Posts tonen met het label Buyck. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Buyck. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

De Nachtegaalstraat ontsnapt op 4 augustus 1944 aan een bloedbad

 

De Nachtegaalstraat ontsnapt op 4 augustus 1944 aan een bloedbad.

 

De Nachtegaalstraat is een rustige straat die de Roeselarestraat verbindt met de Toekomststraat op de Wijnberghoek in Wevelgem.

Vroeger liep de Toekomststraat, als je vanuit de Nachtegaalstraat rechts insloeg, dood na een honderdtal meter. Via een aarden weggetje (nu Wilgenstraat) kon je linksweg nog de Moorselestraat bereiken langs het huis “Favoreel”. Rechtsweg ging de Toekomststraat over in een kronkelige oneffen weg (nu Kastanjestraat) afgezet met stenen “platen”, een soort omheining. Die weg kwam uit in de Wijnbergstraat bijna ter hoogte van de Kleine Wijnbergstraat waar de Wijnbergschool gevestigd is.

In de zomer van 1944 wordt de normaal vrij rustige Nachtegaalstraat opgeschrikt door een schietpartij in de woning met huisnummer 41, in het huis van de familie Denys. Suikerbakker Henri Denys, geboren te Dadizele op 1 april 1900, woont er met zijn echtgenote Emma Salembier, geboren te Wevelgem op 2 december 1900, en zijn twee zonen, Valère, geboren te Menen op 7 januari 1922, en André, geboren te Dadizele op 12 mei 1923.

Sedert halfweg 1943 is het gezin actief in het verzet.

In “Mijn Oorlog – De ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog” beschrijft Frans Robesyn de schietpartij op 4 augustus 1944 als volgt:

"Ik moet u nog een paar feiten die alhier plaats grepen in die zomer van 1944 melden: vrijdag 4 augustus zijn de inwoners van de Nachtegaalstraat aan een bloedbad ontsnapt: enkele dagen voordien werd een eenzame Duitser in de Moorselestraat neergekogeld door een verzetsman. Vermoedens wogen op vader en zoon Denys uit de Nachtegaalstraat. De Duitsers vermoedden dat in de woning Denys een vergadering zou plaatshebben van verzetslui. De Geheime Feldpolizei had een valstrik gespannen: vier agenten lagen in een hinderlaag terwijl een ander ging aankloppen aan de woning. Vader Denys deed open en stond oog in oog met een feldgendarm die hem wilde arresteren. Bliksemsnel vuurde Denys zijn pistool leeg en poogde de zieltogende feldgendarm in huis te sleuren toen plots 4 gendarmen op het toneel verschenen. Vader en zoon vluchtten weg langs de achterdeur, nagezeten en beschoten door de Duitsers. Andre Denys kreeg een kogel in de hiel. Enkele tijd nadien was het huis omsingeld en alle inwoners van de straat moesten buiten hun huis op de stoep. De burgemeester Byttebier werd erbij gehaald en pleitte voor de onschuldige bewoners, de gijzelaars mochten naar huis. 's Anderendaags was het natuurlijk een toeloop van volk naar het huis Denys. De woning van de familie Denys werd met balen stro omringd en nog dezelfde namiddag in de lucht geblazen."

Het relaas opgetekend door Frans Robesyn – voor een groot stuk maakt hij gebruik van de tekst geschreven door José Vanbossele op pagina 195 in “Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog deel 3” - klopt niet helemaal.

In de Moorselestraat werd inderdaad een Duits soldaat van de luchtmacht neergeschoten, echter niet enkele dagen “voordien” maar op woensdagnamiddag 26 april 1944[1] om 15u45, volgens het verslag van de Oberfeldkommandantur.

“Flieger” Johann Auggenthaler, geboren te Ruehstorf op 14 juni 1926, kwam per fiets van het vliegveld te Moorsele en hield een radiotoestel op de schouders. De aanranders gingen er met zijn machinepistool Schmeisser vandoor. Een vrouw, ooggetuige van de aanslag, hield op aanraden van burgemeester Byttebier staande dat de daders Frans spraken. Zodoende werden geen represailles genomen tegenover de lokale bevolking.


Uit de dossiers en latere verklaringen van de familie Denys blijkt op geen enkel moment dat zij de aanslag in de Moorselestraat te Wevelgem hadden gepleegd.

Wel zijn ze verantwoordelijk voor de aanslag op Maurits Pille, geboren te Moorsele op 2 januari 1910, op 24 juni 1944.

Een citaat daarover, tevens over de schietpartij in de Nachtegaalstraat, uit de brief die André Denys op 5 september 1948 richt aan de Minister van Landsverdediging, ook in naam van zijn vader en zijn broer, met het oog op het bekomen van de hoedanigheid van Gewapend Weerstander:

“… Op gans de gemeente Wevelgem is niemand onwetend nopens het feit dat wij gedurende de bezettingsjaren als actieve weerstanders opgetreden zijn tegenover de vijand en ook deelgenomen hebben aan de bevrijding van ’s lands grondgebied in September 1944.

Gedurende de bezetting hebben wij verscheidene daden van weerstand gepleegd, zooals een Duits officier en een onderofficier die de weerstanders en de werkonwilligen aanhielden, neergeschoten alsook de Belgische gestapo, Pille, uit Moorsele, neergeveld langs den openbare weg terwijl hij aan zijn opsporingstaak zou beginnen terwijl wij verder nog deelgenomen hebben aan het doen ontsporen van treinen, die geladen waren met vijandelijke soldaten en materiaal.

Bij deze daden werd ik eveneens door de vijandelijke kogels getroffen zoodat ik er mijne gezondheid bij ingeschoten heb en niet meer volledig mijn werk kan verrichten.

Na de bevrijding zijn wij in onverschil gekomen met de P.A. omdat wij hoegenaamd niet instemden met hunne handelswijze en om deze reden werden wij uit de weerstandsbeweging “P.A.” gebannen …”

Op 14 november 1955 vermeldt André Denys zijn voornaamste verzetsactiviteiten op het daartoe bestemd formulier ten behoeve van de Dienst van de Weerstand bij het Ministerie van Landsverdediging:

“Op bevel gestapo Pille van Gullegem neergeschoten op 24-6-44 en waarbij ik zelf geschoten werd in het aangezicht.

Bij de landing van Dieppe, 5 Russische soldaten die de Duitsers ontvlucht waren helpen overbrengen, gewapend, van Wevelgem Reutelstraat naar Lauwe, Menenstraat.

Naderhand 3 Russen en later nog 2 Russen van Lauwe naar Moorsele, “De witte Molen” overgebracht. Ik was toen ook gewapend.

Op bevel, gewapend en gemaskerd, gestapo Lannoo, bijgenaamd “De Roste Lannoo” van Wevelgem, op hinderlaag gelegen om hem neer te schieten. Daar hij op die avond langs die gewone plaats niet kwam, kon deze actie niet uitgevoerd worden.

Bom helpen overbrengen van Wevelgem naar Roeselare op 1-5-44 om te leggen in de Werbestelle te Roeselare. Ook deze actie, gezien de bedrijvigheid te Roeselare zelf kon niet uitgevoerd worden.

Het gevecht meegemaakt en gewapend me verdedigd tegen 2 Duitsers, een onderofficier en een Feldwebel, in ’t ouderlijk huis, waarbij ik zelf gevaarlijk gekwetst werd door een kogel in de hiel. Daarna voortvluchtig geweest omwille van de grote som die op ons hoofd was uitgeloofd.

Niettegenstaande al deze kwetsuren, opgeroepen voor de bevrijdingsstrijd, weerom gewapend en dit van 2-9-44  tot 6-9-44.”

Op 11 mei 1954 verklaart vader Henri Denys het volgende in de herzieningscommissie van het Ministerie van Landsverdediging – Dienst van de Weerstand:

“Ik kwam in betrekking met de Weerstand door Van Keirsbilck uit Wevelgem, die ik kende van vóór de oorlog, door dat mijn zonen de turners waren onder leiding van Van Keirsbilck. Mijn zonen zijn geboren in 1922 en 1923 en vielen onder de voorwaarden om naar Duitsland gezonden te worden. Het was rond Juni 1943, wij hebben onze zonen thuis en in omliggende schuren verborgen gehouden. Mijn zonen werden door Van Keirsbilck aangeworven en ik vervolgens ook. Mijn zonen hebben dan andere aanwervingen gedaan. Wij hadden bijna dagelijks samenkomsten met Van Keirsbilck tot aan de bevrijding. Van Keirsbilck was courrier en Meester Silverans was opperleider. Met Van Keirsbilck hebben wij vijf Russen weggedaan en één Engelsman. Geen andere actie’s werden met Van Keirsbilck uitgevoerd, doch hij gaf ons bevelen tot uitvoering, namelijk de aanslag op de Gestapo Pille die door mijn zoon geschoten werd wijl ik er bij was. Mijn zoon werd gekwetst.

De bom in de Werbestelle  kon niet geplaatst worden alhoewel wij er met vier naar toe gingen met dat inzicht.

Toen onze zoon gekwetst was, ten gevolge van de aanval op de Gestapo Pille, heb ik hem helpen overbrengen naar Lauwe.

Wij werden verwittigd dat de Duitsers ons huis gingen omsingelen. Wij werden in huis verrast door twee Duitsers, mijn zoon heeft de beide Duitsers doodgeschoten. Mijn zoon was gekwetst aan zijn hiel en mijn vrouw aan een vinger. Wij zijn allen gevlucht naar Moorsele, de verloofde van mijn zoon was ook bij onze groep (Rachel Duquesne), zij heeft Van Keirsbilck verwittigd, dewelke ons bezocht heeft doch niets voor ons gedaan heeft. Deze aanval gebeurde op 4 Augustus 1944.

Ten gevolge van deze feiten werd ons huis door de Duitsers opgeblazen.

In Wevelgem heb ik deel genomen aan de bevrijdingsgevechten aan de kerk. Mijn chef was Silverans. Er werd daar geweldig geschoten. Ik had een revolver.

Na de bevrijding, betichtte Van Keirsbilck mij dat ik een pakje eten zou gegeven hebben aan de aangehouden zwarten. Dat was echter niet waar. Zo is de ruzie tussen mij en Van Keirsbilck begonnen.

Mijn zonen werden niet erkend omdat niemand er voor gezorgd heeft. Mijn dossier werd opgemaakt door Silverans.

Waren eveneens in de Weerstand en in onze groep en ook niet erkend ten gevolge van de nalatigheid van Van Keirsbilck:

Buyck Cyriel, Kortrijkstraat, Wevelgem

Van Damme Oscar, Nachtegaalstraat, 67, Wevelgem

Buyck Michel, Kozakstraat, Wevelgem

Denys Valeer, Nachtegaalstraat, Wevelgem

Denys André, Legeweg, Wevelgem

Salembier Emma, Nachtegaalstraat, Wevelgem, mijn echtgenote.”

V.l.n.r.: André Denys, Valère Denys en Oscar Vandamme op de puinen van de ontplofte woning Denys in de Nachtegaalstraat te Wevelgem

In de nacht van 4 op 5 augustus beleven de bewoners van de Nachtegaalstraat dus de schrik van hun leven. Omdat de daders ontsnapt zijn, dreigen de Duitsers de hele buurt te fusilleren.

Dit gebeurt gelukkig niet maar als vergelding wordt de woning van de familie Denys opgeblazen.

Een buur, Henri Buyck, geboren te Wevelgem op 20 november 1890 en wonende in de Nachtegaalstraat 50, wordt aangehouden. Hij verklaart op 2 december 1950 aan de rijkswacht te Menen:

“Ik ben de 5 Augustus 1944 rond 7 uur aangehouden geweest in mijn woning te Wevelgem door twee Duitse Gestapo’s. Ik ben de 5 September 1944 in het concentratiekamp van Leopoldsburg in vrijheid gesteld geweest, ten gevolge van de bevrijding.

De reden dat ik aangehouden werd is, omdat ik de verblijfplaats van mijn zoon Michel niet wilde kenbaar maken. Mijn zoon bevond zich in de woning van Denys, toen aldaar twee Duitsers kwamen om de zonen Denys aan te houden. De twee vernoemde Duitsers werden door de gebroeders Denys neergeschoten.

Ik ben niet veroordeeld geweest door een Duits gerecht, daar de bevrijding nakend was als het onderzoek gesloten werd.

Ik ben eerst te Wevelgem en Kortrijk opgesloten geweest en ben dan overgebracht geweest naar het Kamp van Leopoldsburg (concentratiekamp).”

Een bloedbad  kan vermeden worden door de tussenkomst van oorlogsburgemeester Michel Byttebier.

In een andere rubriek vernamen we reeds, via zijn verdedigingsdossier na zijn aanhouding, dat dankzij zijn herhaald en krachtdadig aandringen, de bewoners op het nippertje aan een ramp waren ontsnapt.

28 bewoners van de Nachtegaalstraat en omgeving ondertekenden een verklaring.

Een van de ondertekenaars is Rachel Duquesne, de toekomstige echtgenote van André Denys.

Zeno Byttebier, zoon van de burgemeester, deelde ons mee dat het dankzij de tussenkomst van Fliegerhorstkommandant Major Schüler was dat een bloedbad vermeden werd en niet door de Ortskommandant die resideerde op het kasteel te Wevelgem en bevoegd was voor die gemeente en omgeving.

André Denys treedt korte tijd na het voorval, op 11 oktober 1944, in het huwelijk met Rachel Duquesne. De bloemenversiering in de kerk tijdens het huwelijk werd aangeleverd door de firma Byttebier.

Het koppel verhuist later naar de Lagestraat in Wevelgem.[2].

André Denys, in uniform, treedt in het huwelijk met Rachel Duquesne op 11 oktober 1944.

 



[1] Het relaas wordt beschreven door Renéé Martheleur in Wibilinga – Jaargang 20 – 2007/2, op basis van een getuigenis van Marcel Coolsaet, die later een van de daders zal ontmoeten maar geen namen noemt. Volgens José Vanbossele in “Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog”, deel 3, voetnoot 30, werd de actie uitgevoerd door drie gewapende partizanen van het Vrijkorps West-Vlaanderen.

[2] … en worden er buren van Danny Chambaere. Danny zit in het vijfde studiejaar als André Denys overlijdt te Kortrijk op 20 november 1964, hij krijgt de morgen van de begrafenis vrij op school omdat hij een herdenkingssteentje moet dragen namens de buren.

Twee gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht

 

Twee gevreesde partizanenjagers uit Wevelgem staan terecht

 

De aanslag in de Nachtegaalstraat kent in 1947 nog een vervolg, dit keer op de krijgsraad te Kortrijk.

Een krantenartikel uit het archief “Loontjens” doet verslag over de veroordeling van twee Wevelgemse collaborateurs :

“Krijgsraad te Kortrijk - Twee gevreesde partisanenjagers uit Wevelgem staan terecht

Voor de Krijgsraad wordt de ophefmakende zaak opgeroepen ten laste van Maurice Gheysen uit Wevelgem en André Salembier, eveneens uit Wevelgem, twee gehate nazikerels en geduchte bestrijders van de Weerstand.

Maurice Gheysen werd leider van de Kabelwacht op 1 december 1941 te Wevelgem opgericht, die sabotagedaden moest voorkomen.

Weinige tijd nadat de Duitsers het vliegplein van Wevelgem hadden bezet stelde Gheysen zich volledig ten dienst der Luftwaffe.

Hij wordt er verder van beticht in het lokaal weekblad “De Waarheid” in september 1940 eene lijst te hebben gepubliceerd met de namen der anglofielen uit Wevelgem, o.m. Maréchel Marcel, vlashandelaar, Loontjens Arthur, gepensioneerde schoolopziener, Vansteenkiste Abel, Defrancq, enz.

Verschillende dezer personen werden door de Duitsers lastig gevallen. Vansteenkiste werd veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf.

Gheysen verklikte eveneens Grégoire Vuylsteke, Godelieve Denys, uit Wevelgem, en de heer Vandenbroeke, politiecommissaris van Wevelgem, wier laksheid in het optreden tegen sabotagedaden werd aangewreven.

Gheysen werd in 1941 lid van het V.N.V. en dan De Vlag, hij was aanwerver voor de Algemene SS en de Waffen SS; hij werd beschermlid van de Algemene SS en van het Veiligheidskorps der De Vlag.

André Salembier deserteerde op 28 mei 1940; hij trad toe tot de Kabelwacht, werd leider van het V.N.V. te Wevelgem en propagandaleider van De Vlag; was beschermend lid van de algemene SS; wierf voor de Zwarte Brigade, had nauwe betrekkingen met Duitse officieren, nam zelfs deel aan razzia’s, kocht wapens en munitie op voor de Gestapo.

Op 24 juni werd de Gestapo Pille, op aanraden van de partisanenleider Vankeirsbilck gedood. De daders van de aanslag waren Henri Denys, zijn zoon André, Oscar Vandamme en Maurice Buyck uit Wevelgem. Gheysen en Salembier stelden alle pogingen in om de daders te ontdekken.

Twee Duitsers neergekogeld.

Henri Denys, suikerbakker, wonende Nachtegaalstraat, was rond 10.45 uur ’s avonds ten zijnent bezig wapens gereed te maken om ze bij politieagent Michel Descheemaecker te dragen, toen twee Duitsers zijn woning binnenvielen. Gheysen die de Duitsers vergezeld had, had post gevat aan de voordeur. De Duitsers die Henri Denys bedreigden, werden door de partisaan neergekogeld. Denys nam de vlucht en dook onder. Het huis van Denys werd op 5 augustus 1944 door de Duitsers met dynamiet opgeblazen.

Talrijke personen werden na dit gebeuren aangehouden en moeilijkheden berokkend.

Beide beklaagden hebben gans de duur der bezetting herhaaldelijk de weerstanders bestreden en partisanen nagejaagd.

Gheysen verklaart een dubbele rol gespeeld te hebben en een belangrijke uitvinding gedaan te hebben op wapengebied, die hij niet aan Duitsers heeft overgemaakt.

De ondervraging

Tijdens de ondervraging beweert Gheysen nimmer zijn volk noch zijn land te hebben willen verraden. Hij verklaart vele personen die op het punt stonden verontrust te worden, tijdig op de hoogte te hebben gebracht.

Salembier beweert dat hij volstrekt niet heeft willen deserteren in mei 1940. Nooit zou hij iets te maken hebben gehad met de zaak Denys, wel heeft hij getracht wapens te kopen, doch hij heeft dit niet gedaan omdat ze te duur waren.

In verband met zijn uitvinding zei Gheysen nog “Het is delikaat er in het openbaar over te spreken”.

De debatten worden zaterdag voortgezet met het getuigeverhoor (E.D.).”

Maurice Gheysen wordt op 23 juni 1945 in hechtenis genomen en geïnterneerd te Kortrijk. Op 20 mei 1947 veroordeelt de Krijgsraad te Kortrijk hem tot vijftien jaar buitengewone hechtenis, uit hoofde van[1]:

“1° a) kwaadwillig, vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 10 mei 1940 en 29 januari 1943;

b) wetens, vijandelijke propaganda gevoerd, tussen 29 januari 1943 en 1 september 1944;

2° wapendracht tegen België, tussen 10 mei 1940 en 8 mei 1945;

3° in 1941, in de loop van 1943, in maart 1944, en in de nacht van 4 op 5 augustus 1944, met kwaad opzet en wetens verschillende personen aan de vijand te hebben verklikt met de verzwarende omstandigheid dat de aangifte voor enige personen een ongeneesbaar blijkende ziekte[2] tot gevolg heeft gehad …

… heeft hem veroordeeld, solidair met een medeveroordeelde[3] , te betalen aan Henri Denys, de som van tweehonderd vijftig duizend frank, aan Emma Salembier, de som van tien duizend driehonderd frank, aan Denys André, de som van zestien duizend honderd frank, aan Oscar Vandamme, de som van tien duizend frank, voor alle met de gerechtelijk interesten en de kosten …”

Op het ogenblik van de veroordeling zijn de ouders van Maurice Gheysen overleden. Volgens het “Bulletijn van Inlichtingen” van juni 1947 is hij ongehuwd en werkte hij voor eigen rekening als vlaskoper. Hij oefent al een tijdje zijn beroep niet meer uit wegens vrijwillige “lediggang” en is niet onbemiddeld wegens de nalatenschap van zijn ouders. Onroerende goederen moet hij delen met verschillende broers en zusters.

Hij gaat door als een geheimzinnig persoon en heeft geen grote neiging tot werken.

Moest hij in vrijheid worden gesteld, zal hij waarschijnlijk, nog steeds volgens het “Bulletijn”, naar het ouderlijk en geboortehuis terugkeren in de Kortrijkstraat 19, op een kamer die hij vroeger betrok. In dit huis wonen ook twee ongehuwde zusters die er een winkel uitbaten en met wie hij in onmin leefde. De kans is groot dat hij, zonder werk, er opnieuw een kluizenaarsleven zal herbeginnen. De enige kans op werk is bij zijn broer die vlashandelaar is. Elders aan het werk gaan te Wevelgem zou zeker moeilijk zijn gezien hij ongunstig aangeschreven staat bij de bevolking.

Een ander interessant stuk uit zijn dossier is de “Uiteenzetting der feiten” door de substituut opgesteld te Gent op 13 november 1950:

Op bevel der Duitsers werd te Wevelgem in december 1940 een gemeentelijke kabelwacht gesticht ten einde de sabotage betreffende de kabels van het vliegplein tegen te gaan. Veroordeelde GHEYSEN werd aangesteld als leider der kabelwacht en bleef dit tot het einde der bezetting. Hij deed die wacht met zeer veel ijver en initiatief om, zoals hij zegt: “de bevolking van represailles wegens sabotage te vrijwaren, en de Duitsers te helpen ter overwinning”. In zijn bureel hing de foto van Hitler. Hij beperkte zich niet tot de kabelwacht, maar vatte de strijd aan tegen de saboteurs en de weerstand te Wevelgem. Hij werd de schrik der bevolking en aanzien als gestapo. Zulks blijkt voldoende uit onderstaande twee gevallen:

  1. Tegen MARECHAL, LOONTJENS, DEFRANCQ en VANSTEENKISTE schreef hij in september 1940, hatelijke artikels in ’t lokale weekblad “De Waarheid”. Betrokken personen waren hem bekend als anglofielen. Voor de publicatie vroeg hij de toelating aan de Kreiskommandantuur te Kortrijk. MARECHAL en DEFRANCQ werden in januari 1944 aangehouden, verdacht van clandestiene sluikhandel te hebben verspreid. VANSTEENKISTE werd einde 1942 veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf voor wapenbezit. LOONTJENS werd verschillende malen lastig gevallen vanaf 1941, echter nooit aangehouden. De moeilijkheden, veel later door deze personen opgelopen, kunnen niet als rechtstreeks gevolg van deze verdachtmakingen aangezien worden, gezien de tijdsomstandigheden. Veroordeelde bekende deze verdachtmakingen ten laste van bovengenoemde vier personen.
  2. In 1941 vroeg veroordeelde aan BEKAERT inlichtingen over de gebroeders SEYNHAEVE die door anderen verklikt waren, erbij voegende dat ze zouden afgehaald worden. De SEYNHAEVE’s werden door landbouwer BEKAERT verwittigd en zijn gaan vluchten.

Veroordeelde was lid van het V.N.V. en de DeVlag, en propagandist voor de DeVlag. Hij was ook lid van de Algemene SS in oktober 1941 en van dan af werd hij B.L.SS. Hij was tevens lid van het Veiligheidskorps der DeVlag.

In 1941 zegde VUYLSTEKE Grégoire, een zijner kabelwachters, dat hij zogezegd naar Engeland zou oversteken. Veroordeelde verklikte hem bij de Duitsers. De broeder van VUYLSTEKE werd aangehouden doch na een paar uren, de Duitsers hun vergissing inziende, vrijgelaten. De betrokkene zelf werd door de Duitsers ondervraagd maar met rust gelaten. Veroordeelde beweert die verklikking gedaan te hebben om VUYLSTEKE last te berokkenen en de Duitsers te tonen hoe genegen hij hen was om alzo verder hun vertrouwen te hebben.

Rond maart 1944 werd een velo te Wevelgem gestolen ten nadele van CASIER Henri. DENYS Godelieve werd verdacht den dief geherbergd te hebben en door de politie aangehouden. Veroordeelde telefoneerde naar de feldgendarmerie, welke DENYS kwam onderhoren en aanhielden. Na negen dagen werd ze vrijgelaten. Hij zou het onderhoor, hetwelke afgenomen werd door de politie afgeluisterd hebben en gezien er sprake was dat de velodief in het bezit was van een revolver, heeft hij de feldgendarmerie te Menen tot tweemaal toe opgebeld.

In 1943 werd VANDENBROEKE Gerard, politiecommissaris te Wevelgem, bij de Duitsers op het vliegplein geroepen. Hij had te verantwoorden nopens zijn laksheid in het beletten van sabotagedaden. Volgens de Duitse officier, dewelke hem onderhoorde, zou veroordeelde hem beschuldigd hebben. De zaak had geen verdere gevolgen.

Op 24 juni 1944 werd te Gullegem de fahnder PILLE Maurits neergekogeld door de weerstand (P.A.), waaronder vader en zoon DENYS, VAN DAMME Oscar en BUYCK Maurice. Veroordeelde heeft samen met SALEMBIER André, medeveroordeelde in zake, actief deelgenomen aan het opzoeken van de daders. Veroordeelde bekent door de volksmond vernomen te hebben dat de daders van Wevelgem waren en verder getracht te hebben onder de bevolking te weten te komen wie bepaaldelijk de daders waren. Van de feldgendarmerie wist hij dat een gekwetste dader van Wevelgem was (zoon DENYS was gekwetst aan de wang door een kogel van PILLE). Van een SS-man uit Brussel ontving hij een lijst vermeldende de namen van 10 personen dewelke uit weerwraak dienden gefusilleerd te worden en wier adressen door hem zouden dienen nagegaan. Hij stelde zich in betrekking met de feldgendarmerie van Menen die zich onbevoegd verklaarde en die hem verzond naar oberleutnant HEYBER van het vliegveld te Wevelgem.

Hij heeft samen met SALEMBIER, politieagent DESCHEEMAECKER om inlichtingen gevraagd over de familie DENYS, namelijk of deze voortvluchtig waren en of hij ze nog gezien had. In de avond van 4 augustus 1944 werd GHEYSEN door oberleutnant HEYBER en een obergefreiter aangesproken en vergezeld zogezegd voor een kabelwachtcontrole, zo beweert hij. In de Nachtegaalstraat, alwaar nochtans geen kabels te bewaken waren, zouden ze SALEMBIER ontmoet hebben en aangesproken. Ondertussen gingen de Duitsers het huis van DENYS binnen en werden daar neergekogeld. Vader DENYS beweert veroordeelde aan de deur gezien te hebben met een revolver in de hand. GHEYSEN verwittigde een Duitse patrouille die het huis kwam omsingelen. Een der daders van de aanslag, BUYCK Maurice was in het huis van DECOENE Polydoor gevlucht. GHEYSEN had dit gezien en gaf er kennis van aan de Duitse patrouille. De familie DECOENE werd uit hun woning gehaald en naar het huis DENYS geleid waar ze tegen een muur moesten staan. Hierdoor deed DECOENE Medard een longontsteking op, waardoor hij 2 jaar onder doktersbehandeling gesteld werd en liep 3 maanden werkonbekwaamheid op. Ook vrouw en dochter DECOENE moesten onder doktersbehandeling gesteld worden. De Duitsers samen met veroordeelde gingen dan verder over tot verschillende aanhoudingen (7 personen werden verontrust, waarvan 2 na 6 dagen werden vrijgelaten en de andere door geallieerde troepen bevrijd werden te Beverlo).

Op 8 augustus 1944 heeft veroordeelde de G.F.P. opnieuw vergezeld om verschillende personen aan te houden, drie ervan werden na drie dagen vrijgelaten.”

Tijdens zijn gevangenschap weigert Maurice Gheysen het valorisatieformulier te ondertekenen waardoor zijn arbeid het karakter van schuldboete zou bekomen.

Hij bekent zekere fouten bedreven te hebben maar beweert dat hij nooit iemand vrijwillig verklikt had.

Maurice Gheysen wordt onder voogdij voorwaardelijk in vrijheid gesteld op 23 juni 1951.

Even terug naar het voorjaar van 1945.

In Wevelgem, op dat ogenblik al een half jaar bevrijd zijn, de oorlog is officieel nog niet ten einde, blijft Maurice Gheysen in het nieuws en wordt hij een onderwerp van discussie in een pamflettenoorlog tussen de lokale politieke partijen, de katholieken en de socialisten.

De socialistische partij brengt beschuldigingen uit tegen het wettelijk schepencollege van 1940 tot 31 augustus 1942, tegen de aanstelling van Gheysen als hoofd van de kabelwacht en tegen de maatregelen getroffen om sabotagedaden te verhinderen.

In een bericht aan de bevolking verdedigt burgemeester Remi Wallays zich en heeft hij het o.a. over kabelwachter “Beer Bakkers”, hij bedoelt Maurice Gheysen.

Nadat reeds tweemaal tijdens de bezetting, schrijft hij, een kabel was doorgesneden en er ernstige bedreigingen vanwege de Duitse Overheid bestonden tegenover de burgers van Wevelgem moest het schepencollege, op bevel der Duitsers de Kabelwacht aanstellen. Beer Bakkers werd door het schepencollege aangesteld in zitting van 26 november 1940. Beer Bakkers, nog steeds aldus de burgemeester, was toen volstrekt niet de Gestapo-man die hij naderhand geworden is, het schepencollege heeft dus met deze latere Gestapo-daden niets te maken. In de gemeenteraadszitting die volgde op de aanstelling van Beer Bakkers, werd er door de vertegenwoordigers van de socialistische partij met geen woord van protest opgekomen tegen deze aanstelling. De socialisten hadden toen niets te zeggen en zwegen, nu de Duitsers weg zijn is het gemakkelijk om kritiek te leveren.

De tweede partizanenjager uit Wevelgem, aldus het reeds vermelde krantenartikel, is André Salembier, geboren te Wevelgem op 2 juni 1912 en er wonende in de Kortrijkstraat 246.

De krijgsraad te Kortrijk veroordeelt hem op 20 mei 1947 tot acht jaar gewone hechtenis, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.

Ten gevolge van een genadeverzoek dat hij indient op 16 oktober 1947, gesteund door een brief van senator Remi Wallays uit Wevelgem, zet Substituut Maenhout de feiten uiteen en de omstandigheden waarin deze hebben plaats gehad:

“Veroordeelde, gemobiliseerd zijnde, tijdens de veldtocht van Mei 1940 heeft op 22.5.1940 de compagnie tot dewelke hij behoorde en dewelke in aftocht was, te Kortrijk verlaten en heeft zich alsdan huiswaarts begeven.

Veroordeelde is toegetreden tot het V.N.V. in October 1941; hij werd aangesteld als propagandaleider voor de afdeling Wevelgem en vervulde deze functie tot op einde 1942; datum zijner toetreding tot de De Vlag.

Hij is eveneens lid geweest van de DM/ZB van November 1942 tot April 1943 en heeft bewust uniform gedragen.

Hij is actief lid geweest der De Vlag vanaf October-November 1942 tot aan de bevrijding; vanaf einde 1943 was hij dienstdoende en daarna effectief celleider. Hij was gekend als hevige propagandist voor de De Vlag en wierf nieuwe leden aan; hij heeft nog gecolporteerd met “Balming” en was geabonneerd op verscheidene onvaderlandse dagbladen en tijdschriften. Veroordeelde werd gevreesd door zijn medeburgers en aanzien als een element der gestapo. In December 1943 heeft hij te Schoten wapenonderricht gehad en schietoefeningen gevolgd. In Mei 1944 is hij toegetreden tot het Veiligheidskorps der De Vlag; hij heeft ook anderen er toe aangezet om toe te treden tot bewuste formatie, onder meer Callewaert Georges.

Samen met zijn overste uit de kabelwacht Gheysen Maurice, heeft veroordeelde medegeholpen met de Duitse politiediensten in het opzoeken van de daders dewelke een actief deel genomen hadden in het neerschieten te Gullegem op 24.6.1944 van den zivilfahnder Pille Maurice van Moorsele. Deze werd neergeschoten door de P.A. mannen Denys Henri, Denys André, Van Damme Oscar en Buyck Maurice.”

Substituut Maenhout onderzoekt ook de weerlegging van de beschuldiging van verklikking in het verzoekschrift van André Salembier. Salembier was niet aanwezig op het moment van de aanslag en vernam het gebeurde pas de dag nadien. Dit werd zelfs bevestigd door Maurice Gheysen op de krijgsraad. Het verslag van de Substituut:

“… Hij werd niet veroordeeld wegens verklikking van de P.A. mannen dewelke Pille hadden neergeschoten, maar wel om ter zake taken van werk en bewaking te hebben uitgevoerd dewelke normaal op de vijandelijke legers zelf berustten, onder meer om verklaard te hebben dat hij hielp zoeken naar de daders van bewusten aanslag daar een premie ten bedrage van 500.000 Fr. uitgeloofd werd alsmede om inlichtingen gevraagd te hebben aan de plaatselijke politie nopens het mogelijk verblijf van de voortvluchtige daders.”

Op 27 februari 1948 komt senator Remi Wallays nogmaals tussen ten gunste van André Salembier. Een jaar later, op 26 februari 1950, komt Salembier voorwaardelijk vrij onder strenge voogdij met verbod zich met politiek in te laten en omgang te hebben met andere vrijgestelden.



[1] B.S. van 1948.

[2] Zo goed als zeker wordt hier o.a. Gerard Vandenbroeke bedoeld – zie rubiek over het politiekorps.

[3] André Salembier.