Posts tonen met het label Thienpont. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Thienpont. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Moeskroen: oorlogsburgemeester Silvère Derveaux en zijn oorlogsschepenen

 

Moeskroen: oorlogsburgemeester Silvère Derveaux en zijn oorlogsschepenen

 

Burgemeester Omer Vandenberghe (PSC-CVP) wordt tijdens de oorlog vervangen door VNV-er Silvère Derveaux.

Aan schepen H. Delbar wordt bij besluit van 13 februari 1942 ontslag verleend uit zijn ambt, hij wordt, bij besluit van 14 februari 1942, vervangen door E. De Vrieze.

Onderwijzer Derveaux, geboren te Werken op 11 juni 1894, gehuwd met Madeleine Boucher, wordt op 10 september 1944 geïnterneerd, onder aanhoudingsmandaat geplaatst op 16 oktober 1945 en op 20 november 1946 te Kortrijk door de Krijgsraad veroordeeld tot levenslange hechtenis. Deze straf wordt bij besluit van 29 april 1952 omgezet in 20 jaar buitengewone hechtenis. Hij komt voorwaardelijk vrij op 24 december 1952 en overlijdt te Torhout op 23 juni 1968.

Worden mee veroordeeld in het proces en vonnis van 20 november 1946:

  • Michiel De Meester, oorlogsschepen, geboren te Roeselare op 3 oktober 1903, veroordeeld tot levenslange hechtenis, ingevolge een genadevraag later omgezet in 20 jaar buitengewone hechtenis en in voorwaardelijke vrijheid gesteld op 29 september 1951;
  • Jan Thienpont, oorlogsschepen, geboren te Sint-Amandsberg op 14 mei 1906, veroordeeld tot 15 jaar buitengewone hechtenis en in voorwaardelijke vrijheid gesteld op 20 december 1950;
  • Lodewijk Willaert, politieinspecteur, geboren te Nieuwpoort op 30 september 1906, veroordeeld tot 7 jaar gewone hechtenis en militaire degradatie en in voorwaardelijke vrijheid gesteld op 30 maart 1949.

Het Kortrijksch Handelsblad ontbreekt niet op dit ophefmakend proces en doet in de edities van 22, 26 en 29 november 1946 omstandig verslag ervan:

“Dinsdagvoormiddag werd onder bijzondere belangstelling de ophefmakende en belangrijke zaak ten laste van oorlogsburgemeester Derveaux en zijn collega’s uit Moeskroen opgeroepen. Het Voorzitterschap werd waargenomen door den Heer Moerenhout, terwijl Krijgsauditeur De Prêter als Openbaar Ministerie fungeert.

Nadat de Krijgsraad plaats had genomen aan de groene tafel worden de vier betichten Derveaux Silveer, oorlogsburgemeester uit Moeskroen, Thienpont Jan en De Meester Alexander, oorlogsschepenen uit Moeskroen en politieagent Willaert Lodewijk door de Rijkswachters binnengebracht en nemen plaats op den bank der beschuldigden. Na de traditionele ondervraging nopens de identiteit van ieder van hen, werd het woord verleend aan den Heer Krijgsauditeur De Prêter die gedurende gansch den voormiddag de verschillende akten van beschuldiging voordraagt;

De zaak Derveaux Silveer.

De eerste akte van beschuldiging is deze van den hoofdbetichte Derveaux Silveer. Deze werd geboren te Werken, den 11 Juni 1894 en woont Koninklijke Laan, 96, te Moeskroen. Derveaux oefende voor den oorlog het ambt van onderwijzer uit en werd bij het begin der bezetting lid van het VNV en bleef dit gedurende gansch den duur van de bezetting. Het is te danken aan de tusschenkomst van het VNV dat Derveaux op 1 Mei 1941 tot burgemeester van Moeskroen werd benoemd, in vervanging van den huidigen Burgemeester Heer Omer Vandenberghe, die door Secretaris-Generaal Romsée werd afgesteld. Deze kandidatuur werd eveneens gesteund door den Heer Dr. Bulckaert, toenmalig gouverneur van West-Vlaanderen. Als burgemeester verschafte hij alle mogelijke voordeelen aan de VNV-leden en stelde zich gansch ten dienste van deze formatie. Telkens personen bij hem om raad kwamen of hem eene gunst kwamen afsmeeken, zette hij hen aan lid te worden van het VNV. Hij colporteerde zelf met Volk en Staat en wierf eveneens Hélène Verduyn aan voor het VNVV en deze werd door hem aangesteld als stichtster en leidster van het VNVV van Moeskroen.

Op 16 September 1941 zond hij aan Thienpont die aan het Oostfront streed een brief waarin hij schreef: “Gij vecht aan het Oostfront, wij hier staan aan het Westfront. De Rus en den Engelschman moeten kapot en eensdaags zullen wij, Vlamingen, den baas zijn in Vlaanderen. Wij zullen dan een betooging houden te Brussel en de straten zullen daar zwart zien van zwarthemden en de witten wit van woede”.

In 1942 werd Derveaux lid en celleider van de Vlag en bleef dit tot het einde van het jaar 1942 waarna hij ontslag nam omdat hij naderhand niet meer akkoord ging met de ideologie van de Vlag. In 1942 ondernam Derveaux een reis naar Duitschland. Op 21 Juli 1941 werd Saelens Roger, ingevolge de incidenten welke zich op dien dag voordeden te Moeskroen, door de Duitschers aangehouden. Zijn broeder Emiel ging de tusschenkomst afsmeeken van den Burgemeester Derveaux om deze los te laten. De burgemeester verzocht hem ’s anderendaags terug te keeren. Toen hij terugkwam zegde hij dat hij bij de Duitschers voor deze zaak geweest was en dat zijn broeder zou loskomen indien hij eenige kommunisten wilde verklikken. Daarop ging deze niet in.

Op 21 Juli begaf burgemeester Derveaux zich naar het Te Deum in de hoofdkerk van Moeskroen. Enkele zwarten in uniform namen achter den burgemeester plaats om deze te beschermen, hetgeen aanleiding gaf tot hevige incidenten. Aldus werden verscheidene leden van de zwarte brigade geslagen en in den loop van den dag werd overgegaan tot verscheidene aanhoudingen. De politie van Moeskroen werd door den burgemeester ten stadhuize verzameld, samen met de leden van de strijdformaties van Rex en de zwarte brigademannen onder leiding van Verbeke Albert en Vanhoutte Ghislain, die overgingen tot een 20-tal aanhoudingen.

De burgemeester, als hoofd der politie, stelde zijne manschappen volledig ten dienste van de zwarte brigade en Rex; hij legde gansch het politiekorps de taak op deel te nemen aan het uitvoeren van razzia’s samen met de feldgendarmerie.

Op 10 November 1941 werden in opdracht van burgemeester Derveaux, Staelens en Schotte aangehouden door de politieagenten Dedeurwaerder en Willaert wegens het verspreiden van clandestiene bladen. Op 15 November 1941 werden beiden naar de feldgendarmerie geroepen en veroordeeld tot 1 maand gevang, doch hebben er in werkelijkheid 42 dagen gezeten. Op 6 Januari 1942 werd Staelens naar Duitschland gedeporteerd. Alle opgemaakte verslagen der agenten moesten aan den burgemeester overhandigd worden, die ze dan op zijne beurt aan de Duitschers overmaakte.

Op 15 Maart 1942 werd sabotage gepleegd door het stichten van brand in het station van Moeskroen. Fritsche André en Vandeplassche Adhémar werden van deze feiten beschuldigd. Beiden werden op de feldgendarmerie van Moeskroen ontboden, ondervraagd, doch bij gebrek aan bewijzen terug losgelaten. Evenwel werden beiden naderhand terug aangehouden, verschenen voor het Duitsche Krijgsgerecht te Brugge alwaar Vandeplassche A. veroordeeld werd tot de doodstraf en gefusilleerd. Fritsche tot 5 jaar gevang, naar Duitschland gedeporteerd, alwaar hij overleden is. De verklikking gaat uit van Derveaux.

Verzele Joseph, collegebestuurder te Moeskroen, die in het College eene uitvoering van een tooneelstuk had laten opvoeren, zonder daartoe de toestemming der Duitschers aangevraagd te hebben, werd door den officier der feldgendarmerie aangehouden, naar Kortrijk overgebracht alwaar hij op de Kommandantur ondervraagd werd. Daar werd hem bekend gemaakt dat het feit overgemaakt werd door Derveaux.

Castelein Ernest werd wegens inbreuk op de Verordeningen der Ravitailleering door den Administratieven Rechtbank van Kortrijk veroordeeld tot 700 fr. boete. Derveaux was met deze uitspraak niet tevreden en riep de tusschenkomst in van Dr. Verkinderen, Arrondissements-Commissaris, die hem van deze feiten op de hoogte bracht en daarvan kennis gaf aan de Duitschers. In December 1942 werd Castelein door de Duitschers veroordeeld tot 10.000 fr. boete.

Ook werd Decoene Léon door Derveaux verklikt. Laatstgenoemde zegde dat het VNV in zijn persoon beleedigd was geworden en dat hij wel zou zorgen dat de Duitschers hem daarvoor een rechtmatige straf zouden toepassen. Ook ten huize van Dessaux Désiré werd een huiszoeking gedaan. Deze werd gedurende acht dagen aangehouden en voor het Duitsche Krijgsgerecht vrijgesproken, hetgeen niet in den smaak viel van Derveaux.

Op 23 December 1943 werd Herpels Simonne door Derveaux bedreigd met zijn revolver. Hij nam haar eenzelvigheidskaart af. Enkele dagen nadien ging de vrouw bij den burgemeester haar kaart terug vragen. Hij zegde dat de kaart op de G.F.P. te Kortrijk berustte en dat ze werd afgenomen omdat de vrouw zich te laat op straat bevond.

Derveaux werd er tevens van beschuldigd verscheidene leden van de Passieve Luchtbescherming en de Baanwacht aangeworven te hebben voor de Hulp-Feldgendarmerie. Betichte woonde in den loop van 1942 een eerste vergadering bij, op touw gezet voor de aanwerving van hulp-feldgendarmen.

Betichte verklaart thans dat hij de doeleinden dezer vergaderingen niet kende. Een tweede dergelijke vergadering werd gehouden in het “Soldatenheim” te Kortrijk. Verscheidene getuigen beschuldigen thans betichte door hem aangezet te zijn geweest zich te laten inlijven bij de hulp-feldgendarmerie.

Ook Geldhof Jules werd door den burgemeester verklikt, alsook zekere Leveugle, afgezet als bestuurder van den Ravitailleeringsdienst van Moeskroen, omdat deze de Duitsche verordeningen niet had toegepast, en onder betichting den burgemeester beleedigd te hebben. Leveugle werd over deze feiten ondervraagd en tijdens het verhoor werd hem medegedeeld dat hij daarover beschuldigd werd door den burgemeester.

Derveaux maakte ook lijsten op van Asociale en ongure elementen, welke hij aan het Arbeidsambt overmaakte.

Ten slotte richtte burgemeester Derveaux een brief naar den heer Vandevelde, bestuurder van het Arbeidsambt te Brussel, waarin gemeld werd dat hij op buitengewone manier het ambt van burgemeester waarnam ten voordeele van de Duitschers en dat hij zich ten volle ten dienste stelde om de werkonwilligen aan het Arbeidsambt over te maken en hij op alle manieren streefde de Duitsche verordeningen streng en nauwkeurig toe te passen.

Kortom burgemeester Derveaux was de schrik en de terreur van gansch de Moeskroensche bevolking, aan wie hij ontzaglijk veel leed en ellende wist te veroorzaken.

Na de uiteenzetting van de zaak ten laste van oorlogsburgemeester Derveaux, uit Moeskroen, behandelt heer Krijgsauditeur De Prêter de zaak Thienpont Jan, oorlogsschepen van Moeskroen.

Thienpont Jan werd geboren te St-Amandsberg (Gent), den 14 Mei 1906, bediende, wonende St-Pietersstraat, 19, te Moeskroen. Deze liet zich in 1940 inlijven bij de VNV en bleef lid van deze formatie tot het einde der bezetting. Hij werd lid van De Vlag en van de Dietsche Militie Zwarte Brigade waarvan hij tot Schaarleider werd gepromoveerd. Hij droeg eveneens het zwart uniform dezer formatie, onder meer na de bombardementen op Kortrijk, van 26 Maart 1944 en 21 Juli 1944, waar hij gewapend dienst deed.

Vanaf 1941 stelde hij zich heel en al ten dienste van den vijand.

Op 2 Mei 1941 verklikte hij den genaamden Loncke, wegens het aanbrengen van R.A.F.-opschriften op de muren der stad Moeskroen. Deze werd door de Feldgendarmerie opgehaald, in het gevang opgesloten en veroordeeld tot een geldboete van 100 frank.

Op 21 Juli begaf Thienpont zich in uniform der Zwarte Brigade naar het “Te Deum” in de hoofdkerk van Moeskroen, volgens zijn verklaringen om burgemeester Derveaux te beschermen. Deze provocatie verwekte natuurlijk incidenten onder de opgehitste bevolking.

Toen Thienpont de kerk verliet werd hij door de woedende menigte geslagen, waaronder zich Fache André en Holvoet Joseph bevonden, die den Zwarte Brigade-man slagen toebrachten.

Na den dienst begaf Thienpont zich naar de Feldgendarmerie om er bescherming te zoeken.

Denzelfden dag werd overgegaan tot een huiszoeking bij Holvoet, doch deze kon ontsnappen. In plaats van den zoon werd alsdan vader Holvoet medegenomen. Enkele dagen nadien kwam de zoon Holvoet zich dan aanmelden; vader André Holvoet werd losgelaten, doch zijn zoon werd veroordeeld tot drie maanden gevang, terwijl Fache André, die insgelijks aangehouden werd, tot een jaar gevang werd veroordeeld door het Duitsche krijgsgerecht.

Intusschen werd de Zwarte Brigade op het stadhuis van Moeskroen geconcentreerd en onder leiding van Ghislain Vanhoutte, leider van Rex Moeskroen, werd op de Groote Markt overgegaan tot verschillende aanhoudingen. Aldus werden Demeersseman Simonne en Vandenberghe Maurits, in samenwerking met de Feldgendarmerie door de Zwarte Bende aangehouden, in het gevang opgesloten en tot strenge straffen door het Duitsche krijgsgerecht veroordeeld.

In Oogst 1941 liet Thienpont zich inlijven bij het Vlaamsch Legioen, na eerst een twintigtal dagen een cursus gevolgd te hebben in een opleidingskamp bij de Russische grens, en droeg het feldgrau uniform.

Einde 1941 is hij dan feldgendarm geworden. Regelmatig maakte hij de oefeningen van de feldgendarmerie mede en was drager van het uniform en geweer.

Verschillende malen heeft hij in hoedanigheid van hulp-feldgendarm samen met de Duitschers dienst gedaan om de treinen te contrôleeren en de werkonwilligen en refractairs op te sporen en over te leveren in de handen van den bezetter; ook hielp hij aan het opsporen van patriotten en leden van den Weerstand.

In 1943 heeft betichte medegeholpen aan de aanhouding van een Engelsche parachutist, op bevel van een officier der feldgendarmerie, alsmede aan de aanhouding van Baert Georges, dien hij met zijn revolver bedreigde. Gelukkig kon deze tijdig op het gepaste oogenblik ontsnappen.

In Juli 1944 werd Thienpont benoemd tot schepen van Bevoorrading te Moeskroen. In Oogst 1944 nam hij ontslag en vluchtte, samen met vrouw en kinderen naar Duitschland.

Wat den graad van verantwoordelijkheid van betichte betreft dient gemeld, dat Thienpont van 31 December 1924 tot 18 April ’25 opgesloten werd, eerst in een krankzinnigen-gesticht, te Zelzate en vandaar overgebracht naar de Rijkskolonie van Geel. Sinds zijn aanhouding heeft hij tweemaal gepoogd een einde te stellen aan zijn leven. Hij werd vervolgens overgebracht naar een psychiatrische afdeeling te Gent, waar hij onder toezicht werd gesteld van een speciale dokter welke hem maanden lang onderzocht. Deze kwam tot het besluit dat Thienpont, alhoewel hij geen duidelijke geestesstoornissen vertoonde, toch als een onevenwichtig mensch moet beschouwd worden.

De zaak De Meester, oorlogsschepen van Openbare Werken te Moeskroen.

Demeester Alexander, schrijnwerker, geboren te Roeselare, den 3 Oktober 1903, wonende Floris Mulliezlaan, 13, te Moeskroen, werd in 1940 lid van het VNV. In Oktober 1941 werd hij aangesteld als schepen van Openbare Werken te Moeskroen.

Vóór zijn benoeming was Demeester werkzaam in Duitschland, en burgemeester Derveaux liet hem weten, dat hij voor hem ’n schoone plaats had, indien hij uit Duitschland wilde terugkeeren, en hij met hem nuttig werk kon verrichten te Moeskroen.

In 1942 werd Demeester lid van de Dietsche Militie Zwarte Brigade, waarvan hij tot ploegleider bevorderd werd. Hij was drager van het uniform dezer formatie en colporteerde enkele malen met de Nationaal-Socialist.

Op 15 December 1942 werd hij ’t voorwerp van een gewapenden aanval op zijn persoon. Voor straf verplichtte hij de stad Moeskroen als schadevergoeding een groote boete te betalen.

In het “Soldatenheim” te Kortrijk woonde hij een vergadering bij voor aanwerving van hulp-feldgendarmen.

In April-Mei 1943 maakte hij een lijst op van pompiers, die naderhand werden opgeroepen naar de Werbestelle. Kommandant Loncke gaf aan dezen uitnoodigingsbrief van de Werbestelle geen gehoor. Hierop schreef Demeester een onderteekenden brief naar de Werbestelle, waarop zekere pompiers naar Duitschland moesten gedeporteerd worden.

Demeester verklaart thans nooit dergelijke lijst opgemaakt te hebben.

Demeester werd ook nog beticht op 26 Juli 1942 medegeholpen te hebben aan het opsporen van een Engelschen parachutist, die zich verplicht zag met zijn vliegtuig neder te dalen te Moeskroen. De parachutist werd gevonden en opgehaald. Derveaux gaf het bevel een strenge straf aan de stad Moeskroen op te leggen, indien de bevolking den parachutist hulp zou verschaffen.

Tijdens de opzoekingen naar den parachutist werden verscheidene personen door Demeester bedreigd indien zij niet zeggen wilden waar de parachutist zich bevond. Deze had zich verscholen op de hoeve van landbouwer Billiet Clovis. Gansch de hoeve werd afgezocht en de landbouwer werd met de doodstraf bedreigd indien de parachutist niet gevonden werd. Ten slotte kon deze gevangen genomen worden.

In Maart 1944 stichtte Demeester te Moeskroen een hulp-politiekorps, een soort politie van de nieuwe orde en zette de leden van de passieve luchtbescherming aan zich te laten inlijven. Deze politie had voor taak dadelijk krachtdadig in te grijpen in geval van aanslagen of sabotagedaden gepleegd door de patriotten van den Weerstand.

In 1944 werd ten huize van Demeester een nieuwen aanslag op zijn persoon gepleegd. Hij kon echter voor de tweede maal aan den dood ontsnappen. Hierop verwittigde hij onverwijld de Rijkswacht en de feldgendarmerie, die zich naar het huis van Demeester begaven, vanwaar deze hem vergezelden naar een dichtbij gelegen herberg. Opzoekingen naar den dader werden gedaan en drie mannen, de genaamden Vandekerckhove Pieter, Mercier en Tijtgat Albert, die zich in de herberg bevonden, werden aangehouden.

In den loop van Juli 1944 werd in een andere herberg “Café du Cycle”, te Moeskroen, samen met Demeester een nieuwe razzia uitgevoerd, voor het opsporen van werkonwilligen. Een tiental dezer, die zich in deze herberg bevonden, konden op het laatste nippertje nog de vlucht nemen.

Demeester verklaart thans dat hij de feldgendarmen bij de razzia’s vergezelde, opdat zij geen dommigheden zouden doen.

De zaak Willaert Lodewijk, gewezen politie-inspecteur te Moeskroen.

Willaert Lodewijk, geboren te Nieuwpoort, den 20 September 1906, wonende Izegemstraat, 5 te Moeskroen, werd op 6 Mei 1941 door het schepencollege van Moeskroen tot politieagent benoemd, en later toegevoegd bij de contrôlediensten. Hij werd lid van het VNV, was de Nieuwe Orde steeds genegen en voerde de bevelen van burgemeester Derveaux en van de Duitschers stipt uit.

Aan politie-agent Mahieu Georges vroeg hij lid te worden van het VNV. Hij volgde de politieschool te Brugge, en werd daarna als politie-inspecteur te Moeskroen aangesteld.

Hij verklikte zekere Meulebrouck Cyriel aan den vijand wegens diefstal gepleegd ten nadeele van den bezetter en werd ook beticht Joden over de grens te smokkelen. Hij werd op 25 Februari 1943 aangehouden, tot vier maanden gevang veroordeeld, naar Duitschland gedeporteerd en is in Mei ’45 naar België teruggekeerd. Bij zijn aanhouding vergezelde hem Willaert Louis.

Verder verklikte hij nog zekere Stelandre Marcel, handelsreiziger, lid van de Kommunistische partij, die eertijds nog deelgenomen had aan den burgeroorlog in Spanje. Deze werd op 26 April 1943, onder betichting van tabaksmokkel naar het politiebureel opgeleid en door Willaert ondervraagd. Daar werd hij beschuldigd deel uit te maken van een terroristenbende. Willaert telefoneerde naar de Duitschers die Stelandre kwamen aanhouden en hem in het gevang opsloten.

Betichte beweert dat de aanhouding van Stelandre op een zuiver toeval berust.

Ten slotte verklikte hij nog Stichelbaut Robert, drukker, en beschuldigde hem van valsche eenzelvigheids- en grenskaarten te drukken, alsook zich over te leveren aan sluikhandel. Op 14 September 1943 werd bij Stichelbaut een huiszoeking gedaan en 200 kgr. tabak aangeslagen. Stichelbaut werd aangehouden, tot drie jaar gevang veroordeeld, naar Duitschland gedeporteerd, vanwaar hij in Mei 1945 is teruggekeerd.

Benevens deze beschuldigingen werden Willaert ook nog goede daden toegeschreven. Aldus zou hij bij Eerw. Heer Cyriel Verschaeve en Raeder, bevelhebber van België en Noord-Frankrijk tusschen gekomen zijn voor verscheidene personen die tot de doodstraf werden veroordeeld, om deze niet te laten uitvoeren en de hulp ingeroepen te hebben van burgemeester Derveaux; ook talrijke personen heeft hij geholpen met de verordeningen niet toe te passen en hen verder te redden van moeilijkheden met de Duitschers.

Drie leden van den Weerstand, door de vier beschuldigden verklikt, werden naderhand door de Duitschers terechtgesteld.

Op 23 Deccember 1942 had de vrouw van Ghislain Vanhoutte, leider van Rex-Moeskroen, vernomen dat denzelfden avond een aanslag zou gepleegd worden op haar man door de leden van den Weerstand. Daarop verwittigde vrouw Vanhoutte burgemeester Derveaux die Thienpont, Demeester en Willaert daarvan op de hoogte bracht. Deze besloten dien avond zich in de omgeving van het huis Vanhoutte in hinderlaag te leggen om de daders te snappen.

Zeker oogenblik verschenen in de duisternis twee personen. Onmiddellijk werden deze door de vier mannen aangehouden. Het betrof hier Beaucarne Raymond en Decoene Roger, die onder bedreiging van revolver naar de feldgendarmerie werden overgebracht.

Op de feldgendarmerie had Derveaux een onderhoud met den Kommandant over het gebeurde.

Beaucarne en Decoene werden op de feldgendarmerie op schandelijke wijze geslagen. Decoene werd met een dolk bedreigd door Demeester, en Thienpont bevond zich met een mes in de hand.

Ten gevolge van de mishandelingen bekende Beaucarne dat ook Moulin Joseph in de zaak van den aanslag op Vanhoutte was gemengd. Beaucarne moest onmiddellijk de feldgendarmen vergezellen naar het huis van Moulin. Deze werd ten zijnen huize aangetroffen en geslagen. Ook werd een huiszoeking gedaan bij Beaucarne waar de radio op den post van Londen stond. Alle huisgenooten van Beaucarne werden op de G.F.P. te Kortrijk ontboden, aangehouden en opgesloten. Zekere Dumortier Maurits, die zich ook in het gevang van Kortrijk bevond, een uitgekochte van de Duitschers, werd gedurende enkele dagen in de verschillende cellen der gevangenen gestoken, waar hij weldra het vertrouwen wist te winnen van de aangehoudenen, die hem alles vertelden, en daarna ging hij het overbrieven aan de Duitschers.

Op den Krijgsraad te Brugge werden op 12 Januari 1943 Beaucarne Alfons veroordeeld tot een jaar gevang; Beaucarne Jules, tot 6 maanden; Beaucarne Germaine, tot 4 maanden; Beaucarne Albert, tot 3 jaar en Jacques André tot vier maanden gevang.

Beaucarne Raymond, De Coene Roger en Moulin Joseph werden op 28 Januari 1943 door den Krijgsraad te Brugge ter dood veroordeeld en op 16 Februari 1943 terechtgesteld.

Hiermede eindigde deze uitvoerige uiteenzetting der vier akten van beschuldiging.

Bij de ondervraging van Derveaux, waarom hij burgemeester geworden is, zet hij de omstandigheden daarvan uiteen en verklaart dat hij kandidaat was van den Gouverneur Bulckaert, terwijl Dr. Fetcher een anderen persoon, zekere Robert Vandeputte van Moeskroen had voorgesteld, en hij deze functie aanvaard heeft om erger kwaad te vermijden.

De drie andere betichten weten niets bijzonders in te brengen.

De zitting wordt voortgezet met den aanvang van het getuigenverhoor dat meer dan 150 personen zal behelzen. Na de vier uitvoerige akten van beschuldiging, door Krijgsauditeur De Prêter uiteengezet, en die voor de vier betichten de meest bezwarende beschuldigingen daarstellen, hetgeen laat voorzien dat tegen een paar beschuldigden de doodstraf zal uitgesproken worden, wordt vervolgens overgegaan tot het getuigenverhoor.

Meer dan honderdvijftig getuigen, meestal personen uit Moeskroen, die door de verdachten verklikt, aangehouden, veroordeeld werden, en die naderhand naar Duitsche concentratiekampen van Dachau, Nordhausen, Neuengamme, Dora en andere werden gedeporteerd, komen gedurende twee dagen de meest verpletterende getuigenissen afleggen en beschuldigen formeel de vier betichten, die, gezeten op den bank der beschuldigden, nota nemen van de verklaringen der getuigen.

Verscheidene personen uit Moeskroen werden bovendien door het Duitsche Krijgsgerecht tot de doodstraf veroordeeld, met het gevolg dat zij enkele dagen nadien te Oostakker werden terechtgesteld.

Onder de getuigen ten laste vermelden wij: de heeren Verrue, gewezen politie-inspecteur te Moeskroen; Beyens, hoofd-politiecommissaris; de adjunkt-commissarissen der stad Moeskroen, Mercier Arthur en Dupont; Saelens Emiel; Baele Jules en Achiel, die op de vergadering voor aanwerving der hulp-politie aanwezig waren.

Op deze vergaderingen, waarop oorlogsschepen Demeester aanwezig was, verklaarde deze laatste, dat de hulp-politie in het leven geroepen werd om terreur tegen terreur te stellen.

Na de vergadering trok Demeester zijn revolver uit zijn zak en zegde: “Al wie een woord uit deze vergadering zal reppen, zal door dit wapen hier neergekogeld worden”. Onder de verklikte personen die als getuigen optraden vermelden wij: Loncke, Fache André; Holvoet Joseph; Fache Lucien; Vandenberghe Maurice; Demeersseman Simonne; Bonnaeve Eugène; Tijtgat Albert; Plattevoet Charles; Stelandre Marcel; Stichelbaut André en tal van anderen.

Na het getuigenverhoor ten laste werden nog een 20-tal getuigen ten gunste opgeroepen, hetgeen nog een gansche voormiddag in beslag nam. Onder dezen noteeren wij: Eerw. Heer Georges Pringiers, bestuurder van het Pensionaat te St-Denijs, die wegens het bezit van een geheimen zender door de Duitschers werd aangehouden op 3 juli 1944, tot de doodstraf werd veroordeeld en enkele uren vóór zijn terechtstelling, door tusschenkomst van Derveaux en Willaert werd begenadigd. De doodstraf werd alsdan omgezet in levenslangen dwangarbeid. De priester moest verder in de zoutmijnen slavelijken arbeid verrichten en werd in mei 1945 bevrijd; Pardange Remi; Georges Renaudière, ex-secretaris der stad Moeskroen en thans verblijvend te Brussel.

Verder verschijnen nog verscheidene jongelingen die komen verklaren, dat zij door tusschenkomst van Derveaux of Willaert naar Duitschland niet werden gedeporteerd.

Als getuigen ten gunste voor oorlogsburgemeester Derveaux verschenen: Kindts René; Backeljauw; Verfaillie Jean; Monteyne Guillaume; Duyck Ernest; Lambrecht Fernad; Ange Bonte; Quivreaux Joseph en Papier Aline.

Als getuigen ten ontlaste voor Willaert: Dr. Devos uit Moeskroen; vrouw Esquenet; Vankeirsbilck; Marceau; Carette Louis en anderen.

Al deze personen verklaren dat zij door tusschenkomst van één der beide betichten gunsten hebben bekomen of geholpen werden tijdens de bezetting.

Lefevre Maurits, schoonbroeder van Derveaux mag niet getuigen en werd naar zijn plaats teruggestuurd.

Donderdag voormiddag nam het getuigenverhoor een einde.

De uitspraak.

Onder overgroote belangstelling werd door de Krijgsraad van Kortrijk uitspraak gedaan in de zaak van het Schepencollege van Moeskroen, dat zich tijdens de bezetting aan de meest afschuwelijke feiten, ten overstaan van de Moeskroensche bevolking, waarbij drie leden van den Weerstand, na vreeselijke folteringen, door de Duitschers werden terechtgesteld, plichtig gemaakt heeft.

Het is juist 12.05 uur toen de vier beklaagden, onder den grootsten indruk, door de rijkswacht werden binnengeleid in de gerechtszaal en naar den bank der beschuldigden overgebracht.

Na lezing te hebben gegeven van de motiveering der straffen, werd door Voorzitter Moerenhout volgende uitspraak geveld:

Derveaux Silveer, 52 jaar, oorlogsburgemeester van Moeskroen, wonende Koninklijke laan, 96, te Moeskroen, veroordeeld tot levenslange hechtenis (algemeene afkeuring in de zaal).

Thienpont Jan, 40 jaar, oorlogsschepen van Bevoorrading, St-Pietersstraat, 19, te Moeskroen, veroordeeld tot 15 jaar buitengewone hechtenis.

Demeester Alexander, 43 j., oorlogsschepen van Openbare Werken, Floris Mulliezlaan, 13, te Moeskroen, veroordeeld tot levenslange hechtenis.

Willaert Lodewijk, 40 jaar, politieagent, Izegemstraat, 56, te Moeskroen, veroordeeld tot 7 jaar gewone hechtenis en de militaire degradatie.

De vier veroordeelden worden bovendien levenslang ontzegd van alle rechten …”

In de genadeverzoeken van Derveaux die op zijn veroordeling volgen, worden telkens de feiten uiteengezet die tot zijn bestraffing hebben geleid en de omstandigheden beschreven waarin deze hebben plaats gehad.

Het meest volledige feitenverslag dateert van 6 januari 1949 doordat het aangevuld wordt met een verslag opgesteld op 10 december 1949.

Het verslag van 6 januari 1949:

“Veroordeelde was tijdens de ganse bezetting lid van het V.N.V. In hoedanigheid van V.N.V.-er werd hij op 1 Mei 1941 benoemd tot oorlogsburgemeester te Moeskroen. Hij heeft het woord gevoerd op vergaderingen van het V.N.V., heeft gecolporteerd met “Volk en Staat” en miek misbuik van zijn functie van burgemeester om op grote schaal propaganda voor het V.N.V. te voeren. In 1942 was hij daarenboven lid en celleider der De Vlag; hij nam ontslag na enkele maanden. Als hoofd der plaatselijke politie heeft hij deze bereidwillig ter beschikking gesteld van de politiediensten der bezettende overheid bij het vervullen van hun opdrachten. Door inlichtingen van politionele aard aan de Duitsers te verstrekken heeft hij bijgedragen in de aanhoudingen van:

  1. Staelens Roger en Schotte Jacques (10.11.41: 42 dagen aangehouden);
  2. Frisque André[1] en Vandeplassche Adhémar[2] (13.3.42: 8 dagen aangehouden wegens brandstichting in de statie en na hun invrijheidstelling opnieuw aangehouden op 15.8.42 wegens het verspreiden van vlugschriften).

Frisque heeft toen de brandstichting bekend, werd veroordeeld tot 5 jaar en is gestorven in Duitsland; Vandeplassche werd ter dood veroordeeld en werd terechtgesteld.

Hij berokkende op 15 Juni 1942 moeilijkheden bij de Duitsers aan Versele Joseph, bestuurder van het college te Moeskroen; Desseaux Désiré werd 8 dagen aangehouden door de Duitsers wegens beledigingen aan het V.N.V. en dit op verslag van veroordeelde; Herpoel Simonne werd aangeklaagd door Derveaux S. bij de G.F.P. omdat zij zich na het politieuur nog op straat bevond; Geldhof Jules, stadsarchitect werd onderhoord door de feldgendarmerie omdat een verborgen revolver gevonden werd op de zolder van het stadhuis en overhandigd aan Derveaux. Leveugle Maurice werd, na tussenkomst van veroordeelde, aangehouden gedurende een maand omdat hij een Duitse officier beledigd had. Tijdens het jaar 1943 heeft Derveaux S. een lijst van anglofielen overhandigd aan de Duitsers.

Op 23.12.1942 heeft veroordeelde samen met Thienpont, Demeester en Willaert (medeveroordeelden), de genaamde De Coene Roger en Beaucarne Raymond aangehouden, dewelke een aanslag beraamd hadden op den persoon van Vanhoutte Ghislain, hoofd der Rex-beweging te Moeskroen, na hunne aanhouding werden beide personen overgeleverd aan de Feldgendarmerie en door deze aan de G.F.P. Beiden werden vervolgens ter dood veroordeeld op 28 Januari 1943 en terechtgesteld te Gent op 16 Februari 1943.

Veroordeelde heeft te Moeskroen in het jaar 1942 een vergadering belegd op dewelke een duits officier het woord voerde, betreffende de toetreding tot de hulpfeldgendarmerie. Op deze vergadering werden de leden van de Luchtbescherming en van de Baanwacht uitgenodigd. Dervaux S. heeft op deze vergadering het woord gevoerd en heeft de toehoorders aangezet toe te treden tot deze formatie. Hij woonde enige tijd later een gelijkaardige vergadering bij te Kortrijk. Castelain Emile werd veroordeeld door de Administratieve Rechtsmacht te Kortrijk tot 700 frank, op tussenkomst van veroordeelde dewelke afschrift liet nemen van het oorspronkelijk P.V. lastens Castelain Emile en het samen met een vertaling stuurde naar de Duitsers, vragende om voorbeeldige bestraffing, werd laatstgenoemde voor dezelfde feiten nogmaals een boete opgelegd van 10.000 frank. Zekere Bedellen, bij vonnis van de Heer Vrederechter, verplicht zijn woonhuis te verlaten hetwelk toebehoorde aan de Cooperatief “Le Bien-Etre” waarvan R. Vandorpe bestuurder was, ging zich daarover beklagen bij veroordeelde. Deze liet onmiddellijk, nl. op 13 Maart 1944, een ongunstig schrijven lastens Vandorpe geworden aan de Kommandantur.

Ontleding der voornaamste gronden, aangehaald in het genadeverzoek.

Beweert vruchteloos steeds te goeder trouw gehandeld te hebben; dit wordt evenwel tegengesproken door de menigvuldige en hatelijke feiten tegen hem weerhouden.

Was onderwijzer en oorlogsburgemeester; heeft als intellectueel en gezagdrager een evenredige verantwoordelijkheid voor zijn daden; door als oorlogsburgemeester het gezag op te nemen, neemt hij evenzeer de verantwoordelijkheid op voor al zijn handelingen, ook voor deze welke zouden kunnen gekwalificeerd als “incidents inhérents à l’exercice d’une fonction publique sous l’occupation”, alsmede voor de gevolgen voortkomend uit deze handelingen of minstens door deze handelingen mogelijk gemaakt.

Zou diensten bewezen hebben aan de medeburgers, dit argument werd voldoende gepleit voor de Krijgsraad.

Beweert niet met een misdadig inzicht gehandeld te hebben in de zaak De Coene Roger – Beaucarne Raymond en dat het niet aan zijn schuld te wijten is dat deze aangehouden personen door de Duitsers terechtgesteld werden; we hebben er hierboven reeds op gewezen dat hij hier zeker in de verantwoordelijkheid voor deze gevolgen deelt vermits deze gevolgen hetzij rechtstreeks uit zijn handelingen zijn voortgevloeid, hetzij minstens onrechtstreeks mogelijk werden gemaakt door zijne handelingen: het staat vast dat veroordeelde samen met zijn medeveroordeelden, Thienpont, Demeester en Willaert deze beide personen heeft aangehouden welke een aanslag hadden beraamd op de Rexleider te Moeskroen Vanhoutte Ghislain en dat ze na hun aanhouding voor de Duitsers terechtstonden met het gevolg dat ze door de Duitsers werden terechtgesteld.

Roept zijn goed gedrag in tijdens de vorige wereldoorlog; dit argument werd gepleit of kon minstens gepleit worden voor de Krijgsraad bij de behandeling der zaak.

Ouderdom, gezondheidstoestand, materiële toestand van zijn gezin: dit zijn gevolgen van zijn laakbaar gedrag, doch welke niet een genademaatregel wettigen.

Gemotiveerd advies: … Gezien een vorig genadeverzoek reeds werd verworpen bij Besluit van 5 Juni 1948 Nr. 172 en geen nieuwe gronden om genade worden aangevoerd, besluiten wij tot een ongunstig advies en stellen voor nogmaals het verzoek om genade te zien verwerpen en de toegepaste straf in haar omvang te zien behouden.

Gent, de 6 Januari 1949, Voor de Krijgsauditeur, De Substituut.”

Het aanvullend verslag van 10 december 1949 gaat dieper in op de aanhouding van Roger De Coene en Raymond Beaucarne:

“… Op 23 December 1942 bracht Saxe Fernande, echtgenote van Vanhoutte Ghislain (leider der Rex-beweging te Moeskroen) een bezoek aan burgemeester Derveaux ten einde deze mede te delen dat zij vreesde voor een aanslag op het leven van haar man. Zij had inderdaad sinds een paar dagen gezien dat ’s avonds haar huis bewaakt werd door twee mannen, de ene van grote en de andere van kleine gestalte. Zij had ook een van die mannen horen zeggen: “c’est bien là”. Haar man verbleef toen in Frankrijk, zou met Kerstdag naar huis komen en ze vreesde dus dat een aanslag op het leven van haar man zou gepleegd worden.

Derveaux vatte alsdan het plan op zich ’s avonds eens ter plaatse te begeven. Hij verwittigde vooraf beide nieuwe-orde schepenen; Thienpont en De Meester en de nieuwe-orde politieagent Willaert. Rond 7 uur ’s avonds begaven deze vier personen zich ter plaatse en ze zagen inderdaad twee mannen staan die beantwoorden aan de beschrijving gegeven door vrouw Vanhoutte. Derveaux vertelde aan zijn kameraden nogmaals hetgeen vrouw Vanhoutte hem had medegedeeld en hij gaf bevel aan de drie anderen hem te vergezellen. Toen ze aldus dicht genaderd waren, trok de grootste der twee mannen zijn revolver. Thienpont sprong op hem en ontwapende hem. Beide mannen werden aangehouden en Derveaux gaf bevel hen naar de Feldgendarmerie te geleiden. Hij zou dit bevel gegeven hebben zich steunende op onderrichtingen van de bezettende overheid dat dergelijke gevallen moesten overgegeven worden aan de Duitsers. De Meester en Thienpont hielden de grootste bij de handen , terwijl Derveaux en Willaert volgden met de kleinste.

Op dat ogenblik stak Herpoel Simonne de baan over. Derveaux liep haar achterna, revolver in de hand tastte hij haar zakken af, vroeg haar indien ze die beide mannen niet kende en liet haar tenslotte gaan, na haar eenzelvigheidskaart afgenomen en haar gezegd te hebben dat ze op gevaar voor haar leven moest zwijgen wat ze gezien had.

In de Feldgendarmerie had Derveaux een onderhoud met de kommandant aan dewelke hij een volledig relaas van het gebeurde gaf, namelijk omtrent de vooropgezette aanslag op Vanhoutte en de aanhouding door hem bevolen. De twee aangehouden personen waren Decoene Roger en Beaucarne Raymond.

Ze werden toen in de Feldgendarmerie op schandelijke wijze geslagen.

Als gevolg waarvan had Beaucarne bekend dat zij dien avond moesten vervoegd worden door Moulin Joseph. Hij moest de Duitsers vergezellen naar het huis van Moulin alwaar deze aangehouden en geslagen werd.

Bayaert Antoine, welke ook een gevangene der Duitsers was, werd door de Duitsers in dezelfde cel als Beaucarne geplaatst met het doel aldus eventueel vertrouwelijke inlichtingen te bekomen van deze laatste. Bayaert werd door de Duitsers onderhoord, doch wilde niet spreken. Dan werd Dumortier Maurits in de cel van Beaucarne geplaatst. Dumortier heeft hier een laffe verklikkingsrol gespeeld. Hij maakt aan Beaucarne wijs dat hijzelf in vrijheid zou gesteld worden door de Duitsers. Beaucarne vertrouwde alsdan inlichtingen toe aan Dumortier, namelijk inlichtingen nopens de vooropgezette aanslag op Vanhoutte en nopens het feit dat hij nog een revolver weggeborgen had bij zijn broeder. Hij gaf zelfs Dumortier een briefje waarbij hij aan zijn broeder vroeg gezegde revolver aan Dumortier af te geven.

Beaucarne, Decoene en Moulin werden op 28 Januari 1943 te Gent veroordeeld tot de doodstraf, welke uitgevoerd werd op 16 Februari 1943 …”



[1] André Frisque, geboren op 4 mei 1926, overleden in het concentratiekamp Gross Rosen in 1945.

[2] Adhémar Vandeplassche, geboren te Lauwe op 24 maart 1914, gefusilleerd in het Brugse op 9 maart 1943.