zondag 4 december 2022

André Pille, broer van neergeschoten Maurice, ter dood veroordeeld

 

André Pille, broer van neergeschoten Maurice, ter dood veroordeeld

 


In het Kortrijksch Handelsblad van 3 december 1946 verschijnt een verslag onder de titel “Een hatelijke en gevreesde Gestapo-bende voor den Krijgsraad”.

Tien schurken, aldus de krant, waaronder André Scherpereel en André Pille, die een waar schrikbewind uitoefenden in het Kortrijkse tijdens de bezetting, nemen plaats op de bank der beschuldigden.

André Pille is vlashandelaar, geboren te Moorsele op 15 december 1913 en er wonende in de Vrijstraat 27. Hij is de leider van de bende.

De krant schrijft over hem:

“Pille André heeft zijn militairen dienst gedaan als brigadier militiaan van de klas 1933 en heeft als dusdanig den veldtocht van Mei 1940 medegemaakt.

Na de kapitulatie van het Belgisch leger heeft hij zijn beroep van vlashandelaar opnieuw uitgeoefend, welken handel hij samen met zijn vader en broeder Maurice uitbaatte.

Daar echter, ingevolge de oorlogsomstandigheden, de zaken geleidelijk afnamen, vroeg en bekwam hij midden het jaar 1942 een plaats als bediende op de ravitailleeringsdiensten te Moorsele. Ten gevolge van een geschil met den Burgemeester van zijn gemeente liet hij na enkele maanden deze bediening staan en ging hij zich inlijven bij de Vlaamsche Fabriekswacht, waarbij hij tot brigadier is bevorderd geworden.

In Oktober-November 1942 begon hij geuniformeerd en gewapend, zijn wacht en bewakingsdienst, eerst op het vliegplein te Wevelgem en daarna te Maldegem. Kort daarop, werd hij verplaatst naar de Marinewacht, te Poperinge, alwaar hij ongeveer gedurende vier maanden, volgens zijn verklaring, ongewapend, doch gekleed in veldgrijs uniform de wacht verzekerde aan een fabriek van radiotoestellen.

Ingevolge een loongeschil met zijn werkgevers liet hij dit werk staan en keerde naar huis terug.

Na enkele weken werkloos te zijn gebleven verklaart hij, op aandringen van zijn broeder Maurice, die reeds bij de Feldgendarmerie dienst deed, op inlichtingen te zijn uitgegaan bij Antoon Defuster, secretaris van de De Vlag, Kortrijk, die hem aanraadde eveneens in dienst te treden bij de Feldgendarmerie, te Kortrijk, mits zich vooraf lid te laten maken van de De Vlag. Hij aanvaardde en op 1 Februari 1944 begon verdachte zijn dienst als Fahnder bij de Zivil Fahndungsdienst der Feldgendarmerie te Kortrijk.

Zijn taak bestond er in samen met de Duitsche feldgendarmerie en andere Fahnders de jongelingen, die werkplichtig waren voor Duitschland en die zich hieraan zochten te onttrekken, op te sporen en aan te houden.

Bij het uitoefenen van dezen dienst was hij meestal gekleed in burger, doch gewapend met een revolver.

Na enkele maanden dienst is verdachte Oberfahnder geworden ttz de persoon die het bevel voerde over een streife of groep Fahnders, die op een bepaalde plaats of in een bepaalde gemeente opereerden, en die verantwoordelijk was voor de aanhoudingen die door de Fahnders werden gedaan.

Deze aanhoudingen gingen dikwijls met brutaliteiten en slagen en bijna altijd met doodsbedreigingen of dreigen van neer te schieten in geval van ontvluchtingspogingen gepaard.

Zoo heeft Pille als Fahnder en Oberfahnder dezen hatelijken dienst uitgeoefend van Februari 1944  tot September 1944, datum zijner wegvluchting naar Duitschland.

Hij oefende controle uit op trams en treinen te Kortrijk en omliggende, hij bewaakte de aangehouden werkweigeraars die opgesloten waren in het klooster de Paulinen. Hij  begeleidde onder gewapende bewaking transporten van werkweigeraars op deportatie naar Duitschland. Hij nam deel aan bijna alle razzia’s te Kortrijk, de aanpalende gemeenten en aan de Fransch-Belgische grens uitgevoerd. Hij heeft aldus een ongekend, maar aanzienlijk aantal jongelingen aangehouden of aan hun aanhouding medegeholpen.

Hij sloeg de jongelingen die eenigszins weerstand boden, o.m. Steelandt Achiel, Verfaillie Hypoliet, Geers Jozef en Yserbyt Roger en heeft ook meer dan eenmaal zijn revolver afgevuurd op dezen die poogden te ontvluchten, zooals Vuylsteke Roger, Wallaeys Richard en Lefever Roger.

Hoevelen zijn er niet, die door hem, of op zijn bevel, of onder zijn verantwoordelijkheid, aangehouden, naar Duitschland werden gedeporteerd, aldaar den dood hebben gevonden of met een zwaar gehavende gezondheid naar België zijn teruggekeerd, o.m. Laperre Marcel, Deltour Georges, Demyttenaere Fany en Six Zulma.

Op 26 juni 1944 heeft hij, als weerwraaksmaatregel, wegens den moord op zijn broeder, die door leden der ondergrondsche beweging was neergeschoten, een strafexpeditie op touw gezet naar Moorsele alwaar een vijftiental Fahnders gewapenderhand en onder zijn geleide den inboedel hebben stuk geslagen der huizen van den heer vrederechter Bettens Raoul, Watteyne Oscar, Dossy Albert en Dere Marcel en Germaine.

Ook op zuiver politiek terrein heeft verdachte zich doen gelden. Hij was lid van het VNV sedert 1942 en bekent enkele vergaderingen van het VNV te hebben bijgewoond te Moorsele in Februari 1943, tijdens dewelke voorgesteld en aangenomen werd, bij een gebeurlijke invasie, sommige personen der gemeente, waaronder den heer Vrederechter Bettens neer te schieten. Pille ontkent echter op deze vergadering te zijn geweest.

Hij was geabonneerd op “Volk en Staat”, de “Nationaal-Socialist” en “Balming”.

Hij was ook lid van de De Vlag sedert 1942 en bekent enkele vergaderingen van deze formatie te hebben bijgewoond.

Volgens verklaring van Depoover zou hij ook lid geweest zijn van een bijzonderen dienst van de De Vlag, hiermede bedoelende het veiligheidskorps van de De Vlag, en moest hij af en toe voor dezen dienst optreden.

Kortom Pille was de schrik der burgerbevolking van Kortrijk en omliggende en vooral voor de jongelingen die in de jaren vielen om naar Duitschland te gaan werken.”

André Pille wordt veroordeeld tot de doodstraf met de kogel, de militaire degradatie en levenslange ontzetting uit de rechten bedoeld bij artikel 123sexies van het strafwetboek, op 5 december 1946 door de krijgsraad te Kortrijk en op 3 januari 1948 door het krijgshof te Gent.

De doodstraf wordt omgezet in levenslange dwangarbeid bij genadebesluit van 29 september 1950 en in 20 jaar hechtenis op 14 oktober 1953.

Hij komt voorwaardelijk vrij op 7 februari 1957.


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten