Bissegem: oorlogsburgemeester Felix Laperre en zijn
familie
Oudstrijder 1914-18 Felix Georges Laperre,
geboren te Bissegem op 6 mei 1894 en er overleden op 2 juli 1964, is gehuwd met
Elvira Devloo en heeft vijf dochters en een zoon: Lia, Marcel, Irena, Denise,
Rosa en Frieda.
Bij besluit van 6 september 1941 (B.S. van 7
september 1941) wordt hij aangeduid om het ambt waar te nemen van burgemeester
van Bissegem, in vervanging van Henri De Backere[1],
aan wie ontslag uit zijn ambt “verleend” wordt, eveneens bij besluit van 6
september 1941 van hetzelfde staatsblad.
Hoe die aanduiding tot stand komt wordt
uitgebreid en wetenschappelijk beschreven in de bijdrage van Heili Verstraete[2] in het zesmaandelijks
tijdschrift De Leiegouw – jaargang 63, aflevering 1, 2021 - Collaboratie en verzet in het Kortrijkse
tijdens de Tweede Wereldoorlog, waaruit ook bepaalde info komt voor dit
hoofdstuk over Bissegem.
De bezetting loopt ten einde en kort voor de
bevrijding duikt Felix Laperre onder. Hij wordt pas op 30 november 1944
geïnterneerd te Kortrijk, eerst in het Provoosthuis dan in De Wikings. Rond die
tijd is hij het slachtoffer van de straatrepressie in Kortrijk.
Bron: Kortrijk, Rijksarchief, Verzameling Loontjens.
De voorovergebogen bijna niet te herkennen
man op de foto is Felix Laperre, omgeven door een meute die hem aan het
aftroeven is op de Grote Markt van Kortrijk. Hij wordt gedwongen op zijn knieën
vergiffenis te vragen bij het oorlogsmonument ter nagedachtenis van de
gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog.
De gezinsleden van Laperre verblijven op dat
ogenblik in Duitsland. Zoon Marcel bevindt zich aan het oostfront en moeder
Elvira is met haar dochters op 31 augustus 1944 gevlucht naar Antwerpen om op 2
september 1944 in Duitsland aan te komen. Het vluchttransport wordt
georganiseerd door Jozef Bachot, echtgenoot van dochter Irena, met wie hij in
het huwelijk trad op 30 mei 1944.
Jozef Bachot en Irena Laperre (foto CEGESOMA)
Jozef Bachot, geboren te Antwerpen op 15
december 1920, is op dat ogenblik Antwerps stormbanleider bij de Algemeene
SS-Vlaanderen.
De SS-Stormban Antwerpen in volle parade tijdens de
zomer van 1944, luttele weken voor de bevrijding. Vooraan met gestrekte arm
stormbanleider Jozef Bachot (foto Auditoraat-generaal via “Gewone Vlamingen? De
jodenjagers van de Vlaamse SS in Antwerpen, 1942 (Deel 1)” van Lieven Saerens)
Jozef Bachot wordt verschillende malen, bij
verstek, ter dood veroordeeld wegens verklikking en moord.
Hij duikt onder in Duitsland met een andere
naam, “Josef Winter”. In 1961 wordt hij er aangehouden en in 1963 wordt hij,
volgens de reeds geciteerde Lieven Saerens, tot zeven jaar gevangenis
veroordeeld en in 1965 nog eens tot 3,5 jaar, wegens de moord op een priester
en een schooldirecteur[3], feiten die hij tijdens de
oorlog in Duitsland had gepleegd.
Op 6 oktober 1961 verschijnt daarover een
bericht in de krant “Zeeuwsch Dagblad”:
Eerste Substituut-Krijgsauditeur Van Mighem
van Antwerpen zet op 10 juli 1967 de gepleegde feiten nogmaals uiteen en
besluit dat de doodstraf uitgesproken door de krijgsraad van Antwerpen, bij
verstek op 7 januari 1948, dient behouden:
“Veroordeelde stond in de jeugdbeweging van het VNV
sedert het begin van de bezetting. Op 16/6/1941 wordt hij ingelijfd bij de
WAFFEN SS waar hij het tot “Hauptsturmführer” brengt in de loop van 1943.
Begin 1944 wordt hij afgedeeld bij de Hitlerjeugd met
de titel van Standaardführer te Brugge. Daar hij deel uitmaakte van de Algemene
SS Vlaanderen wordt hij op 15/5/1944 in voornoemde stad Stormbanleider van de
Germaanse SS om begin juni diezelfde functie te komen uitoefenen te Antwerpen.
Reeds in januari 1944 gaf hij blijk een ware
misdadiger te zijn.
Bij de aanhouding van een duits deserteur, Seppel Vitz
te Bissegem, schiet hij deze neer. Vanaf het ogenblik dat hij te Antwerpen in
dienst treedt ontketent hij een ware terreur. Deze begint te Lamain.
Tijdens het voorjaar 1944 was de Abwehrstelle
Antwerpen te weet gekomen dat er in het Doornikse actieve weerstandsgroepen aan
het werk waren om geallieerde vliegers te versluizen. Een agent van de
Abwehrstelle had zich in een weerstandsgroep komen laten aansluiten. Hij werd
echter ontmaskerd en uit de weg geruimd. Als “represaille” werd een razzia
georganiseerd. De Abwehrstelle deed beroep op de Algemene SS en vormde vier
kampgroepen. Van een er van was Bachot de leider. Ingevolge de razzia te Lamain
op 6/6/1944 werden woningen geplunderd en uiteindelijk 31 personen aangehouden
waarvan twee de dood vonden in concentratiekampen.
Op 12/7/1944 vermoordt hij Adjunct-Commissaris Migom
uit Antwerpen die als weerstander een duits agent van de Abwehrstelle
ontmaskerd had. Op vraag van deze dienst en samen met een viertal Algemene
SS-leden lokte hij Migom in een hinderlaag, brachten hem naar het hoofdkwartier
van de Algemene SS te Antwerpen en maakte hem op beestachtige wijze af. Het
lijk werd per auto naar een afgelegen gemeente gebracht en in de bossen
achtergelaten.
Op 30/7/1944 neemt hij als leider, met de Algemene SS
deel aan een razzia te Boechout, weer in samenwerking met de Abwehrstelle, die
daar een weerstandsgroepering ontdekt had. Vijftien personen werden opgeleid,
enkelen werden kort nadien vrijgelaten en de overigen gedeporteerd naar Duitsland
waarvan er 5 niet terugkeerden.
Op 1/8/1944 leidt hij opnieuw een kampgroep tijdens
een eerste razzia te Meensel-Kiezegem, die plaats grijpt naar aanleiding van
het neerschieten van een zekere Merckx, aanhanger der Nieuwe Orde, en die
ingericht werd door het Veiligheidskorps van de DE VLAG. Hij levert zich over
aan onmenselijke behandelingen op aangehouden personen en schiet er
Beddegenoote Jan Oskar neer. Een 15 tal personen bleven aangehouden. Ze werden
in handen gespeeld van de G.F.P. en S.D. te Leuven. Met de hun ontlokte
inlichtingen werd een tweede razzia op touw gezet. Deze greep plaats op
11/8/1944. Het Veiligheidskorps had nu een zeshonderd manschappen ter
beschikking, die het dorp omsingelden. Veroordeelde beveelt weer een kampgroep,
hij laat er zich opmerken door zijn sadistisch optreden. Hij martelt personen
om ze aan het spreken te krijgen, helpt een hoeve in brand steken en hij gaat
over tot tal van aanhoudingen vermits hij tot de executieve groep behoorde.
Totaal werden er 82 personen vastgehouden waarvan slechts enkelen uit de
concentratiekampen terugkeerden.
Op 13/8/1944 neemt hij nogmaals deel aan een razzia
ingericht door het Veiligheidskorps van de DE VLAG, in Limburg. Het centrum van
de razzia was gelegen in de dorpen Meeuwen-Wijshagen. Russische
krijgsgevangenen werden opgespoord. Hijzelf gaf bevel twee personen neer te
schieten waaronder Verheyen Mathieu. Er waren een viertal aangehoudenen die in
concentratiekampen werden opgesloten.
Tijdens de evacuatiedagen, beter bepaald op 2
september 1944, werd op het bureau van de gewestleider der DE VLAG, Belgiëlei
te Antwerpen, een dronken DE VLAG-lid, namelijk De Witte Theophilis,
aangetroffen die in het bezit gevonden werd van in dit bureau gestolen
potloden. Hij werd ook verdacht van diefstal van een schrijfmachine van de DE
VLAG diensten aldaar gevestigd. Hij werd opgesloten in de kelder van het gebouw
op bevel van Weyler, gewestleider van de DE VLAG te Antwerpen. Hij werd er
bewaakt door twee DE VLAG-leden door Weyler er voor aangeduid. Op zeker
ogenblik is Bachot, die op de hoogte gebracht werd van de feiten, naar de
kelder gekomen en heeft er De Witte met 2 revolverschoten afgemaakt.
Op 3/9/1944 gaf hij het bevel te Antwerpen aan drie[4]
Algemene SS-mannen waaronder Trappers Josephus, het echtpaar Blanes-Reiss[5]
en Boone Helena, opgesloten in de kelders van het hoofdkwartier van de Algemene
SS en die bezwarende getuigen zouden kunnen zijn, neer te schieten. Dit
gebeurde. Blanes werd op slag gedood, Boone overleed enkele dagen later in een
hospitaal. Reiss kwam haar verwondingen te boven doch ze was in 1947 nog steeds
werkonbekwaam.
Bachot legde gedurende gans de tijd der bezetting een
grote propagandistische activiteit aan de dag. In talrijke optochten stapte hij
aan het hoofd van zijn manschappen. Hij gaf scholingslessen en hielp het
Veiligheidskorps van “DE VLAG” oprichten.
De dag vóór de bevrijding van Antwerpen vluchtte hij
samen met de andere Algemene SS-leden naar Duitsland. Hij wordt daar
Compagniechef in het JAGDVERBAND 502 en levert er zich aan allerlei
baldadigheden over. Hij toont zich buitengewoon streng tijdens de opleiding
zijner manschappen als saboteurs.
Tijdens de winter 1944/1945 bevond de Compagnie
waarover Bachot het bevel voerde zich te Giesen. In deze stad was het belgische
meisje Blyau[6]
uit Gent werkzaam. Zij had een duitse vriendin die verloofd was met een lid van
het Jagdverband. In maart 1945 verliet Bachot met zijn compagnie Giesen
ingevolge de opmars der geallieerde legers. Bovengenoemde meisjes volgden de
compagnie. Begin april 1945 bereikten zij het dorpje Schillbach bij Flauen. Een
tiental dagen later vertrok Bachot met het grootste deel der manschappen. Vóór
zijn vertrek gaf hij het bevel aan een der achterblijvers, die als “Wehrwolf”
moest fungeren namelijk aan Vantrois Cyriel, het duits en het belgisch meisje
uit de weg te ruimen, daar ze voor hen hinderlijk waren. Vantrois voerde het
bevel uit en bracht zijn chef, Bachot, hiervan op de hoogte toen hij enkele
dagen later vervoegde.
Men is het spoor van Bachot bijster.”
Op 23 augustus 1984 slaagt journalist Maurice
De Wilde erin Jozef Bachot te lokaliseren en te interviewen in het kader van de
BRT-televisiereeksen over de Tweede Wereldoorlog.
Fotomoment van de BRT-uitzending met de door Maurice
De Wilde geïnterviewde Bachot.
De echtgenote van Bachot, Irena Laperre,
wordt op 4 juni 1947 door de krijgsraad te Kortrijk bij verstek – ze kon
eveneens niet opgespoord worden – veroordeeld tot 20 jaar buitengewone
hechtenis en levenslange ontzetting uit de rechten voorzien bij artikel
123sexies van het strafwetboek als lid van de D.M.S., leidster van de Hitler
Jugend en lid van het Jagdverband 502. Op 9 mei 1947 wordt ze vervallen
verklaard van de Belgische nationaliteit. Ook Bachot had zijn Belgische
nationaliteit verloren.
In 1965 richt Irena Laperre tweemaal een
genadeverzoek aan Koning Boudewijn, op 31 mei 1965 vanuit Ehlershausen in
Duitsland en op 9 december 1965 vanuit Reinfeld-Holstein eveneens in Duitsland.
Ze schrijft dat ze in de steek werd gelaten door haar man en dat een
echtscheidingsprocedure werd ingeleid. Aan haar vraag om te mogen terugkeren
naar haar vaderland met drie minderjarige kinderen wordt geen gevolg gegeven.
Na haar vlucht richting en tijdens haar
verblijf in Duitsland treedt de oudste dochter van Felix Laperre, Lia Laperre,
geboren te Bissegem op 10 december 1921, op 28 december 1944 in het huwelijk
met Joseph Vande Wiele, geboren te Kortrijk op 4 juni 1920 en op dat ogenblik
met een week oostfrontverlof.
Bij beslissing van de krijgsauditeur te
Kortrijk van 15 juli 1946 wordt Lia Laperre levenslang vervallen verklaard van
de bij artikel 123sexies van het strafwetboek bedoelde rechten wegens
lidmaatschap van de D.M.S., DeVlag en beschermend lid SS. Deze beslissing wordt
op 10 oktober 1946 door de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk bevestigd.
Lia Laperre
De krijgsraad van Kortrijk veroordeelt haar
man, Joseph Vande Wiele, op 20 mei 1947 tot 12 jaar gewone hechtenis en
levenslange ontzetting uit zijn burgerrechten.
De substituut te Brugge zet op 30 september
1947, naar aanleiding van zijn vraag tot strafvermindering, de feiten uiteen
die tot zijn veroordeling hebben geleid:
“Vandewiele werd, bij het vormen van de
eenheidsbeweging VNV, vendelleider en begeleider van het NSJV. In die
hoedanigheid trad hij zeer actief op en voerde een groote propaganda. In
Februari 1942 trad hij tot het Vlaanderenkorps toe van de Algemeene SS
Vlaanderen, en toonde er zich eveneens zeer bedrijvig. Hij heeft er de uniform
van gedragen en werd op 20 April 1942 tot unterschaarleider bevorderd. Meteen
was hij lid van de De Vlag. Hij meldde zich voor het Vlaamsche Legioen en werd
op 17 April 1943 opgeroepen. Na verscheidene specialisatieleergangen te hebben
gevolgd, vervoegde hij zijn eenheid in Rusland, die op den terugtocht was. Op
28 Juli 1944 volgde hij officierenleergangen en werd tot Oberjunker (adjudant,
candidaat officier) bevorderd. In April 1945 kwam hij met het Jagdverband 502
in aanraking, doch zijn aansluiting bij die eenheid is niet bewezen.”
Joseph Vande Wiele komt voorlopig vrij op 7
december 1949.
Terug naar het IC De Wikings in
Kortrijk, waar Felix Laperre, ver van zijn gezin, opgesloten zit en in
april 1944 aan de bestuurder vraagt of hij bezoek mag ontvangen van Mevrouw
Descamps Antoine[7] uit Hulste, bij wie hij
veel van zijn kinderjaren had doorgebracht.
De bestuurder van het IC wint inlichtingen in
bij de burgemeester van Hulste en Bissegem.
Op 23 april 1945 laat de burgemeester van
Hulste weten dat “er bij zijn weten niets te zeggen valt op het gedrag en de
zedelijkheid van de herbergierster Mevr. Descamps Antoine, wonende alhier
Bruggestraat 36”, tevens meldt hij dat hij “niet weet welke verhoudingen
er bestaan tusschen voornoemde persoon en Laperre Felix …”
Op 1 mei 1945 laat de opnieuw zetelende
burgemeester De Backer aan de bestuurder van het Interneringscentrum te
Kortrijk weten dat “De genaamde Mevr. Descamps Antoine uit Hulste aan
Laperre F. onderdak heeft verschaft gedurende twee maanden, onmiddellijk na de
bevrijding, zij is geen familie doch wel een lief … Zijn gezinsleden, vrouw en
5 kinderen zijn naar Duitschland gevlucht, zijn zoon is SS-officier bij de
Wehrmacht.”.
De enige zoon van Felix Laperre, Marcel
Laperre, overlijdt op 27 april 1945 aan het oostfront.
Op dat ogenblik is niemand van de familie op
de hoogte van zijn dood. De Belgische overheid blijft zonder resultaat op zoek
naar hem. Op de rouwbrief van Felix Laperre, die sterft op 2 juli 1964, staat
hij niet vermeld als overleden.
De eerste vermelding van zijn dood vindt men
op een lijst van gesneuvelde oostfronters opgenomen in het maandblad Berkenkruis
van april 1978.
Marcel Laperre wordt op 3 december 1946 door
de krijgsraad te Kortrijk bij verstek veroordeeld tot 15 jaar buitengewone
hechtenis, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten
bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek, wegens lidmaatschap van de
Waffen SS en de Germaansche SS. Hij wordt tevens vervallen verklaard van de
Belgische nationaliteit op 25 december 1947.
Vijf maanden vóór de veroordeling bij verstek
van Marcel Laperre, verschijnt vader Felix Laperre op 3 juli 1946 voor de
Kortrijkse krijgsraad.
Een verslaggever van het Kortrijksch
Handelsblad is aanwezig, in de editie van 16 juli 1946 noteert hij het volgende:
“Vóór den Krijgsraad van Kortrijk, voorgezeten door
den heer Moerenhout, werd de zaak opgeroepen ten laste van Laperre Felix,
geboren te Bissegem, den 6 Mei 1894, vlasnijveraar en herbergier, Heulestraat
19, te Bissegem.
Na de ondervraging van verdachte werd door heer
Krijgsauditeur Lebbe overgegaan tot de lezing der akte van beschuldiging.
Laperre werd lid van het Dinaso reeds langen tijd vóór
het uitbreken van den oorlog. In Mei 1941 wordt hij lid van het VNV, en in 1942
gedurende een jaar lid van De Vlag, waarna hij tot celleider van De Vlag te
Bissegem werd aangesteld.
Op 10 September werd hij tot oorlogsburgemeester van
Bissegem aangesteld.
In het uitoefenen van zijn ambt was hij steeds
partijdig en bij benoeming van gemeentebedienden benoemde hij zijn eigen
kandidaten, veranderde de namen der straten, voerde een hevige propaganda door
woord en daad voor den bezetter; in zijn gesprekken hemelde hij steeds al wat
Duitschland aanging op, belegde in zijn herberg propaganda-vergaderingen en in
zijn herberg hingen de foto’s van Hitler, Tollenaere, Staf Declercq, Elias en
verder gansch den Duitschen état-major.
Aan het gemeentehuis liet hij aanplakbrieven brengen
voor aanwerving voor de SS en ten zijnen huize ontving hij propaganda-materiaal
voor De Vlag. Hij werd er tevens van beschuldigd een lijst opgemaakt te hebben
van ongure elementen, smokkelaars en asocialen, welke hij aan het Arbeidsambt
te Kortrijk overmaakte.
Verder worden hem nog acht verklikkingen ten laste
gelegd.
De verklikking van burgemeester De Backer Henri, uit
Bissegem, die door toedoen van verdachte tal van moeilijkheden met de
Duitschers heeft gehad, daar hij van anti-Duitschgezindheid beschuldigd werd.
De tweede verklikking is deze van Boury Georges, in
Augustus 1942, die beticht werd van in het bezit te zijn van een geheimen
uitzendingspost en vervolgens door het Arbeidsambt aangehouden werd, voor de
verplichte tewerkstelling in Duitschland.
De Vloo Oktaaf werd in den Zomer van 1944 aan de
feldgendarmerie aangeklaagd, langdurig door dezen opgezocht, doch kon niet
aangehouden worden.
Vermelden wij dat De Vloo de schoonbroeder is van
beklaagde, met wien hij in ruzie leefde nopens politieke aangelegenheden.
Ook werd onderpastoor Karel Van Elslander van
Bissegem, aan den vijand verklikt. Deze werd ervan beschuldigd anglofiel te
zijn, propaganda te maken tegen de Waffen SS. In Oktober 1943 werd ten zijnen
huize een eerste huiszoeking gedaan, doch niets werd gevonden; doch in December
1943 werd hij door de S.D. aangehouden en veroordeeld tot drie maanden gevang.
Kesteloot Victor was in Juli 1943 in de herberg van
Laperre. Hij scheurde er een foto van Hitler en korten tijd nadien werd hij
door de feldgendarmen aangehouden en door den Duitschen Krijgsraad van Gent
veroordeeld tot vijf maanden gevang.
De laatste verklikking welke verdachte ten laste wordt
gelegd is deze van den genaamden Henri De Backer, zoon van den huidigen
burgemeester, Deryckere Roger en Simoens, in Februari 1944, wegens hun
anglofilie en ook omdat zij den SS.-man Dezutter en SS. Laperre Felix[8],
zoon van verdachte, hadden beleedigd.
Zij werden verplicht de wacht op te trekken vóór het
huis van Bogaert Zulma, hetwelk met teer was besmeurd geworden. Later werden de
drie jongelingen aangehouden en door het Duitsche kriegsgericht veroordeeld tot
verscheidene maanden gevangenisstraf.
Ook stond de oorlogsburgemeester in zeer goede
betrekkingen met de Kreiskommandantur van Kortrijk, waar hij dagelijks
vertoefde.
Betichte is een zeer bespraakt man en weet op ieder
vraag van den voorzitter een gepast antwoord gereed te houden, voornamelijk ook
betreffende de verandering der straatnamen van Bissegem in Staf Declercqplaats,
Tollenaerestraat, en Vanzeverenstraat.
Er valt verder een groote belangstelling waar te
nemen, vooral van het vrouwelijk element uit Bissegem, die telkens protest
uitbracht op de antwoorden van den ex-burgemeester op de vragen van den
voorzitter.
Het getuigenverhoor.
De Backer Henri, huidig burgemeester van Bissegem,
werd tijdens de bezetting afgesteld en moest plaats ruimen voor betichte. De
burgemeester geeft een omstandig verslag van de algemeene houding van betichte.
In Augustus 1940 had getuige een stoet van de Dinaso’s
verboden. Niettegenstaande dit verbod is hij toch doorgegaan.
Laperre is hierop naar het vliegplein van Wevelgem
gegaan om aan de Duitschers mede te deelen dat de burgemeester den stoet
verboden had. Hij is teruggekomen naar het huis van den burgemeester om er
kabaal te maken en dit niettegenstaande zijn vrouw ziek was. Zekeren dag werd
dan ook door de kontroleurs een huiszoeking gedaan ten huize van den
burgemeester. Ook verder heeft hij met Laperre moeilijkheden opgeloopen
betreffende het sluiten van de herberg “De Toren”, wegens zedenzaken. Betichte
bracht daarvan de Duitschers op de hoogte, die gekomen zijn om die herberg
opnieuw te openen.
Toen getuige uit eigen beweging naar het gebouw van
den Sicherheitsdienst te Gent trok, om zijn zoon van deportatie van Duitschland
vrij te krijgen, ontmoette hij daar ook betichte. Te Gent werd Debacker
verweten dat hij Engelschgezind was, waarop hij antwoordde dat hij noch
Engelsch- noch Duitschgezind, maar wel Belg was.
Betichte zat gansche dagen op de kommandantur te
Kortrijk.
Op de vraag door de verdediging waarom de café “De
Toren” werd gesloten, zegt de burgemeester dat dit hem niet aangaat, dat dit
een zaak is van den gemeenteraad en daarbij een beroepsgeheim daarstelt.
Delaere Eugeen behandelt de zaak van de aanhouding van
E.H. Van Elslander, het hoofd der Kajotters, die ook werd aangehouden.
Boury Georges, uit Bissegem, heeft ook het bezoek der
Wehrmacht ontvangen.
Verder zegt getuige dat Laperre wapens droeg, als
burgemeester de Duitschers in de hand heeft gewerkt, en dat getuige zelfs
persoonlijk tweemaal werd verklikt, onder betichting dat hij in het bezit was
van een geheime zender.
Oorlogsmisdadiger en feldwebel Youpp heeft hem zelf
nog verklaard, dat de burgemeester als een echte anglofiel stond aangeschreven.
Ameye Petrus, uit Bissegem, brengt ook een zware
getuigenis in tegen verdachte.
Eerst geeft hij relaas nopens de politieke aktie van
betichte, behandelt verder de verklikking van Kesteloot, het geval van den
deserteur, een Tjeeck en schetst Laperre als een hevig Duitschgezinde, die op
alle manieren de Moffen in de hand heeft gewerkt ten nadeele der bevolking van
Bissegem. Betichte speelde steeds dubbel spel. Daar dat de onderpastoor
rondging voor het ophalen van meel en andere goederen bij de boeren voor het
“Pakket van den Krijgsgevangene” en voor de verplichte tewerkstelling in Duitschland,
heeft betichte hem doen wegsteken. In het café “Het Gemeentehuis” zegde
verdachte, toen hij dit vernam: “Hij zal geen acht dagen meer op vrije voeten
loopen”. En korten tijd nadien werd E.H. Van Elslander aangehouden. Ook sprak
hij regelmatig de meid van den onderpastoor aan om te weten wat deze deed en
zegde.
Kesteloot Victor getuigt in de Fransche taal. Hij
heeft de foto van Hitler en zijn trawanten zien hangen in de keuken van
Laperre. Op een zeker oogenblik is getuige in de keuken gegaan, heeft deze
hatelijke foto van den muur getrokken, in stukken gescheurd en onder tafel
geworpen. Op dit oogenblik waren er geen Duitschers in huis. De dochter Laperre
vroeg hem dan waarom hij dit gedaan had, waarop getuige antwoordde: “Ik heb dit
gedaan omdat ik Hitler niet graag zie”, waaop deze onmiddellijk riposteerde:
“Maar ik zie Hitler gaarne, want mijn verloofde en mijn broeder vechten voor
hem”.
Getuige is dan weggegaan en korten tijd nadien terug
in het café Laperre gekomen, waarop hij door de feldgendarmerie aangehouden
werd.
Lecluyse André, veldwachter te Bissegem, betoogt dat
verdachte zeer Mofschgezind was en als burgemeester alle Belgische wetten wist
te saboteeren. Schepenen werden door hem afgezet om oorlogsschepenen in zijn
plaats te laten benoemen.
Getuige bevestigt voorgaande verklaringen betreffende
de foto’s van Hitler en zijn état-major, die in de keuken van Laperre hingen.
Getuige stond bij verdachte tevens aangeschreven als
een onbetrouwbaar persoon. Hierop staat betichte recht om te protesteeren doch
wordt verzocht zijn mond te houden.
De Backer Henri, zoon van den huidigen burgemeester
heeft nog de wacht moeten staan aan de deur van “ne zwarten”, wegens het
opmaken van een lijst van gijzelaars door Laperre. Tijdens den nacht stampte
hij voortdurend met zijn kloefen en ingevolge een klacht van vrouw Laperre werd
getuige aangehouden en gedurende drie dagen opgesloten. De zoon van Laperre is
ook SS geworden. Zekeren dag werd hij door getuige zijn hatelijke houding
verweten, waarop deze werd aangehouden en veroordeeld tot 8 maanden gevang,
daar hem ten laste werd gelegd dat hij leider was van de terroristengroep van
Bissegem.
Deryckere Roger heeft samen met Debacker de wacht
moeten staan aan de huizen van de zwarten daar hij ook opgeschreven stond op de
lijst van ongure elementen. Ook hij werd aangehouden en tot verschillende
maanden gevang veroordeeld.
Vermeersch Marie-Louise is een getuige ten ontlaste.
Zij was aanwezig in de herberg Laperre als de foto van Hitler gescheurd werd.
Zij verklaart nu dat er op dit oogenblik ook Duitschers aanwezig waren en ze
heeft die zelfs zien telefoneeren.
Ten slotte volgen nog twee getuigen ten ontlaste:
Lapiere Cyriel, die beweert dat Laperre een goed vaderlander (sic) was, en Van
Coillie Alberic.
Meester Van Duerm, uit Kortrijk, stelt zich
Burgerlijke Partij voor den Belgischen Staat. Hij wijst er op dat verdachte van
het begin der bezetting in dienst van den bezetter stond en voortdurend
bezoeken bracht aan de Kreiskommandantur.
Hij heeft misbruik gemaakt van zijn ambt van
burgemeester om invloed uit te oefenen op zekere personen en de plannen van de
Duitschers heeft hij in de hand gewerkt. Verder schetst pleiter zijn evolutie
op politiek gebied en onderlijnt het feit dat zijn laakbare houding den
weerstandsgeest van het volk en de gemeenschap heeft bestreden en niet alleen
moreele maar ook materieele schade heeft berokkend en vraagt ’n
schadevergoeding van 100,000 fr.
Meester Cosaert, uit Kortrijk, stelt zich hierna
Burgerlijke Partij voor Debacker Henri, vlashandelaar, die van 26 Februari 1943
tot 15 November 1943 werd gevangen gezet, zijn handel daardoor heeft moeten
verlaten met een winstverlies van 44,600 fr.; zijn radio werd verder
aangeslagen (3000 fr.); pakjes moesten verzonden worden; 12 bezoeken werden
afgelegd voor een gezamenlijk bedrag van 6000 fr.; werd door de Duitschers
zwaar mishandeld, zoodat één zijner nieren werd kapot geslagen en werd verder
behandeld door de dokters Lauwers en Dezitter (200 bezoeken aan 50 frank =
10,000 fr.) voor zedelijke pijn en smart 50,000 fr. hetzij een gezamenlijk
bedrag van 159.970 fr.
Krijgsauditeur Lebbe geeft nu verder een omstandig
overzicht over de feiten en eischt een straf van 12 jaar gewone hechtenis.
Meester Claessens, uit Brussel, betoogt dat al de
verklikkingen geen steek houden en alleen maar aangebracht zijn geworden om een
zekere atmosfeer rond die zaak te scheppen. Vóór den oorlog was hij Dinaso.
Pleiter schetst dan verder de omstandigheden die geleid hebben tot zijn
benoeming als burgemeester van Bissegem, door tusschenkomst van Verkinderen,
nadat dit werd voorgelegd aan onderwijzer Pille, en na tien jaar lid te zijn
geweest van het schepencollege.
Ten onrechte werd alles wat te Bissegem gebeurde hem
aangewreven. Punt voor punt behandelt hij nu de zaak der verklikkingen en trekt
deze in twijfel. Ook brengt pleiter hier een hulde aan onderpastoor Van
Elslander, die alles gedaan heeft tijdens de bezetting voor de vrijwaring der
jeugd, en die daarom drie maanden lang werd opgesloten en die de éénige is die
den burgemeester niet beticht. Als de betichte zei: “Ik heb bewijzen genoeg op
zak om het hoofd der Kajotters te doen aanhouden”, dan is dit nog geen bewijs
dat hij dien onderpastoor verklikt heeft.
Op ironische wijze behandelt pleiter nu de verklikking
Kesteloot, die onder invloed van den drank was, en vraagt dan ook aan den
Krijgsraad een milde straf uit te spreken.
De Burgerlijke Partij, die werpt zich op betichte als
een bloedzuiger. Ten slotte zegt pleiter aan den Krijgsraad: “Denkt dat hij nog
familie heeft en dat hij ook nog moet leven”.
Na een tamelijk lange beraadslaging werd Laperre
veroordeeld tot 10 jaar gevang en levenslange ontzetting van alle rechten.
De Burgerlijke Partij bekomt voor De Backer Henri
(zoon) de som van 50,000 frank.
Er deden zich geen noemenswaardige incidenten voor.”
Naar aanleiding van het beroep dat Felix
Laperre op 10 juli 1946 aantekent tegen het vonnis van de krijgsraad zet
Substituut-Krijsauditeur Lebbe van Kortrijk op 19 juli 1946 de feiten
samengevat nog eens uiteen die tot de veroordeling hebben geleid:
“Laperre Felix werd door de Krijgsraad van Kortrijk op
3 juli 1946 tot 10 jaar gewone hechtenis veroordeeld. In 1941 is hij lid
geworden van het VNV, en is dit gebleven tot 1943; hij is ook lid geworden van
DeVlag en zelfs steunpuntleider van deze groepeering; op 10 september 1941 is
hij tot burgemeester van Bissegem benoemd geweest. In het uitoefenen van zijn
ambt toonde hij zich partijdig, namelijk inzake benoemingen van nieuwe
gemeentebedienden[9].
Op zijn bevel zijn aanplakbrieven van de SS op het gemeentehuis uitgehangen
geweest. Hij heeft namen van straten doen veranderen. Hij heeft leden
aangeworven voor het VNV en de DeVlag. Bovendien heeft hij zich schuldig
gemaakt aan twee verklikkingen; verklikking van den Heer Onderpastoor Van
Elslande, dien hij in oktober 1943 aan de SD aangeklaagd heeft als anglofiel,
met het gevolg dat den aangeklaagden persoon gedurende drie maanden opgesloten
geweest is. Ook heeft hij in februari 1943 bezwarende inlichtingen verschaft
ten nadeele van drie jongelingen: De Backere[10],
Deryckere en Simoens, die aangeklaagd geweest waren door Bogaert Zulma van
Bissegem. Die jongelingen zijn een tiental maanden opgesloten gebleven,
gedeeltelijk ten gevolge van de tusschenkomst van Laperre.
Veroordeelde is in beroep.”.
De veroordeling door de Krijgsraad van
Kortrijk tot 10 jaar gewone hechtenis wordt op 8 mei 1947 door het Krijgshof te
Gent bevestigd.
Op 4 november 1946 verklaarde E.H. Karel Van
Elslande, die drie maanden werd opgesloten, schriftelijk:
“Op de verhoren die mij te Gent op het bureau van de
SD (Desmet de Naeyerplein 16 Gent) werden afgenomen is de naam van de heer
Felix Laperre als beschuldiger door de Duitschers niet genoemd geweest. Evenmin
is de heer F. Laperre daar als aanklager tegen mij opgetreden. Evenmin gaf het
verloop van elk verhoor een aanduiding dat er een aanklacht van dien kant zou
zijn uitgegaan.”
Reeds in 1945 had Karel Van Elslande een
verklaring in die zin afgelegd.
Felix Laperre komt voorwaardelijk vrij op 30
november 1949.
Nog tijdens de oorlog wordt schepen Warlop op
10 september 1942 vervangen door Gabriel Verliefde, een bankbediende geboren te
Oudenaarde op 13 juli 1914, die op 28 augustus 1946 door de Krijgsraad te
Kortrijk veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf van negen maanden, een
geldboete en levenslange ontzetting van zijn rechten wegens het voeren van
propaganda voor de vijand tussen 10 mei
1940 en september 1944.
Bij besluit van 18 juli 1944 wordt hem, op
zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van schepen. Verliefde wordt op 23
maart 1950 hersteld in zijn rechten bij vonnis van de burgerlijke kamer der
rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Kortrijk.
Zulma Bogaert, waarvan sprake tijdens het
proces Felix Laperre, wordt op 9 oktober 1946 door de krijgsraad te Kortrijk
veroordeeld tot vijf jaar hechtenis.
Het Kortrijksch Handelsblad geeft in de editie van 8
november 1946 verslag van haar proces:
“Vóór den Krijgsraad van
Kortrijk verscheen de genaamde Bogaert Zulma, geboren te Kortrijk, den 15
Februari 1895 en wonende Heirweg, 92, te Kuurne, voorheen te Bissegem.
In Dec. 1942 werd haar woning
met zwarte pekterre besmeurd. Klacht werd diensvolgens ingediend bij de
Duitsche instanties en 12 gijzelaars werden aangeduid om gedurende den Winter
1942 dag en nacht de wacht te houden vóór de woning van betichte en van andere
met terre besmeurde woningen van Duitschgezinde personen.
Debacker Henri, zoon van den
huidigen burgemeester van Bissegem, Simoens en Deryckere Roger, werden
aangeduid om de wacht op te trekken aan de woning van verdachte.
Daar het koud weder was,
maakten voornoemde drie jongelingen tijdens den nacht lawaai met hun kloefen,
zoodat weldra tusschen hen en de vrouw een hevige woordenwisseling ontstond.
Op 22 December 1942 werden de
drie wachters naar de Kommandantur geroepen en gedurende drie dagen opgesloten.
Intusschen schreef verdachte een brief aan haar man, die op het Oostfront
streed en deze verwittigde de Sicherheitsdienst van Gent van het gebeurde.
Op 22 Januari 1943 werden
Debackere, Simoens en Deryckere, na onderhoord te zijn geweest op den
Sicherheitsdienst, behalve Deryckere, aangehouden. Op 15 Maart 1943 verschenen
alle drie vóór het Duitsche krijgsgerecht te Brugge, alwaar Laperre Felix en
diens vrouw Bogaert Zulma bezwarende getuigenissen aflegden.
Deryckere werd veroordeeld tot
15 maanden gevang, Debackere tot 9 maanden gevang en Simoens tot 8 maanden
gevang.
Verdachte wordt tevens ervan
beschuldigd vrouw Debackere, die vrouw Laperre bij een ontmoeting in Juli 1944
weigerde te groeten, aangeklaagd te hebben aan den vijand. Vooraf deed ze de
plaatselijke politie van Bissegem daarvoor een proces-verbaal opstellen, onder
bedreiging dat indien de veldwachter aan hare klacht geen gehoor zou geven, zij
haar toevlucht zou nemen tot de Duitschers. Vrouw Debackere werd echter verder
niet meer verontrust.
Op de vraag van den
Voorzitter, of zij op de akte van beschuldiging iets in te brengen heeft,
antwoordt vrouw Bogaert, dat zij door de drie jongelingen werd bespot, zij in
haar wezen hebben gespuwd en verweten werd voor “Duitsche oere” …
Als getuigen werden gedagvaard
veldwachter Lecluyse, uit Bissegem, die zegt dat die vrouw te Bissegem gekend
stond als een verklikster.
Volgt Debackere Henri,
vlashandelaar, te Bissegem, die vóór het huis van betichte, besmeurd met teer,
de wacht heeft moeten optrekken. Getuige verklaart verder de moeilijkheden die
hij met deze vrouw heeft opgeloopen, met de verklikkingen als gevolg. Hij werd
veroordeeld tot 9 maanden. Derijcke Roger, bakker te Bissegem, legt
gelijkaardige verklaringen af. Hij werd veroordeeld door het Duitsche
Krijgsgerecht tot 15 maanden gevang.
Ten slotte volgt Lefevre
Germaine, echtgenoote Debacker Henri, die na de veroordeeling van haar man nog
moeilijkheden heeft gekend.
Meester Claeys, uit Kortrijk,
vangt zijn pleidooi aan met te verklaren, dat die vrouw in Bissegem noch geacht
noch geëerd werd. Aldus is het natuurlijk aan te nemen, dat zij belast werd met
alle mogelijke pekelzonden. In gelijk welken twist ter wereld zal de eene en de
andere trachten gelijk te hebben. Wij zoeken naar de waarheid. Zij beweert dat
zij nooit een positieve daad van aanklacht ten overstaan der Duitschers gesteld
heeft. Zij diende klacht in bij den burgemeester en den veldwachter.
De oorlogsburgemeester had een
dochter, die verkeerde met Jo Vandewiele, hoofd van de SS te Kortrijk. Op zeker
oogenblik barst de bom tusschen haar en de drie wachters Debackere, Simoens en
Derijckere en een woordenwisseling ontstaat en zij loopt naar den Burgemeester
Laperre.
In zijn verder pleidooi tracht
verdediger de verklikking toe te schrijven aan Jo Vandewiele of aan Laperre
Felix.
Veroordeeld tot 5 jaar
opsluiting en levenslange ontzegging van alle rechten.
De vrouw die vrij verscheen
werd onmiddellijk aangehouden.”.
Op 8 mei 1947 verschijnt Zulma Bogaert voor
het krijgshof te Gent, dat haar straf vermindert tot drie jaar gevangenis.
[1]
Henri De Backere (1881–1960) was van 1933 tot 1941 en van 1944 tot 1946
burgemeester van Bissegem. Hij was jarenlang zaakvoerder van de
bouwmaatschappij Leieland die in 1922 opgericht werd. Hij was ook secretaris
van A.C.W. Bissegem. Zijn neef, André De Backere (1910–1978), was de laatste
burgemeester van Bissegem.
[2]
Heili Verstraete, geboren in september 1945, is de dochter van Jozef Vande
Wiele en Lia Laperre en kleindochter van Felix Laperre. Zij is emeritus
hoogleraar Russisch aan het (voormalige) departement Vertaalkunde, Hogeschool
Gent. Toen ze in het huwelijk trad, besloot ze vanaf dan de naam van haar
echtgenoot te dragen.
[3]
Priester Josef Grimm en schooldirecteur Georg Hangl.
[4]
Frans Packet, Joseph Leo Trappers en
Alfred Van Malder, die de schutter van dienst was.
[5]
Een Joods echtpaar, de 73-jarige gewezen diamantverkoper Michael Blaines en
zijn echtgenote , de 73-jarige Frederika Reiss, beiden van Nederlandse
nationaliteit.
[6]
Suzanne Blyau uit Gent en haar Duitse vriendin Else Ludwig uit Giesen (bron:
Vogtland-Anzeiger.de).
[7]
Marie Alida Deconinck, echtgenote van vlaswerker Antoine Descamps en
herbergierster in Hulste van ’t Wit Peerd vanaf 1931 en Het
Vliegend Paard vanaf 1937.
[8] Hier wordt zo goed als zeker Marcel
Laperre bedoeld.
[9] O.a. zijn dochter Irena Laperre, tijdelijk
in dienst bij de gemeente van maart 1943 tot april 1944.
[10]
Henri De Backer junior, zoon van de burgemeester.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten