Posts tonen met het label Vanrenterghem. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vanrenterghem. Alle posts tonen

zondag 4 december 2022

Avelgem: de stoelendans binnen het college van burgemeester en schepenen

 

Avelgem: de stoelendans binnen het college van burgemeester en schepenen

 

In hun boek “Politieke Geschiedenis van Avelgem en andere merkwaardige feiten”[1] besteden de auteurs ook de nodige aandacht aan de periode tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Achiel Vansteenbrugge, geboren te Avelgem op 10 januari 1875, brouwer en bierhandelaar, is burgemeester van Avelgem als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Hij verliest zijn vrouw en vijf kinderen bij de Duitse gasaanvallen van zondag 27 oktober 1918. Hij is sedert 1921 burgemeester en vanaf juni 1940 laat hij zich wegens ziekte vervangen door schepen Gentiel Martyn. Op 7 december 1940 neemt hij ontslag als burgemeester en gemeenteraadslid. Hij overlijdt op 8 mei 1944.

Vervanger Gentiel Martyn, geboren te Avelgem op 16 november 1899, wordt in maart 1943 door de Duitse overheid verplicht het ambt van burgemeester neer te leggen. Op zijn beurt wordt hij vervangen door Pieter Jacobs[2], echter slechts vanaf 27 maart 1943 tot 13 mei 1943.

Vanaf 14 mei 1943 wordt bakker Leon Vandemeulebroecke, geboren te Avelgem op 17 maart 1907, oorlogsburgemeester. Hij is de zoon van Jules Vandemeulebroecke, eveneens bakker, die schepen was van 1927 tot 1931.

Na de oorlog wordt hij door de gemeenteraad geschorst op 5 september 1944 en, na internering in de Wikings te Kortrijk, op 27 december 1946 veroordeeld door de Krijgsraad van Kortrijk tot 10 jaar opsluiting o.a. wegens verklikkingen van verschillende personen met vrijheidsberoving tot gevolg. Tevens wordt hij levenslang beroofd van zijn politieke en burgerrechten. Aan de burgerlijke partijen dient hij in totaal 500.000 BF te betalen.

Gentiel Martyn wordt op 5 september 1944 opnieuw tot (dienstdoend) burgemeester aangewezen door de gemeenteraad en het comité Onafhankelijkheidsfront en blijft dit tot de verkiezingen eind 1946.

Nico Wouters[3] over Leon Vandemeulebroecke:

“VNV-burgemeester Leon Vandemeulebroecke van Avelgem (sinds mei 1943) was niet opvallend radicaal. Hij had echter een nauwe persoonlijke band met Charles Lorrez van de Sipo-SD in Gent. Alle aangiften van mensen in 1943-1944 door de burgemeester vonden plaats in een incidentele context waarbij Lorrez een onderzoek uitvoerde en hulp vroeg. Burgemeester Vandemeulebroecke gaf dan steevast bezwarende inlichtingen over verzetsmensen. Niettemin was dit een burgemeester die na de bezetting relatief positief werd beoordeeld door grote groepen uit de lokale gemeenschap. Hij werd in de perceptie allesbehalve beschouwd als een ‘verklikker’”.

“Er was vaak zelfs lokaal onbegrip voor de veroordeling van zwaardere gevallen. VNV-burgemeester Leon Vandemeulebroecke van Avelgem werd tot tien jaar veroordeeld wegens enkele verklikkingen. Verschillende van deze verklikkingen wogen niet zwaar door, omdat ze geen zware gevolgen hadden gehad. Door zijn aangifte werd ook een onderpastoor, die een Amerikaanse piloot liet onderduiken, door de Duitsers aangehouden en veroordeeld. Een familielid van de burgemeester trachtte dit bewezen feit te weerleggen, door te wijzen op de tegenstrijdigheid van zijn goede bestuursdaden “Mijns inziens zou het toch te verwonderen zijn dat hij een onderpastoor zou gaan verklikken als hij zooveel andere zaken wist als burgemeester en anderzijds zoveel menschen uit de miserie en de handen der Duitschers geholpen heeft, ja zelfs valsche identiteitskaarten heeft doen afleveren aan menschen (…). Dat is allemaal zoo onlogisch als het maar groot is.” Het leek voor veel mensen moeilijk om zich in te beelden dat de ‘goede’ burgemeester tegelijk ook meegewerkt had aan zware repressieve daden.”

Karel-Lodewijk (Charles-Louis) Lorrez[4] (°1905), waarvan sprake hiervoor, is mijnwerker van beroep. Aanvankelijk is hij een actief lid van de Partizanen, een communistische verzetsgroep waar hij deelneemt aan sabotagedaden. In juni 1943 treedt hij, onder de deknaam “Oscar”, in dienst van de SD. Hij zou hiertoe gedwongen geweest zijn na te zijn aangehouden en, in Breendonk, zwaar mishandeld te zijn geweest door de Gestapo. Als compensatie voor zijn engagement bij de SD, krijgt hij de garantie dat zijn vrouw en kinderen niets onaangenaams zou overkomen. Na verloop van tijd staat hij bekend als een verklikker. Uit het onderzoek dat op zijn aanhouding in september 1944 volgt, blijkt dat hij als vertrouwensman van de SD zich inderdaad ontpopt had tot een zeer productief informant die tal van mensen aanbracht. Bovendien is hij actief betrokken geweest bij baldadigheden gepleegd op gevangenen. Hij werd financieel vergoed voor de bewezen diensten.

Toen de bevrijding dichterbij kwam en onomkeerbaar leek, dook hij onder op een onbekende plaats. Zijn vrouw beweerde niet te weten waar hij zich schuil hield. Toen werd haar handel en wandel gadegeslagen. Na verloop van enkele dagen kwam het toch verdacht over dat zij zo vaak naar het kerkhof ging. Bij een eerstvolgend bezoek werd ze geschaduwd. Blijkbaar ging ze steeds naar dezelfde plaats, tot bij een bepaalde grafkelder … op die plaats zat Lorrez en daar werd hij gevat.

Op 9 januari 1947 wordt hij tot de doodstraf veroordeeld en opgesloten in de Gentse gevangenis de Nieuwe Wandeling.

Hij wordt, net zoals de andere terdoodveroordeelden, op de avond voor zijn terechtstelling in een aparte cel afgezonderd en blijft onder voortdurend toezicht van een cipier. Om zelfmoord te vermijden wordt de deur van de cel opengelaten en blijft de cel voortdurend verlicht.

Een toenmalig cipier van de Nieuwe Wandeling, Gaston Pion, vertelt in een interview dat in 2004 verschijnt over Charles Lorrez: “Wat me steeds is bijgebleven, is de kranige houding van die man toen hij de dood tegemoet ging. De vooravond van zijn executie vroeg hij als galgenmaal een steak met frietjes en een pilsje. En toen hij de volgende ochtend werd weggebracht richting vuurpeleton, was hij rustig en kalm. ‘Tot later eens, in het hiernamaals’, zegde hij tot de enkele aanwezigen.”

Hij wordt op 29 mei 1948 om drie uur ’s nachts naar de militaire schietbaan aan de Sterre aan de De Pintelaan overgebracht. In het openbaar wordt hij militair gedegradeerd. Geblinddoekt en aan een paal vastgebonden zal hij in de borst geschoten worden door twaalf rijkswachters aangevoerd door een officier. Om 4u07 wordt hij gefusilleerd en onmiddellijk gekist. Hij dient nog een genadeschot te krijgen. Zijn laatste woorden: ‘Mijn laatste gedachten zijn gewijd aan mijn vrouw en kinderen’ en ‘Vaarwel, ik wil ervoor boeten!’.

Het verslag opgemaakt over Leon Vandemeulebroecke door de Substituut-Krijgsauditeur te Kortrijk op 4 februari 1947 luidt als volgt:

“Vandemeulebroecke Leon werd door den Krijgsraad van Kortrijk op 27 December 1946 veroordeeld tot 10 jaar opsluiting.

Vandemeulebroecke was lid van het VNV gedurende gansch de bezetting. Hij woonde regelmatig de vergadering van het VNV bij. In zijn woning hingen de foto’s van Staf Declercq en Detollenaere.

Hij werd op 14 Mei 1943 burgemeester van Avelgem. Tegenover zijn gemeentepersoneel heeft hij een zekere propagandische houding aan den dag gelegd, door hen pro-duitsche dagbladen of geschriften ter lezing te geven.

Bovendien heeft hij verschillende menschen verklikt:

  • In Juni 1943 verklikte hij aan Lorrez, lid van den SD te Gent, den genaamde Kints Gustaaf door te zeggen dat de gebuurvrouw van Kints, Verleyen Elisabeth, zeker moest weten waar Kints zich verborgen hield, gezien ze hem kleederen bezorgd had (Kints werd immers door de duitschers opgezocht daar hij verdacht was deel uit te maken van een weerstandsgroep). Lorrez heeft bij Verleyen Elisabeth geweest en heeft haar bedreigd, doch zonder de gewenschte inlichting te bekomen. Verleyen werd niet aangehouden en Kints niet gevat;
  • Op zelfden dag verklikte hij aan zelfden Lorrez den genaamde Steux Jules van Dottenijs, die zich in Avelgem verborgen hield, door te zeggen dat deze laatste een terrorist moest zijn van Dottenijs, en hij gaf het adres op waar Steux zich verborgen hield. Lorrez trok met nog andere gestapo’s naar de aangeduide schuilplaats doch Steux is kunnen ontsnappen;
  • Begin 1944 verklikte Vandemeulebroecke den E.H. Pringiers, onderpastoor te Moeskroen, die een Amerikaansch parachutist verborgen had. Dit had hij vernomen van zijn schoonzuster, mevrouw Dokter Vandemeulebroecke Octaaf, ter gelegenheid van een familiefeest; mevrouw Vandemeulebroecke Octaaf had het zelf vernomen van haar dienstmeid, de zuster van de meid van den heer onderpastoor. Betichte heeft dit verder verteld aan zijn vriend Mortier Firmin, hilffeldgendarm en later agent der GFP. Acht dagen nadien is Mortier met een GFP’er teruggekomen en heeft het adres van Dokter Octaaf Vandemeulebroecke gevraagd. Dan is dien GFP’er overgegaan tot het verhoor van Dokter Vandemeulebroecke en tot de aanhouding van E.H. Pringiers. Tot bekentenissen gedwongen heeft E.H. Pringiers zijn medeplichtigen aangeduid; alzoo werden E.H. Pringiers, Fache Adrien, Barbieux Robert en Dubocquet Mathilde door het duitsch gerecht veroordeeld tot de doodstraf en Nolf Jeanne, Fache Lucien en Fache Rachel tot verschillende maanden of jaren gevang. Gelukkig werden de doodstraffen niet uitgevoerd en konden allen, zonder onderscheid, hunne haardsteden terug vervoegen bij de bevrijding.”

In het verzoekschrift om genade nr. 70.906 wordt, wat de zaak ‘Pringiers’ betreft, op 20 maart 1947 een afwijkende versie weergegeven:

“Begin 1944 werd E.H. Pringiers, onderpastoor te Moeskroen, die in zijn huis een Amerikaansch parachutist verborgen had, door de G.F.P. aangehouden. Daags voordien was de G.F.P. tot een onderzoek over de handelingen van den Heer Pringiers overgegaan bij Dokter Vandemeulebroecke, geneesheer te Moeskroen en broeder van betichte. Dokter Vandemeulebroecke kan echter in die zaak niets verweten worden gezien hij onmiddellijk den Heer Pringiers verwittigde. De vermoedens vielen dan op een zijner familieleden, en natuurlijk op Vandemeulebroecke Leon, V.N.V. Burgemeester te Avelgem.

Betichte bekent dat hij op een familiefeest te Avelgem vernomen had dat er te Moeskroen een onderpastoor verbleef die in zijn huis een Amerikaansche parachutist verborg, doch betichte loochent stellig de zaak aan de G.F.P. te hebben verklapt. Hij beweert dat een zijner vrienden, Mortier Firmin[5], hilffeldgendarm en later agent der G.F.P. toevallig zijn woning langs achter binnengekomen was terwijl hij, na het familiefeest, het vernomen nieuws aan zijn vrouw voortvertelde en zoo onopgemerkt in den gang zijn gesprek met zijn vrouw afluisterde. Mortier zou dan met de G.F.P. gekomen zijn achter het adres van den broer van betichte. Mortier over die verklaring van betichte ondervraagd loochent stellig in die zaak te zijn tusschengekomen.

Er dient nog aangestipt dat ten gevolge van de bekentenissen van E.H. Pringiers drie andere personen die ook aan den Amerikaanschen parachutist hulp geboden hadden, namelijk de HH. Fache en Barbieux en Mevrouw Barbieux, aangehouden werden. Allen werden ter dood veroordeeld maar gelukkig werd het vonnis niet uitgevoerd. Ook de meid van den heer onderpastoor is tot aan de wapenstilstand in Duitsland gedeporteerd geweest.”

Op 10 juni 1947 schrijft Leon Vandemeulebroecke zijn levensverhaal neer in het Interneringscentrum van Hemiksem:

“Ik ben geboren op 17-3-07, ben de oudste van zes kinderen, waardoor ik werd vrijgesteld van het leger. Vader was bakker, gevestigd in Avelgem, had er een goede klienteel, waarvan de algemeenheid der bakkers jaloers waren. Tot mijn 15 jaar naar de school geweest eindigde ik mijn middelbare scholen. Daarna mocht ik verder helpen in de bakkerij. Al mijn broeders studeerden, 2 werden Dr. In geneeskunde, 1 is psycholoog en proff. in het atheneum van Gent, een is deurwaarder bij de rechtbank te Dendermonde. Al deze studenten kostten ontzaglijk veel geld, zoodanig dat ik zedelijk verplicht was, thuis te blijven werken tot als allen hun studiën geëindigd hadden. Daardoor werd ik in de onmogelijkheid gesteld in het huwelijk te treden, op den tijd zooals andere jonge menschen het zouden doen. Dienen en offeren werd mij een gewoonte. Op 33 jarigen ouderdom trad ik in het huwelijk, dit in ’t jaar 1939, op 25 oktober[6], enkele weken later kregen we den oorlog. De bakkerij van mijn vader te Avelgem verder bewonend en uitbatend, moesten wij ons beperken tot het verbruik van het wettelijk toegelaten meel en was er heel weinig te doen. Ik was lid van het Vlaamsch verbond van in 1923, wanneer dit V.N.V. is geworden ben ik lid gebleven en gedurende den oorlog heb ik er nooit aan gedacht, iets verkeerd te doen met lid te blijven. Daar het V.N.V. het woekeren verbood aan zijn leden en met mijn grootmenschelijk gevoel, die nog gesteund werd door dit van mijn vrouw, werd door ons nooit voor één cent aan smokkel of woeker gedaan.

Op 3-4-43 werd den Burgemeester Martin afgezet. Den 7-4-43 kreeg ik het bezoek van den Heer Arrondissementscommissaris Debaenst, die mij vroeg het ambt van Burgemeester te willen aanvaarden, gezien zij geen kandidaten kregen in het gemeentebestuur. Daar ik nooit aan politiek had gedaan en er absoluut geen ambities voor had weigerde ik formeel. Enkele dagen later, hoorde ik den naam noemen van den toekomstigen burgemeester, een lid van De Vlag, die het enkel zou doen om te profiteren en de bevolking te terroriseren (hij kreeg nu de doodstraf). Hiertegen stelde ik mijn veto en stelde zelf mijn candidatuur voor burgemeester, wat ik dan werd op 15 mei 1943 en bleef het tot bij de bevrijding.

Ik kan u zeggen en bewijzen bij de hand van ongeveer 800 familiehoofden van Avelgem en cirka 70 certificaten van menschen die ik gedurende die korte periode heb geholpen, dat ik steeds onbaatzuchtig en met de grootste zorg de gemeente bestuurde en voor de bevolking werkte. Al deze bewijzen zijn te vinden in mijn dossier bij de griffie der krijgsraad te Kortrijk. Op de uitspraak gaven die Heeren toe dat ik een goed burgemeester was geweest. Maar aan de hand van valsche getuigenissen, werd ik veroordeeld voor verklikking (min of meer medeplichtig).

Op 10-9-44 werd ik aangehouden, nadat bij mij alles werd gestolen, door onverantwoordelijk gespuis van heel den omtrek (dieven en brandstichters).

Op 22-3-45 werd ons dochtertje geboren, welke ik nog maar 2 maal zag, gezien de ziekte van mijn vrouw, die nog maar 3 of 4 maal op bezoek kon komen daar zij geregeld te bed ligt.

Opgemaakt te Hemiksem op 10-6-47 om te dienen waar het hoort.”

Op 8 augustus 1949 komt Leon Vandemeulebroecke vrij. Nadien wordt hij bediende bij de NV Bekaert te Zwevegem.

Leon Vandenbroecke overlijdt te Waregem op 25 november 1989.

Om af te sluiten de foto’s van de verschillende burgemeesters in Avelgem en de ‘stoelendans’ binnen het college van burgemeester en schepenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De gegevens komen uit het reeds vermelde boek “Politieke Geschiedenis van Avelgem en andere merkwaardige feiten”.




Van boven naar onder: Achiel Vansteenbrugge, Gentiel Martyn, Pierre Jacobs en Leon Vandemeulebroecke.



[1] Veel info in deze rubriek over Avelgem komt uit “Politieke Geschiedenis van Avelgem en andere merkwaardige feiten”, 2018, GOKA Avelgem van Jules Lampole, Carlos Van Branteghem en Nadine Delesalle, pagina’s 149, 153, 423, 568 en 569. Het boek verwijst op zijn beurt naar het boek “Avelgem in het Eindoffensief” van Michel Decru, dat handelt over de laatste dagen van de Eerste Wereldoorlog.

[2] Pierre Jacobs, geboren te Avelgem op 29 juni 1890 en er overleden op 18 juni 1954. Wordt op 4 juni 1921 het eerste socialistisch gemeenteraadslid in Avelgem en blijft dit tot aan zijn overlijden.

[4] Bronnen: “In de nasleep van de 2de Wereldoorlog – BOMAANSLAGEN IN GERAARDSBERGEN (mei – december 1945) van Marc Van Trimont (Gerardimontium, nr. 253 van januari-februari 2014) en “De schaduwjaren” van Francis Weyns, Borgerhoff & Lamberigts, 2019.

[5] Firmin Mortier werd geboren te Veldegem op 9 augustus 1914. Volgens opzoekingen van Broeder Adrien Devos, verwerkt door Ivan Vandaele, werd hij in 1933 onder de wapens geroepen, tekende hij bij en werd bevorderd. Deels om den brode werd hij tijdens de oorlog controleur van de voedselvoorziening in de streek Kortrijk-Avelgem. Door omstandigheden werd hij betrokken in de zaak “John”, een Engelse parachutist die bij de landbouwersfamilie Algoet te Avelgem ondergedoken was. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf en de militaire degradatie, omgezet tot levenslange gevangenisstraf en later tot 25 jaar. Hij kwam vrij in 1956 en na maandenlang omzwerven kwam hij uiteindelijk in Duitsland terecht. Hij overleed, na ziekte, op 29 maart 1978 in Radevormwald.

[6] Met Maria Verbruggen.