Posts tonen met het label Vandeplassche. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vandeplassche. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Lauwe: burgemeester Camiel Vandeplassche en eerste schepen Antoine Cosyns blijven op post

Lauwe: burgemeester Camiel Vandeplassche en eerste schepen Antoine Cosyns blijven op post …

 

Burgemeester Vandeplassche blijft op post in Lauwe tijdens de oorlog, tot aan de bevrijding. Zijn eerste schepen is vanaf 1939 Antoine Cosyns[1].

Camiel Vandeplassche

Camiel Vandeplassche in 1933, rechts van E.H. Remaut (beide foto’s: Zo was Lauwe – Roger Blancke – 1985)

Antoine Cosyns, geboren te Meerbeke op 12 november 1912, huwt op 21 april 1936 in Lauwe met Agnes Demets (1905-1979). Agnes stamt, zoals haar man, uit een brouwersfamilie. Haar vader Omer heeft er samen met zijn twee broers de ‘brasserie, distillerie en vinaigrerie La Cygne’.

Antoine Cosyns, die een brouwersopleiding heeft gevolgd, wordt er na zijn huwelijk zaakvoerder samen met zijn echtgenote. In Lauwe komt Cosyns al in 1939 met een afzonderlijke lijst op bij de gemeenteraadsverkiezingen; hij wordt eerste schepen. Na de oorlogsperiode, waarin hij de veldtocht meemaakt en toetreedt tot het verzet[2], wint hij in 1946 de verkiezingen met een eigen lijst en is hij van 1947 tot 1952 burgemeester van Lauwe.

Antoine Cosyns

Liesbeth Vandemaele studeerde geschiedenis (nieuwste tijden) aan de universiteit te Gent en tijdens het academiejaar 2000-2001 interviewt ze voor een project[3] anoniem een man die geboren werd te Lauwe op 1 november 1915 en er bleef wonen tot in 1985.

Over burgemeester Vandeplassche laat geïnterviewde het volgende noteren:

“De ware reden waarom hij als oorlogsburgemeester aanbleef was het feit dat de brouwerszoon[4], die voor de oorlog anti-katholiek was en alles was, plots met de komst van de bezetter zich uitte als leider van het Verdinaso. Ik ben persoonlijk uitgenodigd geweest te zijnen huize. Hij stond daar gekleed als officier van het Verdinaso en had alle jaargangen, de bladen dus van het Verdinaso en alle drukwerken in zijn bezit, om te bewijzen dat hij wel altijd in die richting gedacht had, dus Duits gezind was. Dat was wel de reden waarom de zogezegde oorlogsburgemeester aanbleef. Hij heeft prachtig gemanoevreerd. Hij had ook een steun van hogerhand, vanwege de partij. Zo is dat gegaan. Hij was correct ten opzichte van iedereen.”

In het interview komt een zekere Verschaeve ter sprake, een Lauwenaar waarover verderop meer in dit hoofdstuk over Lauwe:

“Het was een jonge mens in Lauwe, Verschaeve noemde hij. Hij werkte in Noord-Frankrijk, in Duinkerken voor de Duitsers, en voor de Aken. Toen de oorlog in Rusland begon, werden alle jonge lieden opgeladen en naar Duitsland gevoerd en omgekleed in TOT-arbeiders en ingezet in Rusland om wegen aan te leggen, bruggen te herstellen, …  dus de werken voor het leger, en dat waren pseudo-militairen. Ze droegen bruine kaki-kleren met een band met het Akenkruis. Dat was de organisatie-TOT. Die jongen was tot in Stalingrad geraakt. Hij was een wees. Zijn oudste zuster had daarvoor een pensioentje, of ten minste zijn verdienste als lid van de TOT-organisatie. Want dat kwam naar Lauwe bij zijn zuster, die gehuwd was met Gerard Vercruysse. Er waren daar twee dochters. Ze hielden café in “De Brugge”. Die Georges Verschaeve was op verlof gekomen met de laatste trein die vertrok uit Stalingrad en in Duitsland is aangekomen. Hij is naar België gekomen, naar zijn zuster waar hij inwoonde. Ze hebben zijn kleren van de TOT-organisatie verbrand. Hij is dan bij de weerstand gegaan. Niemand wist dit. Die persoon woonde bij zijn zuster en er kwam op een avond een man van de weerstand, één van de leiders binnen. Hij vroeg drank en hij werd dronken. Dan ontkleedde hij zichzelf, volledig naakt en stond op een herbergtafel te zwaaien met zijn armen en zei: “ecce home, aanziet de mens”. Daar was aanwezig Georges Verschaeve, Vercruysse en zijn vrouw en de 2 dochters. Dat kon er niet door bij Georges Verschaeve. Hij heeft die mens genomen in zijn adamskostuum en buiten gezwierd. Hij kon niet naakt naar zijn huis gaan. Daarom klopte hij op de ramen midden in de nacht en zei: “Georges als hij mijn kleren niet geeft dan zal ik u vinden!”. Hij heeft de kleren niet gegeven. De week erop is hij doodgeschoten geweest door de eigen leden van de Witte Brigade. Er is iemand van Wevelgem, die ik ken, die hem heeft afgehaald bij het huis van zijn zus. Ze moesten zogezegd een opdracht uitvoeren. Ze reden ermee per fiets tot aan het Duits Kerkhof. Daar stond een zekere Compernolle of Vancompernolle, een bierhandelaar, die ook zogezegd in de Brigade was. Die persoon heeft hem geleid tussen Lauwe en Aalbeke. Onder de spoorweg was er daar een kleine doorgang, een duiker, een viaduct van 2 meter ongeveer. De Witte Brigade zat achter de viaduct, langs weerszijden, gereed met wapens. Vooraleer ze aan de viaduct kwamen, zei de begeleider: “Georges rij jij maar voor ik moet wateren. Ik kom direct achter”. Hij sprong van zijn fiets en keerde onmiddellijk terug. Hij werd dan langs weerszijden geschoten. Hij was niet dood. Hij was nog bij kennis. Het waren toch nog goeie katholieken want ze hebben de tijd gelaten om zijn akte van berouw te laten verwekken. Zogezegd. Dan hebben ze hem het nekschot gegeven. Achteraf is er daar een grondig onderzoek van geweest. Heel de familie is uitgenodigd geweest op het gemeentehuis. Dat was ook één van de 17 gevallen waarvoor de kopstukken verantwoordelijk waren. Ze hadden enorm veel decoraties, maar ze hadden enorm veel schande op hun nek gehaald.

… De kandidaat burgemeester-Verdinaso was een van de kopstukken …”

Was Antoine Cosyns werkelijk de verzetsleider voor wie hij doorging?

In de zitting van 8 oktober 1947 wordt Cosyns, ondertussen burgemeester van Lauwe, door de controlecommissie Brugge van de Dienst van de Weerstand erkend als gewapend weerstander.

Een jaar later blijkt er een vuiltje aan de lucht wanneer de commandant van de Zone III op 28 december 1948 een schrijven richt aan de commandant van het Geheim Leger[5] met een vraag om tussenkomst:

“Le Commandant du Secteur de Courtrai, me signale que le S/Lieut. Aux. COSYNS, Antoine, Chef d’E.M. du secteur, demeurant à Lauwe, Place 5, a été convoqué au Cabinet de Mr le Juge d’instruction CARSAU à Courtrai, à l’effet d’y être entendu au sujet d’un fait passé durant la clandestinité en juin 1944.

Le nommé VERSCHAEVE, Camille, membre de l’organisation Todt et indicateur de la Feldgendarmerie de Courtrai, s’était infiltré dans les rangs de l’A.S. dans un but déterminé.

Feu le Capitaine-Commandant DE PAEPE, R., Commandant le Secteur de Courtrai, mis au courant des faits et agissements de VERSCHAEVE, décida de faire supprimer le prénommé afin d’éviter de nombreuses arrestations dans les rangs des refuges “Le Macareux” et “Le Souchet[6]”.

A cet effet, il donna ordre à son second, le S/Lieut. COSYNS, de prendre les dispositions nécessaires à cette fin. Ce dernier désigna un homme du refuge “Le Macareux” pour exécuter cette mission.

Le commandant DE PAEPE, étant décédé en Allemagne, ne peut plus témoigner et couvrir l’acte, toutefois le Capitaine THIELEMANS, son successeur, est au courant des faits.

A la libération, la cause de la disparution de VERSCHAEVE fut portée à la connaissance du Parquet et procès-verbal fut établi.

A présent, il semble qu’une instruction judiciaire est ouverte et Mr COSYNS a été interrogé au sujet de cet acte.

Le S/Lieut. Aux. COSYNS s’est plaint de la façon peu élégante de Mr le Juge d’instruction CARSEAU à son égard. Convoqué pour 10 hres, il n’a été entendu qu’au cours de l’après-midi.

J’ai l’honneur de vous prier de bien vouloir intervenir auprès des autorités compétentes pour que cette affaire soit classée.

Dit schrijven wordt aangevuld met een brief van 10 januari 1949:

“Subsidiairement à mon N° 3192 du 28-XII-48 relatif à la demande d’intervention en faveur du S/Lieutenant Aux. COSYNS, Antoine, Bourgmestre de Lauwe, j’ai l’honneur de vous faire parvenir quelques renseignements complémentaires.

VERSCHAEVE, Camille, orphelin de père et mère, s’engagea en 1941 dans l’organisation Todt et combattit au front de l’Est.

Fin 1942 début 1943, sur les instances et conseil de proches parents (oncles et tantes), il ne rejoignit plus cet organisme à l’issue d’un congé.

Les nommés DELABARE, A., et FIEUWS, Y. et d’autres personnes de Lauwe peuvent en témoigner que VERSCHAEVE a fait partie de ‘O.T. et en portait l’uniforme.

Vers le mois de décembre 1943, il était parvenu de s’infiltrer dans les milieux de la résistance, toutefois on se méfiait de lui.

Le Commandant DE PAEPE fut mis au courant des antécédants de VERSCHAEVE. Cet officier donna ordre de surveiller les allées et venues de l’intéressé. Il fut établi que VERSCHAEVE se rendit à plusieurs reprises à la Feldgendarmerie de Courtrai et qu’il était à la solde de cette police.

C’est ainsi que le Commandant DE PAEPE, après mûres réflexions, donna ordre au S/Lieut. Aux. COSYNS de faire supprimer VERSCHAEVE, afin de prévenir de nombreuses arrestations. A noter que nous étions en alerte, les alliés venant de débarquer.

Le S/Lieut. Aux. COSYNS, désigna le nommé VAN DEN BROUCKE pour remplir cette mission. Ce dernier l’exécuta le 19 juin 1944.

Le Commandant DE PAEPE, fut arrêté malheureusement le 2 août 1944 à Gand, lors d’une mission.

Le capitaine THIELEMANS, F. successeur du Commandant DE PAEPE à la tête du Secteur de Courtrai, fut mis au courant de cette affaire et lors de la libération, porta les faits à la connaissance des chefs de l’A.S. et de Mr le Procureur du Roi. Un rapport fut transmis à l’époque. Une enquête judiciaire fut menée en novembre 1944.

Il est certain que le S/Lieut. Aux. COSYNS n’a pas agi de sa propre initiative, mais sur ordre de son Chef le Commandant DE PAEPE.

Vu les fonctions publiques occupées actuellement par le S/Lieut. Aux. COSYNS, il serait désirables que cette affaire soit classée.”

Op 11 mei 1952 richt Jules Vaneeckhoutte een aangetekend schrijven aan Kolonel De Ridder, hoofd van de Dienst voor de Weerstand:

“Ik ondergetekende, VANEECKHOUTTE Jules, Kraaiveld, 24 te Lauwe, beroepsmilitair, officieel erkend weerstander heb de eer U te berichten dat ik oppositie aanteken tegen de weerstandserkenningen van de genaamden COSYNS, Antoine, brouwer, Plaats, 21 te Lauwe en DEWEERDT, Armand, geneesheer, Wahisstraat, 34 te Menen en zulks om de volgende redenen:

1.      COSYNS: beweert in Februari 1941 door de in Duitsland overleden politieke gevangene uit Menen, de genaamde SLAMBROUCK, Jules als weerstander gerecruteerd te zijn geworden. In werkelijkheid werd hij op 17.3.1942 door SLAMBROUCK gerecruteerd in mijn bijzijn en werd ik als zijn onmiddellijke overste aangewezen, wat ik gebleven ben tot in Februari 1944. Cosyns liegt dus over meer dan één jaar voor wat betreft zijn weerstandsactiviteit.

2.      DEWEERDT: beweert gerecruteerd te zijn geworden door COSYNS voornoemd in September 1942. In feite deden de gebeurtenissen zich als volgt voor: ik kreeg van sectorkdt. LABIS Joseph uit Aalbeke opdracht VERKINDERE Joseph uit Menen (aldaar plaatselijk weerstandsoverste) uit te nodigen een contact met een tweede weerstandsgroep te leggen. VERKINDERE vertikte zulks te doen en ik zou me verplicht gezien hebben zelf de opdracht uit te voeren, wat LABIS me echter verbood; ik localiseerde echter een groep met Dr. DEWEERDT aan het hoofd en gelaste vervolgens Julien CAGNIE uit Lauwe (in Duitsland overleden) de groep DEWEERDT officieel te recruteren. Dit geschiedde op 20.11.1943, zijnde een drietal weken vóór de aanhouding van CAGNIE. Dr. DEWEERDT liegt dus eveneens over meer dan 1 jaar voor wat betreft zijn weerstandsactiviteit en met hem waarschijnlijk wel zijn ganse groep, zijnde circa 50 man. Ik verklaar dat alle getuigenissen, die beide personen naar voor gebracht hebben om die te vroegtijdige recruteringsdata te staven, vals zijn. Ik houd ten andere bijkomende bewijzen ter beschikking om mijn verklaring te staven.

3.      Beide personen hebben een bundel ter erkenning ingediend zonder dat hun recruteringsmodel A door mij getekend werd, wat voor hen van rechtswege onontbeerlijk was, vermits ik in feite hun recruteur was en dit des te meer dat in het eerste geval SLAMBROUCK Jules en in het tweede geval CAGNIE Julien als P.G. in Duitsland overleden zijn.

Hopende op een nuttig gevolg in deze zaken, bid ik U intussen, Heer Kolonel, de verzekering mijner algehele hoogachting te willen aanvaarden.”

De zaak wordt grondig onderzocht en talrijke getuigen worden gehoord. De 10de herzieningscommissie[7], gelast met de herziening van de beslissingen genomen door de controlecommissie van Brugge van 8 oktober 1947, in zake van Cosyns Antoine, beslist op 23 februari 1954 eenparig hem niet te erkennen als gewapend Weerstander en de beslissing van 8 oktober 1947 te niet te doen.

Enkele fragmenten uit de beslissing:

“… Overwegende dat belanghebbende in zijn besluiten verklaart dat hij niet ontkent deel te hebben gemaakt van het Dinaso; dat hierop moet worden aangemerkt dat hij ter zitting van 13 mei 1952, stuk 18 van de bundel, heeft ontkend lid te zijn geweest van het Verdinaso en beweerde zich slechts een drietal keer naar het lokaal te hebben begeven in 1900 veertig, lokaal genaamd “Café Falado” te Lauwe, dat zijn eigendom is.

Dat echter het lidmaatschap van belanghebbende in het Verdinaso te Lauwe is gebleken uit de volgende verklaringen …

… Dat onder de drang van het vorderende onderzoek de betrokkene ter zitting van 28 oktober 1952 eindelijk heeft toegegeven lid te zijn geweest van het Verdinaso, er echter op drukkende dat hij slechts “gewoon lid” is geweest en slechts enkele vergaderingen heeft bijgewoond.

Dat echter uit de voormelde getuigenissen in hun geheel genomen onomstootbaar bewezen lijkt dat Cosyns na het begin der vijandelijke bezetting in een café (“Falado” te Lauwe), dat zijn eigendom was, en waaraan de brouwerij waarin hij is geïnteresseerd, bier leverde, heeft deelgenomen aan de stichting van een groep Verdinaso, waarin hij de rol van propagandaleider heeft vervuld, dat hij hierbij activiteit aan de dag heeft gelegd, onder anderen ten overstaan van de aanwerving der Dinaso-Jeugd …

… Dat echter het argument van de buitenvervolgstelling ten overstaan van Cosyns een element is zonder de minste waarde in verband met zijn activiteit als weerstander omdat het uit het onderzoek van de Commissie en de stukken van de bundel als bewezen voorkomt dat de geïnteresseerde verre van anti-Duitse oogmerken te hebben in die periode, openlijk met de bezettende macht vriendschappelijke betrekkingen heeft gehad en zich heeft gedragen op een wijze die evenmin voor een weerstander als voor een ambtenaar (schepen der gemeente) kon stroken met de elementaire waardigheid …

… Overwegende dat de erkenning van belanghebbende als burgerlijk weerstander eveneens werd geweigerd als ongegrond om reden van zijn medewerking aan het Verdinaso en zijn vriendschappelijke omgang met de bezetter …”

In het dossier van Cosyns is nogal wat te doen omtrent enkele foto’s waarop hij te zien is.

Match op 7 juli 1940 tussen White Star Lauwe (links) en een Duitse ploeg (rechts), Cosyns staat in het midden, rechts van een Lauwse speler.


Links de potloodschets van “Toto” Cosyns van de hand van Verschaeve, foto rechts van Vanseveren.

Op 12 juli 1945 leggen Diana Leplae en de echtgenote van Evariste Dupont schriftelijke verklaringen af met betrekking tot die foto’s:

“Ik ondergeteekende Leplae Diana, verklaar hierbij, dat Antoine Cosyns, tegenwoordig burgemeester in Lauwe, stichter en leider was van het Verdinaso, waaruit bestond, Omer Fieuws, zijn schatbewaarder, Oscar Vandenbroucke, bakker, apotheker Lejour, Roger Neirinck, Julien Deconinck en nog anderen, gesticht in de café Fa-la-do, café behoorende aan Antoine Cosyns, in oktober 1940.

Onderhandere gaf hij bieravonden voor de Duitschers, waaronder hij zei, “de zoolang verwachte kamaraden zijn daar” alsook liet hij zich photograpfeeren met de Duitschers, met de duitsche voetbal, ook bestaan de photo’s daarvan, ook schonk hij aan den patroon van de café Fa-la-do, het portret van Joris Vanseveren, met zijn handteeken eronder, ook schonk hij hem nog zijn eigen photo, om al achteren van Joris Vanseveren te steken, ook zei hij aan den patroon van den café, doet daar den koning weg van den muur, ik zal daar den stichter van het verdinaso hangen. Ook liet hij zich photographeeren in Verdinaso costuum, met den Hitlergroet en begon ook al zijn vergaderingen met duitsche liederen.

Hiermede verklaar ik alles voor echt, ook zijn er nog twee getuigen[8], die hierbij verklaren alles gehoord en gezien te hebben.”

“Ik ondergeteekende Vrouw Dupont Evariste verklaar hierbij alsdat den Heer Cosyns tegenwoordig Burgemeester uit Lauwe mij zegde op den 1ste Juni 1945 alsdat het van mij afhangde de straf voor mijn man en mijn zoon[9] te verminderen of te vergrooten daar hij al veel moeilijkheden gehad had van Joris Vanseveren met zijn eigen photo erachter daar door dwingt hij mij de waarheid te verzwijgen waar ik geen gehoor kan aan geven ik ben bereid verdere verklaring af te leggen indien het noodig is.”

Op 27 juni 1952 verklaart Evarist Dupont schriftelijk te Ieper:

“Ondergetekende DUPONT Evarist, voorheen wonende te Lauwe thans gehuisvest te Ieper, bevestigt hiermede dat in de herberg “Falado” tijdens de vijandelijke bezetting door mij uitgebaat te Lauwe, slechts de foto’s hingen van Leopold III en van Vanseveren. Achter de foto van Vanseveren zat een schets in potlood getekend door Verschaeve van Lauwe en aangeboden aan Cosyns Antoine destijds voorzitter van de plaatselijk voetbalclub “White Star”. Deze fotoschets van Cosyns Antoine werd door Verschaeve uit Lauwe, getekend in 1939 in het lokaal van de White Starclub destijds gevestigd in de herberg “De Sterre” Plaats te Lauwe, alwaar deze schets gedurende verscheidene maanden opgehangen werd.”

Tijdens de openbare zitting van de herzieningscommissie van 6 september 1952 worden belangrijke getuigenissen afgelegd, o.a. opnieuw van Diana Leplae uit de Opstalstraat 101 te Lauwe:

“Ik heb niet gewerkt met de Weerstand. Ik kende goed Van Eeckhoutte maar heb nooit gewerkt voor hem. Ik heb Cosyns gekend vóór de oorlog. In October 1940 heeft hij het Verdinaso gesticht in het café Falado te Lauwe, dat gehouden werd door de broeder van mijn moeder: Evariste Dupont. Ik kwam daar regelmatig en Cosyns heeft alle vergaderingen bijgewoond van het Verdinaso, waarvan hij het hoofd werd. Ik heb gezien dat Cosyns het portret van Van Severen in het café Falado heeft gehangen en zijn eigen portret er achter heeft gestoken. Ik bevestig dat ik dat zelf gezien heb. Ik heb nooit de minste moeilijkheid gehad persoonlijk met Cosyns, tenzij bij de bevrijding in September 1944 toen verscheidene weerstanders mij kwamen afhalen om mijn haar af te snijden, naar zij zeiden op bevel van Cosyns. Het portret van Cosyns was getekend met potlood, het was juist hetzelfde als hetgeen U mij vertoont. Het portret is niet bijgezwart achterhand. Hij droeg een groen hemd en een zwarte das met lendenriem, hetzij het uniform van het Verdinaso, dat ik hem regelmatig heb zien dragen en waarin hij geposeerd heeft voor de tekening. De lendenriem had een gesp, maar ik kan niet zeggen wat er op stond, maar hij had ook schouderriem aan als Joris Van Severen, ik heb dat verscheidene malen gezien. Die tekening werd gemaakt door Verschaeve die lid van de Organisation Todt geweest is. Hij was zeer goed bevriend met Cosyns. Verschaeve werd vermoord op het laatste van de bezetting, langs de spoorweg. Van zijn familie vernam ik dat hij doorzeefd was door kogels. Meer weet ik persoonlijk niet over deze zaak. Cosyns heeft bij mijn hoofd herhaaldelijk bieravonden gegeven voor de Duitsers en heeft daar zelf verschillende malen verklaard dat hij Duitsers aan huis ontving. Hij was altijd op schok met de Duitsers, liep er mee op straat en kwam met hen naar het café. Hij was het die telkens het bier gaf. Bij hem kwamen officieren en onder-officieren. Ik heb de Duitsers tegen hem horen zeggen en er waren nog andere personen bij: “Sie werden bestimmt bürgemeister”. Na de bezetting door de Duitsers heeft Cosyns zeker nog drie maanden in Belgisch uniform rondgelopen. Lamont Madeleine heeft mij verklaard dat Sabbe Leopold en Casteleyn door de Duitsers werden gedood in haar bijzijn. Dit was rond de eerste September. De Wwe Sabbe is Marguerite Monteyne, Leopold Sabbestraat te Lauwe. Ik ben geen familie van Lepla Marie, echtgenote van de oud-burgemeester Vande Plassche. Bij Cosyns werden voortdurend grote soupers gehouden met alle soorten van mensen. Het Verdinaso heeft daar omtrent een jaar bestaan en dan heeft Cosyns zich teruggetrokken … Cosyns beloofde 25 frank aan mijn kozijn Dupont Julien voor ieder nieuw lid dat hij kon bijbrengen voor het Dinaso of voor de Dinaso-jeugd. Een andere kozijn van mij die eveneens Julien Dupont heet en politieagent is in Lauwe, is enkele dagen geleden met Cosyns moeten meegaan naar Ieper bij Evariste Dupont en Cosyns heeft deze laatste iets doen tekenen, in verband met het hangen van de fameuze portretten. Cosyns heeft daar cendriers afgegeven, en speelkaarten en heeft bier beloofd. Mijn tante moet dinsdag vóór Uw commissie verschijnen. Bij mij zelf heeft Cosyns nog politie en gendarmerie gestuurd om druk uit te oefenen om te weten waar die photo’s waren.”

Ook Camiel Hespel, 44 jaar, wever te Lauwe, Wevelgemstraat 85, neemt plaats op de getuigenbank:

“Ik ben erkend als weerstander G.L. Van Eeckhoutte was mijn chef. Ik heb Cosyns gekend van vóór de bezetting. Ik weet dat Cosyns bij de stichters van het Verdinaso was rond October November 1940. Er waren veel mensen die dat wisten. Verdinaso werd gesticht in het café Falado dat hem toebehoorde. Ik heb de portretten die U mij vertoont in het café weten hangen, de muur was nog niet beplakt en er hingen drie portretten: dit van de Koning, dit van Van Severen en het derde was Cosyns in uniform van het Verdinaso. Het zijn wel de portretten waarvan gij mij de photocopie vertoont. Na een tijdje was het portret van Cosyns verdwenen en naar ik vernam stak het achter het portret van Van Severen. Ik weet dat omdat ik er op belust was de portretten te bemachtigen. Ik heb de voetbalmatch bijgewoond tussen een ploeg van de Wehrmacht, Duitse Genietroepen die de noodbrug gemaakt hadden, en de lokale Voetbalclub. Aan het lokaal van de voetbalclub café De Ster, hing er een aankondiging: Voetbalmatch Klein België tegen Gross Deutschland. Cosyns was in het bestuur van de Voetbalclub. Ik heb gezien dat Cosyns zich heeft laten photograferen met de twee voetbalploegen. De photocopie die gij mij vertoont is wel genomen van de echte photo, die veel duidelijke was. Het is Cosyns die tussen de twee ploegen staat. Ten gevolge van die match zijn er moeilijkheden gekomen en is de plaatselijke voetbalclub “White Star” uiteengevallen. Onder de spelers[10] waren er die het veld wilden verlaten voor de match en Cosyns heeft ze tegengehouden …

Het portret van Cosyns werd getekend door Verschaeve, die een wees was. Die jongen ging naar Frankrijk gaan werken en schijnt naar het Oosten gevoerd geweest te zijn. Wij hebben hem lang niet gezien. Ik meen dat het in de loop van 1943 was dat hij terug verschenen is, maar hij heeft zich lang verdoken in een bouw van Baekeland te Lauwe. Op een zeker ogenblik hoorde ik dat die jongen aanvaard werd in de Weerstand. In de café Pompier moeten Cosyns en hij eens ruzie gehad hebben en enkele dagen later, werd Verschaeve gedood over de spoorweg op het grondgebied Aalbeke. Twintig minuten later was ik ter plaats, het lijk was gedekt door een deken. De Duitsers waren reeds ter plaats. Ik was op de Plaats in Augustus 1943 toen Cosyns aangehouden werd door de Duitsers. Hij was terug na een uur vijf en dertig minuten. Ik heb de tijd genoteerd. Ik geloof dat er een dossier op het Krijgsauditoraat bestaat betreffende een onderzoek tegen Vanden Broucke André in verband met de zaak Verschaeve, en ook Cosyns werd, naar ik weet, onderhoord. Donderdag laatst op het entrainement van de Voetbalclub heb ik gehoord dat Vanden Broucke Oscar, die nog altijd goed bevriend is met Cosyns, aan de postbode gevraagd heeft, wie een uitnodiging gekregen heeft voor Uw Commissie. De postbode Frans Detavernier heeft mij dat zelf bevestigd. In maart 1942 heb ik vernomen van Van Eeckhoutte dat een tweede groep Weerstanders te Lauwe was aangenomen namelijk de groep van Cosyns, en ik heb hem gewaarschuwd tegen deze groep. Ik heb nog gezien dat Cosyns dronk met Urbain Lodewijk en Tuytens, beiden gestapo’s van Kortrijk die na de bevrijding gefusilleerd werden. Het is Cottignie die de eerste bij de Engelse geweest is aan de brug te Lauwe. Ik heb Cosyns in zijn auto met twee doctors en met leden van zijn groep zien wegvluchten van de hoeve Lampe toen de Duitsers terug aan de Leiebrug kwamen. Zij hebben hun uniform weggegooid tussen de tabakplanten van Lampe.

Een volgende getuige die dag is Irma Verhoeve, weduwe Aimé Lambaere, 55 jaar, uit de Moeskroenstraat 29 te Lauwe:

“Mijn man stond in de politieke beweging van Rex vóór de oorlog, tengevolge waarvan Cosyns na de bevrijding heeft beweerd dat wij Duitsgezinden waren. Daar mijn man te gevolge van zijn gezindheid vóór de oorlog, bij het begin van de bezetting door Cosyns verdacht werd gemaakt, heeft mijn man gemeend deze te moeten terechtwijzen na de voetbalmatch gespeeld in 1940 tussen de lokale voetbalclub en een ploeg van de Duitse genietroepen. Na deze match heeft mijn man aan Cosyns verweten in aanwezigheid van Duitse officieren dat hij een lafaard was omdat hij een voetbalmatch had ingericht zo kort na het begin van de bezetting. ’s Anderendaags zijn Duitse officieren mijn man komen bedreigen en Cosyns heeft hen de weg naar ons huis getoond. Na de bevrijding heeft Cosyns bij de arrondissementscommissaris klacht gedaan dat wij aan economische collaboratie zouden gedaan hebben. Wij werden daarvan verwittigd en vermits er geen grond was, zijn wij niet meer lastig gevallen. Wij behoorden sinds 1914-1918 aan de Belgische Inlichtingsdienst, waarvan ik hier de bewijzen voorleg.”

Reeds op 11 januari 1945 liet Aimé Lambaere, geboren te Lauwe op 28 september 1889 en overleden in 1952, op vraag van de Procureur des Konings in een Pro Justitia het volgende noteren:

“Ik heb in Juli 1940 bezoek gekregen van de Duitse Politie “STPOL”. Ik werd ervan beschuldigd de Duitse Wehrmacht te hebben beledigd. De Duitse Politie zegde klaar en duidelijk dat zij gezonden waren door COSYNS Antoon, en dat ik in het vervolg ook meer eerbied zou moeten hebben voor COSYNS Antoon, daar deze persoon voor de verbroedering was met de Duitsers.”

Een andere getuige is Georges Everaert, 42 jaar uit de Wevelgemstraat 35 te Lauwe:

“Ik ben erkend als weerstander van de groep Van Eeckhoutte. Ik ben goed bevriend geweest voor de oorlog met Dupont Evariste en ben dikwijls in zijn café Falado geweest, waar kort na het begin van de bezetting ik drie portretten heb zien hangen: de Koning, Joris Van Severen en een getekend portret van Cosyns. Naderhand zijn er maar twee blijven hangen, dat van Cosyns was weg. Ik heb Cosyns gezien in Falado, met een groen hemd, zwarte das, rijbroek en lendenriem. Het is op verzoek van Hespel Camiel dat ik ter gelegenheid van de verhuizing van Dupont Evariste, waarbij ik geholpen heb, in de café Falado de portretten heb weggenomen. Dat van Cosyns was geplakt van achter op dat van Van Severen. Van Eeckhoutte heb ik binst de bezetting nooit gekend. De postbode Detavernier Frans heeft tegen mijn vrouw gezegd toen hij Uw convocatiekaart afgaf, dat Vanden Broucke Oscar, vriend van Cosyns, hem gevraagd had, wie geconvoceerd was, dat hij ze per auto naar Brugge zou willen brengen.

Men heeft verschillende keren gevraagd bij mij naar die portretten, en Cosyns heeft mij ontboden in zijn kabinet op het Gemeentehuis, waar hij mij vroeg of het waar was dat ik de portretten gestolen had. Op mijn weigering deze af te geven, heeft hij mij gezegd dat ik er de gevolgen zou van dragen. ’s Anderendaags heb ik twee rijkswachters gehad en ben ontboden geweest naar de gendarmerie van Rekkem, waar ik geweigerd heb van te ondertekenen, ik ben trouwens ongeletterd. Ik ben zelf naar Kortrijk gegaan gendarmerie-kapitein Van Bruaene, die ’s anderendaags de zaak heeft onderzocht te Rekkem, en in mijn bijzijn de leden van de brigade heeft berispt. De getuige verklaart niet te kunnen tekenen. Waarvan akte (2 handtekeningen).”

Op 9 september 1952 verschijnt de 29-jarige André Vanden Broucke uit de Boldriesstraat 94 te Lauwe als getuige voor de herzieningscommissie:

“… Op een zeker ogenblik is er verraad geweest van wege Verschaeve, wij hadden hem geprobeerd bij twee gelegenheden en bemerkt dat hij nog in betrek stond met de Duitsers. Ik heb verslag gegeven aan Commandant De Paepe en het bevel ontvangen van Cosyns, Verschaeve neer te schieten in een bos. Derdeyn en Ducolombier waren daar ook bij. Ik bevestig stellig dat Cosyns daartoe bevel gaf. Naderhand heeft men mij gezegd dat Verschaeve samen met Cosyns lid zou geweest zijn van het Verdinaso …”

Antoon Cuppens, 46 jaar, commissaris bij de Rechterlijke Opdrachten te Brugge, komt op dinsdag 16 september 1952 getuigen:

“Naar aanleiding van een onderzoek naar misdrijven door de Weerstand heb ik vastgesteld dat het Verdinaso te Lauwe werd gesticht op 14 October 1940; de voorzitter was De Coninck Julien, de propagandaleider was Cosyns Antoon, de penningmeester was Neirynck Roger, de secretaris was Fieuws Omer en de corporatieleider was apotheker Lejour en het lokaal was het lokaal Falado uitgebaat door Dupont Evarist (vader) en Dupont Julien (zoon). Zijn opgesloten geworden als inciviek De Coninck, Neirynck en de familie Dupont. Uit mijn onderzoek is gebleken dat Cosyns verscheidene eetmalen gegeven heeft aan Duitse officieren. Dr. Hespel kan daaromtrent getuigen. De herberg Falado was eigendom van de brouwerij De mets, waarin Cosyns gerechtigd was, en die voormalig eigendom was van zijn schoonouders. Cosyns was toen brouwmeester in de zaak van zijn schoonouders. Fieuws is opdrachtgever geweest van een aanval in October (20) 1944 op de hofstede Fernagutt Camiel[11] te Lauwe, waarbij een toevallige gast aan de hoeve werd gedood. Deze aanval was een misdaad van gemeen recht en werd gestraft door de Krijgsraad omdat zij gepleegd werd door gewapend weerstanders. Er waren zeven betichten, zonder bij te rekenen Fieuws die toen overleden was. Deze laatste had tijdens het onderzoek geprobeerd het O.F. daarvan te betichten. Fernagutt heeft het Geheim Leger opgebeld om een auto te vragen ten einde het slachtoffer Steelandt Jules naar de kliniek te voeren waar het is overleden. Fieuws heeft daartoe dezelfde wagen gebruikt waarmee de overval gepleegd werd en waarmee de buit (één zwijn, juwelen en geld) werd vervoerd. Het is op de hoeve dat Fieuws verklaarde dat de overval voorzeker was uitgevoerd door het O.F. Ik heb ondervonden dat ik in mijn onderzoek hulp had van M. Thielemans, maar dat ik op alle manieren en op erge wijze zelfs tegengewerkt werd door Cosyns. De verklaring van Mevrouw Lambaere die gij mij voorleest stemt volledig overeen met deze die Lambaere zelf tijdens mijn onderzoek aflegde, en waarvan ik U afschrift zal overmaken met toestemming van de heer Procureur des Konings. Als ik mij goed herinner dan blijkt uit de verklaring van minstens een paar getuigen in het onderzoek door mij geleid, dat het rond Februari 1942 zou zijn dat Cosyns van houding is veranderd.

De gewezen postmeester van Lauwe, thans vermoedelijk te Tielt, Laevens Jerome, zal waarschijnlijk ook zeer goed bekend zijn met de houding van Cosyns.”

Cosyns is nog geen tweeënvijftig, wanneer hij op 8 november 1964 in Kortrijk overlijdt.

Terwijl de ware aard van Cosyns geleidelijk aan het licht komt, is Camiel Vandeplassche ondertussen de kop van jut. In het Belgisch Staatsblad van 2 februari 1946 wordt het volgende over hem gepubliceerd:

“Bij besluiten van de deputatie van West-Vlaanderen d. 23 en Maart 1945, getroffen bij toepassing van artikel 2 van de besluitwet van 21 December 1944, gewijzigd bij de besluitwet van 7 Mei 1945, strekkende tot vervallenverklaring van de mandaten der onwaardige provincie- en gemeenteraadsleden zijn de heeren …. Vandeplassche, C. (Lauwe), als gemeenteraadslid vervallenverklaard.

Deze beslissingen zijn definitief, daar de belanghebbende niet binnen het vereischte tijdsverloop beroep aangeteekend hebben.”

In het Kortrijksch Handelsblad van 15 november 1946 wordt een verslag van de Krijgsraad te Kortrijk gepubliceerd onder de titel “Ex-burgemeester Vandeplassche, uit Lauwe, vrijgesproken”:

“Vandeplassche Camiel, geboren te Lauwe den 24 februari 1895, bediende, gewezen burgemeester der gemeente Lauwe, van 1927 tot het einde der bezetting, wonende Moeskroenstraat 99 te Lauwe. Verschijnt vrij. Betichte is nooit lid geweest van een Pro-Duitsche groepeering doch was een persoon bezield met een vreesachtig en zwak karakter.

Hij nam steeds een vleiende houding aan tegenover de Duitschers, dit bewijst zijn gevonden briefwisseling.

Op 20 augustus 1943 was hij verplicht de Feldgendarmen te vergezellen wegens het opsporen van dienstweigeraars en ongure elementen. Aldus werd zekere Bovijn Nestor aangehouden en in het gemeentegevang opgesloten. Deze zocht een middel uit om weg te vluchten en vroeg om naar den koer te gaan. Betichte die op dit oogenblik aanwezig was aan het gevang zegde tegen den dienstdoenden feldgendarm: “Let op hij gaat wegvluchten” waarop hij teeken deed aan den feldgendarm, die dadelijk ingreep en Bovijn naar den koer vergezelde.

Einde 1940 werd ook vrouw Delembre Christine verklikt aan de Duitschers, wegens anti-Duitsche uitlatingen. Vandeplassche zou over de vrouw inlichtingen verschaft hebben over hare algemeene houding. De vrouw werd niet gestraft daar er geen voldoende bewijzen voor handen waren.

In 1941 werden Deleu en Everaert door de Duitschers aangehouden wegens diefstal van autobanden uit een garage. Op de kommandantuur werden ze ondervraagd en Vandeplassche zou erin tussengekomen zijn en gezegd hebben: “Niemand anders kan dien diefstal gepleegd hebben dan die twee. Ik weet zelfs dat ze ook naphte gestolen hebben en ik weet waar zij die naphte naartoe brengen.”

Tenslotte werden in 1941 de vrouwen Holvoet en Deman, die kolen gestolen hadden uit dezelfde garage in betichting gesteld door de Duitschers. Het is Vandeplassche die dit overgemaakt heeft aan de Duitschers.

Betichte zegde dat hij verplicht geweest is dit aan de Duitschers te vermelden, om zelf verder geen moeilijkheden te hebben. Beide vrouwen beweren dat zij door Vandeplassche verklikt zijn geworden.

Het Getuigenverhoor

Als eerste getuige verschijnt Kerckhof Cyriel, die aangehouden werd, en hij verklaart dat betichte de feldgendarmen vergezelde. Het is Vandeplassche die teeken deed aan de feldgendarmen toen Bovijn naar de koer wilde gaan, daar deze verdacht werd van te kunnen wegvluchten.

Cockele Albert zat ook opgesloten in het Gemeentegevang. Hij verklaart dat betichte zou gezegd hebben tot de feldgendarmen, toen Bovijn vroeg om naar den koer te gaan: “U moet zien dat ze niet wegloopen.”

Vandenbroucke Oscar werd in ’43 zekeren morgen opgehaald door de feldgendarmen, vergezeld door Vandeplassche. Toen Bovijn vroeg om naar den koer te gaan zegde betichte tegen de Duitschers dat ze moesten oppassen, dat Bovijn zou wegloopen.

Cappon Lucien, concierge van het Gemeentehuis van Lauwe, heeft verscheidene personen in het gevang zien binnenbrengen, onder ander Bovijn. Deze laatste vroeg aan de feldgendarmen en den burgemeester om zijn water te mogen maken, heeft de toelating verkregen, doch kan niet zeggen of betichte er in tusschengekomen is. Vandeplassche gaf slechte adressen op van personen die door de feldgendarmen werden opgezocht.

Bovijn Nestor werd door de feldgendarmen in 1943 vergezeld door Vandeplassche aangehouden. Gekomen in het gemeentegevang vroeg hij om zijn water te maken, kreeg de toelating, doch op het oogenblik dat hij wilde ontsnappen, kwam een feldgendarm op hem af, zoodat hij zijn doen niet heeft kunnen verwezenlijken. Later heeft hij hooren zeggen dat het den burgemeester was die de Duitschers had verwittigd. Nooit heeft hij Vandeplassche aanzien als een verklikker, daar hij met den burgemeester in goede betrekkingen leefde en nooit door hem moeilijkheden werd aangedaan.

Delembre Christine werd tijdens de bezetting naar Brugge geroepen waar zij vóór het Duitsche Krijgsrecht moest verschijnen wegens anti-Duitsche uitlatingen. Ze verbleef verscheidene dagen in het gevang. Getuige heeft een brief gezien, onderteekend en uitgaande van den Burgemeester Vandeplassche en denkt aldus dat zij door hem verklikt is geworden.

Deleu heeft klacht neergelegd tegen Vandeplassche, die tijdens het onderzoek gedaan door de Duitschers is tusschengekomen en gezegd heeft: “U moet den diefstal niet afstrijden”. De zaak ging hier over diefstal van autobanden. Vandeplassche is tegen getuige komen getuigen.

Vrouw Monteyne heeft moeilijkheden gehad met de Duitschers wegens kolendiefstal. De burgemeester zegde dat zij de kolen moest terugbrengen en zich aanmelden aan de garage waar een Duitsch officier kwam. Niettegenstaande dat zij loochende kolen gestolen te hebben zegde de Duitsche officier, dat het wel zij was die de kolen gestolen had, daar de burgemeester Vandeplassche het hem verklaard had. De burgemeester verklaarde dat hij dat had moeten zeggen aan de Duitschers, anders dat hij zelf in het vuile zou gekomen zijn. Getuige heeft dan als straf haar rantsoen van 50 kgr. moeten afgeven.

Achiel Vandamme, veldwachter te Lauwe, getuigt ten gunste. Hij weet niets ten laste te leggen van den burgemeester, noch weet hij dat de burgemeester personen aan de Duitschers zou verklikt hebben. De personen die beweren dat zij verklikt zijn geworden door hem missen. Getuige weet verders niets anders dan lof over den burgemeester. Hij heeft alles gedaan om de menschen te helpen, de ondergedokenen te verwittigen als de feldgendarmerie op ronde was.

Oscar Deblock, veldwachter te Rekkem getuigt ook ten gunstig. Nooit heeft hij gehoord dat Vandeplassche tijdens de bezetting personen moeilijkheden zou aangedaan hebben, wel het tegenovergestelde.

Een derde getuige ten gunste, leider van de Witte Brigade, verklaart dat door de tusschenkomst van Vandeplassche de ondergedokenen hun zegels hebben gekregen.

Vanhauwaert Abel werd in 1943 opgehaald en ook opgesloten in het gemeentegevang. Hij heeft niets gezien noch gehoord aangaande de zaak Bovijn.

Duthoo Madeleine, vrouw van Verfaille, uitbater van de garage, verklaart dat er autobanden gestolen waren.

Laevens Jeroom, postmeester te Lauwe, weet te verklaren, dat betichte zich goed gedragen heeft tijdens de bezetting; hij saboteerde de Duitsche verordeningen en getuige heeft nooit over Vandeplassche hooren klagen.

De Verdediging

Meester Dousy, uit Kortrijk, behandelt het geval Bovijn Nestor en onderlijnt den weinig samenhang van de verklaringen der getuigen. De houding van Vandeplassche is, dat hij verklaart van niets af te weten. Alles is te zoeken in het feit dat die menschen ten onrechte overtuigd waren dat Vandeplassche hen zou verklikt hebben. Het minste gebaar en het minste woord hebben die menschen verkeerdelijk uitgelegd, onder een zekeren invloed.

Ten slotte behandelt pleiter nog de overige verklikkingen, tracht deze in twijfel te trekken en zegt dat Vandeplassche zich nooit bewust ten dienste gesteld heeft van de Duitschers.

Van zijne acht maandenlange interneering is hij physisch en zedelijk geknakt geworden.

Pleiter vraagt de vrijspraak.

Meester Roelandt, uit Kortrijk, tweede verdediger, onderlijnt de kleinzielige dorpspolitiek die op de gemeente Lauwe heerscht. Van al die aanklachten die in een furie zijn binnengekomen, blijft er bijna niets meer over.

Van de vier partijen had de partij van Vandeplassche de meerderheid en zijn politieken tegenstrever heeft al die klachten tegen hem neergelegd.

Vrouw Delembre heeft het handteeken van Vandeplassche niet gezien op den aanklachtbrief.

Het feit Deleu-Everaert is het feit waar Vandeplassche hier als taalman opgeroepen werd.

Vandeplassche heeft veel goeds bewerkt op zijn gemeente tijdens de bezetting. Het gaat hier slechts om een politieke kwestie en pleiter vraagt ten slotte de vrijspraak omdat beklaagde geen straf verdient.

De uitspraak

Daar de feiten niet genoegzaam bewezen zijn, werd betichte dan ook vrijgesproken.”

In het Belgisch Staatsblad van 4 september 1949 komen we te weten dat Camille Vandeplassche wel beroofd werd van zijn burgerlijke en politieke rechten en dat ingevolge een vonnis van de burgerlijke kamer der rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Kortrijk hij op 5 mei 1949 hersteld werd in al zijn rechten.

Hij overlijdt in 1982.



[1] De gegevens betreffende Antoine Cosyns werden bekomen via het Tijdschrift van de Geschiedkundige Vereniging Het Land van Aalst  - www.hetlandvanaalst.be.

[2] De verzetsgroep “Macareux” in Lauwe stond vanaf 1943 onder leiding van Antoine Cosyns, die op 2 september 1944 vervangen werd door Fieuws. Bij de stichting in 1941 stond de groep eerst onder het bevel van Vaneeckhoutte (bron: Analyse en situering van het verzet in de stad Kortrijk: 1940-1944 van Petra Demeyere).

[3] Projet: “De bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog in het collectieve geheugen”.

[4] Zo goed als zeker bedoelt geïnterviewde hier Antoine Cosyns.                                      

[5] De Zone III van het Leger van België, het latere Geheim Leger, bestond vanaf 1943 uit de Provincies Oost- en West-Vlaanderen. Kortrijk was één van de sectoren van de Zone III.

[6] Schuilnaam voor de verzetsgroep in Moeskroen.

[7] Waren aanwezig: Voorzitter Amaat De Bock, Officier-Verslaggever Arthur Farasyn, volgende afgevaardigden van de gewapende Weerstand: Pierre Cremers (G.L.), Barbe Henri (P.M.) en Cortoys Louis (N.K.B.) en griffier Karel Poupeye.

[8] Camiel Hespel en Georges Everaert.

[9] Evariste Dupont, geboren te Lauwe op 27 november 1897, en zijn zoon Juliaan Dupont, geboren te Lauwe op 30 juli 1925, werden op 16 januari 1946 door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld, respectievelijk tot twee en drie jaar gevangenisstraf, o.a. wegens lidmaatschap bij de Vlaamsche Fabriekswacht.

[10] Op te merken dat op de foto met de twee voetbalploegen slechts tien spelers van White Star Lauwe te zien zijn.

[11] Landbouwer Camille Fernagut, geboren te Vlamertinge op 26 april 1886 en overleden te Lauwe op 28 december 1965.