Posts tonen met het label Moerkerke. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Moerkerke. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Voorwoord

 

Voorwoord

 

Hoe komt iemand ertoe, plots, na vele jaren, een onderzoek te starten naar wat zich afspeelde in zijn gemeente tijdens een oorlog die hij zelf niet heeft meegemaakt?

Als kleine jongen had ik al wel eens aan mijn vader, een man van weinig woorden, gevraagd hoe dat voelde, zo’n begin van een oorlog. Wat gebeurde er exact die dag? Ik weet niet meer wat hij toen precies antwoordde maar veel zal het niet geweest zijn.

Ik was zes toen mijn grootvader langs moederszijde, Maurits Degroote, geboren te Oostende op 31 augustus 1898, overleed in 1960. Te jong dus om vragen te stellen over de oorlog. Nochtans, hij had er me veel kunnen over vertellen. Hij was militair op het Wevelgems vliegveld toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, krijgsgevangene[1] en inlichtings- en actieagent[2] tijdens de bezetting. Na de oorlog werd hij op 7 oktober 1944 aangeduid voor het Krijgsauditoraat te Kortrijk en er aangesteld als adjunct-griffier tot 30 juni 1947.

Maurits Degroote – Bron artikel: Kortrijksch Handelsblad van 7 april 1945.

In de jaren zeventig had ik ook vragen kunnen stellen aan Madeleine Wallays en Denis Baert, beiden op hun manier actief in het verzet tijdens de oorlog. Wekelijks was “Den Bond”,  het ACW-lokaal op de “platse” in Wevelgem, onze ontmoetingsplaats. Willy Malfait was ook steeds van de partij. Dikwijls, wanneer hij in een weemoedige bui was, had hij het over zijn vader Marcel die bij de bevrijding door de Duitsers werd gedood.

Of nog later, in de jaren tachtig toen ik lid werd van de Volksunie, had ik mijn oor te luisteren kunnen leggen bij enkele leden van toen, bij gemeenteraadslid Frans Soenen of plaatselijk voorzitter Antoon Moerkerke. Hun families werden na de oorlog zwaar aangepakt.

Het kwam er niet van, de interesse was er nog niet en het is helemaal niet zeker of ik toen wel vol- of afdoende antwoorden ging gekregen hebben.

Een “ontbrekende” foto in het rijtje burgemeesters van Wevelgem echter trok mijn aandacht tijdens een receptie – ter gelegenheid van de 25ste Open Monumentendag in september 2013 – in de gemeenteraadszaal en betekende de start van mijn zoektocht.

Oorlogsburgemeester Michel Byttebier ontbreekt in het rijtje burgemeesters. Rechts Remi Wallays (burgemeester van 1933 tot 1942 en van 1944 tot 1946) en links zijn broer Achiel Wallays (burgemeester van 1947 tot 1969).

In april 2018 werd ik toevallig gecontacteerd door Geert Lecompte die bezig was met stamboomonderzoek en me vroeg of we verre familie van mekaar waren.

Na wat berichtjes heen en weer kwam algauw aan het licht dat ook Geert een uitgesproken interesse had voor alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken had o.m. in Wevelgem.

Dat kwam doordat zijn grootvader, Carlos ‘Charles’ Lecompte, geboren te Wevelgem op 26 april 1912, actief was geweest in Wevelgem als weerstander door de sluikpers, van 8 juli 1943 tot 15 januari 1944. Hij was ook begunstigde van het Statuut van Gewapend Weerstander voor de periode van 8 juli 1943 tot 22 juni 1945 en een politiek “Nacht und Nebel”-gevangene voor de periode van 15 januari 1944 tot 21 juni 1945.

Hoe grootvaders mensen kunnen samenbrengen.

Bij toeval kwamen we dus met elkaar in contact, werden we nog meer gebeten door de onderzoeksmicrobe en wilden we samen een “vergeten” stukje van de Wevelgemse geschiedenis vastleggen voor het heden en de toekomst.

Tijdens ons onderzoek kregen we sterk de indruk dat men bepaalde aspecten van deze periode in Wevelgem nog steeds liever onaangeroerd laat, alsof de tijd er nog niet voldoende rijp voor is en er over dit onderwerp een taboesfeer blijft hangen. In naburige steden en gemeenten werd daarover nochtans reeds uitvoerig geschreven. In Wevelgem heerst op dat vlak de stilte.

Het heemkundig tijdschrift ’t Meiboompje – jaargang 23/1 – uit Gullegem verwoordt het goed bij het verschijnen van de serie “Gullegemnaren in de Tweede Wereldoorlog”:

“… De heemkundige kring De Meiboom Gullegem dankt daarom de tientallen Gullegemnaren die hun eigen belevenissen in de Tweede Wereldoorlog voor dit tijdschrift op papier hebben neergeschreven. Natuurlijk is niet alles aan bod gekomen. We denken daarbij vooral aan activiteiten van collaborateurs, oorlogsprofiteurs, echte en naoorlogse weerstanders, oostfronters, de zwarten en de witten, … enz. Deze aspecten van de oorlog zijn echter te delicaat voor de recente geschiedschrijving van de kleine gemeenschap die Gullegem is.”

Een medewerker van de Heemkundige Kring Wibilinga Moorsele Wevelgem formuleerde het als volgt in een aan mij gerichte mail:

“Soms is het goed om laden open te trekken maar vaak is het beter om laden en hun inhoud gesloten te houden.”

De  Geschiedenis van Wevelgem, van de hand van Jules Vervenne, Lieven Vervenne en Ludo Vanhove en verschenen eind 2021, besteedt gelukkig ruimschoots aandacht aan de Tweede Wereldoorlog, echter o.i. onvoldoende diepgaand.


Een grondig onderzoek drong zich op.

De vele documenten die we konden inkijken deden er ons toe besluiten ook andere gemeenten van Zuid-West-Vlaanderen te onderzoeken en erbij te betrekken. Veel dossiers uit de verschillende gemeenten waren bijna onlosmakelijk verbonden met mekaar.

Onze bescheiden bijdrage wil op een zo objectief mogelijke manier dit complex en geladen onderwerp behandelen.

De inhoud van ons werk kan bij sommigen hard en confronterend overkomen. Er worden namen genoemd. Vele namen werden vroeger al vermeld, kort na de oorlog, in het Belgisch Staatsblad of in de plaatselijke kranten. We hopen dat iedereen alles respectvol in zijn context zal willen plaatsen.

Zonder namen kan je geen ernstige studie brengen. Vandaag zijn zo goed als alle vermelde personen van de beschreven periode gestorven zodat de AVG[3] niet van toepassing is.

De gegevens in ons boek berusten op duizenden documenten komende uit honderden dossiers. Zelfs het kleinste hoekje in het diepste archief ontsnapte niet aan het onderzoekersoog van Geert Lecompte, zonder wie deze publicatie niet mogelijk was geweest.

Omwille van de leesbaarheid van de tekst werden niet overal voetnoten ingelast. Alle opgenomen gegevens zijn echter strikt controleerbaar en komen uit de bronnen vermeld in een afzonderlijke rubriek op het einde van het boek.

Veel leesgenot met een historisch “verhaal” over Wevelgem en omliggende gemeenten tijdens de Tweede Wereldoorlog, een stukje geschiedenis geschreven van onderaf, vanuit het perspectief van de gewone man of vrouw.

 

Arnold Seynnaeve.



[1] Stalag VI A en VI F.

[2] Graad: Helper Tweede Klas IAA – Inlichtingen en Actie Dienst: “ZIG” – Activiteitgebied: Menen, van 1 oktober 1941 tot 31 oktober 1943.

[3] De AVG (Algemene verordening gegevensbescherming) geldt niet voor overleden personen.

Samenstelling van de Wevelgemse gemeenteraad bij het uitbreken van de oorlog

 

Samenstelling van de Wevelgemse gemeenteraad bij het uitbreken van de oorlog

 

De laatste gemeenteraadsverkiezingen vóór de oorlog vinden plaats op 16 oktober 1938. In Wevelgem zijn dertien zetels te begeven.

De Katholieken behalen acht zetels en een volstrekte meerderheid:

·         lijsttrekker Remi Wallays[1] wordt burgemeester met 567 voorkeurstemmen;

·         Gaston Gheysen[2] wordt eerste schepen;

·         Jozef Masselis[3] wordt tweede schepen;

·         Georges Busschaert[4] wordt derde schepen;

·         Gerard Casier[5], Maurice Masselis[6], Maurice Debonne[7] en Gerard Vanmaercke[8] zijn de gemeenteraadsleden.

De Gemeentebelangen behalen drie zetels (Jozef Delmotte, Jules Van Ackere[9] en Remi Moerkerke[10]) en de Socialisten twee zetels (Jules Deconinck[11] en Maurits Verbrugghe).

Op 18 april 1941 richt Gerard Romsée, Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, een schrijven aan alle burgemeesters dat, ingevolge een beslissing van de bezettende overheid, alle werkzaamheden van de gemeenteraden tijdens de oorlog verboden zijn.

De vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen (CBS) blijven wel verder doorgaan. In september 1942 is burgemeester Remi Wallays niet meer aanwezig en wordt het College voorgezeten door schepen Gaston Gheysen, die dienstdoend burgemeester is van 27 september 1942 tot 1 oktober 1942. Maken verder deel uit van het College: schepenen Masselis en Busschaert en secretaris Jules Dujardin. Ze blijven op post gedurende gans de oorlog.

Remi Wallays wordt door de Duitse bezetter het verbod opgelegd om nog de functie van burgemeester uit te oefenen en wordt op 1 oktober 1942 vervangen door Michel Byttebier.



[1] Remi Wallays, geboren te Wevelgem op 23 januari 1892 en er gestorven op 7 juni 1971, was gemeenteraadslid voor de Katholieken van 1922 tot 1946 en burgemeester vanaf 1933 tot 1946. Hij was tevens provincieraadslid van 1921 tot 1946 en senator van 1946 tot 1954. Hij huwt op 6 oktober 1920 Adriana Deneckere, is de broer van Achiel, die hem in 1947 als burgemeester opvolgde, en vader van Madeleine die later schepen werd.

Foto genomen aan de ingang van het gemeentehuis bij de inhuldiging van Remi Wallays als burgemeester op 13 september 1933.
V.l.n.r. zien we : Henri D'Artois (bestendig afgevaardigde), Henri Heytens (schepen), Remi Wallays (burgemeester), pastoor Yserbyt.
Achteraan in het midden herkennen we notaris Frederic De Boninge.
Foto: Verzameling Magda en Willem Masselis De Witte, Wevelgem.

[2] Gaston Gheysen, geboren te Wevelgem op 12 oktober 1896 en er overleden op 23 juli 1960, was de vader van Frans, die later gemeenteraadslid en schepen werd te Wevelgem.

[3] Geboren te Wevelgem op 16 januari 1891.

[4] Georges Busschaert, geboren te Wevelgem op 23 december 1897, was schepen van 1 januari 1939 tot 31 oktober 1946 en opnieuw van 1 januari 1959 tot 31 januari 1971.

[5] Vlaskoper Gerard Casier, geboren te Wevelgem op 17 april 1895 en er overleden op 13 maart 1976, was gemeenteraadslid van 1939 tot 1946 en schepen van 1947 tot 1953.

[6] Geboren op 10 oktober 1906 en overleden te Kortrijk op 21 januari 1973.

[7] Aan Maurits Debonne, geboren te Wevelgem op 30 maart 1897 en er wonende in de Roeselarestraat 41, wordt op 9 oktober 1948 de hoedanigheid van Gewapend Weerstander toegekend voor de periode van 1 december 1942 tot 15 september 1944.

[8] Het mandaat van gemeenteraadslid van Gerard Vanmaercke, geboren te Wevelgem op 24 november 1907 en overleden te Luik op 21 juni 1981, werd op 15 juni 1945 door de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen vervallen verklaard “overwegende dat uit het gedane onderzoek ondermeer is gebleken dat belanghebbende tijdens de bezetting werken voor de bezettende overheid op het vliegveld te Wevelgem uitgevoerd heeft en daarenboven, in 1944, voor het Duitsch leger anti-tank versperringen in zijn werkhuizen vervaardigd heeft”. Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk wordt hij op 3 maart 1949 in zijn burgerlijke en politieke rechten hersteld waarvan hij beroofd was.

[9] Jules Constant Van Ackere (1873-1962) was burgemeester van Wevelgem van 1927 tot 1932.

[10] Remi Moerkerke zal sterven aan het oostfront.

[11] Jules Deconinck (1897-1979), gemeenteraadslid van 1927 tot 1976 en volksvertegenwoordiger van 1929 tot 1932, van 1936 tot 1939 en van 1949 tot 1964, richt op 29 augustus 1940 en 20 september 1940 brieven aan Michel Tommelein, waarmee hij het Manifest van Hendrik De Man onderschrijft door zijn opmerkingen erop te geven. Het Manifest van 28 juni 1940 dat Hendrik De Man aan de leden van de Belgische Werkliedenpartij richtte  en dat vooral na de Tweede Wereldoorlog inging als een lofzang op de Nieuwe Orde, ging uit van de Duitse overwinning.

Jules Deconinck


Wevelgem: politieke toestand na de bevrijding

 

Wevelgem: politieke toestand na de bevrijding

 

De Belgische regering in Londen vaardigt in mei 1944 twee besluitwetten uit. De besluitwet van 5 mei 1944 vernietigt zowat alle bestuursdaden die o.a. de schepencolleges hadden gesteld. Dit betreft ook de benoeming van Byttebier als burgemeester.

Michel Byttebier ondertekent zijn laatste notulen op 22 augustus 1944 en vanaf 29 augustus 1944 kan Remi Wallays zijn ambt weer opnemen en ondertekent hij opnieuw “onder voorbehoud”.

Op woensdag 6 september 1944, rond 10 uur, rijden de eerste twee lichte Britse verkenningstanks via de Lauwestraat Wevelgem binnen. Nergens ondervinden ze enige weerstand want de Duitsers hadden reeds op 2 september onze gemeente ontruimd[1].

Opvallend dat, na 13 september 1944, schepenen Gheysen, Masselis en Busschaert niet (meer) aanwezig zijn in het schepencollege en geen kandidaat meer zullen zijn bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen.

Op personen die tijdens de bezetting op hun vooroorlogse post gebleven zijn rust in vele gevallen een verdenking van onvaderlands gedrag.

Om het Schepencollege te vervolledigen worden de oudste gemeenteraadsleden opgeroepen, o.a. Jules Deconinck.

Op 27 september 1944 richt burgemeester Wallays een schrijven aan de provinciegouverneur, waarin hij volgende moeilijkheden signaleert:

“Daags na de bevrijding van het grondgebied van de gemeente werd aan alle drie de heren Schepenen – aangesteld vóór mei 1940 – verbod gegeven door het O.F.-P.A. nog verder hun functie uit te oefenen. De reden van dit optreden werd mij niet medegedeeld. Zondag 24 september werd den heer schepen Busschaert[2] aangehouden op onwettige manier, namelijk zonder vordering van mijnentwege. Zijn dossier werd mij niet overgemaakt. Een onderzoek is door de rijkswacht ingesteld. Hij werd heden middag voorlopig in vrijheid gesteld.

Twee onderwijzers van de gemeenteschool werden aangehouden, eveneens door het O.F.-P.A.. Een ervan werd voorlopig vrijgelaten, doch met verbod zijn dienst te hervatten. Wie is bevoegd om, bij ordemaatregel, deze onderwijzers te schorsen? Ingevolge het schrijven van den Heer Minister bezit de Burgemeester daartoe de macht niet.

Drie gemeenteonderwijzers[3] maken deel uit van het O.F.-P.A. en vragen een verlof aan van één maand om hun functie bij voornoemde organisatie te kunnen voortzetten. Kan in dit geval iets anders toegestaan worden dan een verlof zonder wedde om persoonlijke redenen?

Een tijdens de bezetting vast benoemd politieagent en een gewoon hulppolitieagent hebben hun dienst verlaten zonder hem op te zeggen, om dienst te nemen bij het O.F.-P.A.. Wat staat er in dit geval door het gemeentebestuur te doen?

Het gemeenteraadslid Moerkerke zou, in dienst van de Duitse weermacht gesneuveld zijn in Rusland, doch een officieel bericht dienaangaande bestaat er niet. Mag de gemeenteraad tot de aanstelling van zijn plaatsvervanger overgaan in de eerstvolgende zitting?”

Op 3 maart 1945 richt de burgemeester een schrijven aan de arrondissementscommissaris te Kortrijk.

“In antwoord op uw rondschrijven n° 2636 van 1 februari 1945 hebben wij de eer U te laten weten dat tot nog toe geen enkel lid van ons schepencollege geschorst werd bij ordemaatregel.

De drie schepenen echter hebben vanwege het O.F. bij de bevrijding verbod ontvangen nog te zetelen, en werden zelfs gedurende enkele uren, onrechtmatig opgesloten.

Sinds hebben zij de zitting van het College niet meer bijgewoond, en werden, bij toepassing van artikel 107 der gemeentewet, telkens vervangen door de aanwezige oudste raadsleden, namelijk HH. Masselis Maurits (katholiek), Deconinck Jules (socialist) en Casier Gerard (katholiek).

Mr. Van Ackere werd niet opgeroepen omdat hij telkens afwezig was. Hij verblijft bijna bestendig in het buitenland.

De meerderheidsgroep heeft tot nog toe ingestemd met deze doenwijze die strookte met de wettelijkheid, doch, ingeval een of meer schepenen rechtmatig moesten geschorst worden zou zij zich gerechtigd achten hare houding te herzien, en de vervanging te vragen door personen behorende tot de meerderheidsgroep.

In alle ander gevallen van afwezigheid zal, in de toekomst zoals in het verleden, stipt artikel 107 der gemeentewet toegepast worden.

Aanvaard, Mijnheer de Commissaris, de betuiging onzer hoogste achting.”

Op 6 juli 1945 beslist het Provinciaal Bestuur van West-Vlaanderen de drie schepenen Georges Busschaert, Gaston Gheysen en Jozef Masselis als schepen af te zetten,

“overwegende dat de drie schepenen na aanwezig geweest te zijn op de inhuldigingsplechtigheid van den oorlogsburgemeester Byttebier, door hun houding tegenover hem de waardigheid van hun ambt bij de bevolking in opstand hebben gebracht; dat zij daarenboven, niettegenstaande zij de meerderheid in het college vormden een onvoldoende weerstand aan de werking van den oorlogsburgemeester geboden hebben en zich te veel door den Heer Byttebier voornoemd op sleeptouw hebben laten nemen.”

Deze afzettingsprocedure lijkt in strijd te zijn met het agendapunt van de gemeenteraad van 2 december 1946, waarin sprake is van ontslagbrieven, ingediend door de drie schepenen.

De eerste gemeenteraadsverkiezingen na de oorlog worden gehouden op 24 november 1946.

De CVP behaalt opnieuw de volstrekte meerderheid, deze keer met tien zetels. Worden verkozen: lijsttrekker Achiel Wallays[4] (met 819 voorkeurstemmen wordt hij burgemeester in opvolging van zijn broer Remi), Gerard Casier, Maurits Masselis, Gaston Lietaer, Hector Duhamel[5], Robert Pollefeyt, Maurice Debonne, Georges Peferoen, Remi Wallays (133 voorkeurstemmen op de derde laatste plaats van de lijst) en Jerome Vanhove.

Achiel Wallays

Gerard Casier, Hector Duhamel en Gaston Lietaer worden de schepenen.

De Socialisten behalen drie zetels. Worden verkozen: Jules Deconinck, Jules Chambart en Alfons Durnez.


 



[1] Bron: “Wevelgem in beeld – een terugblik” – heemkundige kring Wibilinga – Wevelgem 1997.

[2] In het julinummer van het sluikblad “België Vrij” staat o.a. het volgende te lezen: “’t Koolzaad van schepen Busschaert, ongeveer 1 ha, is naar de maantjes samen met zijn wagen. Dit heerschap zal nog van ons horen”.

[3] Vermoedelijk worden hier Jan Cyriel Silverans, Jules Maurice Soenen en Maurice Vankeirsbilck bedoeld.

[4] Achiel Wallays (1895-1978) was burgemeester van Wevelgem van 1947 tot 1970.

[5] Hector Duhamel was burgemeester van Wevelgem van 1971 tot aan de fusie in 1976.

Wevelgem: gemeenteraadslid Remi Moerkerke sneuvelt aan het oostfront

 

Wevelgems gemeenteraadslid Remi Moerkerke sneuvelt aan het oostfront

 

Reeds vermeld gemeenteraadslid Remi Moerkerke is afwezig op de eerste gemeenteraad na de bevrijding. O.a. aan de hand van een paper opgesteld door Lionel Olieu tijdens zijn studies aan de universiteit van Gent[1], komen we de redenen van die afwezigheid te weten:

“De collaborateur in mijn familie, Remi Jeroom Moerkerke, mijn grootoom, is door de Krijgsraad van Kortrijk berecht bij verstek. In het verslag van de Krijgsraad komen maar liefst drie verschillende organisaties aan bod waar hij lid van was, zijnde het VNV, het NSKK en de Zwarte Brigade. In de interviews die ik had, vertelde men me dat hij lid was van het Vlaamsch Legioen. Remi Jeroom werd geboren op 5 juli 1908 in Wevelgem. Hij was de zoon van Mauritius Camillus Moerkerke en Maria Zenobia Olieu. Remi Jeroom was zelfstandig vlaswerker. Hij huwde op 14 februari 1931 met Germaine Marguerithe Vandamme in Wevelgem. Samen hadden ze een dochter. Hij overleed ergens tussen 15 januari 1943 en 31 december 1945. Hij werd pas dood verklaard in 1969 nadat hij voor een extreem lange tijd als vermist werd aangegeven.

Bij de collaborateurs in mijn familie was er geen materieel tekort. Ze hadden hun eigen zelfstandig vlasbedrijfje waarmee ze redelijk succes kenden. Ze behoorden tot de elite van Wevelgem. Wekelijks kwamen er mensen op bezoek bij mijn grootoom om discussies te voeren over het laatste nieuws en de politiek. Volgens zijn dochter waren dit hoogstwaarschijnlijk ook VNV’ers. Zelfs na de oorlog bleven diezelfde mensen wekelijks op bezoek komen om steun te bieden aan zijn vrouw, die na de oorlog achterbleef als weduwe. Velen van hen waren ook verbonden met het Vlaams Verbond van Oud-Oostfrontstrijders. In bijlage heb ik een foto gestopt van de familie Moerkerke-Duhamel. Hierop is duidelijk dat het niet gaat om een boerenfamilie in hun beste zondagse pak … Van de familie Moerkerke-Duhamel hebben maar liefst drie leden gecollaboreerd, waarvan twee zelfs over gingen tot militaire collaboratie.

Mijn grootoom was te jong om deel te nemen aan de Eerste Wereldoorlog, gezien hij geboren is in 1908. Zijn grootvader en vader maakten deze oorlog wel zeer actief mee. Zijn vader kwam in de oorlog in contact met de frontbeweging. In 1918 bracht hij zijn Vlaams-nationalistische ideeën mee naar huis. Dit zorgde ervoor dat de jonge Remi Jeroom de ideologie van zijn vader overnam. We kunnen het Activisme en de Frontbeweging niet over dezelfde kam scheren, maar het is geen geheim dat er in de frontbeweging ook individuen zaten die geneigd waren naar het rechts nationalisme. Het is mijn hypothese dat de participatie in Wereldoorlog I een mogelijke basis zou geweest zijn voor collaboratie in de Tweede Wereldoorlog. In het geval van mijn familie wordt dit min of meer bevestigd.

Mijn grootoom vertrok naar het Oostfront toen hij reeds 34 jaar was. Om op die leeftijd het besluit te nemen om naar het Oostfront te gaan, houdt in dat het hoogstwaarschijnlijk geen uiting is van jeugdige passie of een zoektocht naar avontuur. We zullen het nooit met perfecte zekerheid kunnen achterhalen, maar volgens de overlevende familieleden was mijn grootoom, Remi Jeroom Moerkerke, een overtuigde flamingant. Dit kan een reden geweest zijn voor zijn vertrek naar het Oostfront. Misschien geloofde hij dat de Duitse autoriteiten na de oorlog een onafhankelijk Vlaanderen zouden schenken als dankbaarheid.

Op 23 juni 1932 kreeg Remi Jeroom zijn eerste en enige dochter, Ida Godelieve Moerkerke. Ik had meerdere gesprekken met deze vrouw om mijn paper tot stand te brengen.

Toen ik mijn interview afnam met de dochter van Remi Jeroom vertelde ze me veel verschillende verhalen waarin zijzelf slachtoffer werd van epuratie. Het gaat hier om een kind dat slechts acht jaar oud was toen de oorlog begon en dus onmogelijk deel kon geweest zijn van de collaboratie, een kind dat zich verlaten voelde door haar vader en hem dat 75 jaar later nog steeds kwalijk neemt … Uit angst voor straatrepressie en om haar dochter te beschermen heeft de weduwe van Remi Jeroom al zijn persoonlijke spullen en brieven naar huis verbrand. Op die manier had de politie geen enkel bewijsmateriaal tegen haar en kon ze niet verantwoordelijk gesteld worden voor zijn daden. In de beginfase van de juridische repressie waren de  straffen bovenmatig zwaar. Sommigen werd de doodstraf opgelegd. Na verloop van tijd milderde zo’n straf vaak tot 20 jaar gevangenis om uiteindelijk neer te komen op vijf jaar. Remi Jeroom werd in 1946 veroordeeld tot een buitengewone hechtenis van vijftien jaar.”

Remi Moerkerke en Germaine Vandamme in 1941(foto: privé archief Franki Olieu)

Zijn akte van overlijden wordt in 1969 (Akte 19 overlijdens) ingeschreven[2]:

“De Rechtbank van 1e aanleg van het arrondissement Kortrijk, 1e kamer met drie rechters zitting houdende in burgerlijke zaken zegt voor recht dat Moerkerke Remi Jerome, geboren in Wevelgem op 5 juni 1908, … vroeger vlashandelaar, laatst gehuisvest te Wevelgem, Moorselestraat 97, overleden is in Rusland tussen 6 juni 1942 en 10 mei 1944 op een niet nader te bepalen plaats (zitting 6/12/1968).”

 

Volgens “Vlamingen in uniform 1940-1945[3](vanaf pagina 66) moet het overlijden van Remi Moerkerke (enkel de familienaam wordt vermeld) te situeren zijn op of kort na 15 januari 1943:

“15.1.43 ’s Morgens verschijnen Russische tanks van uit het Westen, dus uit richting Rossosch-stad. Het vliegveld werd omsingeld. De Stuka’s vallen ononderbroken de T 34-ers aan (een veertigtal tanks met opgezeten infanterie). Door deze onverwachte Russische doorbraak geraakten tientallen in gevangenschap. Men schat het aantal Vlamingen op dat ogenblik te Rossosch op ongeveer een 50-tal. Van de vermisten ontving men nadien nooit enig levensteken. Sneuvelden zij of kwamen ze in gevangenschap om? Groot vraagteken. Tal van Vlamingen konden ontkomen en vluchtten te voet met achterlating van al hun materieel. Enkelen te Rossosch zagen nog een kans en namen hun wagen mede, vol geladen met gekwesten en dode kameraden. Terugtocht te voet met andere troependelen, richting Charkow. Een deel  bereikte op 18.1.43 Wolschansk, waar ze opgewacht werden door SS-troepen.

Een ander deel trok door de velden en bossen, daar de wegen meestal door de Russen bezet waren. Ze werden bevoorraad door zweefvliegtuigen. De piloot verbrandde dan zijn toestel en ging te voet verder. Ook dezen werden reeds te Charkow opgevangen door SS-troepen.

In Charkow gebeurde de hergroepering. Ze deden er dienst als wachtposten daar ze geen wagens meer hadden.

23.1.43 vertrek naar Poltawa.

25.1.43 vertrek naar Kiev waar ze per spoor reisden naar Diest.

Enkele Vlamingen die verbleven in Rossosch

Door het ineenstorten van het Don-front op 15 januari 1943 werden de Kolonnen in de rug aangevallen en overrompeld door de Sowjets.

Verscheidene Vlaamse jongens die op het vliegveld vertoefden, sneuvelden of werden gevangen genomen tijdens de afweergevechten.

Hier een lijst van Vlamingen, die op dat ogenblik te Rossosch vertoefden:

… Moerkerke (gevallen) …

Het woord “gevallen” moet meer geïnterpreteerd worden als zijnde vermist, gezien niemand weet waar deze mensen gebleven zijn en niemand weet waar en hoe ze zouden gevallen zijn.

De meesten werden vermist tussen 15 en 18 januari te Rossosch op 20 km ten noorden van deze stad op de baan naar Ostrogozhsk.”

In de verhandeling van Lionel Olieu is sprake van meerdere leden van de familie Moerkerke-Duhamel die met de bezetter collaboreerden.

We verwijzen hierbij naar de rubriek “Het politiekorps”, waarin sprake is van twee broers van Remi Moerkerke, namelijk Michel (°14 augustus 1919) en Maurits (°8 juli 1922).

Vermelden we ook nog de schoonbroer van Remi Moerkerke, Théodule Duhamel, gehuwd met Sophie Maria Vandamme en broer van Hector Duhamel die later burgemeester wordt van Wevelgem.

Théodule Duhamel is ook actief aan het oostfront, als lid van de N.S.K.K. Hij heeft meer geluk.

Op 12 december 1945 wordt hij door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de rechten vermeld in artikel 123sexies van het strafwetboek, uit hoofde van:

“te Wevelgem … en elders in België, namelijk te Antwerpen en andere plaatsen alsook buiten het grondgebied van het Koninkrijk, namelijk in Frankrijk, Duitschland, Rusland, Polen, Roemenië en andere landen, tusschen 1 April 1942 en 1 Mei 1945, militair in onbepaald verlof zijnde, de wapens opgenomen te hebben hetzij tegen België … door wetens voor den vijand taken van strijd, vervoer, werk of bewaking die normaal op de vijandelijke legers of hunnen diensten rusten te hebben vervuld, dit namelijk als lid van de N.S.K.K.”

Het Kortrijksch Handelsblad van 28 december 1945 doet verslag van zijn proces en laat ook zijn verdediger aan het woord:

“ … Meester Dousy betoogt dat zijn kliënt een persoon is zonder eenig politiek verleden. Het was onmogelijk met de bezetting nog verder het beroep van marktkramer uit te oefenen. Op een bureel te Boulogne is hij als bediende aangeworven geweest. Betichte stamt uit een anti-Duitsche familie en dit volgens een verklaring van den burgemeester van Wevelgem. Hij zelf is nooit Duitschgezind geweest.”

Op 10 mei 1946 richt Théodule Duhamel een genadeverzoek aan Prins Karel, Regent van België:

“Monseigneur,

Ik ondergeteekende, Duhamel Theodule-Noel, Marktkramer, geboren te Wevelgem den 13 April 1907, wonende te Wevelgem, Kruishoek, 127, werd in datum van 12 December 1945, door de Krijgsraad zetelende te Kortrijk, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, en levenslange ontzegging van burgerrechten, wegens het plegen van onvaderlandsche daden tusschen 1 April 1942 en 1Mei 1945.

Hierbij kom ik in alle nederigheid, Uwe Koninklijke Hoogheid om genade smeeken.

Ondanks mijn opgeloopen straf, blijft het voor mij, mijn grootste eer de zoon te zijn uit een zeer voorbeeldige en vaderlandslievende familie.

Het is met een gevoel van ware fierheid, bij Ued. Monseigneur te kunnen aanhalen, dat mijn thans oudgeworden vader in den loop van zijn levensjaren, tot tweemaal toe vereeremerkt werd voor daden van moed en zelfopoffering en maatschappelijk dienstbetoon. En dat ik daarbij een broeder heb die gedurende den oorlog in de weerstandsbeweging heeft gestaan tegenover den vijand.

Mijn oudsten broeder viel als burgerlijk oorlogsslachtoffer in den oorlog 1914-1918.

Wanneer ik dan gedurende den oorlog eenigzins gefaald heb en aan mijn vaderlandsche plicht te kort ben gekomen, dan verklaar ik in alle rechtzinnigheid, dat het nooit in mijn gedachte is opgekomen, zulksdanige handelwijze aan te nemen met kwaad inzicht tegenover ons vaderland. Mijn misstap werd begaan om den broode, daar ik ten dien tijde zonder de minste werkgelegenheid stond en als gevolg daarvan niet meer kon voorzien in de allernoodzakelijkste levensbehoeften van mijn gezin.

Ik geef U dan ook, Koninklijke Hoogheid, de volste verzekering, indien door Uw goedheid, mij het geluk wordt gegund genade te bekomen, over mijn verder uit te boeten gevangenisschap en de ontzegging mijner burgerrechten, dat ik mij van stonden af opnieuw zal weten te gedragen als een voorbeeldige Belgische staatsburger, in de samenleving.

Hopende, Monseigneur, dat U mijn bede zult aanhooren en mij daardoor de gelegenheid zal gegund worden, mij terug verdienstelijk te maken voor mijn gezin, mijn familie en ten bate van ons geliefd vaderland, gelief te willen aanvaarden de betuiging mijner groote verkleefdheid aan Uw Koninklijke Hoogheid, en de zeer eerbiedige groeten van Uw nederige dienaar.”

Naar aanleiding van het genadeverzoek dat Théodule Duhamel indient, zet de substituut op 17 juni 1946 nog eens de feiten uiteen die tot zijn veroordeling hebben geleid:

“Duhamel Theodule is marktkramer van beroep en soldaat militiaan van de klas 1927. Daar zijn taak niet voordeelig genoeg was ging hij in 1941 naar Frankrijk werken. Hij verklaart in April 1942 opgeladen te zijn geweest en naar Duitschland vervoerd alwaar hij verplicht werd bij het NSKK toe te treden. Hij droeg het uniform dezer formatie en bleef erbij tot April 1945. Zijn vrouw ontving ongeveer 1800 fr per maand en hij zelf trok een mark en half soldij per dag. Hij bekent transport gedaan te hebben op het Russisch front en voornamelijk in de sectors van Stalino en Kersch. Hij was ook lid van het VNV en geabonneerd op Volk en Staat, dit blijkt uit stukken in het bundel.”

Théodule Duhamel komt voorwaardelijk vrij op 4 januari 1947 en wordt hersteld in al zijn rechten bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 15 december 1949.