Onenigheid
binnen de rangen van het verzet te Wevelgem
Zoals
reeds vermeld, ontstaan, na de bevrijding, spanningen binnen de rangen van de
weerstand te Wevelgem.
Via
een briefwisseling uit 1951, tussen Maurice Vankeirsbilck en de Commissie voor
vergoedingspensioenen, komen we meer te weten over die ruzie.
In
1951 vraagt André Denys een vergoeding aan voor de gevolgen van de kwetsuren
die hij opgelopen heeft in 1944 in dienst van de weerstand.
Met
haar brief van 29 oktober 1951 vraagt de vergoedingscommissie aan Maurice
Vankeirsbilck wat Denys in dienst van de weerstand gedaan heeft en in welke
omstandigheden hij gekwetst werd.
Op
6 november 1951 antwoordt hij het volgende aan de commissie:
“Wat
Denys André in dienst van de weerstand gedaan heeft, zal, door om het even wie,
heel moeilijk te bepalen zijn. Ik weet dat Denys met gans de groep waartoe hij
behoorde, herhaalde malen uitgesloten werd uit de Weerstandsorganisatie om
reden van niet opvolgen der orders en om veiligheidsredenen.
Het
spijt me dan ook mijn oprechte verwondering te moeten uitdrukken nopens het
feit dat hem en dat slechts op 19-10-51, door de Hr. Neven Emile, St
Truidenstraat, 23, Tongeren (volgens de Hr. Politiecommissaris van Wevelgem,
zou Denys zich persoonlijk voor het verkrijgen van deze verklaring, naar
Tongeren begeven hebben), een certificaat afgeleverd werd, waarin deze
verklaart dat hij de opdrachtgever was, terwijl Denys André, bij het onderzoek
in verband met de zaak Pille uit Moorsele, onderhavig aanbelangend feit, aan de
rijkswacht van Menen verklaard heeft dat ondergetekende, VanKeirsbilck, de
opdrachtgever was. Wilt U de proef nemen, zonder meer, en om dergelijke
verklaring als deze van de Hr. Neven, schrijven naar Hr. Van Eetvelde Leopold,
Yperstraat, 75, Bissegem, dan wed ik dat U deze verklaring ook door hem
toegestuurd krijgt waarin deze zich als opdrachtgever zal doen doorgaan.
Ik
wil echter de verklaring van Neven, noch eventueel deze van Van Eetvelde in
twijfel trekken, maar ik zie niet in hoe het mogelijk is dat Denys zelf
verklaarde de opdracht van mij gekregen te hebben, wat ik stellig loochen en
bij de rijkswacht geloochend heb, en het feit dat hij nu komt aandraven met een
verklaring uit Tongeren, dit alles nadat Denys tot driemaal toe vruchteloos bij
mij gekomen is om mij, voor het bekomen van een pensioen, om een verklaring te
verzoeken waarbij ik zou bevestigen dat de actie op Pille, waarbij
belanghebbende gekwetst werd, geschiedde in opdracht van de Weerstand. Ik heb
hem deze verklaring geweigerd onder het voorwendsel dat hij me eerst een
verklaring van zijn onmiddellijke overste moest voorleggen. Zijn onmiddellijke
overste, indien hij op dit ogenblik niet uitgesloten was moet “De Langen Tijl[1]”
geweest zijn. Deze laatste naam is een strijdnaam. De echte naam kan ik mij
echter niet meer herinneren, doch ik kan desgevallend aan de rijkswacht
inlichtingen verschaffen om de identiteit van deze persoon vast te stellen,
indien zulks zou nodig blijken. Deze “Tijl” zal heel zeker voor niets in de
zaak zijn tussengekomen.
Is
er een ware opdrachtgever?
In
welke omstandigheden hij gekwetst werd?
Naar
wat Denys André mij zelf na de overval verklaarde, heeft hij met zijn vader Denys
Henri en zijn vriend Vandamme Oscar uit Wevelgem, de overval op Pille
voltrokken. Van dit alles bestaat echter geen geschreven verslag. Dus altijd
volgens Denys André, op dezelfde dag na de overval: “Mijn vader wees ons Pille
aan. Ik schoot hem in de rug. Pille viel en draaide zich over zijn buik, had in
die wenteling het middel gevonden om zijn revolver boven te halen en vuurde
deze laatste af in de lucht, ten teken van alarm. Intussen hadden wij ons
opgesteld in een gracht, ik vooraan en Vandamme achter mij aan. Wij vuurden nog
in de richting van Pille. Vandamme vuurde en kwetste mij, waardoor de kogel mij
van de wang door de bovenlip drong. De anderen vluchtten nu weg terwijl ik
Dokter Vandamme uit Gullegem, onder bedreiging met mijn wapen, mij verplichtte
te verzorgen. Ik heb hem gezegd dat ik over het water zou vluchten. Terwijl hij
mij verzorgde kwam men ook de dokter halen om Pille te verzorgen. Ik werd eerst
verzorgd en ben onmiddellijk naar Lauwe gekomen”. Tot hier wat ik mij herinner over
wat Denys zelf mij, de dag van het volbrengen der actie, vertelde.
Ondergetekende
sliep toen in Gullegem (veiligheidshalve). Ik hoorde daar zeggen dat “de witte”
een gestapo neergeschoten hadden. Daar Denys mij verscheidene malen gesproken
had over de liquidatie van Pille en dat men zegde dat een witte gekwetst was,
heb ik mij onmiddellijk naar mijn woning te Wevelgem begeven, alwaar moeder
Denys me reeds was komen vinden. Ik was amper thuis toen zij daar terug was. Zij
stonden zonder enig kontakt, gezien zij niet wisten waarheen of wat er hen te
doen stond. Daar ik die mannen aangeworven had (vroeger) bij de weerstand en
zij van mijn gemeente waren en om alle kabaal te vermijden heb ik hen hulp
beloofd. Toen ben ik bij de heer Silverans geweest (Silverans Jan, onderwijzer,
Brugstraat, Wevelgem), die Dokter Verraest uit Wevelgem een afspraak gaf met
mij, over de brug te Lauwe. Moeder Denys had mij gezegd waar haar zoon
verscholen zat. Met dokter Verraest ben ik bij de gekwetste geweest. Hij werd
verzorgd ter plaatse waar hij zijn intrek genomen had, namelijk bij de Hr.
Verraest Marcel, Menenstraat, Lauwe. Laatstgenoemde kan ook wel nuttig in deze
zaak getuigen.”
Begin
1952 ontvangt Maurice Vankeirsbilck nog een schrijven, deze keer een brief,
gedateerd op 18 januari 1952, van R. Adam, Nationaal Secretaris van het
Belgisch Partizanenleger. Deze vraagt Vankeirsbilck
waarom hij de verklaring “A” niet heeft willen ondertekenen ten voordele van
Henri Denys. De verklaring is nodig om een dossier te kunnen indienen bij de Dienst
van de Weerstand. De verklaring “B” is wel ondertekend, door Jan Silverans, die
tekent als gewezen korpscommandant. Vankeirsbilck wordt om uitleg gevraagd. Ook
wordt zijn mening gevraagd nopens de aanvragen van Emma Salembier, Valère en
André Denys en Oscar Vandamme.
Maurice
Vankeirsbilck antwoordt met zijn brief van 20 januari 1952:
“Waarde
Secretaris, Strijdmakker,
Ik
weigerde de verklaring a op naam van Denys Henri uit Wevelgem te tekenen omdat
ik in genen dele het Belgisch Partisanenleger, noch één van de leden wil
betrekken bij een eventuele erkenning als Gewapend Weerstander, van totaal
onwaardige personen, omdat:
Ik
ben absoluut niet akkoord met het actieverslag dat op hun dossier vermeld
staat. Alleen de actie op de gestapo Pille kan als een daad van Gewapend
Weerstander beschouwd worden, alsook hun hulp welke ze verleenden aan mij
persoonlijk bij het overbrengen der Russische krijgsgevangenen en de aanwijzing
die ze mij gaven voor kontaktname met de Amerikaan Alvin Cassey. Voor deze
laatste acties was hun deelname onbeduidend en het noemen niet waard, daar ze
geen enkele verantwoordelijkheid tijdens de overbrenging te dragen hadden. Voor
de actie op Pille kan het slechts gelden als een gedeeltelijk geslaagde actie,
daar ze de beide broeders Pille (gestapo’s) moesten treffen en zij er enkel één
van genomen hebben en naar de andere die nog erger was dan de eerste, nooit
meer omzagen. De andere aangegeven acties werden helemaal niet uitgevoerd of
zijn niet in bevolen dienst gebeurd.
Toen
ze de actie op Pille uitvoerden, waren ze die opgelegd door makker Van Eetvelde
Leopold uit Bissegem, die te dien tijde de enige korpskommandant voor
West-Vlaanderen was en hun deze taak oplegde als proef omdat ze om
veiligheidsreden door hem zelf reeds voor de duur van drie maanden uitgesloten geweest
waren. Ze werden terug opgenomen door mijn aandringen langs de weg om van
makker Deconinck Albert (Antwerpen) en om ze aldus beter in het oog te kunnen
houden en te beletten dat ze nog verder te veel zouden praten. Na deze actie
volgden ze opnieuw de orders van hun kommandant niet op en bleven zonder meer
thuis alwaar ze een gevaar betekenden niet alleen voor de plaatselijke
groepering van de weerstanders waarvan ze er een deel van kenden, maar ook voor
degene die er noodzakelijk kontakt moesten mee houden. Ze waren derhalve
opnieuw uitgesloten of genegeerd, doch veiligheidshalve liet men ze hun wapens
behouden om ze aldus in de waan te laten dat ze nog steeds bij de weerstand
thuis hoorden. Ze werden echter in hun huis verrast, waar ze verboden geweest
waren zich nog te bevinden (Van Eetvelde en mijzelf), door twee Duitsers,
gewapend en in uniform, die ze dan hebben kunnen neerschieten en daarop de
vlucht hebben kunnen nemen. Ze hadden eens te meer de doorgegeven instructies
niet opgevolgd. Het is ook geweten dat ze acties uitvoerden voor eigen rekening
en de buit derhalve onder mekaar verdeelden, zoals bijvoorbeeld op een hoeve te
Menen. Acties waarvan alleen maar vermoedens op hen wegen kunnen hier
natuurlijk niet geciteerd worden, omdat ze voor het ogenblik nog niet kunnen
bewezen worden, omdat wij er in het belang van allen niet verder op ingegaan
zijn. Vele andere hun opgelegde acties werden helemaal niet uitgevoerd en ze
verschenen zelfs niet op de hun doorgegeven afspraken. Ze stelden dus een
bestendig gevaar daar voor de Weerstanders die met hen in kontakt moesten
komen.
De
dag van de bevrijding, zegge 3 September ’44, werden ze terug aangeworven bij
het regiment Wevelgem, alwaar ze om hun oneerlijke dienst als wachtverzuim en
collaboratie (hulp en bescherming) met zwarten, terug ontslagen werden op 4
October ’44, dus voor de démobilisatie van de Weerstand en nadat ze een ware
opstandige houding hadden aangenomen tegen de Gewestelijke leiding van de P.A.
door bedreiging met hun wapens op het bureel der P.A. te Wevelgem. Op het
bureel waren aanwezig: Van Eetvelde, Neven, Vankeirsbilck en verscheidene
andere vooraanstaande weerstanders die allen tot de staf van het korps
behoorden. Alle P.A. van Wevelgem kunnen hierover getuigen en met ons
instemmen.
Over
hun daden van tijdens de bezetting kunnen Van Eetvelde en A. Deconinck gehoord
worden, die mijn verslag zullen bevestigen.
Vrouw
Denys Henri, zegge Salembier Emma, is nooit bij de weerstand ingelijfd geweest
en kan derhalve niet in aanmerking genomen worden om haar dossier als Gewapend
Weerstandster ontvankelijk te verklaren.
Moest
het mogelijk zijn, wat ik niet wens en onmogelijk kan geloven, dat dergelijke
individuen toch erkend Gewapend Weerstander worden, dan zou de ganse bevolking
van Wevelgem zich hieraan ergeren en de zwarten zouden om onze onmacht
zegevieren en ons , Weerstanders, nog meer als een vuige bandietenbende
discrediteren. Het zijn immers ook diezelfde Weerstanders (?) die zich in 1945
het recht en de plicht toe-eigenden en met een lijst van huis tot huis trokken
en handtekeningen inzamelden bij de aanhangers van de oorlogsburgemeester om
deze laatste, Byttebier, terug op vrije voeten te krijgen. Is zulke handelwijze
laf of is ze lofwaardig voor een weerstander? En werd zoiets belangloos gedaan
zoals het een weerstander past, moest het hem vrij gestaan hebben zoiets te
doen? Wat denkt U er over?
Hun
namen komen op geen enkele officiële solde- en of betaalstaat voor, zelfs niet
op deze lijsten welke bij het Ministerie ingediend werden door de militaire
betaalmeester die ons in opdracht van het Ministerie uitbetaalde nochtans, het
is bij mijn weten dat Denys Henri (kommandant Jan) zich bij deze persoon
aanbood, maar zonder meer spottend werd doorgezonden. Een bewijs te meer dat
hij een niet rechthebbende was en dus later niet erkend zou kunnen worden.
De
Rijkswacht van Menen heeft ook steeds geweigerd hun de demobilisatiepremie uit
te betalen en de veiligheidsdiensten hebben hun nochtans (gezegde van vrouw
Denys Henri) hun wapens afgehaald welke ze nog verborgen hielden en niet in het
bureel van de P.A. hadden afgegeven, zoals het hen zou behoort hebben.
Ik
twijfel, met reden, aan het toegevoegde advies, omdat zekere Delrue Georges,
Jan Breydelstraat, Wevelgem, niettegenstaande het ongunstig advies dat we op
zijn dossier geschreven hadden, zonder meer als Gewapend Weerstander erkend
werd door de Controle Commissie. Ik heb dus reden om te veronderstellen dat met
dergelijk advies geen rekening werd gehouden, gezien we niet eens in zijn geval
gehoord werden.
Volgens
art. 4 van het statuut van de Gewapend Weerstander is het dus onmogelijk dat
dergelijke elementen aangenomen worden en is het dus ook overbodig dat wij
ondertekenen … geen echte P.A. zou immers voor hen willen zijn handtekening
verslijten.
Dat
de Heer Silverans Cyriel (Jan–Cyriel) verklaring B ondertekende, zal wel naar
mijn persoonlijk oordeel, hetwelk ik anders niet kan argumenteren, uit
persoonlijke wrok geweest zijn tegen de P.A. Hij werd immers zelf ook
uitgesloten en dan nog door het Nationaal Kommando van het Belgisch
Partisanenleger. Een afschrift van zijn uitsluitingsbevel, op naam van Legrand
(zijn strijdnaam), is hier ingesloten. Het werd hem ter hand gesteld door
Makker Neven Emiel uit Tongeren. Silverans (Legrand) gooide dit document als
waardeloos papier weg. Ik raapte het op en heb het gelukkiglijk als afdoende
bewijs tegen hem in bewaring gehouden. Ik maakte er anders nooit gewag van.
Silverans
is hoop en al van rond half Oogst ’44 tot zijn uitsluiting op 25-9-44
administratieve korpskommandant P.A. geweest en heeft om hun slecht gedrag zelf
herhaaldelijk op de uitsluiting van de groep Denys aangedrongen. Silverans weet
helemaal niets met zekerheid af van de handel en de wandel der Partisanen van
tijdens de bezetting, daar hij voor datum van Oogst ’44 geen Partisaan maar bij
het O.F., Patriotische Militie aangesloten was.
Dat
Silverans ondertekende, moet ook als een bewijs gelden dat hij gewild of
ongewild erg onoplettend is bij het lezen van een tekst. Op verklaring B staat
toch immers de tekst: “Belanghebbende heeft … enz.”. Waarom heeft hij ons om de
zuivering in de schoot van de P.A. geluk gewenst bij de uitsluiting van Denys
en Co. Wat is de drijfveer van zijn huidige handelwijze en dan nog te ondertekenen
zonder toegevoegde opmerkingen of aanmerkingen, waar hij nochtans wel wist dat
hij er zulks kon aan toevoegen en het ook zijn plicht was?
Waarom
zijn die zogenaamde P.A.’s bij Silverans geweest, zij wisten immers dat hij
geen erkende P.A. was en derhalve ook het recht niet had te ondertekenen en
waarom zijn ze niet bij Van Eetvelde Leopold geweest die ze zeer goed kennen en
ook zijn juiste adres weten,
Heeft
dat geen triestig reukje? Een reukje van gewild bedrog?
Moesten
die personen spijts alles toch erkend worden,, dan zou dat een kaakslag
betekenen, vlak in het aangezicht van alle weerstanders van Wevelgem en
omgeving en ik weet dat de reactie en de zwarten en collaborateurs zouden
zegevieren in het nadeel van de weerstand dien ze de onwederroepelijke dood
wensen en op dergelijke manier zouden onfeilbaar bekomen.
Deze
toestand mag in opspraak niet gebracht worden door dergelijke voorvallen welke
we nooit zouden kunnen verrechtvaardigen. Wij mogen en zullen ze geen
argumenten in de handen spelen!!!
Het
zijn geen ware weerstanders, dat weet elke man van de straat, dat weten de
zwarten, en noch ik noch geen enkele weerstander zal zich aan hun verfoeilijke
zaak willen vuil maken door een verklaring te hunnen behoeve te ondertekenen.
Ik
blijf op mijn stuk, onwrikbaar, en weiger te tekenen omdat ik een weerstander
ben met verantwoordelijkheidsgevoel en dit in elk geval wil blijven.
Ik
reken op U, Waarde Strijdmakker, Nationaal Secretaris, die het belang van de
ganse Weerstand P.A. van het land door dik en dun zult verdedigen.
Onze
beide ogen zijn op U gericht.
Wij
zijn er van overtuigd dat gij ons niet zult teleurstellen en ik teken fier als
Partisaan tot zolang onze rangen niet door dergelijke ongewenste en schuldige
elementen onteerd worden.
De
ondergetekende,
(handtekening
Vankeirsbilck)
N.B.
Deze brief mag gebruikt worden waar het nodig mocht blijken tijdens de behandeling
van het dossier Denys en Co, ik draag er geredelijk alle verantwoordelijkheid
van.
Getekend:
(handtekening Vankeirsbilck)
Niettegenstaande
de beschuldigingen van Maurice Vankeirsbilck werd, door de Controlecommissie
van Brugge de hoedanigheid van Gewapend Weerstander toegekend aan:
·
Henri Denys, op
27 juni 1952;
·
Emma Salembier,
Valère Denys en André Denys, op 8 maart 1957;
·
Oscar Vandamme,
op 13 augustus 1957,
Geen opmerkingen:
Een reactie posten