Posts tonen met het label Neve. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Neve. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Burgemeester Marcel Ponseele blijft op post in Gullegem tijdens de bezetting

 

Burgemeester Marcel Ponseele blijft op post in Gullegem tijdens de bezetting

 

Gullegem[1] is een van de zeer weinige gemeenten in België waar – na de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 – de door de Koning benoemde burgemeester op post blijft en door de Duitse bezetter niet uit zijn ambt ontzet wordt.

Marcel Ponseele wordt geboren te Gullegem op 20 augustus 1898.

Marcel Ponseele, als milicien van de klasse 1918.

Hij neemt voor de eerste maal deel aan de gemeenteraadsverkiezingen op 10 oktober 1926 en staat op de derde plaats op de lijst van het Christen Werkersverbond, na lijsttrekker Evarist Vanooteghem en Alfons Lefebvre.

Beroepshalve is Marcel geldophaler “bode”, als vrijgestelde van het Christen Werkersverbond.

Er worden drie lijsten ingediend: de Socialisten behalen één zetel, de Katholieken vijf en het Christen Werkersverbond eveneens vijf.

Marcel Ponseele wordt verkozen met 49 naamstemmen, het tweede beste resultaat van de lijst. Het merendeel van de kiezers voor de partij stemt op de kop. De lijst behaalt 925 kopstemmen.

Met medewerking van de socialistische verkozene verkrijgt het Christen Werkersverbond de burgemeester (Evarist Vanooteghem) en de twee schepenen (Achiel Decoutere en Alfons Lefebvre).

Ondanks zijn goed verkiezingsresultaat en zijn derde plaats op de lijst, wordt Marcel Ponseele geen schepen en blijft hij zes jaar gemeenteraadslid.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932 worden zeven lijsten ingediend:

  • Vlaams Nationalisten
  • Christen Werkersverbond
  • Boeren- en Vlasbazenlijst
  • Katholieke Volksgezinden “Roeland”
  • Socialisten
  • Oude Burgerslijst
  • Lijst Breyne

Het wordt een heftige campagne met vele pamfletten die qua grimmigheid niet voor elkaar onderdoen.

Het Christen Werkersverbond behaalt zes zetels, de Socialisten twee zetels, de Boeren- en Vlasbazenlijst, Roeland en de Oude Burgerslijst elk één zetel.

Marcel Ponseele, ondertussen opgeklommen tot secretaris van Den Bond, behaalt als kopman van de lijst Christen Werkersverbond 59 voorkeurstemmen. Dit is het beste resultaat van de lijst. Er worden 1126 kopstemmen uitgebracht.

Het Christen Werkersverbond behaalt de volstrekte meerderheid en Marcel Ponseele legt voor de eerste maal de eed af als burgemeester op 17 januari 1933. Het Christen Werkersverbond behoudt eveneens de twee schepenzetels (Achiel Decoutere en Gabriël Vandenbulcke).

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938 worden opnieuw slechts drie lijsten ingediend.

De Christen Werklieden behalen een absolute meerderheid met zes verkozenen: Marcel Ponseele, Achiel Decoutere, Gabriël Vandenbulcke, Omer Mullie, Julien Decouttere en Maurits Samijn.

In de oppositie belanden vier verkozenen van de Katholieke Concentratie (de “burgers”): Joseph Vanhoutte, Joseph Hanssens, Hilaire Baekelandt en Prosper Hanssens. De Socialisten behalen één zetel voor Rupert Vereecke.

Marcel Ponseele is reeds zes jaar burgemeester en is opnieuw kopman van de lijst Christen Werklieden. Hij behaalt 235 voorkeurstemmen, de lijst behaalt 1467 kopstemmen. Marcel Ponseele blijft burgemeester en Achiel Decoutere en Gabriël Vandenbulcke blijven de twee schepenen.

Tijdens de vier jaar bezetting kan de Gemeenteraad zijn taak niet uitoefenen. Ook de werking en de verdere uitbouw van Den Bond wordt door de Duitse bezetter gefnuikt. De proost, E.H. Jozef Suykers, die jarenlang een zeer belangrijke rol in het Christen Werkersverbond had gespeeld, verlaat Gullegem en wordt in november 1942 tot pastoor benoemd in Le Bizet.

Marcel Ponseele mocht van de bezetter zijn taak als bestuurder van de gemeente voortzetten. Qua wetgeving was die taak tamelijk eenvoudig, want alles werd van hogerhand bevolen. De taak als oorlogsburgemeester voor de bevolking echter, was des te moeilijker. Toch wist hij zich, samen met de schepenen Achiel Decoutere en Gabriël Vandenbulcke, goed uit de slag te trekken.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946 worden vier lijsten ingediend:

  • Kommunistische Partij
  • Burgerslijst
  • Christen Werkersverbond
  • Socialisten

Het Christen Werkersverbond behaalt zeven zetels, de Burgerslijst drie en de Socialisten één zetel.

Marcel Ponseele behaalt als kopman 266 voorkeurstemmen. De lijst behaalt 1460 kopstemmen. De burgemeester blijft op post samen met de schepenen Achiel Decoutere en Gabriël Vandenbulcke. Ze hebben de oorlog goed doorstaan en hun meerderheid in de Gemeenteraad nog versterkt.






Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 12 oktober 1952 opnieuw drie lijsten.

Het Christen Werkersverbond behaalt zes zetels, de Burgerslijst drie en de Socialisten twee zetels.

Marcel Ponseele behaalt als kopman van het Christen Werkersverbond 407 voorkeurstemmen, de lijst behaalt 1222 kopstemmen. De burgemeester blijft, Omer Mullie en Oscar Seynaeve zijn de schepenen.

Burgemeester Marcel Ponseele.

Marcel Ponseele blijft burgemeester tot aan zijn plotse overlijden op 16 oktober 1955. Hij wordt opgevolgd door eerste schepen Omer Mullie, die op zijn beurt burgemeester blijft tot aan zijn overlijden op 16 juli 1964.



Burgemeester Ponseele is één van de 4 Belgische burgemeesters die zowel vóór, tijdens als na de oorlog in functie is. Het beste verkiezingsresultaat behaalt hij zelfs na de oorlog.

Een bijdrage van zijn zoon Jozef  Ponseele:

“Voorafgaande opmerking: ik ben geboren in 1944. Alles wat ik hier vertel heb ik uit tweede hand, hoofdzakelijk het collectief familiegeheugen. Weet echter dat niets zo onbetrouwbaar is als wat we ons met zekerheid menen te herinneren. Een kritische benadering is dus zeker op zijn plaats.

Mijn vader was burgemeester van Gullegem vóór de oorlog, tijdens de oorlog en na de oorlog tot aan zijn dood in 1955.

Waarom was er geen oorlogsburgemeester in Gullegem?

Een oorlogsburgemeester kwam als de zittende burgemeester ontslag nam of door de Duitsers afgezet werd.

Mijn vader heeft geen ontslag genomen. De Christen Werklieden hadden in het gepolariseerde Gullegem na een hardnekkige strijd de burgemeesterssjerp veroverd. Nu zouden ze die niet zomaar weer weggeven. Tijdens de oorlog wist niemand hoe lang de bezetting nog zou duren. Een grote meerderheid meende – op ieder moment – dat het nog maximum een jaar kon duren. Dus beet men wat op de tanden, ook mijn vader. Zelf vond hij het een zeer zware periode in zijn leven. Na de oorlog zei hij aan mijn moeder: “Als het nog eens oorlog wordt, leg ik mijn mandaat neer, van den eersten dag!”.

Mijn vader werd niet afgezet. Blijkbaar kon de bezetter vrede nemen met de uiterst pragmatische benadering van de situatie door mijn vader. Hij maakte geen afwegingen van ideologische, politieke of vaderlandslievende aard. Hij onderging de bezetting: lijdzaam medewerken als er toch geen alternatief is en moed tonen als het volgens hem moest. Zo is er een verhaal bekend dat de Duitsers hem vroegen uit een relatief grote groep mensen een onderduiker aan te wijzen. Waarop hij bot antwoordde: “Zoekt hem zelve!”, zich omdraaide en de plaats verliet (wat overigens zonder gevolg gebleven is).

In Gullegem was er ook geen voldoende gestructureerde groep van Duitsgezinden aanwezig die de burgemeesterssjerp wensten op te eisen. Er is een verhaal bekend van een zekere meneer Theys die mijn vader benaderde met de mededeling dat de Duitsers hem gevraagd hadden om burgemeester te worden. Hij vroeg aan mijn vader of hij (mijn vader dus) dat als een Duitsvriendelijke daad zou beschouwen. Mijn vader antwoordde bevestigend waarop mijnheer Theys zei dat hij in dat geval niet op hun vraag zou ingaan[2].

Met dit verhaal moet echter voorzichtig omgesprongen worden. We weten niet of die meneer Theys door de Duitsers aangepord werd dan wel of dat hij eigen ambities had.

Waarom heeft in Gullegem de “volkswoede” na de oorlog niet tot excessen geleid?

Er werden geen huizen in brand gestoken of inboedels kort en klein geslagen en er werden geen personen fysiek toegetakeld.

Mijn vader had een zeer genuanceerde houding tegenover de plaatselijke verzetsgroepen. Hij apprecieerde hun inzet ten gunste van de onderduikers en de werkweigeraars. Zo zorgden ze voor bevoorrading en onderduikadressen. Hij geloofde echter niet dat plaatselijke sabotage- of vergeldingsacties ook maar iets bijdroegen om de oorlog te verkorten. Ze lokten enkel een harde repressie uit van de bezetter veelal met dramatische gevolgen. In zijn ogen was het verzet in Gullegem te jong, te onervaren en te slecht uitgerust. Na de oorlog noemde hij hen soms – in beperkte kring evenwel – “een bende schooljongens”.

Na de oorlog heeft hij al zijn invloed en gezag aangewend om te vermijden dat de volkswoede tot excessen zou leiden[3].

Zijn, hier ook pragmatische stelling luidde als volgt. Als ze fout waren tijdens de oorlog moeten ze gestraft worden maar het is niet aan de burgemeester of aan het verzet om daarover te oordelen, dat moet het gerecht doen en wij moeten het gerecht zijn werk laten doen. Blijkbaar kon hij daarmee het verzet overtuigen. Er gaat een verhaal dat hij een groep mensen die op weg waren naar het huis van Joseph Vanhoutte[4] in de Lindestraat in extremis heeft kunnen overtuigen af te zien van hun plan.”


[1] De beschreven politieke geschiedenis van Gullegem werd mij bezorgd door Geert Verschuere uit Gullegem.

[2] Dit verhaal heb ik uit twee bronnen. Het werd me verteld door een betrouwbaar man die op dat moment bediende was op het gemeentehuis. Hij kan het verhaal van mijn vader vernomen hebben. Bij meneer Theys werd geen voornaam vermeld of ik heb er geen acht op geslagen. Deze bron is overleden. Een andere, nog levende  bron, heeft het niet uit eerste hand maar vertelt bijna letterlijk hetzelfde verhaal . Hij herinnert zich evenmin de voornaam van die meneer Theys.

[3] Er zullen zeker ook andere elementen en personen daartoe bijgedragen hebben. Mijn familietrots beperkt hier ongetwijfeld mijn gezichtsveld.

[4] Joseph Vanhoutte, de lijsttrekker van de Katholieke Concentratie in 1938 en aannemer van bouwwerken, was blijven werken tijdens de oorlog en had opdrachten uitgevoerd voor de bezetter. Hij werd verdacht van economische collaboratie.