Komen – Comines:
oorlogsburgemeester Octaaf Govaert
Roger
Quaghebeur maakt in zijn boek Zwart &Wit in de Westhoek (De Klaproos, 2003) een
studie over de schepencolleges van de 43 gemeenten die indertijd het
arrondissement Ieper vormden. Over Komen noteert hij het volgende:
“Auguste
d’Ennetières leidde de stad in 1940 samen met schepenen Gaston Casier en Henri
Devos. D’Ennetières vluchtte naar Frankrijk en kon op 11 juni 1940 opnieuw zijn
functie opnemen, maar was op de eerste gemeenteraadszitting van 17 juni 1940 toch
afwezig zodat Gaston Casier de raad voorzat. Op 28 augustus 1940 werd de
burgemeester door secretaris-generaal Romsée ontslagen. Hij overleed op 24 juni
1943. Casier leidde de zittingen tot de aanstelling van Oktaaf Govaert op 15
maart 1941. Casier bleef aanvankelijk schepen samen met Albert Minnekeer als
oudste raadslid.
Op 7
januari 1942 werd Casier door de Duitsers aangehouden op beschuldiging van het
luisteren naar de BBC en het verspreiden van geruchten die tegen de bezetter
waren gericht. Hij kreeg twee jaar gevangenisstraf en verbleef in de
gevangenissen van Brugge, Sint-Gillis, Merksplas en tenslotte in het kamp van
Watten waaruit hij op 4 januari 1944 vluchtte en onderdook.
Op
11 september 1942 nam Hector Verbeke zijn plaats in en op 7 augustus 1943 moest
Minnekeer op zijn beurt de benen nemen. Op 5 september 1944 verscheen Casier
opnieuw op het toneel en werd op 8 juni 1945 burgemeester benoemd. Minnekeer
werd schepen, samen met Henri Cuvelier, ambt dat in 1946 door Henri Devos werd
overgenomen?”
Bron: Zwart en Wit in de Westhoek van Roger
Quaghebeur (De Klaproos, 2003)
Bron:
Zwart en Wit in de Westhoek van Roger Quaghebeur (De Klaproos, 2003)
Nico
Wouters over oorlogsburgemeester Octaaf Govaert in Oorlogsburgemeesters
40/44 op pagina 544 en 545:
“Eén belangrijke factor
(zeker voor Vlaanderen) was echter het contact van de NO-burgemeester met de
vooroorlogse lokale elite. Octaaf Govaert was in januari 1941 VNV-burgemeester
van Komen geworden. Hij toonde politiek actief gedrag. Hij werd lid van DeVlag
en beschermend lid van de Algemene SS Vlaanderen. Als burgemeester ondersteunde
hij sterk de sociale hulp voor oostfrontstrijders. Hij leek op papier een
radicaal iemand. Niettemin kwam het voor 1942 niet tot een groot conflict met
de lokale gemeenschap. Op 31 december 1942 – tijdens de overgangsperiode in de
bezetting – kwam burgemeester Govaert bij de lokale pastoor langs om zijn
nieuwjaarswensen over te brengen. Tijdens het daaropvolgende gesprek benadrukte
de pastoor dat de VNV-burgemeester ooit door het gerecht ‘ter verantwoording’
geroepen zou worden. Hij gaf de burgemeester de pragmatisch raad dat ‘als hij
ervoor kon zorgen dat er niet veel jongelingen naar Duitsland moeten gaan
werken, dat een zwaar gewicht in de weegschaal zal zijn’. De burgemeester
beloofde dit. Zoals uit het naoorlogse genadedossier bleek, zou de
VNV-burgemeester na 1942 inderdaad veel mensen in deze (en andere zaken)
trachten te beschermen tegen de Duitse bezetter. Uiteraard was dit niet door
één individueel advies van een pastoor te verklaren. Niettemin meen ik dat dit
soort ‘koerswijzigingen’ van veel NO-burgemeesters vooral plaatsvonden in die
gemeenten waar de kloof tussen de burgemeester en zijn gemeenschap in 1942 nog
niet te groot was geworden. NO-burgemeesters die nog enigszins omringd werden
door de ‘oude elite’ van het dorp of door een omgeving buiten hun sectaire
partijapparaat, konden veel sneller dit soort maatschappelijke signalen
opvangen. Bovendien waren zij ook beter in staat efficiënter een matiging in de
praktijk om te zetten.”
Op een ander plaats
in zijn boek, op bladzijde 318, heeft Nico Wouters het over
NO-burgemeesters die beroep doen op de Duitse overheid, vaak voor kleine
alledaagse feiten, ook de oorlogsburgemeester van Komen:
“Een rechtbank in Ieper
beval na een vonnis een deurwaarder (in een banale zaak) van inbeslagname
bepaalde feiten te stellen. Hij kwam daarbij in conflict met met
VNV-burgemeester Octaaf Govaert van Komen. Toen de burgemeester merkte dat hij
geen wettelijke middelen meer had, gaf hij de deurwaarder bij de
Feldgendarmerie aan als een Duitsvijandige en anglofiele ‘hetser’. De man moest
uiteindelijk verschijnen in een Duits proces waarbij de burgemeester ook tegen
hem ging getuigen.”
Octavus Govaert,
geboren te Petegem, bij Deinze, op 11 juni 1889, wordt op 22 juli 1946 door de
Krijgsraad van Ieper en op 14 november 1946 door het Krijgshof te Gent
veroordeeld tot vijf jaar gewone hechtenis en levenslange ontzetting van de
rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek.
Over de gevolgen
van de repressie heeft Koen Aerts het in zijn boek “Repressie zonder
maat of einde?”: de juridische reïntegratie van
collaborateurs in de Belgische Staat na de Tweede Wereldoorlog[1],
ook over Govaert:
“Omdat in geval van
overlijden de aan de Staat verschuldigde schadevergoeding ook werd overgedragen
op de erfgenamen die niet aan de erfenis verzaakten, waren er ook redelijk wat
dossiers die hun solvabiliteit onder de loep namen. De oorlogsburgemeester van
Komen bijvoorbeeld, Octavus Govaert, liet bij zijn overlijden twee zonen
achter. Vijf jaren later overleed echter ook één van hen, waardoor zowel zijn
broer als zijn kinderen – dus de tweede generatie na de veroordeelde zelf –
niet enkel de nalatenschap erfden maar ook de daaraan verbonden schulden. En
indien men toch verzaakte, kwam dat in sommige gevallen gewoon neer op het
doorspelen van de hete aardappel.”