Wevelgems gemeenteraadslid Remi Moerkerke sneuvelt
aan het oostfront
Reeds
vermeld gemeenteraadslid Remi Moerkerke is afwezig op de eerste gemeenteraad na
de bevrijding. O.a. aan de hand van een paper opgesteld door Lionel Olieu
tijdens zijn studies aan de universiteit van Gent[1],
komen we de redenen van die afwezigheid te weten:
“De collaborateur in mijn
familie, Remi Jeroom Moerkerke, mijn grootoom, is door de Krijgsraad van
Kortrijk berecht bij verstek. In het verslag van de Krijgsraad komen maar
liefst drie verschillende organisaties aan bod waar hij lid van was, zijnde het
VNV, het NSKK en de Zwarte Brigade. In de interviews die ik had, vertelde men
me dat hij lid was van het Vlaamsch Legioen. Remi Jeroom werd geboren op 5 juli
1908 in Wevelgem. Hij was de zoon van Mauritius Camillus Moerkerke en Maria
Zenobia Olieu. Remi Jeroom was zelfstandig vlaswerker. Hij huwde op 14 februari
1931 met Germaine Marguerithe Vandamme in Wevelgem. Samen hadden ze een
dochter. Hij overleed ergens tussen 15 januari 1943 en 31 december 1945. Hij
werd pas dood verklaard in 1969 nadat hij voor een extreem lange tijd als
vermist werd aangegeven.
…
Bij de collaborateurs in
mijn familie was er geen materieel tekort. Ze hadden hun eigen zelfstandig vlasbedrijfje
waarmee ze redelijk succes kenden. Ze behoorden tot de elite van Wevelgem.
Wekelijks kwamen er mensen op bezoek bij mijn grootoom om discussies te voeren
over het laatste nieuws en de politiek. Volgens zijn dochter waren dit
hoogstwaarschijnlijk ook VNV’ers. Zelfs na de oorlog bleven diezelfde mensen
wekelijks op bezoek komen om steun te bieden aan zijn vrouw, die na de oorlog
achterbleef als weduwe. Velen van hen waren ook verbonden met het Vlaams
Verbond van Oud-Oostfrontstrijders. In bijlage heb ik een foto gestopt van de
familie Moerkerke-Duhamel. Hierop is duidelijk dat het niet gaat om een
boerenfamilie in hun beste zondagse pak … Van de familie Moerkerke-Duhamel
hebben maar liefst drie leden gecollaboreerd, waarvan twee zelfs over gingen tot
militaire collaboratie.
Mijn grootoom was te jong
om deel te nemen aan de Eerste Wereldoorlog, gezien hij geboren is in 1908.
Zijn grootvader en vader maakten deze oorlog wel zeer actief mee. Zijn vader
kwam in de oorlog in contact met de frontbeweging. In 1918 bracht hij zijn
Vlaams-nationalistische ideeën mee naar huis. Dit zorgde ervoor dat de jonge
Remi Jeroom de ideologie van zijn vader overnam. We kunnen het Activisme en de
Frontbeweging niet over dezelfde kam scheren, maar het is geen geheim dat er in
de frontbeweging ook individuen zaten die geneigd waren naar het rechts
nationalisme. Het is mijn hypothese dat de participatie in Wereldoorlog I een
mogelijke basis zou geweest zijn voor collaboratie in de Tweede Wereldoorlog.
In het geval van mijn familie wordt dit min of meer bevestigd.
…
Mijn grootoom vertrok
naar het Oostfront toen hij reeds 34 jaar was. Om op die leeftijd het besluit
te nemen om naar het Oostfront te gaan, houdt in dat het hoogstwaarschijnlijk
geen uiting is van jeugdige passie of een zoektocht naar avontuur. We zullen het
nooit met perfecte zekerheid kunnen achterhalen, maar volgens de overlevende
familieleden was mijn grootoom, Remi Jeroom Moerkerke, een overtuigde
flamingant. Dit kan een reden geweest zijn voor zijn vertrek naar het
Oostfront. Misschien geloofde hij dat de Duitse autoriteiten na de oorlog een
onafhankelijk Vlaanderen zouden schenken als dankbaarheid.
…
Op 23 juni 1932 kreeg
Remi Jeroom zijn eerste en enige dochter, Ida Godelieve Moerkerke. Ik had
meerdere gesprekken met deze vrouw om mijn paper tot stand te brengen.
…
Toen ik mijn interview
afnam met de dochter van Remi Jeroom vertelde ze me veel verschillende verhalen
waarin zijzelf slachtoffer werd van epuratie. Het gaat hier om een kind dat
slechts acht jaar oud was toen de oorlog begon en dus onmogelijk deel kon
geweest zijn van de collaboratie, een kind dat zich verlaten voelde door haar
vader en hem dat 75 jaar later nog steeds kwalijk neemt … Uit angst voor
straatrepressie en om haar dochter te beschermen heeft de weduwe van Remi
Jeroom al zijn persoonlijke spullen en brieven naar huis verbrand. Op die
manier had de politie geen enkel bewijsmateriaal tegen haar en kon ze niet
verantwoordelijk gesteld worden voor zijn daden. In de beginfase van de
juridische repressie waren de straffen
bovenmatig zwaar. Sommigen werd de doodstraf opgelegd. Na verloop van tijd
milderde zo’n straf vaak tot 20 jaar gevangenis om uiteindelijk neer te komen
op vijf jaar. Remi Jeroom werd in 1946 veroordeeld tot een buitengewone
hechtenis van vijftien jaar.”

Remi
Moerkerke en Germaine Vandamme in 1941(foto: privé archief Franki Olieu)
Zijn akte van
overlijden wordt in 1969 (Akte 19 overlijdens) ingeschreven[2]:
“De Rechtbank van 1e
aanleg van het arrondissement Kortrijk, 1e kamer met drie rechters
zitting houdende in burgerlijke zaken zegt voor recht dat Moerkerke Remi
Jerome, geboren in Wevelgem op 5 juni 1908, … vroeger vlashandelaar, laatst
gehuisvest te Wevelgem, Moorselestraat 97, overleden is in Rusland tussen 6
juni 1942 en 10 mei 1944 op een niet nader te bepalen plaats (zitting
6/12/1968).”
Volgens “Vlamingen
in uniform 1940-1945[3]”
(vanaf
pagina 66) moet het overlijden
van Remi Moerkerke (enkel de familienaam wordt vermeld) te situeren zijn op of
kort na 15 januari 1943:
“15.1.43 ’s Morgens
verschijnen Russische tanks van uit het Westen, dus uit richting Rossosch-stad.
Het vliegveld werd omsingeld. De Stuka’s vallen ononderbroken de T 34-ers aan
(een veertigtal tanks met opgezeten infanterie). Door deze onverwachte Russische
doorbraak geraakten tientallen in gevangenschap. Men schat het aantal Vlamingen
op dat ogenblik te Rossosch op ongeveer een 50-tal. Van de vermisten ontving
men nadien nooit enig levensteken. Sneuvelden zij of kwamen ze in gevangenschap
om? Groot vraagteken. Tal van Vlamingen konden ontkomen en vluchtten te voet
met achterlating van al hun materieel. Enkelen te Rossosch zagen nog een kans
en namen hun wagen mede, vol geladen met gekwesten en dode kameraden.
Terugtocht te voet met andere troependelen, richting Charkow. Een deel bereikte op 18.1.43 Wolschansk, waar ze
opgewacht werden door SS-troepen.
Een ander deel trok door de
velden en bossen, daar de wegen meestal door de Russen bezet waren. Ze werden
bevoorraad door zweefvliegtuigen. De piloot verbrandde dan zijn toestel en ging
te voet verder. Ook dezen werden reeds te Charkow opgevangen door SS-troepen.
In Charkow gebeurde de
hergroepering. Ze deden er dienst als wachtposten daar ze geen wagens meer
hadden.
23.1.43 vertrek naar
Poltawa.
25.1.43 vertrek naar Kiev
waar ze per spoor reisden naar Diest.
Enkele Vlamingen die
verbleven in Rossosch
Door het ineenstorten van
het Don-front op 15 januari 1943 werden de Kolonnen in de rug aangevallen en
overrompeld door de Sowjets.
Verscheidene Vlaamse jongens
die op het vliegveld vertoefden, sneuvelden of werden gevangen genomen tijdens
de afweergevechten.
Hier een lijst van
Vlamingen, die op dat ogenblik te Rossosch vertoefden:
… Moerkerke (gevallen) …
Het woord “gevallen” moet
meer geïnterpreteerd worden als zijnde vermist, gezien niemand weet waar deze
mensen gebleven zijn en niemand weet waar en hoe ze zouden gevallen zijn.
De meesten werden vermist
tussen 15 en 18 januari te Rossosch op 20 km ten noorden van deze stad op de
baan naar Ostrogozhsk.”
In de verhandeling
van Lionel Olieu is sprake van meerdere leden van de familie Moerkerke-Duhamel
die met de bezetter collaboreerden.
We verwijzen
hierbij naar de rubriek “Het politiekorps”, waarin sprake is van twee broers
van Remi Moerkerke, namelijk Michel (°14 augustus 1919) en Maurits (°8 juli
1922).
Vermelden we ook
nog de schoonbroer van Remi Moerkerke, Théodule Duhamel, gehuwd met Sophie
Maria Vandamme en broer van Hector Duhamel die later burgemeester wordt van
Wevelgem.
Théodule Duhamel is
ook actief aan het oostfront, als lid van de N.S.K.K. Hij heeft meer geluk.
Op 12 december 1945
wordt hij door de Krijgsraad te Kortrijk veroordeeld tot twee jaar
gevangenisstraf, de militaire degradatie en levenslange ontzetting van de
rechten vermeld in artikel 123sexies van het strafwetboek, uit hoofde van:
“te Wevelgem … en elders in
België, namelijk te Antwerpen en andere plaatsen alsook buiten het grondgebied
van het Koninkrijk, namelijk in Frankrijk, Duitschland, Rusland, Polen,
Roemenië en andere landen, tusschen 1 April 1942 en 1 Mei 1945, militair in
onbepaald verlof zijnde, de wapens opgenomen te hebben hetzij tegen België …
door wetens voor den vijand taken van strijd, vervoer, werk of bewaking die
normaal op de vijandelijke legers of hunnen diensten rusten te hebben vervuld,
dit namelijk als lid van de N.S.K.K.”
Het Kortrijksch Handelsblad van
28 december 1945 doet verslag van zijn proces en laat ook zijn verdediger aan
het woord:
“ … Meester
Dousy betoogt dat zijn kliënt een persoon is zonder eenig politiek verleden.
Het was onmogelijk met de bezetting nog verder het beroep van marktkramer uit
te oefenen. Op een bureel te Boulogne is hij als bediende aangeworven geweest.
Betichte stamt uit een anti-Duitsche familie en dit volgens een verklaring van
den burgemeester van Wevelgem. Hij zelf is nooit Duitschgezind geweest.”
Op 10 mei 1946 richt
Théodule Duhamel een genadeverzoek aan Prins Karel, Regent van België:
“Monseigneur,
Ik ondergeteekende, Duhamel
Theodule-Noel, Marktkramer, geboren te Wevelgem den 13 April 1907, wonende te
Wevelgem, Kruishoek, 127, werd in datum van 12 December 1945, door de
Krijgsraad zetelende te Kortrijk, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee
jaar, en levenslange ontzegging van burgerrechten, wegens het plegen van
onvaderlandsche daden tusschen 1 April 1942 en 1Mei 1945.
Hierbij kom ik in alle
nederigheid, Uwe Koninklijke Hoogheid om genade smeeken.
Ondanks mijn opgeloopen
straf, blijft het voor mij, mijn grootste eer de zoon te zijn uit een zeer
voorbeeldige en vaderlandslievende familie.
Het is met een gevoel van
ware fierheid, bij Ued. Monseigneur te kunnen aanhalen, dat mijn thans
oudgeworden vader in den loop van zijn levensjaren, tot tweemaal toe
vereeremerkt werd voor daden van moed en zelfopoffering en maatschappelijk
dienstbetoon. En dat ik daarbij een broeder heb die gedurende den oorlog in de
weerstandsbeweging heeft gestaan tegenover den vijand.
Mijn oudsten broeder viel
als burgerlijk oorlogsslachtoffer in den oorlog 1914-1918.
Wanneer ik dan gedurende den
oorlog eenigzins gefaald heb en aan mijn vaderlandsche plicht te kort ben
gekomen, dan verklaar ik in alle rechtzinnigheid, dat het nooit in mijn
gedachte is opgekomen, zulksdanige handelwijze aan te nemen met kwaad inzicht
tegenover ons vaderland. Mijn misstap werd begaan om den broode, daar ik ten
dien tijde zonder de minste werkgelegenheid stond en als gevolg daarvan niet
meer kon voorzien in de allernoodzakelijkste levensbehoeften van mijn gezin.
Ik geef U dan ook,
Koninklijke Hoogheid, de volste verzekering, indien door Uw goedheid, mij het
geluk wordt gegund genade te bekomen, over mijn verder uit te boeten
gevangenisschap en de ontzegging mijner burgerrechten, dat ik mij van stonden
af opnieuw zal weten te gedragen als een voorbeeldige Belgische staatsburger,
in de samenleving.
Hopende, Monseigneur, dat U
mijn bede zult aanhooren en mij daardoor de gelegenheid zal gegund worden, mij
terug verdienstelijk te maken voor mijn gezin, mijn familie en ten bate van ons
geliefd vaderland, gelief te willen aanvaarden de betuiging mijner groote
verkleefdheid aan Uw Koninklijke Hoogheid, en de zeer eerbiedige groeten van Uw
nederige dienaar.”
Naar aanleiding van
het genadeverzoek dat Théodule Duhamel indient, zet de substituut op 17 juni
1946 nog eens de feiten uiteen die tot zijn veroordeling hebben geleid:
“Duhamel Theodule is
marktkramer van beroep en soldaat militiaan van de klas 1927. Daar zijn taak
niet voordeelig genoeg was ging hij in 1941 naar Frankrijk werken. Hij
verklaart in April 1942 opgeladen te zijn geweest en naar Duitschland vervoerd
alwaar hij verplicht werd bij het NSKK toe te treden. Hij droeg het uniform
dezer formatie en bleef erbij tot April 1945. Zijn vrouw ontving ongeveer 1800
fr per maand en hij zelf trok een mark en half soldij per dag. Hij bekent
transport gedaan te hebben op het Russisch front en voornamelijk in de sectors
van Stalino en Kersch. Hij was ook lid van het VNV en geabonneerd op Volk en
Staat, dit blijkt uit stukken in het bundel.”
Théodule Duhamel
komt voorwaardelijk vrij op 4 januari 1947 en wordt hersteld in al zijn rechten
bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 15 december 1949.