Beselare: oorlogsburgemeester Leon Baert
Landbouwer Camillus “Kamiel” Soenen, geboren
te Beselare op 15 juni 1878 en er overleden op 17 februari 1954 , is
burgemeester van Beselare vanaf 1 januari 1939.
In het Belgisch Staatsblad van 27 juli 1941 verschijnt
het besluit dat hem op 26 juli 1941 ontslag uit zijn ambt wordt “verleend”.
Hij wordt op dezelfde dag vervangen door Leon
Baert, geboren te Rumbeke op 15 februari 1890, handelaar in bouwstoffen en
gehuwd met Martha Vermeulen. Het gezin telt een dochter, Andrea.
Nog tijdens de bezetting, op 23 juli 1941,
wordt schepen Petrus Ghekiere vervangen door gemeenteraadslid Charles Bayart[1].
Op 7 september 1944, tijdens de bevrijding
van Beselare, wordt Leon Baert geïnterneerd en op 27 september 1944
overgebracht naar het interneringskamp in Sint-Kruis Brugge en naar het
interneringscentrum te Kortrijk op 12 december 1945.
Bij zijn voorlopige vrijlating op 7 januari
1946 verklaart Baert zich te begeven naar Esquelmes bij Juul Vanderbeke.
Het Belgisch Staatsblad publiceert op 11
april 1947 het vonnis, geveld door de Krijgsraad van Ieper op 27 december 1946,
waarbij Leon Baert veroordeeld wordt tot zestien maand gevangenisstraf en een
geldboete …
“… uit hoofde van: om gedurende de jaren 1940 tot 1943
kwaadwillig ’s vijands politiek of plannen in de hand te hebben gewerkt; 1943
tot 1944, wetens, een vijandelijke propaganda te hebben geleid, beide
misdrijven uit winstbejag.”
Hij sterft te Ieper op 7 februari 1969.
Kamiel Soenen wordt opnieuw burgemeester
vanaf 8 september 1944.
In De Poperinghenaar van 25 november
1944 verschijnt op bladzijde 6 volgend artikel:
“Heer Burgemeester, Camiel Soenen, heeft eervol
ontslag genomen. In 1941 werd hij door de Duitschers afgezet. Na
de bevrijding betrok hij weer zijn post. Hij was ’n voorzichtige en kalme burgervader.
In buitengewone zitting van den Gemeenteraad, onder
Voorzitterschap van den Heer Arrondissementskommissaris, werden verkozen:
- Burgemeester: Maerten Abel;
- 1ste Schepen: Lameire Henri;
- 2de Schepen: Masschelein Pol.
Heer Abel Maerten is schoolhoofd der gemeenteschool
sedert 1927. Gedurende de oorlogsjaren was hij chef van de maquis. Hij ontkwam
als bij mirakel, den moordenden kogel bij ’n razzia op 23 juli. Dan dook hij
onder met zijn zoon Willy. Van daaruit zette hij onverdroten zijn werking
voort. Op 7 september 1944 stapte hij aan het hoofd zijner Witte Brigade en
bezette Stadhuis en Kerketoren. Op 21 november werd hij verkozen tot
Burgemeester van Beselare. Proficiat!”
De familie Maerten van Beselare is actief in
het verzet. Abel Maerten, geboren te Beselare op 11 november 1893, is gewapend
weerstander bij het Geheim Leger en schuiloordoverste van de zone III – sector
Ieper-Beselare.
Zijn zoon Wilfried “Willy”, geboren te
Ploegsteert op 5 december 1922, en zijn dochter Geneviève, geboren te
Ploegsteert op 4 april 1924, behoren tot de gewapende weerstand.
Na de razzia van 23 juli 1944 en het
onderduiken van Abel Maerten neemt Paul Maerten, geboren te Beselare op 13
oktober 1895 en broer van Abel, de leiding over van de zone III. Na de oorlog
wordt ook hij erkend als gewapend weerstander, net als zijn dochter Paula,
geboren te Beselare op 7 december 1926.
Mede aan de basis van de razzia ligt André
Van Wassenhove, althans volgens het verslag van 28 maart 1947, waarin de feiten
uiteengezet worden door de Auditeur-Generaal.
André Van Wassenhove, geboren te Brugge op 18
maart 1906, wordt op 10 oktober 1945 door de Krijgsraad van Ieper en op 30 juli
1946 door het Krijgshof te Gent tot de doodstraf veroordeeld wegens wapendracht
tegen België, vijandelijke politiek en verklikking aan de vijand.
De doodstraf wordt omgezet in levenslange
dwangarbeid en nog later in 18 jaar hechtenis. Op 15 oktober 1951 komt hij
voorwaardelijk vrij onder voogdij, met verbod zich te Ieper te vertonen.
Bij de behandeling van zijn genadeverzoek zet
het Consultatief Comité der gevangenissen van het Ministerie van Justitie op 24
oktober 1950 de zaken nog eens op een rijtje:
“In Mei 1940 was veroordeelde gouwsecretaris van het
Verdinaso. In Juli 1940 nam hij ontslag. Bij het ontstaan der eenheidsbeweging
VNV trad hij toe tot deze organisatie en werd lid van de arrondissementsraad
voor Ieper.
Einde 1941 stichtte hij de plaatselijke afdeling der
De Vlag, waarvan hij celleider werd. Hij voerde een actieve propaganda en
verwezenlijkte de aanwerving van talrijke leden; weldra bracht hij het tot
gewestleider voor Ieper; hij bekleedde insgelijks de functie van
Voorzorgsreferent. Wanneer de De Vlag meer en meer naar de onvoorwaardelijke
collaboratie met Duitsland streefde, werden door Van Wassenhove de opdrachten
der Centrale steeds slaafs en onmiddellijk uitgevoerd.
Als gewest- en celleider van De Vlag genoot
veroordeelde het vertrouwen en de steun der officiële Duitse instanties. Hij
legde de eed van trouw aan Hitler af.
In opdracht der De Vlag-leiding stichtte hij te Ieper
het Veiligheidskorps.
Als leider van het V.K. heeft hij deel genomen aan
acties in samenwerking met en onder leiding van de Duitsers, n.l. te Doornik en
in Limburg. Tijdens deze acties werden talrijke patriotten en bondgenoten
gedood, gewond of aangehouden.
In Juli 1944 organiseerde hij, samen met de
Kommandantur van Roeselare en de Feldgendarmerie, een actie te Beselaere. Hij
gaf persoonlijk opdracht aan zijn volgelingen aan deze actie deel te nemen en
gaf hun onderrichtingen aan de hand van een plan met aanduiding van de
plaatsen, waar diende opgetreden. Ter plaatse bleef hij in contact met de
Duitse officieren die de actie uitvoerden. Tengevolge van deze razzia’s werden
verscheidene personen naar Duitsland gevoerd. Een keerde terug, volledig
gebroken, terwijl een ander overleed[2]
…
… Bij de bevrijding organiseerde hij de vlucht van
talrijke verraders. In Duitsland bleef hij een actief medewerker van de De Vlag.
Hij was gouwleider in Halle en ging later naar Berlijn, waar hij dienst nam in
de Waffen SS[3].
Elementen tot staving van het genadeverzoek:
De verdedigers van veroordeelde stelden een
uitgebreide nota op waarin ze de weerhouden feiten trachten te weerleggen …
… 5) Razzia te Beselaere op 23.7.1944.
Het is niet uitgemaakt wie deze actie voorbereidde.
Het gedeelte van het dossier, waar dit geval behandeld wordt, getuigt van de
onvolledigheid van ’t onderzoek:
- Volgens het verslag van de heer Deuvaert was de
eigenlijke verklikker een genaamde Deboutte en bestond er een stuk
betreffende “de hetze van Beselare” met aantekeningen van de hand van
Deboutte. Dit stuk werd samen met twee andere, waarop al de namen vermeld
waren van de personen, die tijdens de razzia aangehouden werden, door de
VNV-arrondissementsleider Dedullen aan de Kreiskommandantur gezonden.
- De meeste aangehoudenen beschuldigden de
plaatselijke VNV-leiders.
Nochtans werden deze personen niet ernstig ondervraagd
door de onderzoekende magistraat.
In de verklaringen van verschillende getuigen komen
tegenstrijdigheden voor en geen enkele is formeel bezwarend voor Van
Wassenhove.
Sonderführer Motz sprak tijdens het onderhoor over een
lijst van “Sammler” d.i. werkelijke verklikkers, die op de Kommandantur
berustte; de naam Van Wassenhove is er niet op vermeld.
De heer Auditeur-Generaal ontmoet en bespreekt de
gegevens vervat in de nota der verdediging: …
… Van Wassenhove speelde wel een leidende rol: de
actie werd geleid door de Sipo, versterkt met Duitse soldaten en leden van het
V.K. der De Vlag, van welk korps veroordeelde de leider was. De genaamden
Dedullen en Deboutte werden vrijgesproken van deze feiten[4].
De Heer Auditeur-Generaal trekt het besluit dat de
gepleegde feiten voldoende bewezen blijven en dat niets aanduidt dat ze ten
onrechte zouden weerhouden zijn.”
Over Deuvaert, waarvan sprake in het verslag
hiervoor, vinden we meer gegevens in de verdedigingsnota, een memorandum, dat reeds
op 12 januari 1950 gericht werd aan de Minister van Justitie door advokaat Jan
Gorissen.
Deuvaert was commissaris bij de
staatsveiligheid en schreef op 19 september 1945 in een rapport overgemaakt aan
de militaire auditeur te Ieper:
“De eigenlijke verklikker van Beselare is een zekere
Deboutte Marcel … Naar alle waarschijnlijkheid dus was Deboutte Marcel een
inlichtingsagent van de GFP, maar dit feit kan niet bewezen worden. Tevens
blijkt het dat bijna niemand kan bewijzen dat het werkelijk Deboutte Marcel
geweest is die de personen verklikt heeft, temeer daar André Van Wassenhove,
Laton Daniel, e.a. van dit feit niet op de hoogte zijn.
Nochtans zijn er verschillende fotoafdrukken in omloop
betreffende een afschrift nopens de “Hetze te Beselare”[5].
Dokter Lefever[6]
van Beselare zou er een bezitten. Naar het blijkt zou deurwaarder Roegiers van
Ieper zelfs het oorspronkelijk afschrift in zijn bezit hebben. Op het afschrift
zijn enkele nota’s bijgeschreven met de hand. Die nota’s nu zouden van de hand
van Deboutte Marcel komen. Dus moet het wel degelijk Deboutte geweest zijn
welke de verdachte elementen van Beselare bij de GFP te Kortrijk aangegeven
heeft. Deboutte Marcel was ook in nauwe relaties met Sonderführer Motz van de
Kommandantur van Roeselare.”
In het Belgisch Staatsblad van 2 februari
1946 wordt de vervallenverklaring gepubliceerd van de mandaten der onwaardige
gemeenteraadsleden, o.a. Cardoen E., Deboutte, Degryse, Ghekiere P. en Waignien
uit Beselare.
Op 18 maart 1946 publiceert het Belgisch Staatsblad
een beroep tegen een vervallenverklaring van het mandaat van Charles Bayart. “Overwegende
dat naar het grondig onderzoek bewezen blijft dat den betrokkene geen enkel
bezwarende feit kan aangetekend worden” wordt zijn mandaat niet vervallen
verklaard.
Opmerkelijk is ook dat drie onderwijzers op
29 april 1946 gevonnist worden door de Krijgsraad van Ieper “om gedurende de
jaren 1940 tot 1943 ’s vijands politiek of plannen in de hand te hebben gewerkt”:
- René Grimonprez,
geboren te Rekkem op 29 maart 1897, veroordeeld tot vier maanden en 26
dagen gevangenisstraf en twee jaar politietoezicht;
- Michel Debrabandere,
geboren te Izegem op 29 juli 1882, veroordeeld tot negen maanden en vijf
dagen gevangenisstraf en twee jaar politietoezicht;
[1]
Geboren te Beselare op 21 mei 1901.
[2]
Marcel-Maurice Bouckenooghe, geboren op 1 december 1887 te Beselare, overleden
op 7 mei 1945 te Ludwiglust (D) op 57-jarige leeftijd, echtgenoot van Gabrielle
Lemaître. Werd op 23 juli 1944 door de Duitsers gevangen genomen. Overleden in
het Amerikaans hospitaal in de nacht van 7 op 8 mei.
[3]
Uit brieven door Van Wassenhove in Duitsland geschreven blijkt dat hij tot het
laatste toe de zaak van de vijand is blijven dienen en in een schrijven
gedagtekend van 8 februari 1945 drukt hij nog zijn hoop uit binnenkort, als
soldaat, Vlaanderen in te marcheren (bron: verslag van de Auditeur-Generaal van
28 maart 1947).
[4]
Georges Dedullen, geboren te Vinkem op 25 augustus 1902 en Marcel Deboutte,
geboren te Beselare op 22 augustus 1910, werden op 18 juni 1947 door het Krijgshof
te Gent veroordeeld, respectievelijk tot 15 jaar buitengewone hechtenis en drie
jaar gevangenis.
[5]
Op 14
juni 1944 laat Georges Dedullen, arrondissementsleider van het VNV Ieper, aan
de Feldgendarmerie van Ieper weten dat hij het document “Hetze te Beselare” aan
de Kriegsvervaltungsrat, Dr. Rothkamp te Roeselare heeft overhandigd. De documenten zijn opgenomen in het
hoofdstuk “Bijlagen”.
[6]
Dokter Antoine Pieter Defever, geboren te Tielt op 2 november 1902, huwt op 10
september 1931 met Marie Antoinette Bayart, de zuster van Charles Bayart. Na de
gemeenteraadsverkiezingen van 1946 wordt Antoine Defever, vanaf 1 januari 1947,
burgemeester van Beselare.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten