zaterdag 3 december 2022

Sint-Baafs-Vijve: oorlogsburgemeester Gaston Balcaen

 

Sint-Baafs-Vijve: oorlogsburgemeester Gaston Balcaen

 

Bij besluit van 19 september 1940 (B.S. van 22 september 1940) wordt aan burgemeester Achiel Bekaert[1] ontslag verleend uit zijn functie, in toepassing van de ouderdomsverordening (60 jaar).

Gemeenteraadslid Gaston Balcaen[2] wordt benoemd tot burgemeester bij besluit van 4 november 1940, verschenen in het B.S. van 6 november 1940.

In de brochure “50 jaar BALTA[3]” vernemen we iets meer over Gaston Balcaen op bladzijde 4 onder voetnoot 2:

“Gaston Balcaen schreef ook politieke geschiedenis als oorlogsburgemeester van Sint-Baafs-Vijve. In tegenstelling met veel collega’s in andere gemeenten heeft die delicate periode hem niet zwaar gebrandmerkt en kon hij na de oorlog zijn leven gewoon verder zetten in Sint-Baafs-Vijve. Hij wordt daar nog herinnerd als een goede burgervader, die in moeilijke omstandigheden de kaart trok van zijn dorpsmensen … (info onderhoud Annie De Waele, 21 maart 2014). We melden ook een schaarse vermelding in het boek “Oorlogsburgemeesters 40-45” van Nico Wouters, blz. 554.”

Op die bladzijde 554 lezen we wat volgt:

“Banale incidenten konden in de zomer van 1944 snel ontsporen. VNV-burgemeester G. Balcaen van Sint-Baafs-Vijve werd in de late avond van 28 juni 1944 staande gehouden door drie mannen in burger die hem vroegen of hij de burgemeester was. Omdat Balcaen de dag daarvoor de begrafenis van de burgemeester van Oostnieuwkerke had bijgewoond, antwoordde hij negatief. Hij vluchtte en er ontstond een wilde achtervolging. De burgemeester kon nauwelijks de kogels ontwijken. Uiteindelijk wist hij van grote hoogte naar beneden te springen en zich met gewonde benen urenlang te verbergen. De volgende dag bleek dat de drie achtervolgers die de burgemeester bijna hadden neergeschoten geen verzetsmensen waren, maar Duitsers in burger. De Duitsers waren dronken geweest en hielden de burgemeester voor een smokkelaar. Deze absurde gebeurtenis symboliseert de context van onduidelijkheid en escalaties in juli-augustus 1944.”

Bij besluit van 16 januari 1942 (B.S. van 18 januari 1942) wordt aan schepen R. Cassaert ontslag verleend uit zijn ambt. Hij wordt vervangen door A. ’t Kint die bij besluit van 17 januari 1942 (B.S. van 18 januari 1942) aangeduid wordt om het ambt van schepen waar te nemen.

Het jaar erop wordt bij besluit van 27 mei 1943 (B.S. van 30 mei 1943) ook aan M. Declercq ontslag verleend uit zijn ambt van schepen. J.-E. Vandenheede is zijn vervanger, hij wordt aangeduid bij besluit van 16 juli 1943 (B.S. van 18 juli 1943


 



[1] Geboren te Sint-Baafs-Vijve op 26 juli 1871 en er overleden op 24 maart 1946. Gehuwd met Maria Vanderhaeghe. Volgens het bidprentje was hij burgemeester vanaf 1919.

[2] Geboren te Moen op 5 april 1896 en overleden te Sint-Baafs-Vijve op 8 februari 1990.

[3] BALCA: BALcaen Tapijten.

Wielsbeke: oorlogsburgemeester Delagrange

 

Wielsbeke: oorlogsburgemeester Delagrange

 

In Wielsbeke wordt, bij besluit van 25 september 1940 (B.S. van 29 en 30 september 1940), het ontslag uit zijn ambt aanvaard van burgemeester A. Lambrecht.

Bij besluit van 11 februari 1941 (B.S. van 13 februari 1941) wordt M. Delagrange benoemd tot burgemeester van Wielsbeke.

Aan schepen M. Mabbe wordt, bij besluit van 19 december 1941 (B.S. van 21 december 1941), ontslag verleend uit zijn ambt.

Zijn vervanger is A. Desmedt, die aangeduid wordt als schepen bij besluit van 20 december 1941 (B.S. van 21 december 1941).

Bij besluiten van de deputatie van West-Vlaanderen dd. 20 april, 4 en 11 mei 1945, getroffen bij toepassing van artikel 2 van de besluitwet van 21 december 1944, gewijzigd bij de besluitwet van 7 mei 1945, strekkende tot vervallenverklaring van de mandaten der onwaardige provincie- en gemeenteraadsleden, is Delagrange als gemeenteraadslid vervallenverklaard.

Beselare: oorlogsburgemeester Leon Baert

 

Beselare: oorlogsburgemeester Leon Baert

 

Landbouwer Camillus “Kamiel” Soenen, geboren te Beselare op 15 juni 1878 en er overleden op 17 februari 1954 , is burgemeester van Beselare vanaf 1 januari 1939.

In het Belgisch Staatsblad van 27 juli 1941 verschijnt het besluit dat hem op 26 juli 1941 ontslag uit zijn ambt wordt “verleend”.

Hij wordt op dezelfde dag vervangen door Leon Baert, geboren te Rumbeke op 15 februari 1890, handelaar in bouwstoffen en gehuwd met Martha Vermeulen. Het gezin telt een dochter, Andrea.

Nog tijdens de bezetting, op 23 juli 1941, wordt schepen Petrus Ghekiere vervangen door gemeenteraadslid Charles Bayart[1].

Op 7 september 1944, tijdens de bevrijding van Beselare, wordt Leon Baert geïnterneerd en op 27 september 1944 overgebracht naar het interneringskamp in Sint-Kruis Brugge en naar het interneringscentrum te Kortrijk op 12 december 1945.

Bij zijn voorlopige vrijlating op 7 januari 1946 verklaart Baert zich te begeven naar Esquelmes bij Juul Vanderbeke.

Het Belgisch Staatsblad publiceert op 11 april 1947 het vonnis, geveld door de Krijgsraad van Ieper op 27 december 1946, waarbij Leon Baert veroordeeld wordt tot zestien maand gevangenisstraf en een geldboete …

“… uit hoofde van: om gedurende de jaren 1940 tot 1943 kwaadwillig ’s vijands politiek of plannen in de hand te hebben gewerkt; 1943 tot 1944, wetens, een vijandelijke propaganda te hebben geleid, beide misdrijven uit winstbejag.”

Hij sterft te Ieper op 7 februari 1969.

Kamiel Soenen wordt opnieuw burgemeester vanaf 8 september 1944.

In De Poperinghenaar van 25 november 1944 verschijnt op bladzijde 6 volgend artikel:

“Heer Burgemeester, Camiel Soenen, heeft eervol ontslag genomen. In 1941 werd hij door de Duitschers afgezet. Na de bevrijding betrok hij weer zijn post. Hij was ’n voorzichtige en kalme burgervader.

In buitengewone zitting van den Gemeenteraad, onder Voorzitterschap van den Heer Arrondissementskommissaris, werden verkozen:

  • Burgemeester: Maerten Abel;
  • 1ste Schepen: Lameire Henri;
  • 2de Schepen: Masschelein Pol.

Heer Abel Maerten is schoolhoofd der gemeenteschool sedert 1927. Gedurende de oorlogsjaren was hij chef van de maquis. Hij ontkwam als bij mirakel, den moordenden kogel bij ’n razzia op 23 juli. Dan dook hij onder met zijn zoon Willy. Van daaruit zette hij onverdroten zijn werking voort. Op 7 september 1944 stapte hij aan het hoofd zijner Witte Brigade en bezette Stadhuis en Kerketoren. Op 21 november werd hij verkozen tot Burgemeester van Beselare. Proficiat!”

De familie Maerten van Beselare is actief in het verzet. Abel Maerten, geboren te Beselare op 11 november 1893, is gewapend weerstander bij het Geheim Leger en schuiloordoverste van de zone III – sector Ieper-Beselare.

Zijn zoon Wilfried “Willy”, geboren te Ploegsteert op 5 december 1922, en zijn dochter Geneviève, geboren te Ploegsteert op 4 april 1924, behoren tot de gewapende weerstand.

Na de razzia van 23 juli 1944 en het onderduiken van Abel Maerten neemt Paul Maerten, geboren te Beselare op 13 oktober 1895 en broer van Abel, de leiding over van de zone III. Na de oorlog wordt ook hij erkend als gewapend weerstander, net als zijn dochter Paula, geboren te Beselare op 7 december 1926.

Mede aan de basis van de razzia ligt André Van Wassenhove, althans volgens het verslag van 28 maart 1947, waarin de feiten uiteengezet worden door de Auditeur-Generaal.

André Van Wassenhove, geboren te Brugge op 18 maart 1906, wordt op 10 oktober 1945 door de Krijgsraad van Ieper en op 30 juli 1946 door het Krijgshof te Gent tot de doodstraf veroordeeld wegens wapendracht tegen België, vijandelijke politiek en verklikking aan de vijand.

De doodstraf wordt omgezet in levenslange dwangarbeid en nog later in 18 jaar hechtenis. Op 15 oktober 1951 komt hij voorwaardelijk vrij onder voogdij, met verbod zich te Ieper te vertonen.

Bij de behandeling van zijn genadeverzoek zet het Consultatief Comité der gevangenissen van het Ministerie van Justitie op 24 oktober 1950 de zaken nog eens op een rijtje:

“In Mei 1940 was veroordeelde gouwsecretaris van het Verdinaso. In Juli 1940 nam hij ontslag. Bij het ontstaan der eenheidsbeweging VNV trad hij toe tot deze organisatie en werd lid van de arrondissementsraad voor Ieper.

Einde 1941 stichtte hij de plaatselijke afdeling der De Vlag, waarvan hij celleider werd. Hij voerde een actieve propaganda en verwezenlijkte de aanwerving van talrijke leden; weldra bracht hij het tot gewestleider voor Ieper; hij bekleedde insgelijks de functie van Voorzorgsreferent. Wanneer de De Vlag meer en meer naar de onvoorwaardelijke collaboratie met Duitsland streefde, werden door Van Wassenhove de opdrachten der Centrale steeds slaafs en onmiddellijk uitgevoerd.

Als gewest- en celleider van De Vlag genoot veroordeelde het vertrouwen en de steun der officiële Duitse instanties. Hij legde de eed van trouw aan Hitler af.

In opdracht der De Vlag-leiding stichtte hij te Ieper het Veiligheidskorps.

Als leider van het V.K. heeft hij deel genomen aan acties in samenwerking met en onder leiding van de Duitsers, n.l. te Doornik en in Limburg. Tijdens deze acties werden talrijke patriotten en bondgenoten gedood, gewond of aangehouden.

In Juli 1944 organiseerde hij, samen met de Kommandantur van Roeselare en de Feldgendarmerie, een actie te Beselaere. Hij gaf persoonlijk opdracht aan zijn volgelingen aan deze actie deel te nemen en gaf hun onderrichtingen aan de hand van een plan met aanduiding van de plaatsen, waar diende opgetreden. Ter plaatse bleef hij in contact met de Duitse officieren die de actie uitvoerden. Tengevolge van deze razzia’s werden verscheidene personen naar Duitsland gevoerd. Een keerde terug, volledig gebroken, terwijl een ander overleed[2]

… Bij de bevrijding organiseerde hij de vlucht van talrijke verraders. In Duitsland bleef hij een actief medewerker van de De Vlag. Hij was gouwleider in Halle en ging later naar Berlijn, waar hij dienst nam in de Waffen SS[3].

Elementen tot staving van het genadeverzoek:

De verdedigers van veroordeelde stelden een uitgebreide nota op waarin ze de weerhouden feiten trachten te weerleggen …

… 5) Razzia te Beselaere op 23.7.1944.

Het is niet uitgemaakt wie deze actie voorbereidde. Het gedeelte van het dossier, waar dit geval behandeld wordt, getuigt van de onvolledigheid van ’t onderzoek:

  • Volgens het verslag van de heer Deuvaert was de eigenlijke verklikker een genaamde Deboutte en bestond er een stuk betreffende “de hetze van Beselare” met aantekeningen van de hand van Deboutte. Dit stuk werd samen met twee andere, waarop al de namen vermeld waren van de personen, die tijdens de razzia aangehouden werden, door de VNV-arrondissementsleider Dedullen aan de Kreiskommandantur gezonden.
  • De meeste aangehoudenen beschuldigden de plaatselijke VNV-leiders.

Nochtans werden deze personen niet ernstig ondervraagd door de onderzoekende magistraat.

In de verklaringen van verschillende getuigen komen tegenstrijdigheden voor en geen enkele is formeel bezwarend voor Van Wassenhove.

Sonderführer Motz sprak tijdens het onderhoor over een lijst van “Sammler” d.i. werkelijke verklikkers, die op de Kommandantur berustte; de naam Van Wassenhove is er niet op vermeld.

De heer Auditeur-Generaal ontmoet en bespreekt de gegevens vervat in de nota der verdediging: …

… Van Wassenhove speelde wel een leidende rol: de actie werd geleid door de Sipo, versterkt met Duitse soldaten en leden van het V.K. der De Vlag, van welk korps veroordeelde de leider was. De genaamden Dedullen en Deboutte werden vrijgesproken van deze feiten[4].

De Heer Auditeur-Generaal trekt het besluit dat de gepleegde feiten voldoende bewezen blijven en dat niets aanduidt dat ze ten onrechte zouden weerhouden zijn.”

Over Deuvaert, waarvan sprake in het verslag hiervoor, vinden we meer gegevens in de verdedigingsnota, een memorandum, dat reeds op 12 januari 1950 gericht werd aan de Minister van Justitie door advokaat Jan Gorissen.

Deuvaert was commissaris bij de staatsveiligheid en schreef op 19 september 1945 in een rapport overgemaakt aan de militaire auditeur te Ieper:

“De eigenlijke verklikker van Beselare is een zekere Deboutte Marcel … Naar alle waarschijnlijkheid dus was Deboutte Marcel een inlichtingsagent van de GFP, maar dit feit kan niet bewezen worden. Tevens blijkt het dat bijna niemand kan bewijzen dat het werkelijk Deboutte Marcel geweest is die de personen verklikt heeft, temeer daar André Van Wassenhove, Laton Daniel, e.a. van dit feit niet op de hoogte zijn.

Nochtans zijn er verschillende fotoafdrukken in omloop betreffende een afschrift nopens de “Hetze te Beselare”[5]. Dokter Lefever[6] van Beselare zou er een bezitten. Naar het blijkt zou deurwaarder Roegiers van Ieper zelfs het oorspronkelijk afschrift in zijn bezit hebben. Op het afschrift zijn enkele nota’s bijgeschreven met de hand. Die nota’s nu zouden van de hand van Deboutte Marcel komen. Dus moet het wel degelijk Deboutte geweest zijn welke de verdachte elementen van Beselare bij de GFP te Kortrijk aangegeven heeft. Deboutte Marcel was ook in nauwe relaties met Sonderführer Motz van de Kommandantur van Roeselare.”

In het Belgisch Staatsblad van 2 februari 1946 wordt de vervallenverklaring gepubliceerd van de mandaten der onwaardige gemeenteraadsleden, o.a. Cardoen E., Deboutte, Degryse, Ghekiere P. en Waignien uit Beselare.

Op 18 maart 1946 publiceert het Belgisch Staatsblad een beroep tegen een vervallenverklaring van het mandaat van Charles Bayart. “Overwegende dat naar het grondig onderzoek bewezen blijft dat den betrokkene geen enkel bezwarende feit kan aangetekend worden” wordt zijn mandaat niet vervallen verklaard.

Opmerkelijk is ook dat drie onderwijzers op 29 april 1946 gevonnist worden door de Krijgsraad van Ieper “om gedurende de jaren 1940 tot 1943 ’s vijands politiek of plannen in de hand te hebben gewerkt”:

  • René Grimonprez, geboren te Rekkem op 29 maart 1897, veroordeeld tot vier maanden en 26 dagen gevangenisstraf en twee jaar politietoezicht;
  • Michel Debrabandere, geboren te Izegem op 29 juli 1882, veroordeeld tot negen maanden en vijf dagen gevangenisstraf en twee jaar politietoezicht;
Achillus “Achiel” Lefebvre, geboren te Moorsele op 20 januari 1904, veroordeeld tot veertien maanden en 22 dagen gevangenisstraf en twee jaar politietoezicht.


[1] Geboren te Beselare op 21 mei 1901.

[2] Marcel-Maurice Bouckenooghe, geboren op 1 december 1887 te Beselare, overleden op 7 mei 1945 te Ludwiglust (D) op 57-jarige leeftijd, echtgenoot van Gabrielle Lemaître. Werd op 23 juli 1944 door de Duitsers gevangen genomen. Overleden in het Amerikaans hospitaal in de nacht van 7 op 8 mei.

[3] Uit brieven door Van Wassenhove in Duitsland geschreven blijkt dat hij tot het laatste toe de zaak van de vijand is blijven dienen en in een schrijven gedagtekend van 8 februari 1945 drukt hij nog zijn hoop uit binnenkort, als soldaat, Vlaanderen in te marcheren (bron: verslag van de Auditeur-Generaal van 28 maart 1947).

[4] Georges Dedullen, geboren te Vinkem op 25 augustus 1902 en Marcel Deboutte, geboren te Beselare op 22 augustus 1910, werden op 18 juni 1947 door het Krijgshof te Gent veroordeeld, respectievelijk tot 15 jaar buitengewone hechtenis en drie jaar gevangenis.

[6] Dokter Antoine Pieter Defever, geboren te Tielt op 2 november 1902, huwt op 10 september 1931 met Marie Antoinette Bayart, de zuster van Charles Bayart. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1946 wordt Antoine Defever, vanaf 1 januari 1947, burgemeester van Beselare.

Geluveld: burgemeester Jules Houdendycke blijft op post

 

Geluveld: burgemeester Jules Houdendycke blijft op post

 

In oktober 1938 wint “Gemeentebelangen” de verkiezingen en wordt Jules Houdendycke, geboren te Geluveld op 11 juli 1896, de nieuwe burgemeester. Zijn schepenen zijn Jules Acke en Richard Vandenbroucke.

Geluveld is één van de zes gemeenten in Vlaanderen waar de samenstelling van het college van burgemeester en schepenen niet wijzigt tijdens de Tweede Wereldoorlog.

In 1946 verlengt Houdendycke zijn mandaat via een absolute meerderheid en ook nog eens in 1952.

Hij zetelde in de gemeenteraad van 1927 tot 1976 en was burgemeester van 1939 tot 1959 en van 1965 tot 1970.

Jules Houdendycke sterft in 1980.

Bron: Zwart en Wit in de Westhoek van Roger Quaghebeur (De Klaproos, 2003)


 

Passendale: burgemeester André Camerlynck blijft op post

 

Passendale: burgemeester André Camerlynck blijft op post

 

Notaris André Camerlynck, geboren te Passendale op 14 december 1899 als zoon van Passendaals notaris en gemeenteraadslid Remi Camerlynck, gehuwd met Marie-Jeanne De Bal, is oudstrijder 1914-1918. Hij wordt op zijn beurt notaris, en schepen, vanaf 1927, en burgemeester van Passendale, vanaf 1933.

Hij blijft aan tijdens de oorlog samen met zijn schepenen Camiel Noyez en Paul Vanneste. Op 9 januari 1941 neemt Vanneste ontslag als schepen en wordt opgevolgd door het oudste gemeenteraadslid, René Cappelle. Na de bevrijding mag Camerlynck niet meer in de functie van burgemeester functioneren. Schepen Camiel Noyez wordt dienstdoende burgemeester en wordt vanaf 1947 officieel burgemeester van Passendale. Camerlynck neemt ontslag, dat bij Regentsbesluit van 4 juni 1946 aanvaard wordt.

Via een brief die zijn broer Jozef[1] op 22 oktober 1944 richt aan R. Philips, secretaris van de minister van Justitie, vernemen we dat André Camerlynck geïnterneerd wordt te Sint-Kruis vanaf 28 september 1944:

“Waarde Heer Philips,

Eerst en vooral is het mij een aangename plicht U van harte te danken voor al hetgeen U doet in de ongelukkige zaak van mijn broeder, André Camerlynck, Burgemeester en Notaris te Passchendale, aangehouden op 28 september l.l. en nog steeds in het kamp van St. Kruis bij Brugge.

Heden was ik in Passchendale: de menschen spreken van het schandaal van Passchendale, niemand kan begrijpen dat de Burgemeester nog steeds opgesloten is, hij die alles gedaan heeft wat eenigszins mogelijk was om zijn gemeente op alle gebied goed te besturen.

Het zou volstaan eens onpartijdig een onderzoek in te stellen op de gemeente Passchendale … en na te gaan wie de aanklagers zijn, welke notorieteit zij genieten, welk gedrag zij hebben en gehad hebben. De bevolking is 90 tot 95% gestemd voor mijn broeder en verlangen om zijn bevrijding en terugkeer.

De Overheid: schepenen der gemeente, de geestelijkheid, de onderwijzers, de bijzonderste ingezetenen der gemeente kunnen getuigen dat mijn broeder gedurende de oorlog geen enkele anti-nationale daad heeft gesteld, dat hij eenvoudig de bevelen der bezettende overheid heeft uitgevoerd. In mei 1940 was hij “als burgemeester” de eenige ambtenaar die ter plaatse bleef. Schepenen, secretaris, gemeente-ontvanger, kapitein der passieve luchtbescherming enz … allen waren gevlucht[2].

Zijn aanklagers handelen eenvoudig uit jaloerschheid, haat, misnoegdheid en zoeken eenvoudig een deftig persoon en een eerlijke familie te treffen en moeilijkheden te berokken.

Ik kan niet begrijpen hoe het mogelijk is dat een Krijgsgerecht of minstens een of andere persoon daaraan verbonden aan zulk een aanklacht tegen mijn broeder hebben gevolg gegeven. Wat niet kon geschieden na de bevrijding hebben enkele leden der Witte Brigade bekomen van het Krijgsgerecht … zonder maar eens na te gaan tegenover welke personaliteit zij optraden, zonder de oorzaak na te vorschen geeft men zoo maar eenvoudig opdracht tot aanhouding … tot een huisonderzoek en verdere onaangenaamheden. Ik vraag me dan af welke invloeden hebben hier gehandeld?

Er is iets, geloof me vrij, Waarde Heer Philips, dat niet in orde is.

Gisteren vernamen wij van Heer Advocaat Verougstraete uit Brugge, dat twee personen in vrijheid werden gesteld: een zekere Bourgain, Visscher en een zekere Clipteur, aannemer, personen die volgens den Heer Verougstraete meer dan plichtig waren.

Een ander persoon bekwam de vrijheid door tusschenkomst van Heer Minister Van Ackere (socialist).

Hoe komt het dat sommige nijveraars uit het Roeselaarse door bijzondere tusschenkomst van het Krijgsgerecht Brugge niet verontrust worden? Het zou zekerlijk volstaan bij het hooger personeel van het Stadhuis Roeselare een enkwest te doen.

Maar ja … wij beleven beroerde tijden, en niemand durft handelend optreden.

Wij zijn katholiek, steunen ons op liefde en rechtvaardigheid en … moeten wij daarin een oorzaak vinden of zoeken voor de onrechtvaardige behandeling.

Het mag evenwel niet dat wij Katholieken door een kliekje “ongeloovige, vrijmetselaars, andersdenkenden, en hoe men ze ook noemen wil”, door enkele rechters zonder ondervinding en met haat bezield, ons laten in de hoek drijven en bloot gesteld worden aan verdragende moeilijkheden.

De Heer Minister – Katholiek – moet optreden, hij kan het, aan dit schandaal moet er een einde komen, het moet eens uit zijn met leugental en bedrog, met ons naar de vier hoeken van het land te zenden.

Het mag niet dat een voornaam persoon aan het hoofd eener belangrijke studie, burgemeester sedert 12 jaar, zoo maar een maand opgesloten wordt … omwille van een aanklacht uitgaande van personen, zonder naam, zonder geweten, zonder verleden.

Ik heb eraan gehouden U deze harde taal neer te pennen niet voor U, Waarde Heer Philips, maar wel om U te laten uitschijnen dat er iets niet in orde is en ook het bewijs te leveren dat er kan een einde gesteld worden aan het wilkeurig optreden van sommige personen.

Het Ministerie van Justitie, door de handelwijze van sommige personen mag toch geen schijn geven van goedkeuring. Er is toch nog een rechtvaardigheid in ons België, of moeten wij wanhopen?

Ik dank U van harte voor hetgeen U nog zult kunnen doen en bied U, Waarde Heer Philips, de verzekering mijner volkomen hoogachting.”

Notaris André Camerlynck

Later krijgt André Camerlynck de titel van ere-burgemeester, hij overlijdt te Roeselare op 9 februari 1982.



[1] Jozef Camerlynck, geboren te Passendale op 8 maart 1904 en overleden te Roeselare op 18 mei 1976, was een spilfiguur bij de uitbouw van de Bank van Roeselare. Samen met zijn echtgenote Simonne Vanneste richtte hij na WOII de VZW “Onze Kinderen” op, een vereniging die hulp verleende aan kinderen in probleemsituaties. Het echtpaar was ook betrokken bij de oprichting van het Dominiek Savio Instituut in Gits. Een andere broer van André en Jozef was kanunnik Arthur Camerlynck.

[2] Volgens Roger Queghebeur in Zwart & Wit in de Westhoek (De Klaproos, 2003) verliet secretaris Germain Vandenweghe in mei 1940 zijn post en vertrok naar een onbekende bestemming in Frankrijk. Achteraf ondervond hij moeilijkheden om terug te keren.

Zandvoorde: oorlogsburgemeester Henri Verbeke

 

Zandvoorde: oorlogsburgemeester Henri Verbeke

 

Landbouwer Hilaire Brel, geboren te Geluveld op 16 januari 1888 en er overleden op 17 januari 1976, is burgemeester sedert 1927 wanneer hij in 1941 vervangen wordt.

Hilaire Brel, burgemeester van Zandvoorde van 1927 tot 1941 en van 1944 tot 1966.

Bij besluit van 9 januari 1941 (B.S. van 12 januari 1941) wordt hem, op zijn verzoek, ontslag verleend en bij besluit van 29 januari 1941 (B.S. van 31 januari 1941) wordt Henri-Emile Verbeke, geboren te Geluveld op 11 april 1899, als vervanger benoemd tot burgemeester.

Later op het jaar wordt bakker Henri-Frederic Verbeke, bij besluit van 6 augustus 1941 (B.S. van 9 augustus 1941), aangeduid om het ambt van schepen waar te nemen, in vervanging van Emiel Liefooghe aan wie, bij besluit van 5 augustus 1941 (B.S. van 9 augustus 1941), ontslag uit zijn functie verleend wordt.

Henri-Frederic Verbeke, geboren te Geluveld op 11 oktober 1899 en wonende te Zandvoorde in de Zillebekestraat 3, wordt op 16 augustus 1946 door de Krijgsraad te Ieper veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf en levenslange ontzetting van de rechten opgesomd in artikel 123sexies van het strafwetboek,

“om gedurende de jaren 1940 tot 1943 ’s vijands politiek of plannen in de hand te hebben gewerkt, uit winstbejag; 1943 tot 1944: een vijandelijke propaganda te hebben geleid, uit winstbejag.”

Zonnebeke: oorlogsburgemeester Donaat Boncquet

 

Zonnebeke: oorlogsburgemeester Donaat Boncquet

 

In mei 1940 is Victor Vandenbulcke, geboren te Zonnebeke op 12 juni 1874, burgemeester van Zonnebeke, met Petrus Durnez en Cyrille Graf als schepenen.

Hij wordt ziek en bij besluit van 19 september 1940 (B.S. van 22 september 1940) wordt hem, op zijn vraag, ontslag verleend uit zijn ambt van burgemeester.

Nog voor hij sterft te Zonnebeke op 27 maart 1941, wordt hij vervangen door Donatus-Augustus-Josephus “Gust” Boncquet, geboren te Zonnebeke op 17 juni 1905, die bij besluit van 9 januari 1941 (B.S. van 12 januari 1941) benoemd wordt tot burgemeester van Zonnebeke op eensluidend advies van de bestendige deputatie van de provincieraad van West-Vlaanderen.

Bron: Zwart en Wit in de Westhoek van Roger Quaghebeur (De Klaproos, 2003)

Op 29 oktober 1945 veroordeelt de Krijgsraad van Ieper Boncquet tot 5 jaar gewone hechtenis. De burgerlijke partij gaat in beroep en op 13 maart 1946 wordt hij door het Krijgshof te Gent veroordeeld tot 15 jaar buitengewone hechtenis, in 1948 teruggebracht tot 10 jaar gewone hechtenis.

Donaat Boncquet komt voorwaardelijk vrij op 24 juni 1949 en overlijdt te Zonnebeke op 9 juli 1951.

Na zijn veroordeling te Gent, waar zijn straf verdriedubbeld werd, richt zijn zuster Victorine, met wie hij samen leeft, op 26 maart 1946 een genadeverzoek aan koningin Elisabeth, waarin ze o.a. allusie maakt op het beroep van de burgerlijke partij:

“… Ik kan nu niet begrijpen hoe zulks kan gebeuren. De krijgsauditeur Desaegher alsook de Voorzitter Matton hebben ingezien dat het hier om persoonlijke veten en lichtzinnige partijpolitiek ging, maar in Gent was de uitspraak 15 jaar …

… Mag ik aan Hare Majesteit vragen deze straf te zien verminderen of vervallen. Het is nu reeds van 7 september 1944 dat Boncquet aangehouden is …

…Ge kunt wel begrijpen dat ik niet zonder reden aan Hare Majesteit zou willen smeken mijn geval te verzachten. Vraag eens aan den Eerwaarde Heer Pastoor Mathys en aan Eerwaarde Heer Christiaans onderpastoor in Zonnebeke, ze zullen U wel inlichten wie Boncquet is.

Aan het gemeentebestuur van Zonnebeke is het nutteloos vragen te stellen want ik zeg op voorhand, dat ze de schuld zijn dat hij zulken groote straf opgelopen heeft.

Mag ik aan Hare Majesteit Koningin Elisabeth vragen deze zaak te willen onderzoeken, want er was hier geen verklikking nog aanhoudingen, juist eenige fanatiekers die alles op het spel gezet hebben met valsche beschuldigingen om hem te treffen, ja ware hij schuldig zou ik me schamen om mij tot Hare Majesteit te richten, maar ik ben er zoo zeker van dat hij onschuldig is …”

In een brief, op 6 februari 1948 gericht aan de Minister van Justitie, komt ze nog eens terug op dat beroep na de uitspraak van het Krijgshof:

“… Het ware me toegelaten aan den Heer Minister te mogen vragen het geval van Boncquet Donaat eens te willen onderzoeken daar ze hier een groote onrechtvaardige straf hebben toegediend. Op de krijgsraad te Ieper die de plaatselijken toestand onder oogen genomen hebben, hebben de maximum straf van 5 jaar tegen hem uitgesproken plus 50.000 fr burgerlijke partij aan den staat (die reeds vereffend is) maar de tegenpartij die beroep aanteekende, merk goed op niet den Auditeur.

De kasteelheer onzer gemeente een links element die veel prestige op het beroepshof te Gent uitoefent door familieleden en aanhangers heeft achter de scherm gewerkt tot hem 15 jaar buitengewone echtenis bekwam. Het is hier goed gekend dat hij al zijn macht gebruikt heeft om tot dit resultaat te komen, zelf deed hij opmerken aan personen achter de uitspraak van 13 maart 1946 voor beroepshof te Gent (zie wel dat hij meer dan 5 jaar heeft), daaraan moet men besluiten dat hij als liberaal niets onverlet gelaten heeft om zijn persoonlijke wraak uit te oefenen gezien den toestand van het ministerie die dan aan de macht was …”

Welke waren de nu de feiten die Boncquet ten laste werden gelegd die tot zijn veroordeling hebben geleid?

Substituut Maenhout vermeldt de daden in zijn verslag van 1 april 1946, ten gevolge van het indienen van het eerste genadeverzoek van Victorine Boncquet:

“Hij was lid van het V.N.V. sinds 1933 en bleef zulks gedurende gansch de bezetting. In het begin der bezetting namelijk op 9 Januari werd hij tot burgemeester van de gemeente Zonnebeke aangesteld, ambt dat hij bleef uitoefenen tot het einde van de bezetting. In deze hoedanigheid bestuurde hij de gemeente Zonnebeke met medewerking van de V.N.V. schepenen Vandelanoote Arthur en Cools Celest, volgens de richtlijnen welke hij ontving van het V.N.V. en de bezettende overheid. In zijn gesprekken, zoowel op het gemeentehuis, als op de gemeente trad  hij actief op als propagandist en verspreidde de V.N.V. gedachte bij zijn medeburgers. Ook zette hij sommige personen aan om toe te treden tot het V.N.V. o.a. Delhaye Marcel.

Als burgemeester stelde hij het gemeentehuis ter beschikking van antivaderlandsche vereenigingen zooals onder meer de Unie.

Betichte zelfs verklaart slechts gehandeld te hebben in het belang der gemeente en dezes inwoners, en slechts de hoogst noodige administratieve relaties met de bezettende macht te hebben onderhouden.

Boncquet Donaat wordt ook beschuldigd een reeks personen aan gestrengheden vanwege de vijand te hebben blootgesteld en namelijk Pastoor Lammers, Brigadecommandant Verpreet Antoon, Lapauw Séverin, Berry Edouard, Hoflack Odiel, Van Haverberke Marcel en Iweins Emmanuel[1].

Hij zelf ontkent ten stelligste ooit iemand aan den vijand te hebben aangegeven.”

In een nota van 26 augustus 1946 deelt het Auditoraat-Generaal aan de minister van Justitie mee dat Boncquet van de verklikking van pastoor Lammers, die meer dan een maand van zijn vrijheid werd beroofd, vrijgesproken werd. De overige verklikkingen, die door het Hof als bewezen zijnde werden weerhouden, hebben voor de slachtoffers als gevolg gehad: geldboeten, huiszoekingen en morele verontrustingen door de Duitsers. Daarvoor werd aan Hoflack en Van Haverbeke ieder 6.000 Fr. schadevergoeding toegekend.

Verdere opzoekingen wijzen uit dat de familienaam van de pastoor hoogstwaarschijnlijk verkeerd geschreven werd, de juiste schrijfwijze is Lammens volgens info op westhoekverbeeldt.be, vermeldend dat Gerard Lammens, geboren te Zonnebeke op 25 januari 1890, een controversiële figuur was. Hij werd in augustus 1941 opgepakt als politiek gevangene en gearresteerd. Hij had het processieverbod van de Duitsers op 15 augustus aan zijn laars gelapt en tijdens die plechtigheid had hij bovendien een anti-Duits sermoen uitgesproken. Hij werd gedurende zes maand opgesloten in de gevangenis van Merksplas. In december 1942 nam hij uit schrik voor nieuwe moeilijkheden de wijk naar Frankrijk. Gebroken en ziek keerde hij in 1947 terug en overleed te Roeselare op 1 augustus van dat jaar. Ondertussen was te Zonnebeke Arthur Matthys als nieuwe pastoor benoemd in februari 1943.

Na het ontslag van burgemeester Vandenbulcke en vóór de aanduiding, enkele maanden later, van vervanger Boncquet wordt de functie van burgemeester een tijdje uitgeoefend door schepen Petrus Durnez, die na de bevrijding opnieuw dienstdoende burgemeester wordt. Hij wordt echter afgezet als gemeenteraadslid door de nieuwe gouverneur van de Belgische regering en op 26 juni 1945 vervangen door schepen Cyriel Graf, die de functie waarneemt tot eind 1946[2].

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 26 april 1949 wordt landbouwer Petrus Durnez, geboren te Geluveld op 15 februari 1883, ontheven van de opgelegde vervallenverklaring.

Hij overlijdt te Zonnebeke op 19 augustus 1949.

Petrus Durnez wordt tijdens de bezetting als schepen vervangen door paardenkoopman en herbergier Arthur Vandelannoote, geboren te Beselare op 14 augustus 1903, die bij besluit van 6 juni 1942 (B.S. van 7 juni 1942) aangeduid wordt om het ambt van schepen waar te nemen.

De Krijgsraad van Ieper veroordeelt Vandelannoote op 24 september 1945 tot 20 jaar dwangarbeid, in 1947 herleid tot 7 jaar gewone hechtenis.

De feiten die hem ten laste worden gelegd, op basis van het verslag van substituut Maenhout van 29 april 1947:

“Veroordeelde was lid van het V.N.V. sinds 1933; in 1936 werd hij afdeelingsleider van het V.N.V. te Zonnebeke. Gedurende de bezetting trad hij zeer aktief op als dusdanig: hij organiseerde regelmatig vergaderingen van het V.N.V., leidde deze en voerde ook af en toe het woord. Hij richtte “Kameraadschapsavonden” in voor het vertrek of de terugkomst van soldaten van het Oostfront.

Hij bekent eveneens op VNV-vergaderingen het grijshemd van de VNV-hulpbrigade gedragen te hebben. In het jaar 1942 aanvaardde hij, op aanraden van het V.N.V. de funktie van schepen te Zonnebeke in vervanging van P. Durnez dewelke afgesteld was. Als paardenhandelaar heeft hij vrijwillig, met zijn paarden, en uit winstbejag, gedurende enkele maanden vervoer verzekerd voor den vijand op de vliegvelden van Wevelgem-Moorslede. Op het einde der bezetting leidde hij de versperringswerken dewelke op zijn gemeente dienden uitgevoerd voor rekening van den bezetter. Hij is eveneens plichtig aan aanwerving voor militaire formaties.”

Arthur Vandelanootte komt voorwaardelijk vrij op 8 juni 1948 onder voogdij met verbod zich in het arrondissement Ieper te vertonen.

In het laatste jaar van de bezetting wordt nog een tweede oorlogsschepen aangesteld, landbouwer Celest Cools, bij besluit van 21 april 1944 (B.S. van 23 april 1944).

Celest Cools, geboren te Passendale op 3 maart 1899, wordt op 21 augustus 1945 door de Krijgsraad van Ieper veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en voor een termijn van twintig jaar ontzet van de uitoefening van bepaalde rechten wegens vijandelijke politiek en propaganda.

De meer specifieke feiten die aanleiding hebben gegeven tot zijn veroordeling worden vermeld in het verslag van substituut André De Pover:

“Gedurende de laatste maanden van de bezetting is hij schepen benoemd geweest der gemeente Zonnebeke, dit door tusschenkomst van arrondissementscommissaris Boonen van Ieper.

Hij was Duitschgezind en had zekere levendige sympathieën voor het nazi-regime. Hij heeft daardoor propaganda gemaakt in zijn omgeving.

Hij is gemeenteoverste der boerenwacht en kantonleider van de N.L.V.C. geweest.

Hij zou de schuilplaats van een gevallen geallieerd parachutist aan de Duitschers bekend gemaakt hebben en de familie Beheyt (zijn schoonouders) en zekere partisanen aan de Duitschers verklikt hebben. Betichte loochent beide feiten ten stelligste.
Hij heeft de gebroeders Menu, welke als zwarten opgespoord werden, gedurende enkelen tijd bij zich verdoken gehouden.

Hij heeft toezicht uitgeoefend op verdedigingswerken door de Duitschers uitgevoerd te Zonnebeke.

Verdachte is soldaat geweest bij het Belgisch leger, Jagers te Voet.”

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 13 december 1949 wordt hij ontheven van de uitgesproken ontzetting van die rechten.

Hij komt vrij op 8 december 1945.


 



[1] Emmanuel Iweins geboren te Zonnebeke op 24 januari 1881 en er overleden op 4 februari 1957, was de kasteelheer van Zonnebeke.

[2] Bron: Eddy Lesage, voorzitter VZW Zonnebeekse Heemvrienden.