zondag 4 december 2022

Onenigheid binnen de rangen van het verzet te Wevelgem

 

Onenigheid binnen de rangen van het verzet te Wevelgem

 

Zoals reeds vermeld, ontstaan, na de bevrijding, spanningen binnen de rangen van de weerstand te Wevelgem.

Via een briefwisseling uit 1951, tussen Maurice Vankeirsbilck en de Commissie voor vergoedingspensioenen, komen we meer te weten over die ruzie.

In 1951 vraagt André Denys een vergoeding aan voor de gevolgen van de kwetsuren die hij opgelopen heeft in 1944 in dienst van de weerstand.

Met haar brief van 29 oktober 1951 vraagt de vergoedingscommissie aan Maurice Vankeirsbilck wat Denys in dienst van de weerstand gedaan heeft en in welke omstandigheden hij gekwetst werd.

Op 6 november 1951 antwoordt hij het volgende aan de commissie:

“Wat Denys André in dienst van de weerstand gedaan heeft, zal, door om het even wie, heel moeilijk te bepalen zijn. Ik weet dat Denys met gans de groep waartoe hij behoorde, herhaalde malen uitgesloten werd uit de Weerstandsorganisatie om reden van niet opvolgen der orders en om veiligheidsredenen.

Het spijt me dan ook mijn oprechte verwondering te moeten uitdrukken nopens het feit dat hem en dat slechts op 19-10-51, door de Hr. Neven Emile, St Truidenstraat, 23, Tongeren (volgens de Hr. Politiecommissaris van Wevelgem, zou Denys zich persoonlijk voor het verkrijgen van deze verklaring, naar Tongeren begeven hebben), een certificaat afgeleverd werd, waarin deze verklaart dat hij de opdrachtgever was, terwijl Denys André, bij het onderzoek in verband met de zaak Pille uit Moorsele, onderhavig aanbelangend feit, aan de rijkswacht van Menen verklaard heeft dat ondergetekende, VanKeirsbilck, de opdrachtgever was. Wilt U de proef nemen, zonder meer, en om dergelijke verklaring als deze van de Hr. Neven, schrijven naar Hr. Van Eetvelde Leopold, Yperstraat, 75, Bissegem, dan wed ik dat U deze verklaring ook door hem toegestuurd krijgt waarin deze zich als opdrachtgever zal doen doorgaan.

Ik wil echter de verklaring van Neven, noch eventueel deze van Van Eetvelde in twijfel trekken, maar ik zie niet in hoe het mogelijk is dat Denys zelf verklaarde de opdracht van mij gekregen te hebben, wat ik stellig loochen en bij de rijkswacht geloochend heb, en het feit dat hij nu komt aandraven met een verklaring uit Tongeren, dit alles nadat Denys tot driemaal toe vruchteloos bij mij gekomen is om mij, voor het bekomen van een pensioen, om een verklaring te verzoeken waarbij ik zou bevestigen dat de actie op Pille, waarbij belanghebbende gekwetst werd, geschiedde in opdracht van de Weerstand. Ik heb hem deze verklaring geweigerd onder het voorwendsel dat hij me eerst een verklaring van zijn onmiddellijke overste moest voorleggen. Zijn onmiddellijke overste, indien hij op dit ogenblik niet uitgesloten was moet “De Langen Tijl[1]” geweest zijn. Deze laatste naam is een strijdnaam. De echte naam kan ik mij echter niet meer herinneren, doch ik kan desgevallend aan de rijkswacht inlichtingen verschaffen om de identiteit van deze persoon vast te stellen, indien zulks zou nodig blijken. Deze “Tijl” zal heel zeker voor niets in de zaak zijn tussengekomen.

Is er een ware opdrachtgever?

In welke omstandigheden hij gekwetst werd?

Naar wat Denys André mij zelf na de overval verklaarde, heeft hij met zijn vader Denys Henri en zijn vriend Vandamme Oscar uit Wevelgem, de overval op Pille voltrokken. Van dit alles bestaat echter geen geschreven verslag. Dus altijd volgens Denys André, op dezelfde dag na de overval: “Mijn vader wees ons Pille aan. Ik schoot hem in de rug. Pille viel en draaide zich over zijn buik, had in die wenteling het middel gevonden om zijn revolver boven te halen en vuurde deze laatste af in de lucht, ten teken van alarm. Intussen hadden wij ons opgesteld in een gracht, ik vooraan en Vandamme achter mij aan. Wij vuurden nog in de richting van Pille. Vandamme vuurde en kwetste mij, waardoor de kogel mij van de wang door de bovenlip drong. De anderen vluchtten nu weg terwijl ik Dokter Vandamme uit Gullegem, onder bedreiging met mijn wapen, mij verplichtte te verzorgen. Ik heb hem gezegd dat ik over het water zou vluchten. Terwijl hij mij verzorgde kwam men ook de dokter halen om Pille te verzorgen. Ik werd eerst verzorgd en ben onmiddellijk naar Lauwe gekomen”. Tot hier wat ik mij herinner over wat Denys zelf mij, de dag van het volbrengen der actie, vertelde.

Ondergetekende sliep toen in Gullegem (veiligheidshalve). Ik hoorde daar zeggen dat “de witte” een gestapo neergeschoten hadden. Daar Denys mij verscheidene malen gesproken had over de liquidatie van Pille en dat men zegde dat een witte gekwetst was, heb ik mij onmiddellijk naar mijn woning te Wevelgem begeven, alwaar moeder Denys me reeds was komen vinden. Ik was amper thuis toen zij daar terug was. Zij stonden zonder enig kontakt, gezien zij niet wisten waarheen of wat er hen te doen stond. Daar ik die mannen aangeworven had (vroeger) bij de weerstand en zij van mijn gemeente waren en om alle kabaal te vermijden heb ik hen hulp beloofd. Toen ben ik bij de heer Silverans geweest (Silverans Jan, onderwijzer, Brugstraat, Wevelgem), die Dokter Verraest uit Wevelgem een afspraak gaf met mij, over de brug te Lauwe. Moeder Denys had mij gezegd waar haar zoon verscholen zat. Met dokter Verraest ben ik bij de gekwetste geweest. Hij werd verzorgd ter plaatse waar hij zijn intrek genomen had, namelijk bij de Hr. Verraest Marcel, Menenstraat, Lauwe. Laatstgenoemde kan ook wel nuttig in deze zaak getuigen.”

Begin 1952 ontvangt Maurice Vankeirsbilck nog een schrijven, deze keer een brief, gedateerd op 18 januari 1952, van R. Adam, Nationaal Secretaris van het Belgisch Partizanenleger. Deze  vraagt Vankeirsbilck waarom hij de verklaring “A” niet heeft willen ondertekenen ten voordele van Henri Denys. De verklaring is nodig om een dossier te kunnen indienen bij de Dienst van de Weerstand. De verklaring “B” is wel ondertekend, door Jan Silverans, die tekent als gewezen korpscommandant. Vankeirsbilck wordt om uitleg gevraagd. Ook wordt zijn mening gevraagd nopens de aanvragen van Emma Salembier, Valère en André Denys en Oscar Vandamme.

Maurice Vankeirsbilck antwoordt met zijn brief van 20 januari 1952:

“Waarde Secretaris, Strijdmakker,

Ik weigerde de verklaring a op naam van Denys Henri uit Wevelgem te tekenen omdat ik in genen dele het Belgisch Partisanenleger, noch één van de leden wil betrekken bij een eventuele erkenning als Gewapend Weerstander, van totaal onwaardige personen, omdat:

Ik ben absoluut niet akkoord met het actieverslag dat op hun dossier vermeld staat. Alleen de actie op de gestapo Pille kan als een daad van Gewapend Weerstander beschouwd worden, alsook hun hulp welke ze verleenden aan mij persoonlijk bij het overbrengen der Russische krijgsgevangenen en de aanwijzing die ze mij gaven voor kontaktname met de Amerikaan Alvin Cassey. Voor deze laatste acties was hun deelname onbeduidend en het noemen niet waard, daar ze geen enkele verantwoordelijkheid tijdens de overbrenging te dragen hadden. Voor de actie op Pille kan het slechts gelden als een gedeeltelijk geslaagde actie, daar ze de beide broeders Pille (gestapo’s) moesten treffen en zij er enkel één van genomen hebben en naar de andere die nog erger was dan de eerste, nooit meer omzagen. De andere aangegeven acties werden helemaal niet uitgevoerd of zijn niet in bevolen dienst gebeurd.

Toen ze de actie op Pille uitvoerden, waren ze die opgelegd door makker Van Eetvelde Leopold uit Bissegem, die te dien tijde de enige korpskommandant voor West-Vlaanderen was en hun deze taak oplegde als proef omdat ze om veiligheidsreden door hem zelf reeds voor de duur van drie maanden uitgesloten geweest waren. Ze werden terug opgenomen door mijn aandringen langs de weg om van makker Deconinck Albert (Antwerpen) en om ze aldus beter in het oog te kunnen houden en te beletten dat ze nog verder te veel zouden praten. Na deze actie volgden ze opnieuw de orders van hun kommandant niet op en bleven zonder meer thuis alwaar ze een gevaar betekenden niet alleen voor de plaatselijke groepering van de weerstanders waarvan ze er een deel van kenden, maar ook voor degene die er noodzakelijk kontakt moesten mee houden. Ze waren derhalve opnieuw uitgesloten of genegeerd, doch veiligheidshalve liet men ze hun wapens behouden om ze aldus in de waan te laten dat ze nog steeds bij de weerstand thuis hoorden. Ze werden echter in hun huis verrast, waar ze verboden geweest waren zich nog te bevinden (Van Eetvelde en mijzelf), door twee Duitsers, gewapend en in uniform, die ze dan hebben kunnen neerschieten en daarop de vlucht hebben kunnen nemen. Ze hadden eens te meer de doorgegeven instructies niet opgevolgd. Het is ook geweten dat ze acties uitvoerden voor eigen rekening en de buit derhalve onder mekaar verdeelden, zoals bijvoorbeeld op een hoeve te Menen. Acties waarvan alleen maar vermoedens op hen wegen kunnen hier natuurlijk niet geciteerd worden, omdat ze voor het ogenblik nog niet kunnen bewezen worden, omdat wij er in het belang van allen niet verder op ingegaan zijn. Vele andere hun opgelegde acties werden helemaal niet uitgevoerd en ze verschenen zelfs niet op de hun doorgegeven afspraken. Ze stelden dus een bestendig gevaar daar voor de Weerstanders die met hen in kontakt moesten komen.

De dag van de bevrijding, zegge 3 September ’44, werden ze terug aangeworven bij het regiment Wevelgem, alwaar ze om hun oneerlijke dienst als wachtverzuim en collaboratie (hulp en bescherming) met zwarten, terug ontslagen werden op 4 October ’44, dus voor de démobilisatie van de Weerstand en nadat ze een ware opstandige houding hadden aangenomen tegen de Gewestelijke leiding van de P.A. door bedreiging met hun wapens op het bureel der P.A. te Wevelgem. Op het bureel waren aanwezig: Van Eetvelde, Neven, Vankeirsbilck en verscheidene andere vooraanstaande weerstanders die allen tot de staf van het korps behoorden. Alle P.A. van Wevelgem kunnen hierover getuigen en met ons instemmen.

Over hun daden van tijdens de bezetting kunnen Van Eetvelde en A. Deconinck gehoord worden, die mijn verslag zullen bevestigen.

Vrouw Denys Henri, zegge Salembier Emma, is nooit bij de weerstand ingelijfd geweest en kan derhalve niet in aanmerking genomen worden om haar dossier als Gewapend Weerstandster ontvankelijk te verklaren.

Moest het mogelijk zijn, wat ik niet wens en onmogelijk kan geloven, dat dergelijke individuen toch erkend Gewapend Weerstander worden, dan zou de ganse bevolking van Wevelgem zich hieraan ergeren en de zwarten zouden om onze onmacht zegevieren en ons , Weerstanders, nog meer als een vuige bandietenbende discrediteren. Het zijn immers ook diezelfde Weerstanders (?) die zich in 1945 het recht en de plicht toe-eigenden en met een lijst van huis tot huis trokken en handtekeningen inzamelden bij de aanhangers van de oorlogsburgemeester om deze laatste, Byttebier, terug op vrije voeten te krijgen. Is zulke handelwijze laf of is ze lofwaardig voor een weerstander? En werd zoiets belangloos gedaan zoals het een weerstander past, moest het hem vrij gestaan hebben zoiets te doen? Wat denkt U er over?

Hun namen komen op geen enkele officiële solde- en of betaalstaat voor, zelfs niet op deze lijsten welke bij het Ministerie ingediend werden door de militaire betaalmeester die ons in opdracht van het Ministerie uitbetaalde nochtans, het is bij mijn weten dat Denys Henri (kommandant Jan) zich bij deze persoon aanbood, maar zonder meer spottend werd doorgezonden. Een bewijs te meer dat hij een niet rechthebbende was en dus later niet erkend zou kunnen worden.

De Rijkswacht van Menen heeft ook steeds geweigerd hun de demobilisatiepremie uit te betalen en de veiligheidsdiensten hebben hun nochtans (gezegde van vrouw Denys Henri) hun wapens afgehaald welke ze nog verborgen hielden en niet in het bureel van de P.A. hadden afgegeven, zoals het hen zou behoort hebben.

Ik twijfel, met reden, aan het toegevoegde advies, omdat zekere Delrue Georges, Jan Breydelstraat, Wevelgem, niettegenstaande het ongunstig advies dat we op zijn dossier geschreven hadden, zonder meer als Gewapend Weerstander erkend werd door de Controle Commissie. Ik heb dus reden om te veronderstellen dat met dergelijk advies geen rekening werd gehouden, gezien we niet eens in zijn geval gehoord werden.

Volgens art. 4 van het statuut van de Gewapend Weerstander is het dus onmogelijk dat dergelijke elementen aangenomen worden en is het dus ook overbodig dat wij ondertekenen … geen echte P.A. zou immers voor hen willen zijn handtekening verslijten.

Dat de Heer Silverans Cyriel (Jan–Cyriel) verklaring B ondertekende, zal wel naar mijn persoonlijk oordeel, hetwelk ik anders niet kan argumenteren, uit persoonlijke wrok geweest zijn tegen de P.A. Hij werd immers zelf ook uitgesloten en dan nog door het Nationaal Kommando van het Belgisch Partisanenleger. Een afschrift van zijn uitsluitingsbevel, op naam van Legrand (zijn strijdnaam), is hier ingesloten. Het werd hem ter hand gesteld door Makker Neven Emiel uit Tongeren. Silverans (Legrand) gooide dit document als waardeloos papier weg. Ik raapte het op en heb het gelukkiglijk als afdoende bewijs tegen hem in bewaring gehouden. Ik maakte er anders nooit gewag van.

Silverans is hoop en al van rond half Oogst ’44 tot zijn uitsluiting op 25-9-44 administratieve korpskommandant P.A. geweest en heeft om hun slecht gedrag zelf herhaaldelijk op de uitsluiting van de groep Denys aangedrongen. Silverans weet helemaal niets met zekerheid af van de handel en de wandel der Partisanen van tijdens de bezetting, daar hij voor datum van Oogst ’44 geen Partisaan maar bij het O.F., Patriotische Militie aangesloten was.

Dat Silverans ondertekende, moet ook als een bewijs gelden dat hij gewild of ongewild erg onoplettend is bij het lezen van een tekst. Op verklaring B staat toch immers de tekst: “Belanghebbende heeft … enz.”. Waarom heeft hij ons om de zuivering in de schoot van de P.A. geluk gewenst bij de uitsluiting van Denys en Co. Wat is de drijfveer van zijn huidige handelwijze en dan nog te ondertekenen zonder toegevoegde opmerkingen of aanmerkingen, waar hij nochtans wel wist dat hij er zulks kon aan toevoegen en het ook zijn plicht was?

Waarom zijn die zogenaamde P.A.’s bij Silverans geweest, zij wisten immers dat hij geen erkende P.A. was en derhalve ook het recht niet had te ondertekenen en waarom zijn ze niet bij Van Eetvelde Leopold geweest die ze zeer goed kennen en ook zijn juiste adres weten,

Heeft dat geen triestig reukje? Een reukje van gewild bedrog?

Moesten die personen spijts alles toch erkend worden,, dan zou dat een kaakslag betekenen, vlak in het aangezicht van alle weerstanders van Wevelgem en omgeving en ik weet dat de reactie en de zwarten en collaborateurs zouden zegevieren in het nadeel van de weerstand dien ze de onwederroepelijke dood wensen en op dergelijke manier zouden onfeilbaar bekomen.

Deze toestand mag in opspraak niet gebracht worden door dergelijke voorvallen welke we nooit zouden kunnen verrechtvaardigen. Wij mogen en zullen ze geen argumenten in de handen spelen!!!

Het zijn geen ware weerstanders, dat weet elke man van de straat, dat weten de zwarten, en noch ik noch geen enkele weerstander zal zich aan hun verfoeilijke zaak willen vuil maken door een verklaring te hunnen behoeve te ondertekenen.

Ik blijf op mijn stuk, onwrikbaar, en weiger te tekenen omdat ik een weerstander ben met verantwoordelijkheidsgevoel en dit in elk geval wil blijven.

Ik reken op U, Waarde Strijdmakker, Nationaal Secretaris, die het belang van de ganse Weerstand P.A. van het land door dik en dun zult verdedigen.

Onze beide ogen zijn op U gericht.

Wij zijn er van overtuigd dat gij ons niet zult teleurstellen en ik teken fier als Partisaan tot zolang onze rangen niet door dergelijke ongewenste en schuldige elementen onteerd worden.

De ondergetekende,

(handtekening Vankeirsbilck)

N.B. Deze brief mag gebruikt worden waar het nodig mocht blijken tijdens de behandeling van het dossier Denys en Co, ik draag er geredelijk alle verantwoordelijkheid van.

Getekend: (handtekening Vankeirsbilck)

Niettegenstaande de beschuldigingen van Maurice Vankeirsbilck werd, door de Controlecommissie van Brugge de hoedanigheid van Gewapend Weerstander toegekend aan:

·         Henri Denys, op 27 juni 1952;

·         Emma Salembier, Valère Denys en André Denys, op 8 maart 1957;

·         Oscar Vandamme, op 13 augustus 1957,

Allen als aangeslotenen bij de groepering P.L.


[1] Vermoedelijk Georges Dejaeghere.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten