Zonnebeke: oorlogsburgemeester Donaat Boncquet
In mei 1940 is Victor
Vandenbulcke, geboren te Zonnebeke op 12 juni 1874, burgemeester van Zonnebeke,
met Petrus Durnez en Cyrille Graf als schepenen.
Hij wordt ziek en
bij besluit van 19 september 1940 (B.S. van 22 september 1940) wordt hem, op
zijn vraag, ontslag verleend uit zijn ambt van burgemeester.
Nog voor hij sterft
te Zonnebeke op 27 maart 1941, wordt hij vervangen door Donatus-Augustus-Josephus
“Gust” Boncquet, geboren te Zonnebeke op 17 juni 1905, die bij besluit van 9
januari 1941 (B.S. van 12 januari 1941) benoemd wordt tot burgemeester van
Zonnebeke op eensluidend advies van de bestendige deputatie van de
provincieraad van West-Vlaanderen.
Bron: Zwart en Wit in de
Westhoek van Roger Quaghebeur (De Klaproos, 2003)
Op 29 oktober 1945
veroordeelt de Krijgsraad van Ieper Boncquet tot 5 jaar gewone hechtenis. De
burgerlijke partij gaat in beroep en op 13 maart 1946 wordt hij door het
Krijgshof te Gent veroordeeld tot 15 jaar buitengewone hechtenis, in 1948
teruggebracht tot 10 jaar gewone hechtenis.
Donaat Boncquet
komt voorwaardelijk vrij op 24 juni 1949 en overlijdt te Zonnebeke op 9 juli
1951.
Na zijn
veroordeling te Gent, waar zijn straf verdriedubbeld werd, richt zijn zuster
Victorine, met wie hij samen leeft, op 26 maart 1946 een genadeverzoek aan
koningin Elisabeth, waarin ze o.a. allusie maakt op het beroep van de
burgerlijke partij:
“… Ik kan nu niet begrijpen
hoe zulks kan gebeuren. De krijgsauditeur Desaegher alsook de Voorzitter Matton
hebben ingezien dat het hier om persoonlijke veten en lichtzinnige
partijpolitiek ging, maar in Gent was de uitspraak 15 jaar …
… Mag ik aan Hare Majesteit
vragen deze straf te zien verminderen of vervallen. Het is nu reeds van 7
september 1944 dat Boncquet aangehouden is …
…Ge kunt wel begrijpen dat
ik niet zonder reden aan Hare Majesteit zou willen smeken mijn geval te
verzachten. Vraag eens aan den Eerwaarde Heer Pastoor Mathys en aan Eerwaarde
Heer Christiaans onderpastoor in Zonnebeke, ze zullen U wel inlichten wie
Boncquet is.
Aan het gemeentebestuur van
Zonnebeke is het nutteloos vragen te stellen want ik zeg op voorhand, dat ze de
schuld zijn dat hij zulken groote straf opgelopen heeft.
Mag ik aan Hare Majesteit
Koningin Elisabeth vragen deze zaak te willen onderzoeken, want er was hier
geen verklikking nog aanhoudingen, juist eenige fanatiekers die alles op het
spel gezet hebben met valsche beschuldigingen om hem te treffen, ja ware hij
schuldig zou ik me schamen om mij tot Hare Majesteit te richten, maar ik ben er
zoo zeker van dat hij onschuldig is …”
In een brief, op 6
februari 1948 gericht aan de Minister van Justitie, komt ze nog eens terug op
dat beroep na de uitspraak van het Krijgshof:
“… Het ware me toegelaten
aan den Heer Minister te mogen vragen het geval van Boncquet Donaat eens te
willen onderzoeken daar ze hier een groote onrechtvaardige straf hebben
toegediend. Op de krijgsraad te Ieper die de plaatselijken toestand onder oogen
genomen hebben, hebben de maximum straf van 5 jaar tegen hem uitgesproken plus
50.000 fr burgerlijke partij aan den staat (die reeds vereffend is) maar de
tegenpartij die beroep aanteekende, merk goed op niet den Auditeur.
De kasteelheer onzer gemeente
een links element die veel prestige op het beroepshof te Gent uitoefent door
familieleden en aanhangers heeft achter de scherm gewerkt tot hem 15 jaar
buitengewone echtenis bekwam. Het is hier goed gekend dat hij al zijn macht
gebruikt heeft om tot dit resultaat te komen, zelf deed hij opmerken aan
personen achter de uitspraak van 13 maart 1946 voor beroepshof te Gent (zie wel
dat hij meer dan 5 jaar heeft), daaraan moet men besluiten dat hij als liberaal
niets onverlet gelaten heeft om zijn persoonlijke wraak uit te oefenen gezien
den toestand van het ministerie die dan aan de macht was …”
Welke waren de nu
de feiten die Boncquet ten laste werden gelegd die tot zijn veroordeling hebben
geleid?
Substituut Maenhout
vermeldt de daden in zijn verslag van 1 april 1946, ten gevolge van het
indienen van het eerste genadeverzoek van Victorine Boncquet:
“Hij was lid van het V.N.V.
sinds 1933 en bleef zulks gedurende gansch de bezetting. In het begin der
bezetting namelijk op 9 Januari werd hij tot burgemeester van de gemeente
Zonnebeke aangesteld, ambt dat hij bleef uitoefenen tot het einde van de
bezetting. In deze hoedanigheid bestuurde hij de gemeente Zonnebeke met
medewerking van de V.N.V. schepenen Vandelanoote Arthur en Cools Celest,
volgens de richtlijnen welke hij ontving van het V.N.V. en de bezettende
overheid. In zijn gesprekken, zoowel op het gemeentehuis, als op de gemeente
trad hij actief op als propagandist en
verspreidde de V.N.V. gedachte bij zijn medeburgers. Ook zette hij sommige
personen aan om toe te treden tot het V.N.V. o.a. Delhaye Marcel.
Als burgemeester stelde hij
het gemeentehuis ter beschikking van antivaderlandsche vereenigingen zooals
onder meer de Unie.
Betichte zelfs verklaart
slechts gehandeld te hebben in het belang der gemeente en dezes inwoners, en
slechts de hoogst noodige administratieve relaties met de bezettende macht te
hebben onderhouden.
Boncquet Donaat wordt ook
beschuldigd een reeks personen aan gestrengheden vanwege de vijand te hebben
blootgesteld en namelijk Pastoor Lammers, Brigadecommandant Verpreet Antoon,
Lapauw Séverin, Berry Edouard, Hoflack Odiel, Van Haverberke Marcel en Iweins
Emmanuel[1].
Hij zelf ontkent ten
stelligste ooit iemand aan den vijand te hebben aangegeven.”
In een nota van 26
augustus 1946 deelt het Auditoraat-Generaal aan de minister van Justitie mee
dat Boncquet van de verklikking van pastoor Lammers, die meer dan een maand van
zijn vrijheid werd beroofd, vrijgesproken werd. De overige verklikkingen, die door het Hof als
bewezen zijnde werden weerhouden, hebben voor de slachtoffers als gevolg gehad:
geldboeten, huiszoekingen en morele verontrustingen door de Duitsers. Daarvoor
werd aan Hoflack en Van Haverbeke ieder 6.000 Fr. schadevergoeding toegekend.
Verdere opzoekingen wijzen uit dat de familienaam
van de pastoor hoogstwaarschijnlijk verkeerd geschreven werd, de juiste
schrijfwijze is Lammens volgens info op westhoekverbeeldt.be, vermeldend
dat Gerard Lammens, geboren te Zonnebeke op 25 januari 1890, een controversiële
figuur was. Hij werd in augustus 1941 opgepakt als politiek gevangene en
gearresteerd. Hij had het processieverbod van de Duitsers op 15 augustus aan
zijn laars gelapt en tijdens die plechtigheid had hij bovendien een anti-Duits
sermoen uitgesproken. Hij werd gedurende zes maand opgesloten in de gevangenis
van Merksplas. In december 1942 nam hij uit schrik voor nieuwe moeilijkheden de
wijk naar Frankrijk. Gebroken en ziek keerde hij in 1947 terug en overleed te
Roeselare op 1 augustus van dat jaar. Ondertussen was te Zonnebeke Arthur
Matthys als nieuwe pastoor benoemd in februari 1943.
Na het ontslag van burgemeester Vandenbulcke en
vóór de aanduiding, enkele maanden later, van vervanger Boncquet wordt de
functie van burgemeester een tijdje uitgeoefend door schepen Petrus Durnez, die
na de bevrijding opnieuw dienstdoende burgemeester wordt. Hij wordt echter
afgezet als gemeenteraadslid door de nieuwe gouverneur van de Belgische
regering en op 26 juni 1945 vervangen door schepen Cyriel Graf, die de functie
waarneemt tot eind 1946[2].
Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te
Ieper van 26 april 1949 wordt landbouwer Petrus Durnez, geboren te Geluveld op
15 februari 1883, ontheven van de opgelegde vervallenverklaring.
Hij overlijdt te Zonnebeke op 19 augustus 1949.
Petrus Durnez wordt tijdens de bezetting als
schepen vervangen door paardenkoopman en herbergier Arthur Vandelannoote,
geboren te Beselare op 14 augustus 1903, die bij besluit van 6 juni 1942 (B.S.
van 7 juni 1942) aangeduid wordt om het ambt van schepen waar te nemen.
De Krijgsraad van Ieper veroordeelt Vandelannoote
op 24 september 1945 tot 20 jaar dwangarbeid, in 1947 herleid tot 7 jaar gewone
hechtenis.
De feiten die hem ten laste worden gelegd, op basis van het verslag van substituut Maenhout van 29 april 1947:
“Veroordeelde
was lid van het V.N.V. sinds 1933; in 1936 werd hij afdeelingsleider van het
V.N.V. te Zonnebeke. Gedurende de bezetting trad hij zeer aktief op als
dusdanig: hij organiseerde regelmatig vergaderingen van het V.N.V., leidde deze
en voerde ook af en toe het woord. Hij richtte “Kameraadschapsavonden” in voor
het vertrek of de terugkomst van soldaten van het Oostfront.
Hij
bekent eveneens op VNV-vergaderingen het grijshemd van de VNV-hulpbrigade
gedragen te hebben. In het jaar 1942 aanvaardde hij, op aanraden van het V.N.V.
de funktie van schepen te Zonnebeke in vervanging van P. Durnez dewelke
afgesteld was. Als paardenhandelaar heeft hij vrijwillig, met zijn paarden, en
uit winstbejag, gedurende enkele maanden vervoer verzekerd voor den vijand op
de vliegvelden van Wevelgem-Moorslede. Op het einde der bezetting leidde hij de
versperringswerken dewelke op zijn gemeente dienden uitgevoerd voor rekening
van den bezetter. Hij is eveneens plichtig aan aanwerving voor militaire
formaties.”
Arthur Vandelanootte komt voorwaardelijk vrij op 8
juni 1948 onder voogdij met verbod zich in het arrondissement Ieper te
vertonen.
In het laatste jaar van de bezetting wordt nog een
tweede oorlogsschepen aangesteld, landbouwer Celest Cools, bij besluit van 21
april 1944 (B.S. van 23 april 1944).
Celest Cools, geboren te Passendale op 3 maart
1899, wordt op 21 augustus 1945 door de Krijgsraad van Ieper veroordeeld tot
een jaar gevangenisstraf en voor een termijn van twintig jaar ontzet van de
uitoefening van bepaalde rechten wegens vijandelijke politiek en propaganda.
De meer specifieke feiten die aanleiding hebben
gegeven tot zijn veroordeling worden vermeld in het verslag van substituut
André De Pover:
“Gedurende
de laatste maanden van de bezetting is hij schepen benoemd geweest der gemeente
Zonnebeke, dit door tusschenkomst van arrondissementscommissaris Boonen van
Ieper.
Hij
was Duitschgezind en had zekere levendige sympathieën voor het nazi-regime. Hij
heeft daardoor propaganda gemaakt in zijn omgeving.
Hij
is gemeenteoverste der boerenwacht en kantonleider van de N.L.V.C. geweest.
Hij
zou de schuilplaats van een gevallen geallieerd parachutist aan de Duitschers
bekend gemaakt hebben en de familie Beheyt (zijn schoonouders) en zekere
partisanen aan de Duitschers verklikt hebben. Betichte loochent beide feiten
ten stelligste.
Hij heeft de gebroeders Menu, welke als zwarten opgespoord werden, gedurende
enkelen tijd bij zich verdoken gehouden.
Hij
heeft toezicht uitgeoefend op verdedigingswerken door de Duitschers uitgevoerd
te Zonnebeke.
Verdachte
is soldaat geweest bij het Belgisch leger, Jagers te Voet.”
Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te
Ieper van 13 december 1949 wordt hij ontheven van de uitgesproken ontzetting
van die rechten.
Hij komt vrij op 8 december 1945.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten