordeeld. In 1941 is hij lid geworden van het VNV, en is dit gebleven tot 1943; hij is ook lid geworden van DeVlag en zelfs steunpuntleider van deze groepeering; op 10 september 1941 is hij tot burgemeester van Bissegem benoemd geweest. In het uitoefenen van zijn ambt toonde hij zich partijdig, namelijk inzake benoemingen van nieuwe gemeentebedienden[9]. Op zijn bevel zijn aanplakbrieven van de SS op het gemeentehuis uitgehangen geweest. Hij heeft namen van straten doen veranderen. Hij heeft leden aangeworven voor het VNV en de DeVlag. Bovendien heeft hij zich schuldig gemaakt aan twee verklikkingen; verklikking van den Heer Onderpastoor Van Elslande, dien hij in oktober 1943 aan de SD aangeklaagd heeft als anglofiel, met het gevolg dat den aangeklaagden persoon gedurende drie maanden opgesloten geweest is. Ook heeft hij in februari 1943 bezwarende inlichtingen verschaft ten nadeele van drie jongelingen: De Backere[10], Deryckere en Simoens, die aangeklaagd geweest waren door Bogaert Zulma van Bissegem. Die jongelingen zijn een tiental maanden opgesloten gebleven, gedeeltelijk ten gevolge van de tusschenkomst van Laperre.

Veroordeelde is in beroep.”.

De veroordeling door de Krijgsraad van Kortrijk tot 10 jaar gewone hechtenis wordt op 8 mei 1947 door het Krijgshof te Gent bevestigd.

Op 4 november 1946 verklaarde E.H. Karel Van Elslande, die drie maanden werd opgesloten, schriftelijk:

“Op de verhoren die mij te Gent op het bureau van de SD (Desmet de Naeyerplein 16 Gent) werden afgenomen is de naam van de heer Felix Laperre als beschuldiger door de Duitschers niet genoemd geweest. Evenmin is de heer F. Laperre daar als aanklager tegen mij opgetreden. Evenmin gaf het verloop van elk verhoor een aanduiding dat er een aanklacht van dien kant zou zijn uitgegaan.”

Reeds in 1945 had Karel Van Elslande een verklaring in die zin afgelegd.

Felix Laperre komt voorwaardelijk vrij op 30 november 1949.

Nog tijdens de oorlog wordt schepen Warlop op 10 september 1942 vervangen door Gabriel Verliefde, een bankbediende geboren te Oudenaarde op 13 juli 1914, die op 28 augustus 1946 door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf van negen maanden, een geldboete en levenslange ontzetting van zijn rechten wegens het voeren van propaganda voor de vijand  tussen 10 mei 1940 en september 1944.

Bij besluit van 18 juli 1944 wordt hem, op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van schepen. Verliefde wordt op 23 maart 1950 hersteld in zijn rechten bij vonnis van de burgerlijke kamer der rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Kortrijk.

Zulma Bogaert, waarvan sprake tijdens het proces Felix Laperre, wordt op 9 oktober 1946 door de krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot vijf jaar hechtenis.

Het Kortrijksch Handelsblad geeft in de editie van 8 november 1946 verslag van haar proces:

“Vóór den Krijgsraad van Kortrijk verscheen de genaamde Bogaert Zulma, geboren te Kortrijk, den 15 Februari 1895 en wonende Heirweg, 92, te Kuurne, voorheen te Bissegem.

In Dec. 1942 werd haar woning met zwarte pekterre besmeurd. Klacht werd diensvolgens ingediend bij de Duitsche instanties en 12 gijzelaars werden aangeduid om gedurende den Winter 1942 dag en nacht de wacht te houden vóór de woning van betichte en van andere met terre besmeurde woningen van Duitschgezinde personen.

Debacker Henri, zoon van den huidigen burgemeester van Bissegem, Simoens en Deryckere Roger, werden aangeduid om de wacht op te trekken aan de woning van verdachte.

Daar het koud weder was, maakten voornoemde drie jongelingen tijdens den nacht lawaai met hun kloefen, zoodat weldra tusschen hen en de vrouw een hevige woordenwisseling ontstond.

Op 22 December 1942 werden de drie wachters naar de Kommandantur geroepen en gedurende drie dagen opgesloten. Intusschen schreef verdachte een brief aan haar man, die op het Oostfront streed en deze verwittigde de Sicherheitsdienst van Gent van het gebeurde.

Op 22 Januari 1943 werden Debackere, Simoens en Deryckere, na onderhoord te zijn geweest op den Sicherheitsdienst, behalve Deryckere, aangehouden. Op 15 Maart 1943 verschenen alle drie vóór het Duitsche krijgsgerecht te Brugge, alwaar Laperre Felix en diens vrouw Bogaert Zulma bezwarende getuigenissen aflegden.

Deryckere werd veroordeeld tot 15 maanden gevang, Debackere tot 9 maanden gevang en Simoens tot 8 maanden gevang.

Verdachte wordt tevens ervan beschuldigd vrouw Debackere, die vrouw Laperre bij een ontmoeting in Juli 1944 weigerde te groeten, aangeklaagd te hebben aan den vijand. Vooraf deed ze de plaatselijke politie van Bissegem daarvoor een proces-verbaal opstellen, onder bedreiging dat indien de veldwachter aan hare klacht geen gehoor zou geven, zij haar toevlucht zou nemen tot de Duitschers. Vrouw Debackere werd echter verder niet meer verontrust.

Op de vraag van den Voorzitter, of zij op de akte van beschuldiging iets in te brengen heeft, antwoordt vrouw Bogaert, dat zij door de drie jongelingen werd bespot, zij in haar wezen hebben gespuwd en verweten werd voor “Duitsche oere” …

Als getuigen werden gedagvaard veldwachter Lecluyse, uit Bissegem, die zegt dat die vrouw te Bissegem gekend stond als een verklikster.

Volgt Debackere Henri, vlashandelaar, te Bissegem, die vóór het huis van betichte, besmeurd met teer, de wacht heeft moeten optrekken. Getuige verklaart verder de moeilijkheden die hij met deze vrouw heeft opgeloopen, met de verklikkingen als gevolg. Hij werd veroordeeld tot 9 maanden. Derijcke Roger, bakker te Bissegem, legt gelijkaardige verklaringen af. Hij werd veroordeeld door het Duitsche Krijgsgerecht tot 15 maanden gevang.

Ten slotte volgt Lefevre Germaine, echtgenoote Debacker Henri, die na de veroordeeling van haar man nog moeilijkheden heeft gekend.

Meester Claeys, uit Kortrijk, vangt zijn pleidooi aan met te verklaren, dat die vrouw in Bissegem noch geacht noch geëerd werd. Aldus is het natuurlijk aan te nemen, dat zij belast werd met alle mogelijke pekelzonden. In gelijk welken twist ter wereld zal de eene en de andere trachten gelijk te hebben. Wij zoeken naar de waarheid. Zij beweert dat zij nooit een positieve daad van aanklacht ten overstaan der Duitschers gesteld heeft. Zij diende klacht in bij den burgemeester en den veldwachter.

De oorlogsburgemeester had een dochter, die verkeerde met Jo Vandewiele, hoofd van de SS te Kortrijk. Op zeker oogenblik barst de bom tusschen haar en de drie wachters Debackere, Simoens en Derijckere en een woordenwisseling ontstaat en zij loopt naar den Burgemeester Laperre.

In zijn verder pleidooi tracht verdediger de verklikking toe te schrijven aan Jo Vandewiele of aan Laperre Felix.

Veroordeeld tot 5 jaar opsluiting en levenslange ontzegging van alle rechten.

De vrouw die vrij verscheen werd onmiddellijk aangehouden.”.

Op 8 mei 1947 verschijnt Zulma Bogaert voor het krijgshof te Gent, dat haar straf vermindert tot drie jaar gevangenis.



[1] Henri De Backere (1881–1960) was van 1933 tot 1941 en van 1944 tot 1946 burgemeester van Bissegem. Hij was jarenlang zaakvoerder van de bouwmaatschappij Leieland die in 1922 opgericht werd. Hij was ook secretaris van A.C.W. Bissegem. Zijn neef, André De Backere (1910–1978), was de laatste burgemeester van Bissegem.

[2] Heili Verstraete, geboren in september 1945, is de dochter van Jozef Vande Wiele en Lia Laperre en kleindochter van Felix Laperre. Zij is emeritus hoogleraar Russisch aan het (voormalige) departement Vertaalkunde, Hogeschool Gent. Toen ze in het huwelijk trad, besloot ze vanaf dan de naam van haar echtgenoot te dragen.

[3] Priester Josef Grimm en schooldirecteur Georg Hangl.

[4] Frans Packet, Joseph Leo Trappers  en Alfred Van Malder, die de schutter van dienst was.

[5] Een Joods echtpaar, de 73-jarige gewezen diamantverkoper Michael Blaines en zijn echtgenote , de 73-jarige Frederika Reiss, beiden van Nederlandse nationaliteit.

[6] Suzanne Blyau uit Gent en haar Duitse vriendin Else Ludwig uit Giesen (bron: Vogtland-Anzeiger.de).

[7] Marie Alida Deconinck, echtgenote van vlaswerker Antoine Descamps en herbergierster in Hulste van ’t Wit Peerd vanaf 1931 en Het Vliegend Paard vanaf 1937.

[8] Hier wordt zo goed als zeker Marcel Laperre bedoeld.

[9] O.a. zijn dochter Irena Laperre, tijdelijk in dienst bij de gemeente van maart 1943 tot april 1944.

[10] Henri De Backer junior, zoon van de burgemeester.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten