Posts tonen met het label Soenen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Soenen. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Boekvoorstelling en signeersessie op 4 december 2022


Met Geert Lecompte die het grootste deel van de research deed.

Met Griet Vanryckegem, schepen te Menen.


Op 4 december 2022 stelde ik tijdens een signeersessie  mijn boek "Verzet en collaboratie in de regio" voor in de oude raadzaal van Wevelgem.

Ik werd uitstekend en treffend ingeleid door een specialist in het vak, Philippe Haeyaert.

Mijn voorstelling luidde als volgt:

"Goede middag,

Welkom iedereen, familie, vrienden, ex-collega’s van de gemeenteraad, van de spoorweg, oud-klasgenoten, …

Ik zou willen beginnen met een dankwoord te richten aan:

·   Geert Lecompte, zonder wie dit boek er niet zou gekomen zijn, het kleinste hoekje van de diepste archieven ontsnapte niet aan zijn onderzoekersoog, hij bezorgde mij de duizenden documenten.

·     Marc en Benjamin Desmet van de uitgeverij MOA, die instonden voor de lay-out en de opmaak van het boek, de regie en de contacten met de drukker.

·     Het gemeentebestuur van wie ik deze oude raadzaal ter beschikking kreeg voor de voorstelling van mijn boek.

Deze plaats hier is belangrijk voor mij want hier ontstond de idee om het boek te schrijven. Ik herinner me nog goed de septembermaand in 2013 ter gelegenheid van de 25ste Open Monumentendag. 

Tijdens de receptie merkte iemand op dat er eigenlijk een foto ontbrak in het rijtje burgemeesters van Wevelgem, tussen Remi en Achiel Wallays: Michel Byttebier, oorlogsburgemeester van 1942 tot 1944, aangesteld in plaats van Remi Wallays, die opzij werd gezet door de bezetter. Zijn schepenen Gaston Gheysen, Jozef Masselis en Georges Busschaert bleven op post. Van toen af aan wilde ik zo veel mogelijk weten over de persoon Michel Byttebier.

Kwam daarbij dat mijn grootvader, langs moederszijde, Maurits Degroote, militair was op het Wevelgems vliegveld toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, en krijgsgevangene en inlichtings- en actieagent tijdens de bezetting. Na de oorlog werd hij aangeduid als adjunct-griffier en tolk bij het krijgsauditoraat te Kortrijk.

In 2018 kwam ik bij toeval in contact met Geert Lecompte. Bleek dat zijn grootvader, Carlos “Charles” Lecompte, weerstander was geweest tijdens WOII en tevens een politiek “nacht und nebel” gevangene.

Hoe grootvaders mensen kunnen samenbrengen.

Aan Carlos Lecompte heb ik een afzonderlijk hoofdstuk gewijd. Op 15 januari 1944 wordt hij samen met zijn neef Jules Bevernage opgepakt door de Geheime Feldpolizei onder verdenking clandestiene anti-Duitse vlugschriften verspreid te hebben, met name het sluikblad De Vlasser, waaraan een afzonderlijk hoofdstuk werd gewijd.

Tijdens het bombardement van 26 maart 1944 wordt de gevangenis te Kortrijk gedeeltelijk vernield en kunnen ze ontsnappen. Jules Bevernage blijft uit de handen van de Duitsers, echter niet Carlos Lecompte. Hij verblijft in verschillende gevangenissen en kampen en komt slechts thuis te Wevelgem op 23 juni 1945. In de Kortrijkstraat, waar hij woont, hangen de vlaggen uit.

Maar het boek start dus met de figuur Michel Byttebier.

In de jaren 20 is Michel Byttebier onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool in de Hoogstraat en is hij o.a. collega van Jan Cyriel Silverans, een toekomstig verzetsstrijder. Vooral tijdens en na de oorlog worden ze mekaars grootste vijand.

In het collectief geheugen van Wevelgem is de naam van Michel Byttebier onlosmakelijk verbonden met het vermeden bloedbad in de Nachtegaalstraat. De aanslag op twee Duitsers in de Nachtegaalstraat op 4 augustus 1944 had niets te maken met de aanslag op een Duits militair in de Moorselestraat, enkele maanden daarvoor, maar veel met het neerschieten van Maurice Pille, een Vlaamse gestapo, uit Moorsele.

De daders van de aanslag in de Nachtegaalstraat kunnen ontsnappen en de Duitsers dreigen de hele buurt te fusilleren.

Dankzij het krachtdadig optreden van Michel Byttebier ontsnappen de inwoners op het nippertje aan een ramp.

Als vergelding wordt de woning van de daders, de familie Denys, wel opgeblazen.

Als je goed toekijkt, zie je op de coverfoto van het boek, Oscar Vandamme, André en Valère Denys zitten op de puinen van hun ontplofte woning.

Vanaf het moment van zijn tussenkomst verwerft Michel Byttebier bijna eeuwig respect en het etiket van  “goede oorlogsburgemeester”, tot op heden zelfs, althans dat is mijn aanvoelen.

Na de oorlog wordt Michel Byttebier niettemin op verschillende plaatsen geïnterneerd en op 22 oktober 1945 door de krijgsraad te Kortrijk tot 3 jaar gevangenis en ontzetting uit zijn rechten veroordeeld. Na beroep wordt zijn straf herleid tot één jaar gevangenis. Hij komt diezelfde dag, 21 februari 1946, vrij.

In 1949 wordt hij hersteld in bepaalde rechten waarvan hij beroofd werd en in 1965 wordt hij in eer hersteld. Lang kan hij er niet van genieten, hij overlijdt hetzelfde jaar nog.

Het boek kent geen chronologisch verloop van de oorlog maar is onderverdeeld in rubrieken per deelgemeente, een goeie 60 Z-W-Vlaamse gemeenten van vóór de fusie in 1976, met uitgewerkte thema’s in de meeste gemeenten.

De grootste aandacht werd besteed aan Wevelgem, waar ik geboren ben en waar ik opgroeide als bakkerszoon, op de Wijnberghoek.

De Wijnberghoek is een van de drie parochies van Wevelgem met de Roeselarestraat (gedeeltelijk), Moorselestraat (gedeeltelijk), Wijnberg, Reutel- en Nachtegaalstraat als bijzonderste straten tijdens de bezetting.

De gebeurtenissen die er zich afspelen tijdens en na de oorlog komen zo in aanmerking voor het maken van een boeiende oorlogsdocumentaire of -film. Bijna alle mogelijke oorlogstoestanden zijn aanwezig: de reeds vermelde aanslag in de Nachtegaalstraat, inwoners die kiezen voor medewerking met de bezetter of kiezen voor het verzet en zowel een Engelsman als een Duitser die na de oorlog huwden met een Vlaams meisje, zich vestigden op de Wijnberghoek en als het ware buren werden. Hun relaas vind je in het boek.

Wie zich ook later vestigde in de Nachtegaalstraat was Frans Soenen, 20 jaar mijn politieke vader en medestander in de Wevelgemse gemeenteraad. Zijn vader, een bonder in hart en nieren, was tijdens de bezetting werkzaam op het arbeidsambt te Kortrijk en dat werd hem na de oorlog zwaar aangerekend, hij werd geïnterneerd.

Het eerste wat Frans doet, als hij in 1945 op het einde van het schooljaar gehuldigd wordt, is fier zijn zilveren medaille gaan tonen aan zijn vader die op dat ogenblik geïnterneerd is te Kortrijk.

Wat lezen we nog meer over Wevelgem?

Een Wevelgems gemeenteraadslid dat sneuvelt aan het oostfront. Pas in 1969 wordt zijn akte van overlijden ingeschreven, vermeldend dat hij overleden is in Rusland tussen 6 juni 1942 en 10 mei 1944 op een niet nader te bepalen plaats …

Het politie-, brandweer- en onderwijzerskorps en het gemeentepersoneel in Wevelgem krijgen een afzonderlijk hoofdstuk.

Een hoofdrol is weggelegd voor een aantal onderwijzers uit de Hoogstraat. Ik vermeldde al Jan Silverans, ook Maurice Vankeirsbilck was actief in het verzet. Na de oorlog kwamen ze in onverschil en in een slecht daglicht te staan. Ze meenden de plaats te moeten innemen van de rechterlijke macht en de politiemacht.

Twee onderwijzers die de kant van de bezetter kozen in 1942 mochten na de bevrijding niet hernemen en werden zwaar gestraft. In mijn boek spreek ik geen oordeel uit maar ik vind persoonlijk dat ze beiden te zwaar werden veroordeeld.

Op het gemeentehuis was Jules Dujardin secretaris vóór, tijdens en na de bezetting. Hij was gehuwd met de zuster van de echtgenote van Michel Byttebier. Na de oorlog werd zijn huis in de Lauwestraat beklad met hakenkruisen.

Onder de personeelsleden van toen heb ik het over o.a. het dossier van Denis Baert, die ik persoonlijk goed gekend heb en die actief was in het verzet, van toekomstig burgemeester Hector Duhamel, van architect Gaston Knockaert, die na de bevrijding aangehouden en geïnterneerd werd en ook van Gaston Herman, die later mijn klastitularis werd in het Sint-Pauluscollege.

Twee maal ter dood veroordeeld worden komt niet alle dagen voor. Toch heeft een Wevelgemnaar het meegemaakt, gelukkig voor hem werd de doodstraf twee maal omgezet in een andere straf, de eerste maal na WOI en de tweede maal na WOII.

Had onze plaatselijk nationale wielerheld en 3-voudig winnaar van Paris-Roubaix ook boter op het hoofd tijdens en na de oorlog? Hij ondervond in ieder geval moeilijkheden van verschillende aard en zat een tijd geïnterneerd in de Wikings te Kortrijk.

In het boek ook de nodige aandacht voor Marcel Laperre en Georgé Plets, die tragisch aan hun einde komen in de Duitse kampen en ook aandacht voor de verzetsstrijders die om het leven komen tijdens de bevrijdingsdagen.

Natuurlijk ging ik ook grondig een kijkje nemen in de andere deel- en buurgemeenten.

Jozef Ponseele bezorgde mij een getuigenis over zijn vader Marcel die in Gullegem burgemeester was vóór, tijdens en na de oorlog. Een grote uitzondering destijds in ons land.

In Moorsele komt oorlogsburgemeester Albert Herreman in de plaats van Oscar Pareit. Tot nog toe was Herreman enkel een voetnoot waard in de Moorseelse geschiedenis. Nu doet hij uit de doeken, in een brief vanuit de gevangenis, waarom hij het ambt van burgemeeester aanvaardde tijdens de oorlog.

Christine Vlaeminck bezorgde mij een eerlijke en pakkende getuigenis over haar vader, die na de oorlog opgepakt werd en levenslang vervallen werd verklaard van zijn burgerlijke en politieke rechten.

In 1950 wordt Adolf Vlaeminck hersteld in al zijn rechten.

In Lauwe blijft burgemeester Camiel Vandeplassche op post. Na de oorlog verschijnt hij voor de krijgsraad maar wordt vrijgesproken. Zijn eerste schepen Antoine Cosyns bleef ook op post. Was Cosyns werkelijk de verzetsstrijder voor wie hij doorging? Het antwoord vind je in het boek.

René Vandenbulcke aanvaardt op het einde van de bezetting de post van oorlogsschepen in Lauwe en dat komt hem duur te staan …

In Menen wordt burgemeester Armand Deweerdt vervangen door apotheker Aimé Maenhout en in Rekkem komt Joseph Poblome aan de macht.

Onderwijzer Camiel Mares wordt oorlogsburgemeester in Ledegem in vervanging van Pieter Denolf.

Het hoofdstuk over Gerard Ingelbeen, oorlogsburgemeester van Dadizele, heeft me een bijzonder goed gevoel bezorgd.

Zijn zoon, wijlen dokter Maurits Ingelbeen, kon het hoofdstuk vóór zijn overlijden in 2020, nog met veel interesse doornemen en gaf mij zijn volle goedkeuring.

Bissegem en oorlogsburgemeester Felix Laperre komen ook ruimschoots aan bod. Zijn schoonzonen Jozef Bachot en Joseph Vande Wiele waren zeker geen onbekenden in de wereld van de collaboratie.

Van Jan Dhaene ontving ik een getuigenis over zijn grootvader Alfons Ovaere, die oorlogsburgemeester was in Aalbeke.

We zetten een stapje naar de grote buur Kortrijk, waar Luciaan Ryckeboer oorlogsburgemeester wordt. Ryckeboer wordt aanvankelijk door de krijgsraad veroordeeld tot 8 jaar. In beroep wordt zijn celstraf verhoogd tot 12 jaar. In 1949 komt hij vrij en  in 1951 wijkt hij uit naar Bolivië.

Via professor emeritus Bruno Goddeeris kwam ik enkele jaren geleden in het bezit van een boekje “La perle du bagne”, “de parel van de gevangenis”, geschreven door kapelaan Edouard Froidure en dat handelt over Suzanne Van Durme, de tante van Bruno, de zuster van zijn moeder.

Haar tragisch verhaal, dat start in Kortrijk bij haar aanhouding, eindigt in het kamp Bergen-Belsen, waar ze laatst werd gezien. Bij de bevrijding treffen de Britten er massagraven aan en duizenden onbegraven lichamen …

Bij toeval botste ik ook op het dossier van de ouders van Hugo Claus. De internering van zijn vader en de brief van zijn moeder kon ik niet links laten liggen.

Op die manier kon ik tevens even verwijzen naar het “Verdriet van België”, één van mijn lievelingsboeken, met Louis Seynaeve als hoofdfiguur en Byttebier als zijn klasgenoot. Toeval bestaat niet.

Van de vele andere Z-W-VL gemeenten haal ik nog één rubriek aan, die betreffende Kaster, waar zich een drama afspeelt in de familie Algoet.

De ereburgemeester van Dilbeek heeft het drama van dichtbij meegemaakt en getuigt.

Om af te ronden kunnen we ons nog enkele vragen stellen.

Was het nodig om over dit onderwerp te schrijven en moest dat nu al?

Je hebt mensen die verkiezen die periode weg te cijferen en te verdringen en je hebt mensen die menen dat ook de kleine lokale geschiedenis recht heeft op een zo objectief mogelijke waarheid. Ik behoor tot die laatste categorie. Het werd tijd dat de mondelinge overlevering te boek werd gesteld.

Daarbij moet je geen tientallen jaren meer wachten. Ik voel dat de nieuwsgierigheid echt groot is, op een moment dat er nog veel mensen zijn die de oorlog, weliswaar op jonge leeftijd, hebben meegemaakt.

Het boek moet nog worden gelezen en nu al worden mij aanvullingen, verhalen en onderwerpen overgemaakt.

Had of heeft Michel Byttebier zijn plaats in de fotogalerij van de Wevelgemse burgemeesters?

Ook hier waarschijnlijk pro’s en contra’s.

In Anzegem, Deerlijk en Waregem was er wel plaats voor een foto van de oorlogsburgemeester in het rijtje van de burgemeesters.

Al die jaren had het Wevelgemse gemeentebestuur goede contacten met de familie Byttebier. Denken we maar aan de bedrijfsgebouwen Byttebier die de gemeente kon aankopen en aan de vele recepties en maaltijden die door de gemeente in de feestzaal Cortina in de Lauwestraat werden georganiseerd.

Wat denkt de familie Byttebier zelf en de bevolking?

In de gemeenteraad werd nog nooit het voorstel geformuleerd om de foto toe te voegen, noch door de meerderheid, noch door de oppositie.

Is de tijd misschien ondertussen rijp om het voorstel tot toevoeging alsnog te onderzoeken, vooral omdat de foto’s nu toch op een andere plaats zullen gehangen worden? Althans, dat hoop ik.

Beste geschiedenisliefhebbers, ik besluit. Vandaag is het 4 december, Sinte Barbara, patrones van o.a. de pompiers. 68 jaar geleden kwam ik, op een stormachtige zaterdagavond, ter wereld, een heel klein beetje ongelegen. Het was volop klaaskoekentijd en mijn moeder was die dag mijn vader nog aan het helpen in de bakkerij.

We gaan daar een op drinken!

Gezondheid en bedankt!"


Zeno Byttebier, zoon van oorlogsburgemeester Michel Byttebier, op 6 december 2022, enkele maanden vóór zijn overlijden, op 17 april 2023.


Voorwoord

 

Voorwoord

 

Hoe komt iemand ertoe, plots, na vele jaren, een onderzoek te starten naar wat zich afspeelde in zijn gemeente tijdens een oorlog die hij zelf niet heeft meegemaakt?

Als kleine jongen had ik al wel eens aan mijn vader, een man van weinig woorden, gevraagd hoe dat voelde, zo’n begin van een oorlog. Wat gebeurde er exact die dag? Ik weet niet meer wat hij toen precies antwoordde maar veel zal het niet geweest zijn.

Ik was zes toen mijn grootvader langs moederszijde, Maurits Degroote, geboren te Oostende op 31 augustus 1898, overleed in 1960. Te jong dus om vragen te stellen over de oorlog. Nochtans, hij had er me veel kunnen over vertellen. Hij was militair op het Wevelgems vliegveld toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, krijgsgevangene[1] en inlichtings- en actieagent[2] tijdens de bezetting. Na de oorlog werd hij op 7 oktober 1944 aangeduid voor het Krijgsauditoraat te Kortrijk en er aangesteld als adjunct-griffier tot 30 juni 1947.

Maurits Degroote – Bron artikel: Kortrijksch Handelsblad van 7 april 1945.

In de jaren zeventig had ik ook vragen kunnen stellen aan Madeleine Wallays en Denis Baert, beiden op hun manier actief in het verzet tijdens de oorlog. Wekelijks was “Den Bond”,  het ACW-lokaal op de “platse” in Wevelgem, onze ontmoetingsplaats. Willy Malfait was ook steeds van de partij. Dikwijls, wanneer hij in een weemoedige bui was, had hij het over zijn vader Marcel die bij de bevrijding door de Duitsers werd gedood.

Of nog later, in de jaren tachtig toen ik lid werd van de Volksunie, had ik mijn oor te luisteren kunnen leggen bij enkele leden van toen, bij gemeenteraadslid Frans Soenen of plaatselijk voorzitter Antoon Moerkerke. Hun families werden na de oorlog zwaar aangepakt.

Het kwam er niet van, de interesse was er nog niet en het is helemaal niet zeker of ik toen wel vol- of afdoende antwoorden ging gekregen hebben.

Een “ontbrekende” foto in het rijtje burgemeesters van Wevelgem echter trok mijn aandacht tijdens een receptie – ter gelegenheid van de 25ste Open Monumentendag in september 2013 – in de gemeenteraadszaal en betekende de start van mijn zoektocht.

Oorlogsburgemeester Michel Byttebier ontbreekt in het rijtje burgemeesters. Rechts Remi Wallays (burgemeester van 1933 tot 1942 en van 1944 tot 1946) en links zijn broer Achiel Wallays (burgemeester van 1947 tot 1969).

In april 2018 werd ik toevallig gecontacteerd door Geert Lecompte die bezig was met stamboomonderzoek en me vroeg of we verre familie van mekaar waren.

Na wat berichtjes heen en weer kwam algauw aan het licht dat ook Geert een uitgesproken interesse had voor alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken had o.m. in Wevelgem.

Dat kwam doordat zijn grootvader, Carlos ‘Charles’ Lecompte, geboren te Wevelgem op 26 april 1912, actief was geweest in Wevelgem als weerstander door de sluikpers, van 8 juli 1943 tot 15 januari 1944. Hij was ook begunstigde van het Statuut van Gewapend Weerstander voor de periode van 8 juli 1943 tot 22 juni 1945 en een politiek “Nacht und Nebel”-gevangene voor de periode van 15 januari 1944 tot 21 juni 1945.

Hoe grootvaders mensen kunnen samenbrengen.

Bij toeval kwamen we dus met elkaar in contact, werden we nog meer gebeten door de onderzoeksmicrobe en wilden we samen een “vergeten” stukje van de Wevelgemse geschiedenis vastleggen voor het heden en de toekomst.

Tijdens ons onderzoek kregen we sterk de indruk dat men bepaalde aspecten van deze periode in Wevelgem nog steeds liever onaangeroerd laat, alsof de tijd er nog niet voldoende rijp voor is en er over dit onderwerp een taboesfeer blijft hangen. In naburige steden en gemeenten werd daarover nochtans reeds uitvoerig geschreven. In Wevelgem heerst op dat vlak de stilte.

Het heemkundig tijdschrift ’t Meiboompje – jaargang 23/1 – uit Gullegem verwoordt het goed bij het verschijnen van de serie “Gullegemnaren in de Tweede Wereldoorlog”:

“… De heemkundige kring De Meiboom Gullegem dankt daarom de tientallen Gullegemnaren die hun eigen belevenissen in de Tweede Wereldoorlog voor dit tijdschrift op papier hebben neergeschreven. Natuurlijk is niet alles aan bod gekomen. We denken daarbij vooral aan activiteiten van collaborateurs, oorlogsprofiteurs, echte en naoorlogse weerstanders, oostfronters, de zwarten en de witten, … enz. Deze aspecten van de oorlog zijn echter te delicaat voor de recente geschiedschrijving van de kleine gemeenschap die Gullegem is.”

Een medewerker van de Heemkundige Kring Wibilinga Moorsele Wevelgem formuleerde het als volgt in een aan mij gerichte mail:

“Soms is het goed om laden open te trekken maar vaak is het beter om laden en hun inhoud gesloten te houden.”

De  Geschiedenis van Wevelgem, van de hand van Jules Vervenne, Lieven Vervenne en Ludo Vanhove en verschenen eind 2021, besteedt gelukkig ruimschoots aandacht aan de Tweede Wereldoorlog, echter o.i. onvoldoende diepgaand.


Een grondig onderzoek drong zich op.

De vele documenten die we konden inkijken deden er ons toe besluiten ook andere gemeenten van Zuid-West-Vlaanderen te onderzoeken en erbij te betrekken. Veel dossiers uit de verschillende gemeenten waren bijna onlosmakelijk verbonden met mekaar.

Onze bescheiden bijdrage wil op een zo objectief mogelijke manier dit complex en geladen onderwerp behandelen.

De inhoud van ons werk kan bij sommigen hard en confronterend overkomen. Er worden namen genoemd. Vele namen werden vroeger al vermeld, kort na de oorlog, in het Belgisch Staatsblad of in de plaatselijke kranten. We hopen dat iedereen alles respectvol in zijn context zal willen plaatsen.

Zonder namen kan je geen ernstige studie brengen. Vandaag zijn zo goed als alle vermelde personen van de beschreven periode gestorven zodat de AVG[3] niet van toepassing is.

De gegevens in ons boek berusten op duizenden documenten komende uit honderden dossiers. Zelfs het kleinste hoekje in het diepste archief ontsnapte niet aan het onderzoekersoog van Geert Lecompte, zonder wie deze publicatie niet mogelijk was geweest.

Omwille van de leesbaarheid van de tekst werden niet overal voetnoten ingelast. Alle opgenomen gegevens zijn echter strikt controleerbaar en komen uit de bronnen vermeld in een afzonderlijke rubriek op het einde van het boek.

Veel leesgenot met een historisch “verhaal” over Wevelgem en omliggende gemeenten tijdens de Tweede Wereldoorlog, een stukje geschiedenis geschreven van onderaf, vanuit het perspectief van de gewone man of vrouw.

 

Arnold Seynnaeve.



[1] Stalag VI A en VI F.

[2] Graad: Helper Tweede Klas IAA – Inlichtingen en Actie Dienst: “ZIG” – Activiteitgebied: Menen, van 1 oktober 1941 tot 31 oktober 1943.

[3] De AVG (Algemene verordening gegevensbescherming) geldt niet voor overleden personen.

Het onderwijzerskorps in Wevelgem

 

Het onderwijzerskorps in Wevelgem

 

Dit hoofdstuk beperkt zich tot het onderwijzend personeel van de gemeentelijke lagere school in de Hoogstraat te Wevelgem.


De gevel van de school in de Hoogstraat en de speelplaats voor de hogere klassen.

Twee onderwijzers die er les gaven vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog worden op ander plaatsen in dit boek vermeld:

  • Arthur Loontjens (1874-1955) was onderwijzer aan de gemeentelijke lagere school van 1898 tot 1921. Hij hield een verzameling bij van knipsels, foto’s en handgeschreven steekkaarten. Hij had het vooral gemunt op katholieken en Vlaamsgezinden. Zijn stellingen en uitspraken moeten met een grote korrel zout genomen worden en in de context van toen geïnterpreteerd worden. Een aantal keren wordt in dit boek naar zijn steekkaarten verwezen;
  • Michel Byttebier, oorlogsburgemeester, was er onderwijzer van 1919 tot 1928.

Een groot aantal onderwijzers die tijdens de Tweede Wereldoorlog les geven in de Hoogstraat herkennen we op de foto hierna, genomen een aantal jaren na de oorlog (vermoedelijk 1955).

Foto archief Wibilinga 2017-3

Zittend v.l.n.r.: Oscar Gobert, Omer Depuydt, Jozef Defever, Jules Vervenne, Jan Cyriel Silverans, Desiré Delmotte en Roland Deloose.

Staand v.l.n.r.: André Debaere, Albert Vanwalleghem, Georges Vandecasteele, Maurice Vankeirsbilck, Roger Salembier, Roland Malfait, René Masselis, x, x, Medard Allaert, x en Jules Maurice Soenen.

Staan niet op de foto maar staan wel voor de klas tijdens de oorlog: Jozef Verthé, Firmin Messiaen, Odilon Zutterman, Jerome Didier, Leopold Claus, Gerard Foulon en Maurits Vanhalst.

Directeur Jules Vervenne[1] over de school tijdens de Tweede Wereldoorlog:

“Gedurende de mobilisatieperiode 1939-40 werden 7 onderwijzers van de gemeentelijke school bij het leger opgeroepen: zij werden vervangen door pas gediplomeerde onderwijzers, door juffrouwen en dames.

Op de eerste dag van de oorlog, op 10 mei 1940, werd de school gesloten en zij werd maar heropend toen, na de doortocht van de Duitsers, een betrekkelijke kalmte was opgetreden (10 juni 1940).

Bij de verovering van de gemeente door de vijandelijke troepen werd de gemeentelijke school getroffen door 3 granaten terwijl nog heel wat schade aan de ruiten en het dak berokkend was.

De bezettende macht eiste nu eens gedeeltelijk, dan weer geheel het schoolgebouw op om er de troepen te logeren, zodat de klassen in noodlokalen moesten ondergebracht worden (in het patronaat, de parochiale zaal, het station, de “Franco-Belge”, de “Plush” en in verscheidene magazijnen, cafés en gewone burgershuizen). Bij gebrek aan voldoende lokalen moest het halfdagstelsel meermaals toegepast worden.

Door de zorgen van “Winterhulp” verkregen de leerlingen dagelijks een tas voedzame soep en bij gelegenheid soyabeschuiten, afgeroomde melk, chocolade, kalktabletten met vitaminen en traan.

Bij de alarmtoestanden wegens gevaar van aanvallen uit de lucht werden de leerlingen ondergebracht in ondergrondse schuilplaatsen en versterkte kelders. Die alarmtoestanden werden tenslotte zo talrijk dat het schoolhouden onmogelijk werd: op 26 april 1944 werd de school geschorst en dit duurde tot na de bevrijding van de gemeente.

Verscheidene verordeningen moesten op bevel van de bezettende macht toegepast worden, o.m. de 11 novemberdag moest als een gewone schooldag doorgaan, sommige schoolboeken moesten uit de klassen verwijderd worden, de benoeming van de onderwijzers werd aan de gemeenteoverheid onttrokken, zodat alhier verscheidene waarnemende leerkrachten van uit Brussel aangesteld werden.

Tijdens hun verblijf in de school hadden de Duitsers een was- en badinrichting aangebracht in een der overdekte speelplaatsen en in de zomer 1944 vormden zij verscheidene klassen om in een keuken en een proviandkamer.

Na de aftocht van het Duitse leger namen de weerstandsgroeperingen bezit van een gedeelte van de school. Het willekeurig optreden van de Weerstand tegenover sommige onderwijzers verbrak deerlijk de goede betrekkingen die steeds het personeel van de gemeentelijke school verbonden hadden. Na de oorlog mochten twee onderwijzers die toegetreden waren tot de “nieuwe-ordebewegingen” hun taak niet meer hervatten.”

De twee onderwijzers die voor de klas staan tot in 1942 en die niet meer mogen hervatten na de oorlog zijn Leopold Claus en Gerard Foulon.

Het bidprentje van Leopold Claus vat zijn levensloop goed samen.

Leopold Claus wordt op 7 november 1946 door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot 20 jaar buitengewone hechtenis. In 1948 wordt de straf herleid tot 15 jaar buitengewone hechtenis. Hij komt voorwaardelijk vrij op 20 november 1950.

In de gevangenis van Sint-Gilis wordt hem gevraagd een beknopt verhaal van zijn leven te geven, alsook in welke omstandigheden hij de feiten heeft gepleegd waartoe hij veroordeeld werd.

“Ik werd geboren te Wevelgem, den 15de september 1912, als 9de kind en 6de zoon van een gezin van 12 kinderen, waarvan de jongste 2 zeer vroeg gestorven zijn. Vader verloren we op de vlucht in 1918, den 17de oktober te Harelbeke, door een schrapnell getroffen. Ik doorliep de gemeenteschool te Wevelgem en na op 13-jarigen leeftijd de 4de graad te hebben uitgedaan, werd ik naar Brugge gestuurd en liep er school in het instituut der Xaverianen. Het jaar daarop, 1926, trok ik naar de normaalschool te Torhout, ik wou onderwijzer worden. Daar werd ik opgeleid in een geest van idealisme en flamingantisme. De gedachten vonden weerklank in mijn ontvankelijk en jeugdig gemoed, daar ik als zoon van een talrijk en eerbaar gezin, voor idealen vatbaar was. In 1931 verliet ik als vlaamschgezinde met mijn diploma, vol werklust en moed, de normaalschool. Ik werd in 1931, ten titel van interimaris, voor 1 jaar benoemd te Harelbeke. In 1932 werd ik te Wevelgem benoemd en hield er achtereenvolgens het 1ste, 2de, 3de en 4de leerjaar tot 1942.

Als jong onderwijzer en vlaamschgezinde, leerde ik het Davidsfonds kennen, de Vl. Toeristenbond, de Kampeercentrale, de plaatselijke toneelgilde “Ik Dien” en werd van deze kultuurverenigingen aktief lid. Zo geraakte ik in contact met de vlaamschgezinden van de gemeente en van den omtrek en was aldus niet anders dan mijn jonge collega’s. Ik deed met kameraden verlofreizen in binnen- en buitenland: Nederland, Frankrijk, Duitschland, Zwitserland.

Toen kwam 1940. Ik was geen soldaat geweest, doch als burgerlijk gemobiliseerde volbracht ik de taken door de gemeenteoverheid opgelegd. Zoals elkeen, was ik door de verbluffende macht van Duitschland geïmponeerd. Door den geest der normaalschool voorbereid en door plaatselijke omstandigheden en personen meegetrokken, werd ik lid van het V.N.V. in September 1940. Idealist zijnde, liet ik me inlijven bij de Zwarte Brigade. Daar ik, zoals steeds, plichtsgetrouw was, werd ik in 1941 tot groepsoverste bevorderd. In den zomer van dit jaar volgde ik, op aanraden mijner oversten der Zwarte Brigade een leergang in Sennheim. Na afloop daarvan brachten we verslag uit en werd het deelnemen aan deze cursussen verboden aan leden van het V.N.V., daar er propaganda werd gevoerd voor aansluiting bij Duitschland. Kort daarop werd ik stormleider van de Z.B. benoemd en zangleider voor West-Vlaanderen. In April 1942 werd me door den arrondissementskommandant der Z.B. gevraagd, me ten dienste te stellen van de Fabriekswacht, daar in Wevelgem een afdeling zou worden gevormd. Ik nam aan en vroeg een jaar verlof in de school, wat me werd toegestaan. In 1941 verloor ik mijn moeder, in Mei 1943 huwde ik en in Mei 1944 werd ons dochtertje geboren. Begin September 1944 werden we noodgedwongen naar Duitschland verplaatst. Mijn vrouw en kindje bleven echter hier. In Duitschland werden we verplicht bij de Flak dienst te nemen, om ons aan de SS Langemarck te onttrekken. Ik werd met de mannen van mijn batterie gevangen genomen door de Amerikanen op 24 maart 1945 aan den Rijn, na een inzet van enkele dagen. Op 1 November 1945 werd ik aan het ministerie van justitie overgeleverd en verbleef achtereenvolgens te Erbisoeul, Nimy, St. Gillis en Kortrijk. Ik werd door den krijgsraad van Kortrijk op 7 november 1946 veroordeeld tot 20 jaar buitengewone hechtenis en 100.000 fr. schadevergoeding aan den staat, en wel voor volgende beschuldigingen:

  1. de wapens opgenomen te hebben tegen België of zijn bondgenoten, als lid der Fabriekswacht en Flakbrigade, met den graad van officier;
  2. ’s vijands politiek te hebben gediend als lid van V.N.V. en Zwarte Brigade, door colporteren van bladen en deelname aan optochten;
  3. bedreigingen te hebben geuit tegen politieagenten te Antwerpen in 1944;
  4. bedreigingen tegen Julia Huchon te Aalst in 1942;
  5. vrijwillige slagen en verwondingen op den persoon van Huchon Julia te Aalst 1942;
  6. roerende eigendommen te hebben vernield te Aalst in 1942.

De punten 1 en 2 zijn, op een paar lichte overdrijvingen na, waar. Wat punt 3 betreft, ik heb die politieagenten op hun plicht gewezen en gezegd, dat ze de personen die na het sluitingsuur op den openbaren weg waren, in overtreding moesten nemen, en ik zou nazien of ze dit gedaan hadden. Ik heb echter die agenten niet meer gezien, noch hen gezocht. Punten 4, 5 en 6 zijn volkomen valsch. Aan deze beschuldigingen ben ik volledig onschuldig. Ik was bedoelden dag wel degelijk te Aalst, maar was reeds vertrokken met de trein van 13.05 wanneer de feiten voorvielen rond 1.30u. Uit de verklaringen van de getuigen, spreekt mijns insziens genoeg mijn onschuld. Ik ben zo vrij, die verklaringen, schematisch opgesteld, hierbij te voegen. Zie bijlage I.

L. Claus”

Bronnen: De Geschiedenis van Wevelgem, pagina 230. Foto links werd ook gepubliceerd in “Vlaanderen in Uniform 1940-1945” met als onderschrift “V.W.B. Kp. te Wevelgem. Uiterst links Kp. Chef Claus Pol”.

Gerard Foulon wordt geboren te Wevelgem op 14 december 1916, behaalt het diploma van onderwijzer op 29 juni 1935 en kan op 4 september 1935 aan de slag in de gemeentelijke jongensschool te Wevelgem. Op 4 januari 1941 huwt hij met Marie José Deloose (1916-2009), eveneens uit Wevelgem. Zijn belangstelling gaat in het bijzonder uit naar sociaal-economische vraagstukken, hij leeft slechts voor zijn klas en leerlingen en verder maakt hij zich ook verdienstelijk in de Vlaamse cultuurverenigingen.

Een tijdje na het uitbreken van de oorlog neemt een studentenvriend, ondertussen advocaat, contact met hem en kan hem overtuigen mee te werken met de plaatselijke VNV-ers. Hij wordt lid rond juli 1940 en meteen wordt hij aangesteld als afdelingsleider van het VNV te Wevelgem, later als gewestleider.

“Winterhulp” komt tot stand en Gerard Foulon werkt geestdriftig mee aan de uitbouw van de organisatie in wijkcomités.

In september 1942 wordt hem het bestuur aangeboden van een tehuis voor zwakke kinderen, jongens tussen 6 en 14 jaar oud. Dit tehuis, aangesloten bij het Werk “Voor Moeder en Kind”, wordt geleid door de echtgenote van VNV-arrondissementsleider Strubbe uit Kortrijk en wordt gesubsidieerd door “Winterhulp” en het “Nationaal Werk voor Kinderwelzijn”. Foulon wijdt er zijn beste krachten aan en gaat er helemaal in op.

Mevrouw Strubbe-Lambrecht, ook leidster van de DMS (bron: Kortrijk tijdens de 2e Wereldoorlog - deel 2 - José Vanbossele)

In september 1944 wordt hij aangehouden door de Partizanen en op 2 maart 1945 verschijnt hij voor de Krijgsraad te Kortrijk, wordt beschuldigd “de politieke oogmerken van de vijand te hebben gediend” en veroordeeld tot 7 jaar gewone hechtenis en levenslange ontzetting van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek. Geen enkele persoonlijke aanklacht tegen hem, geen enkele getuige ten laste, enkel het VNV-lidmaatschap wordt hem aangewreven.

Het Kortrijksch Handelsblad doet verslag van zijn proces in de editie van 7 maart 1945:

“Foulon Gerard, geboren te Wevelgem, den 14 December 1916, onderwijzer, wonende Lauwestraat, 73, te Wevelgem, werd vervolgens opgeroepen. Betichte is, naar het blijkt uit zijn antwoorden aan den hr Voorzitter, een welbespraakt persoon en weet op alle vragen in mooie termen te antwoorden. In Juli 1940, trad hij toe tot het V.N.V. In Oogst 1940, werd hij afdeelingsleider van het V.N.V. van Wevelgem. In zijn huis werden verscheidene V.N.V.-vergaderingen gehouden, voorgezeten door betichte en waarop het woord werd gevoerd door arrondissementskommissaris Dr Verkinderen en Dr Strubbe, arrondissementsleider van het V.N.V. Tijdens deze vergaderingen werd gehandeld over de Partijsyndikaten, Eenheidssyndikaten, paritaire Commissies, Bedrijfsgemeenschap, Prijzenpolitiek en andere sociaal-economische vraagstukken. Foulon was eveneens bestuurder van de Kinderkolonie: “Moeder en Kind”. Nooit zou hij propaganda gevoerd hebben voor aanwerving en ronseling van soldaten voor het Oostfront.

Mr Dejaegere, uit Kortrijk, weerlegt punt voor punt de beschuldigingen van het Openbaar Ministerie. Geen enkele beschuldiging van verraad of verklikking kan hem ten laste gelegd worden; nooit heeft hij persoonlijk eenig kontakt gehad met de Duitsche instanties. Zelfs verscheidene jongelingen zou hij aan de opzoekingen van de Gestapo hebben onttrokken. Zijn nagestreefd doel bestond hierin: de verbetering en de gezondmaking der sociale toestanden van het volk, die de primauteit vormen voor den welstand van een volk en het welzijn van den Staat. De meening van betichte was: “Wij zijn een eigen volk met eigen haard en zeden; wij zijn geen Duitschers en willen dit ook nooit worden”. De oplossing van de sociale kwestie primeerde bij hem alle andere kwesties. Zijn doel was te zorgen voor de leniging der heerschende noodtoestanden van het volk, waarin we leven en gezondheid, kracht en levensblijheid scheppen onder ons, die toen evenals nu aan de dagorde zijn. Dit is de houding geweest van Foulon.

Pleiter betoogt verder dat zijn klient steeds beoogd heeft de zelfstandigheid van ons land te bewaren en gezonde sociale toestanden te scheppen. Met de grootste hardnekkigheid heeft hij “De Vlag” bekampt. Foulon heeft werkelijk gemeend dat Duitschland den oorlog ging winnen en dat de politiek van het V.N.V. het beste middel was om ’s lands zelfstandigheid tegenover den vijand te verdedigen. Dat was natuurlijk een verkeerde meening. Pleiter eindigt zijn pleidooi met de vrijspraak te vragen.

De heer Voorzitter vraagt aan beschuldigde of hij nog iets toe te voegen heeft aan het pleidooi van zijn verdediger. Deze zegt luidop: “Heeren van den Krijgsraad, ik houd er aan te bevestigen, nooit het inzicht gehad te hebben een bewuste daad te stellen tegen ’s lands instellingen”.

Deze werd veroordeeld tot 7 jaar hechtenis.”

De straf wordt later herleid tot 4 jaar hechtenis en op 10 september 1947, drie jaar na zijn aanhouding, komt hij voorwaardelijk vrij.

Hij is ook zijn burgerrechten kwijt en kan niet langer in het onderwijs fungeren. Hij verhuist naar Ieper en start er een grote kruidenierszaak. Hij is vertegenwoordiger in kruideniersartikelen en neemt de huis-aan-huis bedeling voor zijn rekening terwijl zijn echtgenote de winkel open houdt op de hoek van de Lange en Korte Torhoutstraat te Ieper.

Hij bekomt opnieuw zijn burgerrechten, keert terug naar zijn oude liefde en wordt vanaf 7 januari 1963 onderwijzer-schoolhoofd in Zuidschote tot aan zijn pensioen op 31 december 1981.

Meester Foulon met zijn klas in Zuidschote in 1966 (foto: archief Georges Smagghe).

Zijn collega meester Georges Smagghe getuigt:

“Gerard was een bezadigd man, sociaal ingesteld en hij legde heel vlug contacten. Ook een zakenman. Maar een onderwijzer met een goed hart, correct en gezagvol. Ook sportief.

Vele uren hebben wij, tijdens de speeltijden, gevoetbald op de speelplaats met alle kinderen van onze school.

Er waren immers maar twee klassen, elk met een 16-tal kinderen. De lagere klas met 1e, 2e en derde leerjaar voor mij, en de hoogste klas 4e, 5e en zesde leerjaar voor Gerard.

Bij te kort aan leerlingen moest ik de school verlaten in 1972.

Ik vind het zeer eigenaardig en ook heel jammer, maar in zijn schooldossier, waarvan ikzelf de archivaris ben zit slechts één document: het “dienstbewijs”, dat hij ondertekende op 31.12.1981. Mede ondertekend door het hoofd van de inrichtende macht pastoor Noël Favorel (1921-2005).”

Gerard Foulon overlijdt op 22 februari 2006.

Gerard Foulon (1916-2006)

Andere schoolmeesters hebben geen onbesproken gedrag na de bevrijding maar kunnen uiteindelijk blijven les geven.

Albert Vanwalleghem wordt geboren te Roeselare op 7 oktober 1915, behaalt zijn diploma van onderwijzer te Torhout op 30 juni 1934 en treedt in dienst als onderwijzer in de gemeentelijke lagere school op 3 september 1934.

Bron:Wibilinga 2017-3

De Vlaamse reflex van Albert Vanwalleghem krijgt ongetwijfeld een extra impuls door zijn schoonvader Raymond “Kos” Holvoet.

Raymond “Kos” Holvoet (1893-1964)

Raymond Holvoet, geboren te Wevelgem op 16 september 1893, leert tijdens de Eerste Wereldoorlog Lode De Boninge kennen aan het IJzerfront. Hij ondervindt aan den lijve hoe het voelt als Vlaming vernederd te worden.

Op 24 november 1920 treedt hij in het huwelijk met Cecilia Maria Daels (1895 – 1973), die een stoffenwinkel zal uitbaten. Aanvankelijk wonen ze in de Leopoldstraat 33, later verblijven ze ook nog in de Lode de Boningestraat 38 te Wevelgem. Er worden acht kinderen geboren: Lia, Daniel, Frans, Godelieve, Annie, Hendrik, Maria en Jan.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kiest Raymond Holvoet de zijde van de bezetter, hij vertrekt naar Duitsland als vrijwillig arbeider en laat zich inlijven bij de O.T. Hij keert pas terug naar België in mei 1945, wordt zwaar mishandeld en op 12 mei 1945 geïnterneerd in de “Wikings” te Kortrijk.

Tijdens zijn verblijf in Duitsland wordt zoon Frans Holvoet op 19 december 1944 veroordeeld door de krijgsraad te Kortrijk tot een jaar gevangenis en ontzetting van zijn burger- en politieke rechten gedurende een termijn van twintig jaar. Het Kortrijksch Handelsblad van 20 december 1944 brengt verslag van zijn proces:

“Holvoet Frans, geboren te Wevelgem, den 28 Februari 1926, vlasbewerker van stiel, woonachtig te Wevelgem. Betichte is de derde van een gezin van acht kinderen, liet zich in September 1942, in de O.T. inlijven op aanraden van zijn vader en samen vertrokken zij naar Duitschland, alwaar zij daar te werk gesteld werden. Toen hij 18 jaar oud was droeg hij een geweer, maar heeft nooit kogels gehad. Op 19 Maart 1944, kwam hij in verlof terug en heeft zich van dien tijd af weggestopt voor de Duitsche Feldgendarmen. Op dit oogenblik vertoeft zijn vader nog in Duitschland. Beklaagde betreurt ten zeerste zijn daad. Raadsman: Meester Dousy. Betichte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar.”

Frans Holvoet wordt opgesloten in de gevangenis van Oudenaarde, waar hij een brief gedateerd op 29 maart 1945 van zijn moeder ontvangt met wat nieuws over zijn vader en enig dorpsnieuws:

“… Bij mijn terugkeer uit Oudenaarde, wachtte ons een brief van Vava. Hij was geschreven van 18de December uit Schönebeek en verzonden door het Roode Kruis … Nu nog wat dorpsnieuws. Den Heer Byttebier is voorlopig vrij maar geïnterneerd in Roeselare. Knockaert heeft 5 jaar! Zware straf niet waar! Zoo ziet men weer eens wat geld vermag!”

Op 12 september 1945 wordt Frans Holvoet in vrijheid gesteld.

Bij beslissing van 21 december 1945 van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk wordt Lia Holvoet, geboren te Wevelgem op 11 december 1921, oudste dochter van Raymond Holvoet en gehuwd met Albert Vanwalleghem, vanaf 9 januari 1946 vervallen verklaard van al de bij artikel 123sexies van het strafwetboek bedoelde rechten voor twintig jaar wegens lidmaatschap D.M.S. en propaganda voor den vijand.

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge op 14 oktober 1949 wordt ze hersteld in al haar rechten.

Raymond Holvoet zelf wordt veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, zowel door de Krijgsraad te Kortrijk op 24 januari 1946 als door het Krijgshof te Gent op 31 mei 1946.

Hij wordt tevens levenslang ontzet uit de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek

Op 23 februari 1946 laat de Substituut-Krijgsauditeur van Kortrijk het volgende over hem optekenen:

“In September 1942 trad hij in de O.T. Schutzkommando. Hij beweert er verplichtend ingegaan te zijn en enkele maanden later in de O.T. Arbeidskommando te zijn overgegaan, alhoewel hij in December 1943, nog schreef dat hij in het Schutzkommando was. Hij beweert een geweer gekregen te hebben, doch het terug te hebben moeten geven daar hij er niets kon mee doen, alhoewel talrijke getuigen hem gewapend gezien hebben. Hij ontkent in het V.N.V., D.M.Z.B. en DeVlag te zijn geweest, alhoewel hij op 24 April 1942 een kaart schrijft aan het stafkwartier der D.M.Z.B. om te zeggen dat hij gansch zijn gezin in de Vlaamsche strijdformaties inschakelt en waarin hij, zijn zoon Daniel van 19 jaar aangeeft voor de D.M.Z.B. en spreekt van zijn V.I.V.O.[2] dochter van 20 jaar en van een andere dochter van 15 jaar en van zijn vendeljongen van 11 jaar. Op 16 Februari 1944 vraagt hij aan de leiding van de Vl. Wachtbrigade zijn beide zonen in de wachtbrigade te willen opnemen. Ook laat hij weten in zijn schrijven van 13 December 1943 dat zoo alles faalt hij naar de Waffen SS gaat. Op 3 Februari 1944 werd hij uit de O.T. ontslagen.”

Met zijn brief van 3 juni 1947 vraagt pastoor Pil van Wevelgem om de straf te milderen.

Op 16 juli 1947 komt Raymond Holvoet voorwaardelijk vrij.

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 7 oktober 1948 wordt hij gedeeltelijk hersteld in zijn rechten. Op 11 september 1961 wordt hij volledig hersteld in zijn burgerlijke en politieke rechten.

Hij overlijdt te Wevelgem op 31 juli 1965.

Na de oorlog wordt zijn schoonzoon Albert Vanwalleghem als onderwijzer geschorst en enkele keren uit zijn ambt verwijderd, op beslissing van de gemeenteraad in 1945, en ook op vraag van de minister van Openbaar Onderwijs in 1948.

De gemeenteraad beschuldigt hem van lidmaatschap in 1941-1942 van het V.N.V. en van DeVlag en van het geven in 1942 (de leerlingen op de foto hiervoor zouden dit kunnen getuigen) van een les waarin de betekenis van het hakenkruis werd uiteengezet.

Albert Vanwalleghem bekent lid te zijn geweest van het V.N.V. vanaf de eerste helft van 1941 tot einde december 1941 en van DeVlag vanaf de eerste helft van 1941 tot maart 1942. Hij verklaart dat zijn tendentieuze les een godsdienstles was waarin het ging over de verheerlijking van het Christi Kruis in tegenstelling tot het hakenkruis. De gemeenteraad beslist met 5 stemmen tegen 1 dat hij vanaf 1 april 1945 geschorst wordt zonder wedde voor een termijn van zes maanden.

Bij beslissing van 29 januari 1946 van de krijgsauditeur bij de krijgsraad te Kortrijk wordt hij levenslang vervallen verklaard van de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek wegens lidmaatschap van het V.N.V. en de DeVlag.

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge bekomt hij opnieuw zijn burger- en politieke rechten vanaf  28 september 1948 en de dag erop staat hij terug voor de klas.

Hij wordt nogmaals uit zijn dienst verwijderd op vraag van de minister van Openbaar Onderwijs vanaf 16 december 1948 tot 27 januari 1949.

Vanaf 28 januari 1949 is hij onafgebroken onderwijzer tot hij ontslag moet nemen op 31 december 1970 om te kunnen zetelen in de Wevelgemse gemeenteraad vanaf 1 januari 1971. Hij is met 386 voorkeurstemmen verkozen op de lijst Gemeentebelangen samen met Camiel Van Reeth[3] en Luc Vansteenkiste.

Albert ondervindt al vlug dat, in de politiek, het er hard kan aan toegaan. Hij neemt ontslag en wordt vervangen door eerste opvolger Frans Soenen op 7 april 1972.

Hij haalt net de kaap van honderd niet en sterft op 30 augustus 2015.

Roland Malfait wordt geboren te Wevelgem op 30 november 1919.

Roland Malfait

Hij behaalt het onderwijzersdiploma te Torhout op 30 juni 1938 en vervangt vanaf 5 september 1938 tot 26 april 1941 enkele keren onderwijzer Albert Vandekerckhove, die eerst verlof neemt om persoonlijke redenen en daarna gemobiliseerd wordt.

Vanaf 10 juni 1941 wordt hij tijdelijk dienstleider van de ravitailleringsdienst bij het gemeentebestuur.

Hij werkt ook mee aan het opstellen van “Ons Gemeenteblad” dat de eerste maal verschijnt op 17 februari 1943. Samen met schepen Gaston Gheysen stelt hij de rubriek “Mededelingen van de bevoorradingsdienst” op. Hij schrijft ook artikels met de initialen R.E.M.

Hij sluit zich aan bij de groepering P.L. op 1 mei 1944. Het statuut van gewapend weerstander wordt hem in 1948 vanaf die datum toegekend tot 14 oktober 1944.

Begin 1945 neemt de Gemeenteraad in geheime zitting tuchtmaatregelen tegen onderwijzend en gemeentepersoneel dat "fout" was tijdens de oorlog.

Roland Malfait wordt een berisping toegediend, enigszins verbazend gezien hij in 1944 zes maanden gewapend weerstander was.

Hij wordt ervan beschuldigd, als tijdelijk dienstleider bij de bevoorradingsdienst, meegewerkt te hebben aan het opstellen en ordenen van de artikels, verschenen in het gemeenteblad tijdens de bezetting, afnemer geweest te zijn van het dagblad “Volk en Staat” tot in augustus 1940 en sancties getroffen te hebben tegen bedienden die geweigerd hadden het avondmaal bij te wonen geschonken door Michel Byttebier aan het gemeentepersoneel ter gelegenheid van de ontvangst van Nieuwjaar 1944 door het schepencollege.

Tot zijn verdediging voert Roland Malfait aan, voor wat het gemeenteblad betreft, hij slechts ontvangen bevelen heeft uitgevoerd, dat hij nooit anders dan een los nummer van “Volk en Staat” heeft aangekocht, en geen sancties heeft genomen tegen bedienden omdat zij hoger vernoemd avondmaal niet bijgewoond hebben.

Vanaf 14 mei 1945 neemt Roland Malfait vrijwillig dienst in het Belgisch leger tot 3 mei 1946, in het tolkenkorps als onderofficier tolk 2de categorie.

Op 12 juni 1946 komt hij opnieuw in dienst als voorlopig onderwijzer in vervanging van Albert Vanwalleghem en vanaf 1 december 1947 in vast dienstverband in vervanging van Odilon Zutterman, die met pensioen vertrekt.

Roland Malfait wordt gepensioneerd op 31 augustus 1981 en overlijdt in 1993.

Jules Vervenne wordt geboren te Wevelgem op 24 september 1893. In 1912 behaalt hij het diploma van onderwijzer en in 1913 dat van landmeter. Hij is onderwijzer (1912-1934) en schoolhoofd (1934-1959) van de gemeenteschool in Wevelgem[4].

In het begin van dit hoofdstuk beschrijft Jules Vervenne kort wat er gebeurt in de gemeenteschool tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op het einde heeft hij het over de weerstandsgroeperingen die na de aftocht van het Duitse leger een gedeelte van de school in bezit nemen en over hun willekeurig optreden tegenover sommige onderwijzers.

Hij bedoelt hier vooral Jan Cyriel Silverans, leider van het Onafhankelijkheidsfront, over wie later meer in dit hoofdstuk.

Hoewel het schoolgebouw tijdens de oorlog opgeëist wordt door de bezettende macht mag Jules Vervenne verder als schoolhoofd blijven wonen in de school met als logisch gevolg dat hij dagelijks contacten heeft met de Duitsers en hij kan toezien wat er met het gebouw gebeurt.

Na de oorlog wordt hem dat aangewreven en moet hij verschijnen voor een comité van het Onafhankelijkheidsfront, dat van zichzelf denkt de plaats te kunnen innemen van het gerecht en van de politionele macht. Na een verhoor van ongeveer een uur wordt hij heel even opgesloten maar na beraadslaging toch vrijgelaten. Een dossier wordt opgesteld dat uiteindelijk geen gevolgen zal hebben.

Arthur Loontjens heeft Jules Vervenne in de periode 1912-1921 als collega gekend in de gemeenteschool en hij heeft het evenmin voor hem en zijn vader Felix.

 

Zie o.a. dossier “Robert Carly”.

Jules Vervenne overlijdt te Wevelgem op 3 september 1980.

Het onderwijzerskorps telt ook een aantal weerstanders in haar rangen.

De leider van het Onafhankelijkheidsfront te Wevelgem is Jan Cyriel Silverans, geboren te Ramsdonk op 19 mei 1900 en onderwijzer in de gemeenteschool te Wevelgem van 1 oktober 1921 tot 1 september 1962. Hij woont in de Brugstraat 50 te Wevelgem.

In zijn beginjaren is hij als onderwijzer acht jaar (1921-1928) collega van oorlogsburgemeester Michel Byttebier.

Op 21 december 1953 wordt aan Silverans de titel toegekend van Burgerlijk Weerstander voor de periode van 1 november 1943 tot 4 augustus 1944 om volgende redenen:

“Overwegende dat verzoeker actief aan de geheime strijd tegen de vijand heeft deelgenomen en hierbij een activiteit aan de dag heeft gelegd waarmede wezenlijke gevaren verbonden waren:

  • door de medewerking verleend bij de inrichting en de activiteit van werken van vaderlandse solidariteit die tot doel hadden de oogmerken van de vijand of van zijn handlangers te bestrijden;
  • door bijstand verleend aan personen door de vijand opgespoord om een andere reden dan wegens een inbreuk op het gemeen recht;

Overwegende dat verzoeker inderdaad zich gelast heeft in de schoot van het werk “Solidariteit van het O.F.” met het inzamelen der steungelden; dat het weliswaar gebleken is dat de ingezamelde steungelden slechts gedurende de twee of drie maanden die de bevrijding voorafgingen doelmatig werden aangewend, doch dat de inzameling ervan door verzoeker reeds werd aangevangen in November 1943;

Overwegende dat verzoeker bovendien vanaf November 1943 tot begin Augustus 1944 herhaaldelijk doch evenwel niet doorlopend onderdak en hulp verleend heeft aan twee weerstandsleiders die door de vijand werden opgespoord;

Overwegende dat verzoeker zijn verzetsactiviteit heeft ontplooid van 1 November 1943 tot 4 Augustus 1944;

Overwegende dat verzoeker vanaf 4 Augustus 1944 tot inactiviteit gedwongen is geweest doch zulks om redenen die aan zijn optreden als Burgerlijk Weerstander vreemd zijn.”

Op 11 januari 1955 wordt hem ook, na beroep, de titel van Weerstander door de Sluikpers toegekend voor de periode van 1 november 1943 tot 6 september 1944, om volgende redenen:

“Overwegende dat het beroep regelmatig is naar de vorm, binnen de wettelijke termijn ingediend en derhalve ontvankelijk is;

Overwegende dat de bestreden beslissing als grond van erkenning weerhouden heeft:

  1. het stelselmatig verspreiden van “FRONT”, “NEEN”, “DE ROODE VAAN” en “LA LIBRE BELGIQUE” van 1 Juli 1942 tot 6 September 1944;
  2. het drukken van “BELGIE VRIJ” en “’t VRIJE VLASLAND” vanaf 1 Januari 1944 tot aan de bevrijding;

Overwegende dat geïntimeerde het verhandelen van “DE ROODE VAAN” niet ingeroepen heeft; dat anderzijds de Nederlandse uitgave van “FRONT” waarop hij zich beroept en het blad “NEEN”, slechts in 1944 verschenen;

Overwegende dat de leverancier van “LA LIBRE BELGIQUE” verklaart aan geïntimeerde 5 tot 10 exemplaren te hebben gegeven;

Overwegende dat het derhalve met reden is dat, zoals het vermeld wordt in de besluiten van de heer Staatscommissaris, de activiteit gericht op “FRONT” en “NEEN” op zichzelf beschouwd, niet kan voldoen aan de tijdsvoorwaarden bepaald door de wet van 1 September 1948; dat deze gericht op “DE ROODE VAAN” niet in aanmerking komt en deze betrekking hebbende op “LA LIBRE BELGIQUE” te gering is om als grond tot erkenning te dienen;

Overwegende echter dat geïntimeerde blijkt bedrijvig te zijn geweest in zake “DE VLASSER” en niet “’t VRIJE VLASLAND”, zoals verkeerdelijk werd opgegeven en weerhouden;

Overwegende dat getuige DE CONINCK Albert bepaalt dat hij in de herfst 1943, en alleszins vóór December 1943, “DE VLASSER” heeft gedrukt en uitgegeven te WEVELGEM en dat geïntimeerde een zijner ijverige medewerkers was, en tevens dat deze exemplaren ervan verspreidde;

Overwegende derhalve dat deze bedrijvigheid, gesteld in de Herfst 1943 en vóór December 1943, gevoegd bij het drukken in 1944 van “BELGIE VRIJ” en bij de verspreiding van “FRONT”, “NEEN” in 1944 en enkele exemplaren van “LA LIBRE BELGIQUE” vroeger, wel een duur van meer dan zes maanden tussen 1 Juni 1940 en 4 Juni 1944 heeft gehad; dat de aanvangsdatum der verzetsperiode dient vastgesteld op 1 November 1943 en niet op 1 Juli 1942.”

Aan zijn echtgenote Maria Eugenia Praille, geboren te Londerzeel op 15 februari 1898, wordt eveneens de titel van Weerstander door de Sluikpers toegekend. Zij sterft te Kortrijk op 30 januari 1960. Hetzelfde jaar hertrouwt Silverans met Marie Therese Leterme, die tevens actief was geweest in het verzet.

Jan Cyriel Silverans overlijdt te Wevelgem op 28 juni 1975.

Een collega van Silverans, zowel in het onderwijs als in de weerstand, is Jules Maurice Soenen. De eerste lesdag van “Meester Soentje”[5], geboren te Staden op 1 december 1912, valt op 7 januari 1937, zijn laatste lesdag op 31 augustus 1978.

Vanaf 26 mei 1940 tot 21 april 1941 is hij krijgsgevangene in Duitsland.

Hij wordt actief bij de weerstand. Onder de leiding van Cyriel Silverans neemt hij zelf de leiding over een aantal weerstanders. De hoedanigheid van Gewapend Weerstander, als aangeslotene bij de P.M., wordt hem toegekend van 18 mei 1943 tot 18 november 1944.

Na de bevrijding wordt hij lid van de lokale controlecommissie der Patriottische Milities van Wevelgem en secretaris “Oud-gevangenen” Wevelgem.

Maurice Soenen overlijdt te Linden op 22 januari 2000.

Jules Maurice Soenen, krijgsgevangen

Een andere collega in het verzet is Maurice Aloïs Vankeirsbilck, geboren te Moorsele op 27 november 1911. Hij behaalt het diploma van onderwijzer in Torhout en heeft les in de gemeenteschool te Wevelgem van 12 september 1932 tot 30 september 1968. Op 30 augustus 1935 treedt hij in het huwelijk met Paula Vandaele, ze gaan wonen in de Gullegemstraat 21. Hij overlijdt te Kortrijk op 24 april 1982.

Maurice Vankeirsbilck

Op 15 juni 1947 schrijft Maurice Vankeirsbilck zijn “Biographie van de Weerstand”:

“ACTIVITEIT IN 1941

Als voorzitter van een wijkcomiteit van “Winterhulp” (1/5 der gemeente Wevelgem en tevens belangrijkste tak), in October 1941, ontslag genomen en hierin gans het bestuur van de wijk mede ontslag doen nemen, omdat tot algemene voorzitter der gemeente en als propagandaleider, een gekende nazi, Byttebier Michiel, naderhand nazi-burgemeester van Wevelgem, opgedrongen en benoemd werd. Hierdoor werd de werking van Winterhulp, in dit deel van de gemeente, voor ettelijke maanden onmogelijk gemaakt, met het gevolg dat 1/5 der arbeiders van Wevelgem tegen Byttebier opkwam en Winterhulp als Duits betitelde. Gans de duur van de bezetting zijn ze er niet meer in geslaagd nog een comiteit in dat deel van de gemeente op te richten en heeft men aldus geen onderduims en onrechtstreekse propaganda voor de nazi meer kunnen voeren.

ACTIVITEIT IN 1942

Door het feit dat ik een perceel bouwgrond beteelde, dat nabij het vliegveld van Wevelgem, langsheen de grote baan naar Kortrijk, gelegen was, werd ik in buitengewone gelegenheid gesteld (ik wist mij een vrijbrief aan te schaffen om mij naar daar te begeven), allerhande kleine sabotagedaden te verrichten: telefonische verbindingen met de kommandantuur en de officieren van het vliegveld onderbroken, de electrische verlichting der soldatenkwartieren onmogelijk gemaakt, door het stuk gooien der leiding, door verbrijzelen en wegnemen van lampen en breken van schakelaars, door kortsluitingen te verwekken, de ondergrondse drinkwaterleiding bij de ondergrondse kranen afgesloten, zodat keuken en troepen van het vliegveld tijdelijk zonder water waren, fietsbanden der Duitsers lek gestekt, rattenvergift (in vorm van koren) toegediend aan honden, kiekens en konijnen welke aan de soldaten toebehoorden. Als gevolg van al deze zaken werd een bestendige wacht (zwarte brigade) geplaatst om de kwartieren en de omgeving te bewaken.

PERS: Illegale “Roode Vaan” vanaf nummer 1, Maart 1942, regelmatig gelezen en klandestien doorgegeven.

ACTIVITEIT IN 1943

Verder gewerkt zoals in 1941 en 1942.

Na een individuele weerstandsgroep gesticht te hebben (zes personen) in April 1943 (rond 15 en der maand) in kontakt met Deconinck Albert nu P.S. der kommunistische partij, federatie Kortrijk, onmiddellijk aangesloten bij het “Onafhankelijkheidsfront”. Medestichter van het O.F. te Wevelgem, gelast met de organisatie, de leiding en de aanwerving van weerstanders, O.F. en P.A.. Gelast met opzoeken en overhandigen van munitie en vuurwapens ten dienste der P.A.. Geheime vergaderingen ten mijnen huize onder leiding van A. Deconinck. Aan de voortvluchtigen (A. Deconinck, G. Gintertaele, H. Deschamps) wekelijks ’n eetmaal verschaft. Voedsel, slaapgelegenheid, vergaderplaatsen opgezocht ten dienste der leiders en opgespoorden van O.F. en P.A.. Medeverantwoordelijke bij de beraming, de voorbereiding, de uitvoering en de verdeling van materiaal voor sabotage op: de spoorwegen, de telefonische verbindingen, de legerauto’s, de collaborateurs voor Wevelgem en omgeving. Verantwoordelijke bij de beraming, voorbereiding, verdeling van materiaal en uitvoering van de massale brandstichting bij de collaborateurs en nazi-vlashandelaars, te Wevelgem op Oudejaarsavond van 1943. Gevolg: er werden wachten aan schuren, bergplaatsen en fabrieken opgesteld en verplichtend gemaakt.

ACTIVITEIT IN 1944

Verder gewerkt zoals in 1941, 1942 en 1943.

  1. GEHEIME VERGADERINGEN: lid van de plaatselijke en regionale leiding van het O.F. en als dusdanig alle vergaderingen bijgewoond. Regelmatige afspraken met de leiding van de P.A. (Deconinck Albert, Neven Frans, Van Eetvelde Leopold). Regelmatige afspraken gehad en verslagen overhandigd aan Vercammen Eric, verantwoordelijke organisateur van het O.F. der Vlaanderen en met Naert Maurice, verantwoordelijke voor de réfractairs.
  2. ORGANISATIE: organisateur voor de réfractairs en de patriotten voor de régionale Wevelgem, Gullegem, Lauwe, Moorsele, Lendelede. Deze groep was voor de bevrijding reeds nagenoeg twee honderd weerbare mannen sterk. Een eerste kontakt opgedaan te Moorslede en mede met Naert Maurice, stichter van het O.F. comité voor de régionale Moorslede, Passendale, Dadizele, Ledegem, Rollegem-Kapelle. De beste en vertrouwbaarste en actiefste elementen overgeheveld naar de P.A.. KADERS gevormd en onderricht gegeven in gereedheid voor de strijd der bevrijding. Gebruik en onderhoud der wapens aangeleerd. Enkele opstellingen en strijdformaties in theorie aangeleerd.
  3. PERS EN PROPAGANDA: hoofdverdeler der lokale, regionale (mede opsteller) en nationale sluikpers voor de regionale Wevelgem en onder nr. 2 vernoemde gemeenten (1943 en 1944): België Vrij, Front, De Partisaan, De Eendracht (S.S.K. orgaan), Neen, ’t Vrije Vlasland, De Vlasser, Manifesten der 21 juli viering (43 en 44), Manifesten “Boerenstrijd” tegen zwarte markt en het verbod van dorsen (1944).
  4. SOLIDARITEIT: slaapgelegenheden en schuilplaatsen voor voortvluchtige weerstanders opgezocht. Geldinzamelingen geleid, op regionale schaal, ten behoeve van de weerstand. Gelast met de regionale uitbetaling der georganiseerde werkweigeraars, vanaf Juni 1944 (gemeenten aangegeven onder nummer 2). Laten drukken bij de drukkerij Herman te Gullegem, van duizend valse vrijstellingsbewijzen voor voortvluchtige jongelingen, die verplicht naar Duitsland moesten gaan werken. Voor die valse vrijstellingen, valse stempels aangeschaft en gebruikt. De vrijstellingsbewijzen gedeeltelijk onder de werkweigeraars verspreid.
  5. INLICHTINGEN: als inlichtingsagent van de P.A. sedert April 1943, aangeduid door Deconinck Albert, allerhande inlichtingen over de vliegvelden van Wevelgem en Moorsele ingewonnen en overgemaakt. Allerhande inlichtingen ingewonnen en overgemaakt over de bedrijvigheid, wachtposten, stellingen en toevoer van materiaal, der Duitse troepen en der zwarte brigade, die in de streek gevestigd waren. Plan (gedetailleerd) overgemaakt van de Duitse Wapensmederij (Cercle Leopold), nabij het vliegveld te Wevelgem. De volledige plans van de statie te Kortrijk bemachtigd. Het werk, de omgang en het gedrag der ingelijfde partisanen (op bevel) gadegeslagen en verslag uitgebracht en aan de bedoelde partisanen de mij opgelegde orders en afspraken overgebracht.
  6. WAPENS: instructie over de wapens gegeven aan de kaders der régionale. Wapens ingezameld (revolvers: uit Wevelgem: 3 van Deryckere Charles, 1 van Denys André, 1 van Chambart Jules; uit Gullegem: 1 van Deketelaere; uit Lauwe: 1 van Verraest Marcel, enz.). Bij de bevrijding, alle jachtgeweren en andere vuurwapens bij boeren en burgers gerequisitionneerd. Vóór de bevrijding de hoger genoemde wapens aan de P.A. uitgereikt voor zover ik daartoe orders kreeg. De overblijvende vuurwapens en de munitie opgeborgen bij Vankeirsbilck Achiel, Roobaardstraat, 11, Wevelgem. Bij de bevrijdingsstrijd alle overgebleven wapens en munitie evenals de opgeëiste wapens en munitie en de aangeslagen wapens en munitie van de vijand, aan de partisanen uitgereikt. In 1943 meer dan 1500 kogels bij Vandaele Michel, Gullegemstraat te Wevelgem afgehaald en ten dienste van de P.A. gesteld.
  7. SABOTAGE: zie 1941, 1942, 1943 in de zelfde aard verder gewerkt. Aangeslagen rashond der Duitsers losgelaten terwijl hij een ogenblik zonder toezicht was. Bereiding en verdeling van materiaal voor brandstichting. Aanschaffen en verdelen en gebruiken van vitriool om op de banden der Duitse auto’s te gieten om ze zodoende te doen springen. Medeverantwoordelijke voor alle sabotage (spoorwegactie) te Wevelgem en in de andere gemeenten der regionale.
  8. GEWAPENDE ACTIES: leiding en hulp aan groep P.A., bij het neerschieten van een meest geducht gestapo der streek (Pille uit Moorsele), na het neerschieten van twee gevreesde Duitsers (patriottenjagers), zes weken vóór de bevrijding, voortvluchtig geweest daar de gestapo en de Duitsers op het spoor waren om gans de groep aan te houden. Leiding en bijstand bij het aanslagen van fietsen ten behoeve van de partisanen.
  9. GENEESKUNDIGE DIENST: pakjes bewaard en uitgereikt voor eerste verzorging bij schotwonde of ander ongeval, die eventueel aan een weerstander op bevolen dienst kon overkomen. Medisch korps gesticht met de dokters: de heren Verraest uit Wevelgem en De Geest uit Moorsele, met 1ste sergeant Amerlinck Gabriel uit Wevelgem en met de juffrouwen Deneckere Agnes en haar vriendin, leden van het Belgische Roode Kruis, uit Wevelgem. De patriot, welke geschoten werd bij het neerschieten van gestapo Pille uit Moorsele, laten verzorgen door Dr. Verraest uit Wevelgem. De patriotten, welke geschoten werden bij de actie op de twee Duitsers te Wevelgem, de eerste zorgen toegediend, een schuilplaats opgezocht en hen aan de zorgen van Dr. De Geest uit Moorsele toevertrouwd.
  10. HULP AAN GEALLIEERDEN:
    1. Piloten:

                                                              i.      Alvin Casey: Can. R.115376 R.C.A.F. Overseas RR2 Peterboro, Ontario, Canada, neergekomen te Wevelgem op 9-5-44 en opgevangen te Lauwe op 12-5-44, bij de familie Verraest, Meenestraat, Lauwe. Aan de piloot verzorging, kleding, voedsel en 1 dag verblijf verschaft. Verder toevertrouwd aan de zorgen van de P.A.

                                                            ii.      Luitenant Paul George 0.811066 1668 Federal B.L.v.D. Denver, Colorado, USA, neergekomen te Oostende op 29 Juni 1944 en opgevangen te Wevelgem op 4 Juli 1944. 1ste kontaktname, inlichtingen ingewonnen, klederen verschaft en zijn kostuum van piloot tot na de bevrijding bewaard en het hem dan teruggegeven.

    1. 5 Russische krijgsgevangenen uit de handen der Duitsers bevrijd, verzorging, kleding, voedsel en onderdak verschaft gedurende de eerste dagen hunner ontvluchting en ze verder ter beschikking van de P.A. gesteld alwaar ze medegewerkt hebben aan de strijd voor de bevrijding en vóór de bevrijding de hun opgelegde orders van sabotage hebben uitgevoerd. Eerst werden er twee onmiddellijk na hun ontvluchting door mij persoonlijk opgevangen te Gullegem, Aardappelhoek, 50, waar ik mijn nachtverblijf had. De verblijfplaats van de anderen werd door hen opgegeven. Onder mijn leiding werden die alle vijf samengebracht te Lauwe, vandaar naar Moorsele overgebracht, en verder altijd onder mijn leiding 2 ervan naar Passendale verplaatst en de andere 3 naar Moorslede. Ik heb telkens persoonlijk aan de overplaatsingen deelgenomen. Dit was op 18/4/44.
  1. BEVRIJDINGSSTRIJD: als operatief korpskommandant der P.A. 0.31 de vliegvelden van Wevelgem en Moorsele doen bezetten, bewakingsopdrachten doen uitvoeren, alle weerstanders P.A. West-Vlaanderen, militair georganiseerd en onderricht. Leiding en deelname in de gevechten tegen de terugtrekkende Duitse eenheden op 3, 4, 5 en 6 September 1944. Talrijke Duitse militairen krijgsgevangen gemaakt, na ze ontwapend te hebben (tweemaal een veertigtal), oorlogsbuit gemaakt.  Door ons optreden kunnen beletten dat de Duitsers zich nestelden en stellingen maakten langs de Leieboorden tussen Menen en Kortrijk; daardoor ook kunnen beletten dat de brug over de Leie (Wevelgem – Lauwe) opgeblazen werd en daardoor ook de bevrijding van de streek verhaast, gezien de geallieerden over deze brug de streek zijn komen bevrijden. Bij de terugkeer van Normon Emiel uit Izegem nam deze de dienst van korpskommandant terug waar en ik werd zijn adjunct als korpsstafoverste voor de provincie West-Vlaanderen. Als dusdanig heb ik op orders, kontakt genomen voor het leveren van strijdkrachten aan de geallieerden te Damme (het eerste regiment P.A. 0.31 Wevelgem, leverde 80 mannen volledig uitgerust. Ook kontakten genomen te Blankenberge. Begin Januari ’45, na alles in regel gebracht te hebben met de binnenlandse troepen, ben ik na overeenstemming met Normon Emiel, terug naar het onderwijs gegaan.”

Bron: “Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog” (deel 3 – pagina 122) van José Vanbossele.

Aan Maurice Vankeirsbilck wordt op 12 november 1947 door de controlecommissie van Brugge de hoedanigheid van Gewapend Weerstander toegekend, als aangeslotene bij P.L., op 26 oktober 1953 de hoedanigheid van Burgerlijke Weerstander en op 4 februari 1955 de hoedanigheid van Weerstander door de Sluikpers.

Aan zijn echtgenote Paula Vandaele wordt de hoedanigheid van Gewapend Weerstander toegekend op 6 februari 1948.





 



[1] Jules Vervenne in “Schets van de geschiedenis van het onderwijs te Wevelgem”, geschreven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de gemeentelijke jongensschool.

[2] Vlaamsch Instituut voor Volkskunst.

[3] Camiel Van Reeth, geboren te Niel op 11 november 1920, wordt op 24 maart 1947 door de Krijgsraad te Brugge veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf wegens wapendracht en vijandelijke politiek. Zijn verloren burgerrechten bekomt hij terug  op 22 december 1949.

[4] Jules Vervenne was ook bibliothecaris in Wevelgem van 1913 tot 1963. Na zijn pensionering bleef hij meewerken in de bibliotheek. Ik herinner mij dat hij niet toeliet dat ik als 15-jarige een roman van Cyriel Buysse ontleende.

[5] In het vijfde leerjaar was hij mijn “meester”.